HsL schoolreisje van Roeltje en beker 2 ZONDAGSBLAD 28 JULI 1951 ^Yldcktecfcidi KORT VERHAAL VAN FERDINAND LANGEN Michels is onze man. Dat staat wel vast. Wat er ook gebeure, hij kan altijd op ons medeleven rekenen. Tenslotte is hij hier geboren en getogen, hebben wij zijn vader nog gekend en sommigen van ons zeJfs nog zijn grootvader. En dat het zo slecht is gegaan met zijn Boshotel in de laatste jaren, wel, dat gaat ons ook aan het hart. Temeer daar die vreemde in dringer, die Vertroeven heet. daarvan de meeste schuld draagt. Die Verhoeven is hier een paar jaar geleden gekomen en heelt ons toen al dadelijk tegen zich ingenomen vanwege zijn eigengereid optreden en zijn ver waand gedoe. Daarna heelt hij de rust in ons dorp grondig verstoord, is aan het bouwen geslagen en in een omme zien stond daar zo n grote glazen broei kas, die ze tegenwoordig een modern ho tel nomen. Nou, wij hebben onze alkeu- ring niet onder stoelen en banken ge stoken, wij hebben onze Miohels van het Boéhotel eens lerm op de schouder ge slagen en wij hebben gezegd: van óns krijgt hij niets, die beunhaas. Onze bak ker en onze slager zullen hun goede waar niet naar hem brengen, daar kun je van op aan. En onze Michels knik te dankbaar. Mai strt gasten, die elk jaar over ons dorp spoelt die alschuwelijk lelijke moderne kast van Vehhoexen bleken te verkiezen boven de doorrookte zalen van het aloude Bos hotel toen, nee, toen begonnen onze bak ker en onze slager niet anders te praten. Wie dat denkt, kent ons niet. Wij hou den altijd woord. Maar wel begonnen onze bakker en onze slager hun brood- jee en hun runderlapjes aan Verhoeven te leveren, want tenslotte moeten zij ook Daar kunnen wij inkomen en dat nam niemand van ons hun dan ook kwalijk. Zelfs Miohels niet, die wij ferm op de schouder bleven slaan. Vanaf het eerste jaar dat die Verhoe ven bij ons is gekomen, is het zo geble ven. Elk jaar zat hij met zijn modern ho tel tot aan de rok vol met kwetterende gasten terwijl in het Bortrotel een dood se stiite heerste. Onze Midhels moe^ zich om zo te zeggen met de overgescho ten kruimels tevreden stellen en dat was niet veel. Natuurlijk was ons dat een doorn in het oog. De onderwijzer van onze school, die hier ook niet vandaan komt, maar zich goea bij ons heeft aangepast, het niet te hoog in 't hoofd heeft en onze kinderen heel fatsoenlijk iets bij weet te brengen daarom vergeven wij hem wel het een en ander moet eens op een vrije Za terdagmiddag met Michels zijn gaan „Miohels", moet de onderwijzer ge zegd hebben, „als je ook eens wat aan je zaak ging veranderen". „Veranderen'1' mort Michels verwon derd gevraagd hebben. „Ja", heeft toen de onderwijzer ge zegd. „een beetje modern comfort. Dat willen de mensen nu eenmaal tegen woordig". En Miohels heeft bedachtzaam geant woord: „Zo, en wat denk je dat ik dan zo al moet laten veranderen." „Nou", zei de onderwijzer, „stromend water op alle kamers, vaste wastafels en zoDat zou al heel wat schelen, dunkt me". „Denk j» dat?" vroeg Michels wat on nozel. Hij kan soms zo onnozel schijnen maar hij is slim genoeg. „Ja, dat lijkt me wel", zei de onderwij- Toen moet Miohels vier volle minuten hebben nagedacht, met de vinger tegen zijn neus. zoals hij dat kan doen. En ein delijk moet hij in ons eigen taaltje heb ben gezegd: „Nou, 't liekt mie niks". Wie ooit in ons eigen taaltje .,'t Liekt mie niks" heeft horen zeggen, wéét