HsL schoolreisje van Roeltje
en
beker
2
ZONDAGSBLAD 28 JULI 1951
^Yldcktecfcidi
KORT VERHAAL VAN FERDINAND LANGEN
Michels is onze man. Dat staat wel vast.
Wat er ook gebeure, hij kan altijd op
ons medeleven rekenen. Tenslotte is hij
hier geboren en getogen, hebben wij zijn
vader nog gekend en sommigen van ons
zeJfs nog zijn grootvader. En dat het zo
slecht is gegaan met zijn Boshotel in de
laatste jaren, wel, dat gaat ons ook aan
het hart. Temeer daar die vreemde in
dringer, die Vertroeven heet. daarvan de
meeste schuld draagt.
Die Verhoeven is hier een paar jaar
geleden gekomen en heelt ons toen al
dadelijk tegen zich ingenomen vanwege
zijn eigengereid optreden en zijn ver
waand gedoe. Daarna heelt hij de rust
in ons dorp grondig verstoord, is aan
het bouwen geslagen en in een omme
zien stond daar zo n grote glazen broei
kas, die ze tegenwoordig een modern ho
tel nomen. Nou, wij hebben onze alkeu-
ring niet onder stoelen en banken ge
stoken, wij hebben onze Miohels van het
Boéhotel eens lerm op de schouder ge
slagen en wij hebben gezegd: van óns
krijgt hij niets, die beunhaas. Onze bak
ker en onze slager zullen hun goede
waar niet naar hem brengen, daar kun
je van op aan. En onze Michels knik
te dankbaar.
Mai
strt
gasten, die elk jaar over ons dorp spoelt
die alschuwelijk lelijke moderne kast van
Vehhoexen bleken te verkiezen boven de
doorrookte zalen van het aloude Bos
hotel toen, nee, toen begonnen onze bak
ker en onze slager niet anders te praten.
Wie dat denkt, kent ons niet. Wij hou
den altijd woord. Maar wel begonnen
onze bakker en onze slager hun brood-
jee en hun runderlapjes aan Verhoeven
te leveren, want tenslotte moeten zij ook
Daar kunnen wij inkomen en dat nam
niemand van ons hun dan ook kwalijk.
Zelfs Miohels niet, die wij ferm op de
schouder bleven slaan.
Vanaf het eerste jaar dat die Verhoe
ven bij ons is gekomen, is het zo geble
ven. Elk jaar zat hij met zijn modern ho
tel tot aan de rok vol met kwetterende
gasten terwijl in het Bortrotel een dood
se stiite heerste. Onze Midhels moe^
zich om zo te zeggen met de overgescho
ten kruimels tevreden stellen en dat
was niet veel. Natuurlijk was ons dat een
doorn in het oog.
De onderwijzer van onze school, die
hier ook niet vandaan komt, maar zich
goea bij ons heeft aangepast, het niet te
hoog in 't hoofd heeft en onze kinderen
heel fatsoenlijk iets bij weet te brengen
daarom vergeven wij hem wel het een
en ander moet eens op een vrije Za
terdagmiddag met Michels zijn gaan
„Miohels", moet de onderwijzer ge
zegd hebben, „als je ook eens wat aan
je zaak ging veranderen".
„Veranderen'1' mort Michels verwon
derd gevraagd hebben.
„Ja", heeft toen de onderwijzer ge
zegd. „een beetje modern comfort. Dat
willen de mensen nu eenmaal tegen
woordig".
En Miohels heeft bedachtzaam geant
woord: „Zo, en wat denk je dat ik dan
zo al moet laten veranderen."
„Nou", zei de onderwijzer, „stromend
water op alle kamers, vaste wastafels en
zoDat zou al heel wat schelen,
dunkt me".
„Denk j» dat?" vroeg Michels wat on
nozel. Hij kan soms zo onnozel schijnen
maar hij is slim genoeg.
„Ja, dat lijkt me wel", zei de onderwij-
Toen moet Miohels vier volle minuten
hebben nagedacht, met de vinger tegen
zijn neus. zoals hij dat kan doen. En ein
delijk moet hij in ons eigen taaltje heb
ben gezegd: „Nou, 't liekt mie niks".
