Cairienije, Anneke
oen wonder r
kaaóje ClOitneuó
2
en de
-fc TELEVISIE 4-
ERGENS in het wijde, vlakke pol
derland ligt het kleine onoog
lijke dorpje. Een slingerende dijk
vol kuilen en bezaaid met grote en
kleine keien verbindt het met het gro
te leven. Deze dijk is niet berekend
op snelverkeer en dat is maar ge
lukkig ook. De dorpsmensen hebben
het niet erg op al dat gevlieg en
gejakker. Allemaal maar duivels
werk! Een boerenwagen met een
paard er voor gaat toch vlug genoeg?
- KORT VERHAAL
vaa n. VINGERLING
Aan deze kromme dijk woont,
even buiten het dorp, Janus Joris-
sen met zijn moeder. Janus wordt
al een oude vrijgezel, tot inwendig
verdriet van zijn moeder en een ze
kere Catrientje. Die begrijpen Janus
niet! Moeder Jorissen zegt nem zo
vaak, dat het leven voor een-man
alleen niets gedaan is. Straks zou zij
ook niet meer op deze wereld zijn
en wat moest Janus dan beginnen?
En hij behoefde toch waarlijk niet
te wachten, tot hij voldoende spaar
centen bij elkaar had! Was zijn va
der geen welgestelde boer geweest?
En Catrientje?
Och ja, die arme Catrientje! Ze
bleef maar op Janus wachten! Ze
had reeds eerder op hem gewacht en
hem ook gekregen! Wat was ze toen
gelukkig geweest! En heus niet al
leen, wanneer ze samen met Janus
liep te wandelen door de wijde pol
ders, dromende van hun toekomst,
die een geheim moest blijven tussen
Janus en haar en waarvan alleen
het stille maantje iets wist. Maar
die zou wel zwijgen.
Dat geluk van Catrientje was ech
ter slechts van korte duur geweest.
Ze had al spoedig gemerkt, dat zij
niet alles meer was voor Janus.
Toen was de bom gebarsten en van
af dat moment was Catrientje alleen
maar Catrientje en meer niet.
De eigenlijke oorzaak van Janus'
vrijgezellenleven lag natuurlijk er
gens anders. Die lag in de grote
stad! Daar kwam Janus de laatste
tijd nog al eens. Goeie mensen, wat
hij daar allemaal voor „moois" had
gezien! Dat was niet in zijn koude
kleren gaan zitten! Zoals de vrou
wen en meisjes er daar rondliepen
en uitzagen, nu daar kon Catrientje
gewoon Diet aan tippen. Trouwens
niet één uit dit achterlijke dorp, waar
de mensen niet wisten wat er in de
wereld te koop en te zien was. Zelfs
Jannie van de dominee niet, en die
wist anders toch wel hoe ze zich kle
den moest.
Kijk, en zo'n vrouw moest Janus
nu hebben of anders niemand! Een
vrouw, waar hij mee voor de dag
kon komen; waar hij een beetje trots
op kon zijn! Hij zou net zo lang
blijven wachten, tot die komen zou.
En al zou dat nog lang moeten du
ren, Janus had geen haast.
Zo was Janus Jorissen, ondanks
Catrientje, dertig jaar geworden en
nog steeds vrijgezel.
Maarlaat die éne nu toch wer
kelijk komen! Het was Janus of er
een wonder met hem ging gebeuren
en hij wist, vanaf het eerste ogen
blik dat hij haar had gezien, zijn
Oosten niet meer uit zijn Westen. En
dat had hij toch anders altijd goed
geweten
De dokter had er een assistente
bij nodig. ZijD gewone praktijk werd
steeds groter en dan bovendien iede
re avond alle mogelijke poedertjes
en drankjes klaar maken, het werd
hem te bar. Er moest maar een as
sistente bij komen.
Zo was Anneke-van-de-doktcr het
dorpsleventje binnengestapt. En hoe!
De jongens zeiden al spoedig: „Als
een ster in een donkere nacht!"