vaar hij aan toe is. Dan is het afgelopen. Dan hoef je 't verder met geen woord meer te proberen Onze onderwijzer is lang genoeg bij ons om dat te weten. Hij heeft dan ook nooit meer met een woord over dat modern gerief gerept. Denk nu niet, dat Michels het er ver der bij heeft laten zitten. Dat hij rustig toezag hoe zijn Boshotel verliep, terwijl die Verhoeven. Nee. dat is niet het geval. Er broeide wel degelijk iets in zijn hoofd. Maar wij zijn van dat slag mensen dat de tijd moet hebben om na te denken. En bo vendien passen wij er wel voor op, dat wij, wanneer wij iets beginnen, het aan alle kanten bekeken hebben. Wij gaan niet over één nacht ijs. Maar de afgelopen zomer was het dan zover met Michels. Wij merkten al in het oorjaar dat hij bezig was iets te onder nemen. Er kwamen in het bos rond zijn hotel stoeltjes en tafeltjes te staan, hij ging er zelfs zoiets als een terras van maken. „Let op", zeiden wij tegen elkaar, „nu gaat het komen En wij keken meesmuilend naar die Verhoeven En jawel, de zomer was nauwelijks aangebroken, of Michels liet overal in het dorp aanplakken: „Bij mij zingt de nachtegaal. Elke avond omstreeks negen uur. Komt en hoort!" Er verschenen zelfs advertenties van hem met een der gelijke inhoud in ons plaatselijk nieuws blad. Wij hebben ons eerst wel afgevraagd wat hij daar nu mee wilde. Wij begrepen het met recht. Voor ons is het zingen van een nachtegaal iets heel gewoons. Er zit ten er genoeg in het bos. Maar die slimme Michels bleek het goed bekeken te hebben. Dat zingen van die nachtegaal trok de stedelingen naar hem toe. Eerst een beetje schoorvoetend want ze geloofden het denk ik -niet hele maal. maar later in drommen. Die zin gende nachtegaal werd een uitstekende trekpleister. Er ging voortaan geep avond meer voorbij of het nieuwe terras rond het Boshotel was te klein. Het zag er zwart van mensen i En Michels maar met twee hulp-kellners glazen bier en limonade rondbrengen. En de nachte gaal maar zingen. En Verhoeven keek groen en geel van nijd. Nu moet ik zeggen dat het ons al dade lijk enigszins heeft bevreemd, dat elke avond promt om negen uur een nachte gaal juist in een boom bij het Boshotel zijn lied aanhief, maar wij dachten, Mi chels weet wel wat hij doet. En wij kwa men zo nu en dan op enige afstand van het terras ook eens meeluisteren. Nou, het klonk goed, dal is waar. Op de ste delingen maakte het een diepe indruk. Ze werden er 's avonds stil van. En over dag werd de nachtegaal het onderwerp van gesprek. Zelfs uit naburige dorpen kwamen de gasten 's avonds luisteren. Nog erger werd het, toen het verhaal de ronde ging doen, dat het hier een zeldzame vogel betrof. Een wit gevlekte nachtegaal, die nog slechts eenmaal eer der in ons land was gesignaleerd. Wie goed luisterde en wie verstand had van vogels, kon goed horen dat hij ook iets anders sloeg dan een gewone nachtegaal. Ik weet niet wie dat verhaal van die wit gevlekte nachtegaal de wereld heeft in gestuurd. Maar onder ons gezegd, wij hebben er Michels zelf sterk op aangeke- Mjchela voer er wel bij. Zijn hotel floreerde weer zonder dat hi) al die dure onkosten had moeten maken van stromend water, vaste wastafels en zo. En toen ook de kranten er zich mee gin gen bemoeien, en Michels' nachtegaal be roemd ging worden, nou, toen kregen wij zelfs een ware invasie in het dorp Wandeling dooi Rotteidam-in-opbouw van