Wie ooit in ons eigen taaltje .,'t Liekt
mie niks" heeft horen zeggen, wéét vaar
hij aan toe is. Dan is het afgelopen. Dan
hoef je 't verder met geen woord meer
te proberen Onze onderwijzer is lang
genoeg bij ons om dat te weten. Hij heeft
dan ook nooit meer met een woord over
dat modern gerief gerept.
Denk nu niet, dat Michels het er ver
der bij heeft laten zitten. Dat hij rustig
toezag hoe zijn Boshotel verliep, terwijl
die Verhoeven.
Nee. dat is niet het geval. Er broeide
wel degelijk iets in zijn hoofd. Maar wij
zijn van dat slag mensen dat de tijd
moet hebben om na te denken. En bo
vendien passen wij er wel voor op, dat
wij, wanneer wij iets beginnen, het aan
alle kanten bekeken hebben. Wij gaan
niet over één nacht ijs.
Maar de afgelopen zomer was het dan
zover met Michels. Wij merkten al in het
oorjaar dat hij bezig was iets te onder
nemen. Er kwamen in het bos rond zijn
hotel stoeltjes en tafeltjes te staan, hij
ging er zelfs zoiets als een terras van
maken. „Let op", zeiden wij tegen elkaar,
„nu gaat het komen En wij keken
meesmuilend naar die Verhoeven
En jawel, de zomer was nauwelijks
aangebroken, of Michels liet overal in
het dorp aanplakken: „Bij mij zingt de
nachtegaal. Elke avond omstreeks negen
uur. Komt en hoort!" Er verschenen
zelfs advertenties van hem met een der
gelijke inhoud in ons plaatselijk nieuws
blad.
Wij hebben ons eerst wel afgevraagd
wat hij daar nu mee wilde. Wij begrepen
het met recht. Voor ons is het zingen van
een nachtegaal iets heel gewoons. Er zit
ten er genoeg in het bos.
Maar die slimme Michels bleek het
goed bekeken te hebben. Dat zingen van
die nachtegaal trok de stedelingen naar
hem toe. Eerst een beetje schoorvoetend
want ze geloofden het denk ik -niet hele
maal. maar later in drommen. Die zin
gende nachtegaal werd een uitstekende
trekpleister. Er ging voortaan geep avond
meer voorbij of het nieuwe terras rond
het Boshotel was te klein. Het zag er
zwart van mensen i En Michels maar
met twee hulp-kellners glazen bier en
limonade rondbrengen. En de nachte
gaal maar zingen. En Verhoeven keek
groen en geel van nijd.
Nu moet ik zeggen dat het ons al dade
lijk enigszins heeft bevreemd, dat elke
avond promt om negen uur een nachte
gaal juist in een boom bij het Boshotel
zijn lied aanhief, maar wij dachten, Mi
chels weet wel wat hij doet. En wij kwa
men zo nu en dan op enige afstand van
het terras ook eens meeluisteren. Nou,
het klonk goed, dal is waar. Op de ste
delingen maakte het een diepe indruk.
Ze werden er 's avonds stil van. En over
dag werd de nachtegaal het onderwerp
van gesprek. Zelfs uit naburige dorpen
kwamen de gasten 's avonds luisteren.
Nog erger werd het, toen het verhaal
de ronde ging doen, dat het hier een
zeldzame vogel betrof. Een wit gevlekte
nachtegaal, die nog slechts eenmaal eer
der in ons land was gesignaleerd. Wie
goed luisterde en wie verstand had van
vogels, kon goed horen dat hij ook iets
anders sloeg dan een gewone nachtegaal.
Ik weet niet wie dat verhaal van die wit
gevlekte nachtegaal de wereld heeft in
gestuurd. Maar onder ons gezegd, wij
hebben er Michels zelf sterk op aangeke-
Mjchela voer er wel bij. Zijn hotel
floreerde weer zonder dat hi) al die
dure onkosten had moeten maken van
stromend water, vaste wastafels en zo.
En toen ook de kranten er zich mee gin
gen bemoeien, en Michels' nachtegaal be
roemd ging worden, nou, toen kregen
wij zelfs een ware invasie in het dorp
Wandeling dooi Rotteidam-in-opbouw
van vogelkenners. En allemaal naar het
Boshotel. Michels begon behoorlijk in xe
lopen op de schade. d«e hij in de afge
lopen jaren had geleden.