„Want overal waar Anneke zich ver
toonde, zag ze er piekfijn uit en was
tegen iedereen, rijk zowel als arm,
dominee of Jan-met-de-pet, altijd
even vriendelijk en hartelijk en op
gewekt. Was dat geen juweeltje om
te stelen? Vooral 's Zondags zagen
de jongens haar maar wat graag en
de dominee kon de laatste tijd ze
ker niet meer klagen, dat er zo wei
nig jeugd in de kerk kwam! Want
's Zondags zag Anneke er uit als een
zonnetje, al regende het nog zo
hard! Het was alleen maar zo ver
velend, dat ze nooit alleen was. In
week ook niet, behalve dan 'a
morgens, wanneer ze even naar de
slager of de kruidenier moest. Maar
ja, dan zaten de meeste jongens op
het land.
Maar, zoals gezegd, Janus Jorissen
onderging de komst van Anneke
als een wonder. Zij had het klaar ge
speeld om in zijn „oude" hart een
brandend, heimwee-achtig verlangen
wakker te roepen naar het verloren
geluk. Was dit verlangen niet „het"
bewijs van waarachtige, diepe en
zuivere liefde?
Moeder Jorissen maakte zich in
het begin een beetje ongerust. Vroe
ger mankeerde Janus nooit watl
Vroeger, ja, toen was er met hem
zoveel anders. Maar gelukkig, Ja
nus kwam telkens nogal opgewekt
van de dokter terug. Die had niets
kunnen vinden!
Maar Janus had in de wachtkamer
groot nieuws gevonden. Hij had daar
vernomen, dat de dokter een televi
sietoestel had gekocht. De wachtka
mer was stampvol geweest, want er
waren de laatste tijd veel patiënten,
ook la Janus Jorissen! Men had
er druk over geboomd. Die dokter
toch! Sommigen vonden het niets ge
daan, want televisie dat was toch
y/yAS dat geen wonder, dat die jonge
Samuël zo trouw de dienst ver
richtte voor het aangezicht des Heren?
Eigenlijk toch wel.
Wij zeggen: Wie met pek omgaat,
wordt er mee besmet. En Samuël ging
met pek om. De plaats waar hij werk
te was op zichzelf wel goed. Samuël
was jongste bediende in het heiligdom
te Silo. Maar de priesters Hofni en
Pinchas waren zijn chefs. En dat wa
ren lieden met pek-zwarte zielen.
Voor het ..doch" van onze tekst (1
Sam. 1:18) doet de Bijbel een boekje
open over deze heren. „Kinderen
Belials" waren het. goddelozen in opti
ma forma. En daar ging die opgroeien
de knaap elke dag mee om.
Maar 't ging goed met hem: Samuël
diende voor het aangezicht des Heren.
Dat mag wel een wonder heten.
Veel ouders zijn er tegenwoordig
bang voor hun kinderen o:j de wereld
los te laten. Ik begrijp dat best. Want
die wereld is slecht en er lopen inder
daad heel wat kinderen Belials rond.
Menig vader en moeder wil z'n kind
maar bü zich houden. Zo lang het
maar even kan. Ze zijn bang voor het
pek, dat besmet.
Maar moeder Hanna' liet haar zoon
tje al op die wereld los, toen het nog
ternauwernood aan gewoon eten ge
wend wasEn het ging goed en het
bleef goed gaan.
Een wonder?
zo iets raars! Dan kon je alles zien
wat je hoorde! En dan moest het
licht uit in de kamer. Net een film!
Was dat nu een goed voorbeeld voor
een dokter: een film in je eigen ka
mer. Moest de kerkeraad daar geen
stokje voor steken?
Janus had geen deel genomen aan
het debat. Vervuld van een plotse
ling opgekomen plan was hij de hele
wachtkamer vergeten. Twee dingen
hadden zijn geest volkomen in be
slag genomen: de televisie en An
neke. En Janus had die twee spoe
dig gecombineerd. Dit werd de kans
van zijn leven!
De volgende avond stapte Janus
weer Daar het doktershuis. Had de
liefde hem eerst vindingrijk ge
maakt, hij werd er nu door bemoe
digd. Hij was op weg, de dokter te
vragen of hij de eerste televisie-uit
zending mocht komen bekijken. Dan
sloeg hij twee vliegen in een klap:
hij zou als een der eersten van het
dorp televisie zien en, wat belang
rijker was!, hij zou met Anneke in
een donkere kamer zitten!
