de GROOTSTE
KR UGER - anecdotes
4
ZONDAGSBLAD 28 JULI 1951
Van de oorspronkelijke
Nu vindt men er bloeiende akkers en trotse boerderijen
Maar ook een oorlogskerkhof met 25000 witte kruisen
is nief veel meer over
IN oude tijden vormde de Peel een
ethnografische grens. Enerzijds
ontstonden bij de rivieren of beekjes
of vruchtbaarder stroken grond als
oudste plaatsen: Weert, Asten, Hel
mond, Boxmeer, enz., terwijl parallel
aan deze rij, een nauwere kring ont
stond met als dorpen Liesscl, Deurne,
Bladel enz. Hier was de bodem nage
noeg alleen voor schapenteelt ge
schikt. In een studie over de Peel,
verschenen in 1922, van de hand van
P. A. Schendeler, wordt dit gebied de
grens genoemd tussen Brabant en
Gelder en wordt niet de Maas als
zodanig aangemerkt. Ten Zuiden van
Vierlingsbeek, van de Maas tot de
Peel, vormde de woeste streek met
zandverstuivingen de grens. Hier was
dus niemandsland en ieders land,
waarin men voetje voor voetje bin
nendrong, de meest moerassige plek
ken vermijdend. Nog herinnert hier
aan de Nederlandse zegswijze: ,,een
mijl op zeven", in de betekenis van:
„langs een grote omweg"; dit was
oorspronkelijk ,,van Meyel op Seve-
num". De weg tussen beide dorpen
eiste zes a zeven uur, ofschoon de
rechte afstand slechts drie uur is.
Door het overtollige water, dat geen
uitweg vond op de laagste plaatsen,
ontstonden in de Peel sombere plas
sen, alzo een streek uitermate ge
schikt voor het leveren van stof voor
sagen en legenden.
Deze spraken van moerassen, waar
in de duivel huisde, van zwart-zwal-
pende wateren, die hun kleur hadden
te danken aan het vuil van het daagse
pak van de hellevorst, dat in deze
poelen werd gewassen. Van reuzen,
die er hun woonplaatsen hadden en
op bepaalde momenten, waarop de
jonge reusjes wat lui uitgevallen wa
ren, dezen naar de Maas stuurden,
om de rivier uit te graven. Het heu
velachtig Peelterrein zou dan ontstaan
zijn door de modderbrokken, die van
hun klompen vielen, wanneer ze thuis
gekomen, dit schoeisel aan hun schop
pen afkrabden.
Wie de adelaarsvaren, die op enkele
plaatsen in de Peel groeit, met een
scherp mes afsnijdt, zal op de schuine
snijvlakte een door de cellen gevorm
de adelaarsfiguur opmerken. Een
maal, zo profeteert de volksmond, zal
dan ook in dit gebied de Duitse ade
laar ondergaan.
Er is veel veranderd
De soms wel enkele hectaren grote
waterplassen in het Peelgebied beho
ren thans tot het verleden. De grieze-
lig-smalle paadjes, die tussen de ge
vaarlijke moerassen doorvoerden,
doch alleen maar door de enkelen,
die immer in deze omgeving hadden
gewoond, werden betreden, hebben
E laats gemaakt voor moderne ver-
eerswegen, dank zij vooral ook het
werk der Ned. Heide Maatschappij.
En de oude benaming „Peel" (moe
ras) is niet meer karakteristiek.
Uit de bloeiende akkers en frisgroe
ne weiden duiken thans trotse boer
derijen op.
Voor dertig jaar werd hier, waar
#enmaal ruige heiden en „vliezen"
ïondiepe, moerassige wateren) domi
neerden door minister Van IJsselsteyn
de eerste spade in de grond gestoken,
voor de stichting van een bloeiend
dorp naar hem genoemd.
Sinds is de suizelende stilte van
het Peellandschap verdwenen en la
waait en rumoert er de bezige drukte
van bedrijvigheid van allerlei aard.
Nieuwe interesse
Zal ons land in de toekomst niet al
te zeer van de invoer van steenkolen
afhankelijk worden, dan moet ook
worden omgezien naar nieuwe exploi
tatiemogelijkheden van het zwarte
goud in de Nederlandse bodem.