Tenslotte arriveerde zelfs een commis
sie in het dorp, die er door een interna
tionale vereniging van vogelbestudeer-
ders op uit was gezonden. Het waren drie
mannen die er vreemd uitzagen. Zij droe
gen plusfours en zij hadden fototoestel
len en verrekijkers bij zich. En zij ke
ken erg geleerd
Zij zaten elke avond trouw op het
terras van het Boshotel en zij maakten
aantekeningen in kleine zakboekjes.
Overdag zagen wij ze vaak druk rede
nerend door het bos lopen. De aanwe
zigheid van die commissie bleef natuur
lijk ook niet onbekend en Michels wist
zo langzamerhand niet meer waar hij
met zijn gasten heen moest.
Maar op een avond gebeurde er iets,
dat voor onze Michels niet zo mooi was.
Het zal ongeveer half tien zijn geweest
op zijn terras naar de nachtegaal te luis
teren. Iedereen was diep onder de in
druk. Maar opeens ging een van de he-
de
de boom waarin de nachtegaal zong. De
nachtegaal floot als nooit te voren. Plot
seling nam die meneer een grote zaklan
taarn uit zijn zak en scheen hel in de
boom. Het resultaat was verrassend. De
nachtegaal zweeg eensklaps.
En iedereen hoorde duidelijk uit de
boom roepen: „Vader, vader!" Michels
stormde naar de boom toe. „Wat is er?"
riep hij terug. „Ze lichten mij in 't ge
zicht", riep ae stem uit de boom. „er
wordt op mij geschenen!"
Michels keek om zich heen. Het was
doodstil op het terras. Onze Michels
was dit keer verschrikkelijk vlug van
begrip. Hij zag de man van de commis
sie staan. Hij draaide hem zijn rug toe
en hij riep naar boven in de boom:
„Kom d'r maar uit Hendrik, t Is nou
toch niks meer gedaan!"
Het terras was nog stom van verba
zing, toen Hendrik, de zoon van onze
Michels. zich allang uit de boom had
laten glijden en in het bos was verdwe
nen. Het moet lang geduurd hebben voor
zij er achter waren dat die Hendrik de
wit gevlekte nachtegaal was naar wiens
gefluit zij elke avond in diepe ontroe
ring hadden geluisterd.
Wij hadden, eerlijk gezegd, al eerder
zo iets vermoed.
Het heeft even gedreigd dat onze
Michels nog een kwade pijp te roken
zou krijgen, want die Verhoeven dreig
de met de politie Maar daar moet men
bij ons niet mee aankomen. Het is ten
slotte met een sisser afgelopen.
Bezoekers kreeg Michels natuurlijk
niet meer voor zijn terras. Maar de zo
mer liep toch op 't eind en hy had zijn
buit wel binnen voor dit jaar. Alleen
het volgende jaar zal hij voor een andere
attractie' moeten zorgen. Dan kan hy
niet weer met zijn wit gevlekte nachte
gaal aankomen. Dat staat wel vast.
liiH-liM# Erve
doupion. De cirkelvormige rok is
ruim aan hel gedrapeerde lijfje gezet.
Lange zwarte handschoenen en een
grote zwarte hoed voltooien het ge
heel. Het ontwerp is van Paquin.
De Heere is het deel mijner erve
en mijns bekers.
Psalm 16:5
QE Schrift is, vooral in het Oude
Testament, rijk aan beeldspraak.
En die beeldspraak is altijd keurig. Ze
zegt u iets, dat door het beeld ver
duidelijkt wordt en zonder dat beeld
niet zo duidelijk en kort gezegd zon
kunnen worden.
Zo gebruikt ze bij herhaling de
beeldspraak van het deel. Een beeld,
waarin onder meer wordt uitgedrukt
de verhouding tussen de Heere en zijn
volk. Israël heet des Heeren erfdeel.
Maar ook de Heere is het deel ran zijn
volk.
Die beeldspraak van het deel is ont
leend aan het huiselijke leven, waar
van de spijze die op de tafel gezet is
elk zijn deel ontvangt, dat voor hem
is en voor geen ander.
Zo is bij de verdeling van het hei
lige land aan elk zijn deel toegewezen,
dat aan zijn nakomelingschap verze
kerd werd bij des Heeren wet.