Moedig belde hij aan. Maar plotse
ling realiseerde hij zich, dat hij pre
cies op het spreekuur was gekomen.
Hoor, daar klonken reeds voetstap
pen achter hem op het grintpad.
Nog meer patiënten dus. Maar Ja
nus voelde zich helemaal niet ziek,
integendeel! Toch vroeg hij zich af,
of de dokter het niet een beetje in
de gaten kreeg, waarom hij eigen
lijk zo vaak kwam tegenwoordig.
Stel je voor, dat Anneke hem ook
door had! Dan
Met een brede zwaai werd de deur
van het doktershuis geopend en met
een vriendelijk: .Goeden avond, he
ren!" Het leek echter wel, of Janus
ineens alle moed verloren had. Zon
der een woord te zeggen over het
Maar ik weet toch iets van het ge
heim van dut wonder.
Van moeder Hanna vertelt de Bijbel
niet zo erg veel. Maar overal waar in
die eerste hoofdstukken van het boek
Samuël Hanna ten tonele komt, is zij
bezig met bidden en offeren.
Zij heeft voor de geboorte om haar
kindje gebeden.
Biddend heeft zij haar kind aan
de Here gewijd.
En biddend weefde zij elk jaar
maar weer een stuk ondergoed, dat
Samuël onder zijn levietenkleed kon
dragen.
En telkens kwam zij naar Silo om
zich en haar kind opnieuw de Here te
offeren.
En haar kind noemde ze Samuël:
God hóórt!
Die Samuël werd omringd met de
gebeden en de offers van een gelovige
moeder.
Daarom ging het goed met hem.
God gaf Samuël de Heilige Geest
op de gebeden en de offers van zijn
moeder.
Ja de wereld is slecht.
Maar ouders die biddend hun kindje
verwachten, biddend hun kind aan de
Here wijden en die opgroeiende knaap
en dat groter wordende meisje telkens
iets meegeven wat ze van pas komt
in de dienst des Heren (zoals Samuël
doel van zijn komst, werd hij met
een lieftallig gebaar door Anneke de
wachtkamer binnengeloodst, tegelijk
met de andere „patiënt"! Eenmaal
gezeten, werd Janus kwaad op zich
zelf. Hij was toch eigenlijk een gro
te sufferd. Hij mankeerde letterlijk
niets en toch zat hij hier wéér! En
voor de zoveelste maal! Waarom
was hij niet even in de gang blijven
staan en had hij Anneke verteld
waarom hij gekomen was? Waarom
waren de woorden hem in zijn keel
blijven steken? Was hij daarvoor
dertig jaar geworden? Hij leek nota
bene wel een klein kind! Maar
wacht, er werd weer gebeld. Met
een sprong hij overeind en liep in
de gang Anneke haast onderstebo
ven. Deze liep een beetje beduusd
door en liet de volgende patiënt bin-
Toen kwam ze bij Janus en bleef
staan. Janus zag dat ze een beetje
kleurde. Niete geen wonder, vond hij.
Dat deden immers alle meisjes, wan
neer ze de ware Jakob tegenkwa
men? Nu moest hij natuurlijk erg
lief beginnen.
„Dag!" zei hij.
„Dag, Janus!" antwoordde Anne
ke en ze kleurde weer. Janus ont
roerde er een beetje van, maar liet
dat natuurlijk niet merken. Hij voel
de zich meester van de situatie en
dat moest hij nog even zien te blij
ven. Maar wat zou hij nu zeggen?
Anneke was hem echter al voor en
dat bracht Janus op zijn beurt van
stuk.
„Wat is er, Janus?"
„Ja... eh... Annekeikeh...
is de dokter... ehmisschien ook
evenehte spreken?"
„Ja zeker, maar dan moet je op
je beurt wachten!"