vogelkenners. En allemaal naar het Boshotel. Michels begon behoorlijk in xe lopen op de schade. d«e hij in de afge lopen jaren had geleden. Tenslotte arriveerde zelfs een commis sie in het dorp, die er door een interna tionale vereniging van vogelbestudeer- ders op uit was gezonden. Het waren drie mannen die er vreemd uitzagen. Zij droe gen plusfours en zij hadden fototoestel len en verrekijkers bij zich. En zij ke ken erg geleerd Zij zaten elke avond trouw op het terras van het Boshotel en zij maakten aantekeningen in kleine zakboekjes. Overdag zagen wij ze vaak druk rede nerend door het bos lopen. De aanwe zigheid van die commissie bleef natuur lijk ook niet onbekend en Michels wist zo langzamerhand niet meer waar hij met zijn gasten heen moest. Maar op een avond gebeurde er iets, dat voor onze Michels niet zo mooi was. Het zal ongeveer half tien zijn geweest op zijn terras naar de nachtegaal te luis teren. Iedereen was diep onder de in druk. Maar opeens ging een van de he- de de boom waarin de nachtegaal zong. De nachtegaal floot als nooit te voren. Plot seling nam die meneer een grote zaklan taarn uit zijn zak en scheen hel in de boom. Het resultaat was verrassend. De nachtegaal zweeg eensklaps. En iedereen hoorde duidelijk uit de boom roepen: „Vader, vader!" Michels stormde naar de boom toe. „Wat is er?" riep hij terug. „Ze lichten mij in 't ge zicht", riep ae stem uit de boom. „er wordt op mij geschenen!" Michels keek om zich heen. Het was doodstil op het terras. Onze Michels was dit keer verschrikkelijk vlug van begrip. Hij zag de man van de commis sie staan. Hij draaide hem zijn rug toe en hij riep naar boven in de boom: „Kom d'r maar uit Hendrik, t Is nou toch niks meer gedaan!" Het terras was nog stom van verba zing, toen Hendrik, de zoon van onze Michels. zich allang uit de boom had laten glijden en in het bos was verdwe nen. Het moet lang geduurd hebben voor zij er achter waren dat die Hendrik de wit gevlekte nachtegaal was naar wiens gefluit zij elke avond in diepe ontroe ring hadden geluisterd. Wij hadden, eerlijk gezegd, al eerder zo iets vermoed. Het heeft even gedreigd dat onze Michels nog een kwade pijp te roken zou krijgen, want die Verhoeven dreig de met de politie Maar daar moet men bij ons niet mee aankomen. Het is ten slotte met een sisser afgelopen. Bezoekers kreeg Michels natuurlijk niet meer voor zijn terras. Maar de zo mer liep toch op 't eind en hy had zijn buit wel binnen voor dit jaar. Alleen het volgende jaar zal hij voor een andere attractie' moeten zorgen. Dan kan hy niet weer met zijn wit gevlekte nachte gaal aankomen. Dat staat wel vast. liiH-liM# Erve doupion. De cirkelvormige rok is ruim aan hel gedrapeerde lijfje gezet. Lange zwarte handschoenen en een grote zwarte hoed voltooien het ge heel. Het ontwerp is van Paquin. De Heere is het deel mijner erve en mijns bekers. Psalm 16:5 QE Schrift is, vooral in het Oude Testament, rijk aan beeldspraak. En die beeldspraak is altijd keurig. Ze zegt u iets, dat door het beeld ver duidelijkt wordt en zonder dat beeld niet zo duidelijk en kort gezegd zon kunnen worden. Zo gebruikt ze bij herhaling de beeldspraak van het deel. Een beeld, waarin onder meer wordt uitgedrukt de verhouding tussen de Heere en zijn volk. Israël heet des Heeren erfdeel. Maar ook de Heere is het deel ran zijn volk. Die beeldspraak van het deel is ont leend aan het huiselijke