Dit beeld wordt nu toegepast in de
veel voorkomende uitdrukking: De
Heere is mijn deel.
Wat toil dit zeggen: de Heere is mijn
deel?
Is het niet, dat in tegenstelling met
anderen, wie zo spreekt zijn schat
heeft in alles wat zijn God voor hem
zijn wil?
Die anderen mogen in dit leven al
lerlei schatten hebben van verganke
lijk goed, hij wiens deel de Heere is
heeft in Hem het eeuwig, blijvend
goed.
Zo mag het geloof spreken. Want de
Heere zelf heeft zich aan hem ge
geven. De Heere heeft gezegd: Ik ben
uw God, en alles wat Ik ben wil Ik
u ten goede zijn.
Wie de Heere heeft tot zijn God, is
onuitsprekelijk rijk. Hij heeft in zijn
God alles inat hij nodig heeft. Want
de Heere is een zeer overvloedige
Fontein van alle goed.
Dit beeld nu wordt nog rijker door
de uitbreiding die er in deze psalm
aan gegeven wordt: de Heere is het
deel mijner erve cn mijns bekers.
Hier wordt het beeld als 't ware
gesplitst. In tweeërlei opzicht is de
Heere zijn deel: nl. zijn erfdeel en het
deel zijns bekers. En hierin wordt een
keurige onderscheiding gemaakt.
Immers, het beeld van het erfdeel
ziet op wat men bezit en het beeld
van het deel des bekers geeft aan wat
men geniet.
En nu is de Heere zowel het een als
het ander.
Bezitten en genieten is niet hetzelf
de. Het gaat ook niet altijd samen. De
gierigaard bezit veel, maar geniet wei
nig. En de verkwister geniet veel,
maar taakt zijn bezit kwijt.
Ook kan door allerlei beletselen wie
veel bezit de genieting van tvat hij
heeft voor een tijd moeten derven. En
omgekeerd wordt soms de arme, die
niets heeft, voor een tijd een milde
genieting bereid.
Nu is wat hier het eerste genoemd
wordt ook metterdaad het eerste van
Gods kant. Hij is het deel utver erve.
En daarom is Hij ook het deel uws
bekers. Hij wil uw God zijn en uw
goed. uw schat. En daarom geeft Hij
uit zijn volheid u te genieten wat uw
hongerige en dorstige ziel behoeft.
ZONDAGSBLAD
28 JULI 1951
7
=4 onze jeuqó-p&qïnè^=
X
c
AH
't Is rusrtig in de derde klas. Pennen
krassen over de schriften. Alleen nog
rekenen, dan gaat de school uit.
Op de achterste bank zit Roeltje. Hij
moet nog vier sommen. Maar hard op
schieten, nee, dat doet ie niet. Hij moet
aldoor aan morgen denken. Was het
Morgen gaan ze een schoolreisje
maken. Samen met de vierde klas. Hele
maal naar Valkeveen. Als 't mooi weer
is mogen ze pootje baden. En ze gaan
naar een speeltuin Van oma heeft hij
een kwartje gekregen. Daar koopt ie
fijn ijs voor. Twee van tien, en dan nog
voor vijf cent iets anders
„Opbergen!" zegt meester Jaspers 't ls
opeens rumoerig. Maar 't wordt dadelijk
weer stil als meester zegt: „O ja, daar
was ik haast iets vergeten. Dat school
reisje morgen, dat gaat niet door. Ik denk
het tenminste niet. De chauffeur, die
kan alleen maar om acht uur's morgens.
Nou, en zo vroeg kunnen jullie toch niet
op school komen!"
„Ja. jawel!" juichen de kinderen. Ge
lukkig. het was maar een grapje.
„Maar nu nog iets anders", zegt
meester, „en dat meen ik heel echt. Er
mag onderweg geen ijs gekocht worden
Jullie krijgen één keer ijs. cn twee keer
limonade. Verder snoepen is met nodig!"
Met een ruk schiet Roeltje overeind.
Geen ijs? Dat is gemeen! En z'n kwartje
dan? Van oma mag het wel! Hij doet
het tóch! Hij zegt niks tegen moeder
Oma heeft het beloofd En dan doet hij
het toch. O!