Blijkbaar beschouwde zij de zaak
hiermee als geëindigd en verdween
ergens achter een deur. Ja, er bleef
Janus dus niet veel anders over dan
maar weer terug naar zijn stoel in
de wachtkamer te gaan. Deze was
echter intussen door de laatste
patiënt ingenomen, maar dat betreur
de Janus niet in het minst. Een
mens moet er ook wat voor over
hebben! Maarwat drommels,
wie was dat? Het bloed joeg hem
naar de kaken. Verdraaid, daar
zat...... Catrientje! Ja, het was Ca
trientje. Nee, hier bleef hij niet. Hij
vloog nog liever naar de maan. Hij
bleef hier niet! Weg moest hij. Weg!
Resoluut verdween Janus die avond
voor de tweede keer uit de wacht
kamer. In de gang bleef hij even
staan. Wat moest hij doen? Ca
trientje! Toen ging er achter in de
lange gang een deur open: de dok
ter!
„Dokter!" riep Janus.
Het was al een beetje laat gewor
den, toen Janus thuis kwam. Hij was
moe en voelde zich helemaal niet
gelukkig. Het was net of ze hem voor
de gek hadden gehouden. Het was
hem eigenlijk bitter tegengevallen.
O zeker, de televisie was prachtig
geweest, daar niet van. Maar de
rest?
Hij had gewoon gevraagd waar-
Preekstoel in de Herv. Kerk te
Wateringen, afkomstig uit het Huis
Honselaarsdijk. (Zie artikel op
pag. 4).
zijn jaarlijkse „kleine rok" kreeg), mo
gen er op rekenen, dat hun kind gaat
dienen voor het aangezicht des Heren.
Ook al zijn kinderen Belials hun
directe chefs.
Want de Heer is zo getrouw als
sterk.
Leiden. Ds J. PLOMP.
Het bestuur van het waterschap „De Schermer" heeft besloten twee van de
vele schilderachtige molens, die het waterschap rijk is, te laten restaureren.
De molens links en rechts op de foto, die dringend herstel nodig hebben, zullen
zeer binnenkort onder handen worden genomen.
€333153® r o
ZONDAGSBLAD 3 NOVEMBER 1951
7
onze jeuqó-p&qind^p^
HET GROTE AVONTUUR VAN
„DE DOLLE
STiER
gaat op jacht!
ZOEK DEZE IS
NAMEN OP. De
Ontbrekende
letters zyn door
STIPPEN AANGEGE
VEN. C-*U>
15 iiertn/tamen
i K.N.OÉ.OÊ,
i 8SO
J UF. EL,
4K..VN,
5 RE. .IER,
U EL.MD,
Iz 7fl. L$,
[8 M. RTE.,
9. HY. A,
110. W. LF,
11 SIULLÊ.V.,
li. B. R,
13. .HOD.N,
H. IY. 6.
K.OKO..L!
ERGENS, heel ver in de duinen, lag
diep verscholen het hol van de
familie Langoor. Het was een lekker
warm holletje, en als je er naar zou
zoeken, zou je het vast niet vinden.
In het holletje woonden vier haasjes,
Moeder haas en haar drie kindertjes,
Witneusje, Grijsneusje en Langoortje.
Een vader hadden ze niet meer. Die
was gepakt door Ggs de stroper en
z'n hond Rex. Dat was heel erg voor
die kindertjes. Maar ze hadden nog een
moeder, die goed voor hen zorgde.
Ook nu was moeder Haas eten aan
het zoeken voor de kleine baasjes. On
dertussen speelden de kleine haasjes
krijgertje. Och, och. wat hadden ze
een pret. Het was een drukte van
belang in het hol. Kijk, nu was Grijs-
neusje aan de beurt. Ze bolde achter
Langoortje aan. Hop, -nee mis, en nog
eens hop, en ja hoor, Langoortje was
hem nu. O, o, wat een pret hadden ze.
Zo'n pret, dat ze niet eens hun moeder
aan hoorden komen. Pas toen moeder
helemaal binnen was, zagen ze haar.
Toen hielden ze op met spelen.
„Zo", zei moeder, „zo, kflk eens wat
ik nu bjj me heb. Een heel grote
wortel".
De haasjes keken stom verbaasd
Neen, maar, zo'n grote wortel hadden
ze nog nooit gezien. Wat een grote
was dat en wat zou die lekker zijn.