leven, waar van de spijze die op de tafel gezet is elk zijn deel ontvangt, dat voor hem is en voor geen ander. Zo is bij de verdeling van het hei lige land aan elk zijn deel toegewezen, dat aan zijn nakomelingschap verze kerd werd bij des Heeren wet. Dit beeld wordt nu toegepast in de veel voorkomende uitdrukking: De Heere is mijn deel. Wat toil dit zeggen: de Heere is mijn deel? Is het niet, dat in tegenstelling met anderen, wie zo spreekt zijn schat heeft in alles wat zijn God voor hem zijn wil? Die anderen mogen in dit leven al lerlei schatten hebben van verganke lijk goed, hij wiens deel de Heere is heeft in Hem het eeuwig, blijvend goed. Zo mag het geloof spreken. Want de Heere zelf heeft zich aan hem ge geven. De Heere heeft gezegd: Ik ben uw God, en alles wat Ik ben wil Ik u ten goede zijn. Wie de Heere heeft tot zijn God, is onuitsprekelijk rijk. Hij heeft in zijn God alles inat hij nodig heeft. Want de Heere is een zeer overvloedige Fontein van alle goed. Dit beeld nu wordt nog rijker door de uitbreiding die er in deze psalm aan gegeven wordt: de Heere is het deel mijner erve cn mijns bekers. Hier wordt het beeld als 't ware gesplitst. In tweeërlei opzicht is de Heere zijn deel: nl. zijn erfdeel en het deel zijns bekers. En hierin wordt een keurige onderscheiding gemaakt. Immers, het beeld van het erfdeel ziet op wat men bezit en het beeld van het deel des bekers geeft aan wat men geniet. En nu is de Heere zowel het een als het ander. Bezitten en genieten is niet hetzelf de. Het gaat ook niet altijd samen. De gierigaard bezit veel, maar geniet wei nig. En de verkwister geniet veel, maar taakt zijn bezit kwijt. Ook kan door allerlei beletselen wie veel bezit de genieting van tvat hij heeft voor een tijd moeten derven. En omgekeerd wordt soms de arme, die niets heeft, voor een tijd een milde genieting bereid. Nu is wat hier het eerste genoemd wordt ook metterdaad het eerste van Gods kant. Hij is het deel utver erve. En daarom is Hij ook het deel uws bekers. Hij wil uw God zijn en uw goed. uw schat. En daarom geeft Hij uit zijn volheid u te genieten wat uw hongerige en dorstige ziel behoeft. ZONDAGSBLAD 28 JULI 1951 7 =4 onze jeuqó-p&qïnè^= X c AH 't Is rusrtig in de derde klas. Pennen krassen over de schriften. Alleen nog rekenen, dan gaat de school uit. Op de achterste bank zit Roeltje. Hij moet nog vier sommen. Maar hard op schieten, nee, dat doet ie niet. Hij moet aldoor aan morgen denken. Was het Morgen gaan ze een schoolreisje maken. Samen met de vierde klas. Hele maal naar Valkeveen. Als 't mooi weer is mogen ze pootje baden. En ze gaan naar een speeltuin Van oma heeft hij een kwartje gekregen. Daar koopt ie fijn ijs voor. Twee van tien, en dan nog voor vijf cent iets anders „Opbergen!" zegt meester Jaspers 't ls opeens rumoerig. Maar 't wordt dadelijk weer stil als meester zegt: „O ja, daar was ik haast iets vergeten. Dat school reisje morgen, dat gaat niet door. Ik denk het tenminste niet. De chauffeur, die kan alleen maar om acht uur's morgens. Nou, en zo vroeg kunnen jullie toch niet op school komen!" „Ja. jawel!" juichen de kinderen. Ge lukkig. het was maar een grapje. „Maar nu nog iets anders", zegt meester, „en dat meen ik heel echt. Er mag onderweg geen ijs gekocht worden Jullie krijgen één keer ijs. cn twee keer limonade. Verder snoepen is met nodig!" Met een ruk schiet Roeltje overeind. Geen ijs? Dat is gemeen! En z'n kwartje dan? Van oma mag het wel! Hij doet het tóch! Hij zegt niks tegen moeder Oma heeft het beloofd En dan doet hij het toch. O! De volgende morgen stapt hij heel vroeg naar school. In z'n rugzak heeft hij brood. Krentenbollen' Diep in z'n broekzak, onder z'n zakdoek, zit het kwartje van oma Z'n hartje klopt wel een beetje onrustig. Maar hij wil toch zo erg graag ijs kopen. 