De volgende morgen stapt hij heel
vroeg naar school. In z'n rugzak heeft
hij brood. Krentenbollen' Diep in z'n
broekzak, onder z'n zakdoek, zit het
kwartje van oma Z'n hartje klopt wel
een beetje onrustig. Maar hij wil toch
zo erg graag ijs kopen.
't Wordt een fijne dag. Twee glanzen
de autobussen vol zingende kinderen
rijden langs de wegen, Roeltje geniet
Hij geniet van de prachtige tocht. Van
schommels en wippen in de speeltuin.
Van de heerlijke priklimonade.
's Middags maken ze een wandeling
naar het strand. En dan gebeurt hat.
Tingelingelmg, ting-ting.. In een zij
straat staat een ijscoman. Hij laat z'n
bel vrolijk rinkelen. Meteen denkt Rp^l-
tje aan z'n kwartje. Bij al die fijne
dingen was hij het helemaal vergeten.
Maar nu heeft hij opeens zo erg trek
aan ijs. Zou hij 't durven? Hij loopt wat
langzamer, tot hij helemaal achteraan
komt. Dan schiet hij de zijstraat in.
Haastig patst hij z'n geld op de kar
„Eén van een kwartje!" hijgt hij.
„Nou, jij bent rijk hoor!" lacht de
man. „Hier, een dubbeldikke!"
Roeltje holt alweer terug Met grote
happen schrokt hij het iis naar binnen,
't Doet pijn aan z'n tanden. En 't is zo
koud in z'n maag. Hij voelt het hele
maal naar beneden glijden. Niks prettig.
En 't is zoveel! De tranen springen in
z'n ogen, zo vlug eet hij Met z'n rrtond
nog vol rent hij de anderen achterna.
Niemand heeft het gemerkt. Gelukkig!
Hij komt juist od tijd. Meester Jaspers
blaast op z'n fluitje. Dan moeten ze
twee aan twee in de rij gaan staan.
„Jongens", zegt meester, „ik zie een
ijskar Wie lust er een ijsje?" Er gaat
een gejuich op. Alleen Roeltje doet niet
mee Hij heeft helemaal geen trek meer.
Langzaam schuift de rij op.
Eén voor één krijgen de kinderen een
beurt. Ze likken met ver uitgestoken
tong voorzichtig aan het ijs. Zo hoort
het ook. Dan word je er niet koud van.
Roeltje is het laatst aan de beurt.
Meester Jaspers trekt hem plagend aan
z'n oren. „Daar hebben we Roeltje". zegt
hij. „Die lust geen ijs. Meneer, geeft U
hem maar een heel kleintje!"
De ijscoman kijkt naar Roeltje. die
van verlegenheid vuurrood wordt. Dan
duwt hij z'n schep heel diep in de kar.
Hij neemt de grootste wafel die hij heeft
en legt die helemaal vol met heerlijk
roomijs. De andere kinderen kijken er
jaloers naar.
„Jo, dat is er wel een van een kw'r-
tje!"
Daar staat Roeltje nu: z'n buik vol ijs
en z'n handen vol ijs. Hij weet haast
niet waar hij het laten moet. Hij likt en
likt, er komt geen eind aan.
„Pas maar op!" plaagt meester „Als
je teveel ijs eet, bevriest je tong. Dan
kun niet eens meer praten!"
De rest van de dag geniet Roeltje
niet meer Hij lust niet eens z'n kren
tenbollen. De limonade is koud in z'n
buik en het zeewater koud aan z'n voe
ten. Op de terugweg zit hij heel stil in
de bus. Hij zingt niet mee. Hij is koud
en misselijk.
Moeder staat aan het hekje als hy
thuis komt. Ze ziet dadelijk dat er wat
aan scheelt. „Wat is er, manneke," vraagt
ze. „ben je ziek?".
Roeltje barst in tranen uit. „Nee, maar
ik word het misschien wel. Ik heb veel
te veel ijs gegeten!"
Snikkend vertelt hij alles. Hij schaamt
zich zo. Maar hij is ook blij dat nu ie
mand het weet Moeder is niet boos.
Roeltje heeft al straf genoeg gehad.