Wortels waren altijd lekker, Je kon er
zo fijn op knabbelen.
Witneus kreeg opeens zo'n honger,
dat hij direct al wilde beginnen. Maar
dat liep niet goed af.
„Foei, stouterd", zei moeder, „wil je
er wel eens af blijven", en ze gaf hem
een tik.
Au, dat deed pijn. Verschrikt dook
Witneusje in een hoekje en wreef met
een pootje de zere plek.
„Nu moeten jullie eens goed luiste
ren", zei moeder toen. De haasjes wer
den opeens stil. Wat zou moeder nu
gaan vertellen?
Luister maar. Moeder zei:
„Jullie zijn nu al zo groot geworden,
dat je nu eens een poosje buiten mag
gaan spelen. Nu, hoe vinden jullie dat?"
De haasjes wisten niet wat ze er van
denken moesten. Buiten spelen, nee,
maar, dat is fijn. Ze waren nog aooit
buiten het hol geweest Nee, daar wa
ren ze nog te dom voor. Maar nu
mocht het. Wat was dat toch erg fijn.
Ze riepen hard: „Hoera, hoeraen
joelden door elkaar. Zelfs Witneus ver
gat z'n honger en z'n pijn. Hij riep
hard mee: „Hoera, hoera
Toen riep moeder: „Stilte 1" en ze
zei: „Denk er om. dat jullie gehoor
zaam zijn. Het is bulten heel erg mooi,
maar ook heel erg gevaarlijk hoor,
denk er om. Jullie bljjven heel dicht
bij me en als ik zeg „Naar binnen!"
dan moeten jullie direct gaan. Beloven
jullie me dat
De haasjes zeiden allemaal „Ja".
„Goed", zei moeder. „Als we dan
terugkomen, eten we die grote wor
tel op".
Och och, wat 'n feest, wat 'n feest!
Buiten spelen en daarna zo'n heerlgke
wortel. De haasjes waren toch zo bljj.
Geen wonder, als Je altijd in een don
ker holletje gewoond hebt, dan wil Je
ook wel eens buiten kflken, nietwaar?
En, ja hoor. Even later hipten de
haasjes naar buiten. Moeder keek eerst
of er onraad was, maar er was niets.
O, o, wat keken die haasjesNog
nooit hadden ze gras of bomen gezien.
Ze keken hun ogen uit Wat was alles
toch mooi en zo gingen ze een leuk
spelletje doen. Natuurlgk haasje over,
dat was een echt hazenspelletje.
Vooral Witneusje vond alles erg
mooi. Hfl keek eens hier en daar en
hé, kjjk nu eens, wat was dat? Wat
Loontje en boontje
'n Erg kort-aangebonden heer rent
'n kappers zaak binnen. Er staat een
man, die hij toesnauwt: „Knippen en
gauw wat ook!" De man kijkt onthust
op.
„Maar meneer, neem me niet kwalijk.
„Niks geen ge-maar, houd Je klets
praatjes maar voor je, daar heb ik geen
tijd voor. Aanpakken en vlug ook, zeg
ik je!"
De man aan 't werk. Toen de heer
klaar was en in de spiegel keek, zag hij
z'n haardos al$ een bos, waarin boutkap
pers rechts en links hadden rondge
slagen.
„Wat heb je nou uitgevoerd!" tierde
hij woedend.
„Het beste, wat ik er van maken kon!
U moet niet vergeten, lk doe het voor
het eerst van mijn leven! De kapper zit
aan zijn middagmaal, weet u, en ik
kwam om iets aan de waterleiding te
maken. Ik ben loodgietersknecht, moet
u weten, maar ja, u ging zo te keer, ik
dorst het heus niet te weigeren!"
lag daar? 't Leek wel 'n wortel, 't Zag
rood. Witneusje liep er naar toe en
hapte. Bah, wat smaakte dat vies. Die
domme Witneus, 't was een stuk steen.
Maar och, dat kon hij toch nog niet
weten Hij had nog nooit steen gezien.
K|jk, daar lag weer iets. Wat zou dat
nu zijn?
O, Witneus, pas toch op, je gaat al
zo ver van je moeder af. Witneus lette
echter daar helemaal niet op Welnee,
er was zo'n hoop moois te zien.