't Wordt een fijne dag. Twee glanzen de autobussen vol zingende kinderen rijden langs de wegen, Roeltje geniet Hij geniet van de prachtige tocht. Van schommels en wippen in de speeltuin. Van de heerlijke priklimonade. 's Middags maken ze een wandeling naar het strand. En dan gebeurt hat. Tingelingelmg, ting-ting.. In een zij straat staat een ijscoman. Hij laat z'n bel vrolijk rinkelen. Meteen denkt Rp^l- tje aan z'n kwartje. Bij al die fijne dingen was hij het helemaal vergeten. Maar nu heeft hij opeens zo erg trek aan ijs. Zou hij 't durven? Hij loopt wat langzamer, tot hij helemaal achteraan komt. Dan schiet hij de zijstraat in. Haastig patst hij z'n geld op de kar „Eén van een kwartje!" hijgt hij. „Nou, jij bent rijk hoor!" lacht de man. „Hier, een dubbeldikke!" Roeltje holt alweer terug Met grote happen schrokt hij het iis naar binnen, 't Doet pijn aan z'n tanden. En 't is zo koud in z'n maag. Hij voelt het hele maal naar beneden glijden. Niks prettig. En 't is zoveel! De tranen springen in z'n ogen, zo vlug eet hij Met z'n rrtond nog vol rent hij de anderen achterna. Niemand heeft het gemerkt. Gelukkig! Hij komt juist od tijd. Meester Jaspers blaast op z'n fluitje. Dan moeten ze twee aan twee in de rij gaan staan. „Jongens", zegt meester, „ik zie een ijskar Wie lust er een ijsje?" Er gaat een gejuich op. Alleen Roeltje doet niet mee Hij heeft helemaal geen trek meer. Langzaam schuift de rij op. Eén voor één krijgen de kinderen een beurt. Ze likken met ver uitgestoken tong voorzichtig aan het ijs. Zo hoort het ook. Dan word je er niet koud van. Roeltje is het laatst aan de beurt. Meester Jaspers trekt hem plagend aan z'n oren. „Daar hebben we Roeltje". zegt hij. „Die lust geen ijs. Meneer, geeft U hem maar een heel kleintje!" De ijscoman kijkt naar Roeltje. die van verlegenheid vuurrood wordt. Dan duwt hij z'n schep heel diep in de kar. Hij neemt de grootste wafel die hij heeft en legt die helemaal vol met heerlijk roomijs. De andere kinderen kijken er jaloers naar. „Jo, dat is er wel een van een kw'r- tje!" Daar staat Roeltje nu: z'n buik vol ijs en z'n handen vol ijs. Hij weet haast niet waar hij het laten moet. Hij likt en likt, er komt geen eind aan. „Pas maar op!" plaagt meester „Als je teveel ijs eet, bevriest je tong. Dan kun niet eens meer praten!" De rest van de dag geniet Roeltje niet meer Hij lust niet eens z'n kren tenbollen. De limonade is koud in z'n buik en het zeewater koud aan z'n voe ten. Op de terugweg zit hij heel stil in de bus. Hij zingt niet mee. Hij is koud en misselijk. Moeder staat aan het hekje als hy thuis komt. Ze ziet dadelijk dat er wat aan scheelt. „Wat is er, manneke," vraagt ze. „ben je ziek?". Roeltje barst in tranen uit. „Nee, maar ik word het misschien wel. Ik heb veel te veel ijs gegeten!" Snikkend vertelt hij alles. Hij schaamt zich zo. Maar hij is ook blij dat nu ie mand het weet Moeder is niet boos. Roeltje heeft al straf genoeg gehad. „Ik denk dat je in het vervolg wel beter naar