„Ik denk dat je in het vervolg wel
beter naar de meester zult luisteren,"
zegt ze „Grote mensen zeggen zoiets niet
om je te plagen, maar omdat het goed
voor je is."
..Word ik ny ziek?" vraagl Roeltje
benauwd. „Ik voel me zo akelig!"
„Lust je wel. een krentenbol?" Roeltje
knikt gretig
„Je hebt alleen maar honger." zegt
Moeder. „Eet maar lekker je brood op. Ik
zal wel melk voor je warm maken. En
dan zal je zien. als je geslapen hebt,
ben je weer helemaal beter. Morgen
moet je maar eens een mooi versje voor
me opschrijven. En het voor altijd ont
houden.
Roeltje, wees wijs.
En koop op reis.
Geen snoep, en geen ijs!"
Co van der Steen-Pijpers
C onze BRievenBus
Lieve nichten en neven,
En, uiat zeggen jullie van onze
nieuwe puzzleAllemaal begrepen,
toat je moet doen? Ik ben reuze
nieuwsgierig, wie hier nu de aardigste
tekening van maakt. Jullie mogen-het
gerust met gewoon potlood doen hoor
en je mag het plaatje kleuren, maar
het behoeft niet. Het gaat deze week
alleen maar om de tekening zelf.
Weet je, wat we doen? Wij zullen de
tekening van de eerste prijswinnaar
op onze jeugdpagina zetten. Afge
sproken?
En hier volgen de gelukkigen van dit
keer. De eerste prijs gaat naar Joke van
der Wildt en de troostprijzen gaan naar
Jan Lageouw, Sarie Plooster en Adriaan
van Rosmalen De oplossing is: van links
naar rechte Letland, aria, slederit, ta
len, dee cn van boven naar beneden Ier
land. last, Tiel, laden, nar, stoel. en.
Meisjes en jongens, voor ik met de
brievenbus begin wil ik jullie er aan
herinneren, dat ik jullie brieven uiterlijk
Woensdagavond moet hebben. En verge
ten jullie niet naam. adres en.... leef
tijd duidelijk op de brief te schrijven?
De leeftijd wordt nog al eens een keer
tje vergeten, weet je Zo dat was dat.
De Brievenbus! Piet Ouwens vroeg
postzegels voor een vriendje van hem.
Wat heeft dat allemaal te betekenen,
zullen jullie je afvragen. Kinders, dit
is een tekenwedstrijd. Hierboven zie
je allereerst drie kleine plaatjes naast
elkaar. Op het eerste staan een paar
lijntjes. Een knappe jongen kan van
die lijntjes een rij huisjes maken, zoals
op plaatje nummer twee of een handig
meisje een berglandschap je, zoals
die ze spaart. Piet, hoe graag ik je zou
helpen, ik heb al verschillende adres
sen voor postzegels. Jammer hè. En hoe
was het in Katwijk, Arie Grootendorst?
Tja, ik kan me begrijpen, dat jij nog
geen meisjes naar huis mag brengen,
maar met dat prinsesje was het een an
der geval Tjonge, tjonge, Annigje de
Jong, wat het) jij je best weer gedaan
op dat opstel. Als je zo door gaat, zie ik
nog wel eens een boek van je verschij
nen. Hoe is het met jou. Annie Timmer
man, al wat opgeknapt? Wat lijkt me dat
leuk, Ria Klandcrmans om bruidsmeisje
te zijn. Enig hè. zo'n lange jurk. Zo,
oude-nieuwe nicht Lenie Buys, fijn, dat
je weer van de partij bent. Ik hoor zeker
nog wel eens wat van je. Natuurlijk A.
Jonker, al kan je zelf nog niet schrijven,
tooh mag jij mijn neefje zijn. En ik re
ken op je. als er weer eens een klew-
wedstrijd is of een puzzJe. die jij ook
kan maken. En datzelfde geldt ook voor
Nico Kranenburg. Zodra je op school
gaat schrijf je me maar hoor. Niks hoor.