En toen opeens hoorde hg z'n moeder
roepen. Foei, wat schrok hij erg. Hij
keek op, maar hé, waar was moeder
nu? Hoe hij ook keek, hij zag niemand
meer. Wat naar was dat.
Arme, arme Witneus. Moeder was
gauw naar het hol gegaan. Er was
onraad. Die arme Witneus! Hg oe-
greep er niets van, totdat hij ineens
een heel groot beest voor zich zag
staan Van schrik wist Witneus niet
wat hjj moest doen. Vreselijk, wat een
groot beest was dat! En wat een grote
bek had hij.
Die firme Witneus. Angstig begon
hij hard te schreeuwen, maar 't hielp
niets. Nee, zijn moeder hoorde hem
niet meer O, foei, wat was dat nu
weer Wat was die arme Witneus
bang. Hij voelde, dat een grote hand
hem oppakte, bij z'n oren. Och. och,
wat naar. Toen zei een diepe stem:
„Zo'n klein mormel. Jij bent nog te
klein om op te eten, 'k Zal jou eerst
eens een poosje voeren, dan word Je
groot!"
Volgende week slotI
.1
I
Wist Je dat Je van stopverf een hele
boel leuke dingen kunt maken?
Bekijk bovenstaande tekeningen maar
eens goed: een krakeling, een worst,
een schaaltje met verse eieren, een peer
en een zak zout!
Gezien? Probeer dan eens, die voorwer
pen van stopverf na te maken. Eigen
lijk heb je daar klei voor nodig, maar
met stopverf gaat het ook best.
C onze BRievenBUS
Beste nichten en neven.
Tussen de stapel enveloppen van
deze week zaten twee brieven in dat
hele dunne papier, je weet wel, lucht
postpapier. Weet je waar die vandaan
kwamen? Helemaal uit Canada Vinden
jullie dat niet leuk. Vorige week
eentje en nu weer twee. Zij kwamen
van Rina Meyer en Rosa de Koning en
deze twee nichtjes hebben het daar in
dat verre land best naar hun zin.
Rina vraagt of ze eens een briefje in
het Engels mag schrijven. Ga je gang
maar hoor, ik vind het wat leuk post
van je te ontvangen. En Rosa schrijft
me, dat zij in Rijnsburg heeft gewoond.
Misschien ben je daar nog vriendin
geweest met J a n ny de Haan van
wie ik deze week ook een brief kreeg.
Jullie moeten elkaar eens schrijven
zeg. Ik zal het adres van Rosa naar
Janny sturen. Goed? Zo, dat was onze
buitenlandse post. Deftig hé?
En nu iets heel anders. Ik kreeg een
brief van een mevrouw, die mij vertel
de. dat Willy van Prooyen, een meisje
van elf jaar. ziek is Dit meiske zal mis
schien nog een heel poosje moeten lig
gen en heeft niet zo veel contact met
andere kinderen. Toe sturen jullie haar
eens een prentbriefkaart Wat zou ze
dat fijn vinden. Haar adres is: Kamer
316 VJL, Zuiderziekenhuis, Rotterdam.
Doen we dit keer allemaal eens mee?
Meisjes en jongens, voor ik aan de
brievenbus begin wil ik eerst even ver
tellen, wie deze week met een prijs uit
de bus zijn gekomen. Hoofdprijs: Maar
ten de Bruin en troostprijzen: Rudy van
der Brink, Inga Schaafsma, Annie de
Jong en Hammy Boerma. O ja, en voor
ik het vergeet, ik wil even de nichten
en neven die Jarig zijn geweest of dit
dezer dagen zijn feliciteren. Gerry van
Gooi, Loesje van den Broek en Carla
Straaijer, van harte hoor!