de meester zult luisteren," zegt ze „Grote mensen zeggen zoiets niet om je te plagen, maar omdat het goed voor je is." ..Word ik ny ziek?" vraagl Roeltje benauwd. „Ik voel me zo akelig!" „Lust je wel. een krentenbol?" Roeltje knikt gretig „Je hebt alleen maar honger." zegt Moeder. „Eet maar lekker je brood op. Ik zal wel melk voor je warm maken. En dan zal je zien. als je geslapen hebt, ben je weer helemaal beter. Morgen moet je maar eens een mooi versje voor me opschrijven. En het voor altijd ont houden. Roeltje, wees wijs. En koop op reis. Geen snoep, en geen ijs!" Co van der Steen-Pijpers C onze BRievenBus Lieve nichten en neven, En, uiat zeggen jullie van onze nieuwe puzzleAllemaal begrepen, toat je moet doen? Ik ben reuze nieuwsgierig, wie hier nu de aardigste tekening van maakt. Jullie mogen-het gerust met gewoon potlood doen hoor en je mag het plaatje kleuren, maar het behoeft niet. Het gaat deze week alleen maar om de tekening zelf. Weet je, wat we doen? Wij zullen de tekening van de eerste prijswinnaar op onze jeugdpagina zetten. Afge sproken? En hier volgen de gelukkigen van dit keer. De eerste prijs gaat naar Joke van der Wildt en de troostprijzen gaan naar Jan Lageouw, Sarie Plooster en Adriaan van Rosmalen De oplossing is: van links naar rechte Letland, aria, slederit, ta len, dee cn van boven naar beneden Ier land. last, Tiel, laden, nar, stoel. en. Meisjes en jongens, voor ik met de brievenbus begin wil ik jullie er aan herinneren, dat ik jullie brieven uiterlijk Woensdagavond moet hebben. En verge ten jullie niet naam. adres en.... leef tijd duidelijk op de brief te schrijven? De leeftijd wordt nog al eens een keer tje vergeten, weet je Zo dat was dat. De Brievenbus! Piet Ouwens vroeg postzegels voor een vriendje van hem. Wat heeft dat allemaal te betekenen, zullen jullie je afvragen. Kinders, dit is een tekenwedstrijd. Hierboven zie je allereerst drie kleine plaatjes naast elkaar. Op het eerste staan een paar lijntjes. Een knappe jongen kan van die lijntjes een rij huisjes maken, zoals op plaatje nummer twee of een handig meisje een berglandschap je, zoals die ze spaart. Piet, hoe graag ik je zou helpen, ik heb al verschillende adres sen voor postzegels. Jammer hè. En hoe was het in Katwijk, Arie Grootendorst? Tja, ik kan me begrijpen, dat jij nog geen meisjes naar huis mag brengen, maar met dat prinsesje was het een an der geval Tjonge, tjonge, Annigje de Jong, wat het) jij je best weer gedaan op dat opstel. Als je zo door gaat, zie ik nog wel eens een boek van je verschij nen. Hoe is het met jou. Annie Timmer man, al wat opgeknapt? Wat lijkt me dat leuk, Ria Klandcrmans om bruidsmeisje te zijn. Enig hè. zo'n lange jurk. Zo, oude-nieuwe nicht Lenie Buys, fijn, dat je weer van de partij bent. Ik hoor zeker nog wel eens wat van je. Natuurlijk A. Jonker, al kan je zelf nog niet schrijven, tooh mag jij mijn neefje zijn. En ik re ken op je. als er weer eens een klew- wedstrijd is of een puzzJe. die jij ook kan maken. En datzelfde geldt ook voor Nico Kranenburg. Zodra je op school gaat schrijf je me maar hoor. Niks hoor. J. Haak (hoe is jouw voornaam?), het hindert niet als je met potlood schrijft, als ik het maar kan lezen Van harte ge luk gewenst Lenie Bouwmeester met je broertje. Hoe heet het? Of ik zwemmen kans vraagt Willie Blok. En of hoor en ik doe het wat graag. Wim van der Bent noemt zich „mee-puzzle-neef". Leuk ge vonden. Wim Heb jij wel meer van die „eigengemaakte" woorden? Je kunt het geloven of niet. Ansje Hagrndijk. maar ik kan er echt naar verlangen nog eens een jaartje op school te gaan. Dan zou ik ook grote vacantie krijgen weet je. Help de bakker maar flink hoor. Anneke Siebrecht wat moet ik nu van jou den ken? Natuurlijk lees ik ólle brieven van al mijn nichten en neven. Al zouden het er honderd duizend zijn. Tevreden? Wat zal me dat een feest worden, Mina en Nelly van Dalen op 1 Augustus. Toe, doe mij een genoegen en feliciteer je ouders hartelijk met deze dag. Gefeliciteerd Annie Hoyer met je overgang. Had je een mooi rapport? W'ineke Derogée, vroeg om een tekenwedstrijd. Nu, jullie dat op het laatste plaatje kunnen zien. En nu is het de bedoeling, dat jullie van die grote plaat hieronder zelf een tekening maakt. Hebben jullie het gesnapt? Je ziet zelf maar, hoe je het doet en wat je tekent. Ik zie wel, wat jullie ervan gemaakt hebben. Kinderssucces rneiske. dan heb je deze week geboft Dat vind ik leuk, Anneke Barendregl^ dat je de groeten aan je grootvader hebt overgebracht. Ben je aJ over gegaan? En zoals altijd wil ik deze brievenbus w-er sluiten met een aantal nieuwe nichtjes en neefjes hartelijk welkom tc heten. Het zijn: Rina de Rijke, Adria van Pas, Adria de Graaf, Comelis Osseweyer, Hu pk Branderhout, Agaat van der Plas en Be* K loots. Meisjes en jongens tot slot wil ik jr'J- lie allemaal een heel prettige vacantie toewensen enmooi weer. Tot schrijS* jullie TANTE J06. De kleuren onzer vlag zijn pas omstreeks 1580 in zwang komen; vóór die tijd werd vrij alge meen de Boergondische vlag (rode kruis op wit veld) gebruikt. De zee schepen moesten volgens bevel der admiraliteit van 1587 ,,de Couleuren Orange, blanche ende bleu in drij vel den vertoonen." Dit was de „vlagde van den Heere Prince van Orangieu" of „prinsenvlag". Omstreeks 1630 wordt het oranje door rood vervangen, helemaal ni*t, omdat men iets tegen het Oranjehuis had; men noemde ook deze vlag „prinsenvlagMen verkoos wel het rood, omdat dit op zee veel beter tw onderscheiden viel. Het blauw w-ls toen lichter dan het donker-blauw, dat tegenwoordig wordt gebruikt. On ze grote daden ter zee werden allo bevochten onder de rood-wit-blauw* vlag. V€Rt€lö ÖOOR inQA-ORItt &LL€Rt Q€t€k€nö ÖOOR fWlS flAnSSOn In de avond verzamelden alle burgers zich onder het slotbalkon en riepen een „lang zullen ze leven" voor de koninklijke familie, die daar met de Prins op het balkon stond te wuiven. Een prachtige avond was het. 82. Maar in het paleis werd hard gewerkt. De Koning was de hele dag in enjstige besprekingen met zijn ministers over wie er allemaal uitgenodigd moesten worden. Deze keer werden geen feeën gevraagd, want nu waren allen wat voorzich tiger geworden. 83. Maar alle naburige koningen en koninginnen moesten natuurlijk van de partij zijn bij dit grootse feest. De koninklijke schrijvers luis terden goed naar alle namen en schreven die op meterslange lijsten. Daarna werden de uitnodigingen verzonden in gouden enveloppen. 84. De prinses paste haar bruids jurk, waar zes knappe naaister® dag en nacht aan werkten. Deze was van glimmende zijde en de hele rok was geborduurd met doornroosjes en zilverdraad. De bruidskroon werd uit de schatkamer gehaald en scho ner bruid is er zeker nooit geweest.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 8