J. Haak (hoe is jouw voornaam?), het
hindert niet als je met potlood schrijft,
als ik het maar kan lezen Van harte ge
luk gewenst Lenie Bouwmeester met je
broertje. Hoe heet het? Of ik zwemmen
kans vraagt Willie Blok. En of hoor en
ik doe het wat graag. Wim van der Bent
noemt zich „mee-puzzle-neef". Leuk ge
vonden. Wim Heb jij wel meer van die
„eigengemaakte" woorden? Je kunt het
geloven of niet. Ansje Hagrndijk. maar
ik kan er echt naar verlangen nog eens
een jaartje op school te gaan. Dan zou
ik ook grote vacantie krijgen weet je.
Help de bakker maar flink hoor. Anneke
Siebrecht wat moet ik nu van jou den
ken? Natuurlijk lees ik ólle brieven van
al mijn nichten en neven. Al zouden het
er honderd duizend zijn. Tevreden? Wat
zal me dat een feest worden, Mina en
Nelly van Dalen op 1 Augustus. Toe, doe
mij een genoegen en feliciteer je ouders
hartelijk met deze dag. Gefeliciteerd
Annie Hoyer met je overgang. Had je
een mooi rapport? W'ineke Derogée,
vroeg om een tekenwedstrijd. Nu,
jullie dat op het laatste plaatje kunnen
zien. En nu is het de bedoeling, dat
jullie van die grote plaat hieronder
zelf een tekening maakt. Hebben jullie
het gesnapt? Je ziet zelf maar, hoe je
het doet en wat je tekent. Ik zie wel,
wat jullie ervan gemaakt hebben.
Kinderssucces
rneiske. dan heb je deze week geboft
Dat vind ik leuk, Anneke Barendregl^
dat je de groeten aan je grootvader hebt
overgebracht. Ben je aJ over gegaan? En
zoals altijd wil ik deze brievenbus w-er
sluiten met een aantal nieuwe nichtjes
en neefjes hartelijk welkom tc heten. Het
zijn: Rina de Rijke, Adria van Pas, Adria
de Graaf, Comelis Osseweyer, Hu pk
Branderhout, Agaat van der Plas en Be*
K loots.
Meisjes en jongens tot slot wil ik jr'J-
lie allemaal een heel prettige vacantie
toewensen enmooi weer. Tot schrijS*
jullie
TANTE J06.
De kleuren onzer vlag
zijn pas omstreeks 1580 in zwang
komen; vóór die tijd werd vrij alge
meen de Boergondische vlag (rode
kruis op wit veld) gebruikt. De zee
schepen moesten volgens bevel der
admiraliteit van 1587 ,,de Couleuren
Orange, blanche ende bleu in drij vel
den vertoonen." Dit was de „vlagde
van den Heere Prince van Orangieu"
of „prinsenvlag".
Omstreeks 1630 wordt het oranje
door rood vervangen, helemaal ni*t,
omdat men iets tegen het Oranjehuis
had; men noemde ook deze vlag
„prinsenvlagMen verkoos wel het
rood, omdat dit op zee veel beter tw
onderscheiden viel. Het blauw w-ls
toen lichter dan het donker-blauw,
dat tegenwoordig wordt gebruikt. On
ze grote daden ter zee werden allo
bevochten onder de rood-wit-blauw*
vlag.
V€Rt€lö ÖOOR inQA-ORItt &LL€Rt Q€t€k€nö ÖOOR fWlS flAnSSOn
In de avond verzamelden alle
burgers zich onder het slotbalkon
en riepen een „lang zullen ze leven"
voor de koninklijke familie, die daar
met de Prins op het balkon stond te
wuiven. Een prachtige avond was
het.
82. Maar in het paleis werd hard
gewerkt. De Koning was de hele
dag in enjstige besprekingen met
zijn ministers over wie er allemaal
uitgenodigd moesten worden. Deze
keer werden geen feeën gevraagd,
want nu waren allen wat voorzich
tiger geworden.
83. Maar alle naburige koningen
en koninginnen moesten natuurlijk
van de partij zijn bij dit grootse
feest. De koninklijke schrijvers luis
terden goed naar alle namen en
schreven die op meterslange lijsten.
Daarna werden de uitnodigingen
verzonden in gouden enveloppen.
84. De prinses paste haar bruids
jurk, waar zes knappe naaister® dag
en nacht aan werkten. Deze was
van glimmende zijde en de hele rok
was geborduurd met doornroosjes
en zilverdraad. De bruidskroon werd
uit de schatkamer gehaald en scho
ner bruid is er zeker nooit geweest.