Eens even kijken welke brief hier bo
ven op de stapel ligt Ah, die van Aag
je van der Paa. Die wil ook al gaan
corresponderen. Nou en dat wil een
nichtje, die zich „Zwartkopje" noemt
ook Ik zou zeggen Aagje, start jij en
stuur eens een briefje naar „Zwartkop
je", Schenkstraat 151 Den Haag. Jan
nie Vroegindewey stuurde een gezelli
ge brief met allerlei leuke plaatjes ver
sierd. Bedankt hoor. Ik ben deze week
toch heel erg goed bedacht want ik
kreeg heel wat tekeningen. Zo bijvoor
beeld van Dik en Jannie Petit, die
ik natuurlijk ook wil bedanken. Mijn
krielkippen, schrijft Wim Voogt krij
gen al nieuwe veren. Hoeveel heb je
er, Wim? En hier heb ik nog al een die
renvriend en wel Arie Montcban, die
maar liefst vier duiven, twee konijnen,
een bond en een poes er op na houdt
Zeg. Arie, wil jij een dierentuin op
richten? Het geeft niet, Gerard Norde-
man, dat je niet iedere week kunt
schrijven. Als je dan maar om de an
dere keer volhoudt! Margo Schenk
van harte beterschap hoor. En houd je
maar dapper, meiske. De dag. waarop
je weer je bed uit mag komt gauwer,
dan je wel denkt heus.
Wat zijn jullie toch nieuwsgierig, Rie
Trouw, 't is bar, 't is bar. Het ene
nichtje wil weten wanneer ik jarig ben,
de ander waar ik woon en die wil weer
enfin, ik verklap lekker toch niets
over mezelf Ben je nu een pietsie
boos? Nee toch. Weer helemaal beter
Aad Berkman? Fijn zo joh. Lenie Koen
is zo blij met haar prijs. Nou, dat vind
ik leuk. Lenie. Hier weer een neef, die
ziek was, maar nu gelukkig weer naar
school gaat. Het is Teun van Eeren,
die natuurlijk wel de groeten wil doen
aan zijn zusjes Gerrie en Willie. Hallo,
Leen Bravenboer, leuk dat je mee hebt
gedaan. Schrijf je volgende keer zelf
eens of kap je dat nog niet. En hoe
staat het met jou, Plet Ouwens. Ik las,
dat je alweer wat vooruit bent gegaan.
Gelukkig maar en., niet de moed laten
zakken hoor. Joop van Hooff dacht dat
hij de kabouter goed op pad had gehol
pen. Niks hoor, jullie zijn saiben ver
dwaald, want jullie waren helemaal niet
op de goede weg. Ander keertje beter.
Joop. En hier heb ik alweer zo'n mooie
tekening, die ik van Yvonne Pauli heb
gekregen. Ook jij bedankt Nee maar,
krijg ik hier twee brieven van Willy
Lecuwenburgh en Cobie van der Drift,
waarin precies, maar dan ook precies
hetzelfde staat. Zeg, hebben jullie bij
elkaar gespiekt? Ik geloof het haast weL
Wim van der Mey had een leuk idee.
Hij vond, dat de kabouter zo ver moest
lopen en nu wilde hij maar op zijn auto
ped gaan. Niemand houdt je tegen, hoor
Wim. Als de voorstelling doorgaat, wil
ik graag een vrijkaartje van je heb
ben. Inderdaad, Tillie de Kwaadste-
niet het lijkt wel een beetje op een
asyl met al die poesen. Wat zielig zeg,
zo'n klein diertje al zo vroeg bij zijn
moeder vandaan. Ik hoop, dat het weer
goed terecht is gekomen. Wat kan jij
lange brieven schrijven EUie Maas
land en zo netjes. M'n compliment
hoor en dat wil ik ook tegen Greetje
Namink zeggen. Weet je heus niet wat
ik bedoelde. Jannie Boerdam? Als ik
nu eens het woord fornuisje gebruik,
weet je het dan?
Kinders. tot slot weer onze nieuwelin
gen. Het zijn: Izak Wijland, Lenie Trom
mel. Erica van Splunter. Ineke en
Hans Kamp, Pieter Stam, Adric Schou
ten. Henny Spierings, Truus Boele,
Henk Gankema, Sepkje van de Akker,
Piet Hogewoning en Cokkie Brouwer.
Hartelijk welkom in onze kring!
En nu zet ik er toch werkelijk een
streep onder. Een goede Zondag alle
maal en tot schrijfs, jullie
Zus wil helpen. Nu zal 't opgaan wel lukken!