Aanvankelijk had men het oog ge
richt op het kolenbekken te Vlodrop,
doch deze plannen heeft men laten
varen. Voorts ligt er in de Achterhoek
nog een veld van beperkte hoeveel
heid. Vele grote kolenreserves bezit
ons land niet.
Thans heeft men het oog laten val
len op de Peel, waar reeds in het tijd
vak 19071916 verscheidene diepe bo
ringen zijn verricht. Deskundigen be
weren, dat het niet overbodig zou zijn
nog meer boringen te laten verrich
ten, ten einde meer te weten te komen
van onze steenkoolreserves. De Peel-
steenkoollagen moeten zich bevinden
tussen Swalmen Belfeld, Liessel en
America en een oppervalkte beslaan
van 250 km2. De lagen bevinden zich
op een diepte van verscheidene hon
derden meters. Het veld helt af van
659 m bij Swalmen tot 913 meter bij
Helenaveen. Daarna duiken de lagen
nog dieper weg, Westwaarts tot onder
de bodem van de Noordzee om in
Engeland weer op bereikbare diepte
te komen.
Cijferaars hebben berekend, dat
hier nog wel voor een a twee eeuwen
kolenvoorraad ligt, wat dus de natio
nale behoefte zou kunnen dekken,
Overblijfselen van het kasteel te Ast<
wanneer de velden maar werden ge
ëxploiteerd.
Een dodenstad
Is door bovengenoemde oorzaken,
cultivering en ontdekking van steen
kolenvelden, in de waardering van dit
eertijds de oude Germaanse stammen
angst en vreesaanjagende gebied, een
grote verandering gekomen, in ander
opzicht houdt een triest monument de
herinnering levendig aan de gruwelen
uit de laatste Wereldoorlog. Hier toch,
in de vlakke nabijheid van het boven
genoemde IJsselsteyn, rusten duizen
den en duizenden doden. Het zijn allen
Duitsers, die gedurende de oorlog 1940-
'45 omgekomen zijn. De ongeveer
25000 witte kruisen rijen zich eindeloos
aaneen en markeren een sombere be
graafplaats op een onvruchtbare plek
buiten het dorp: De Paardekop.
En dagelijks verlengen zich de lu
gubere dodenkruisen, omdat nog
steeds uit alle delen van ons vader
land de lijken van opgegraven Duit
sers naar de Peel worden getranspor
teerd.
Alvorens ze hier evenwel, in daar
toe speciaal geprepareerde zakken,
worden begraven, tracht de Dienst
Identificatie de lijken te identificeren.
Uiteraard een zeer moeilijk werk, om
dat het voorkomt, dat eenzelfde graf
soms de stoffelijke resten van meer
soldaten bevat, de identificatieplaat
jes zijn verdwenen of in code zijn
gesteld.
Sinds 1 Juli j.l. is de begraafplaats
voor ieder toegankelijk gesteld. Nu
kunnen vrienden en familieleden zich
vrij bewegen om het plekje te zoe
ken, waar een dierbare kennis of ver
want ter aarde is besteld. Doch ver-
scheidenen zullen teleurgesteld huis
waarts moeten keren, omdat de di
verse opschriften op de houten kruisen
„onbekend" hun toch niets hebben te
zeggen!
OPGEWEKT GEESTELIJK LEVEN
TE INNSBRUCK
Kerkelijke gemeente ter wereld
Zou ook Nederland willen steunen?
INNSBRUCK, dat een der mooiste
steden ter wereld wordt genoemd, een
stad is van ambtenaren en studenten,
100.000 inwoners telt en de hoofdstad
is van Tirol, heeft een record op zijn
naam staan, dat men in geen enkel reis
boek zal vinden. De Evangelische ge
meente Innsbruck is namelijk de groot
ste ter wereld, althans wat oppervlakte
betreft. Deze is niet minder dan 10.000
km2. De gemeente is naar zielental niet
groot: slechts plm. 10.000. Temidden van
de r.k. bevolking vormt de Evangelische
gemeente echter een pittige, strijdbare
Tijdens een bezoek aan deze stad
vonden we de eerste predikant, Alfred
Bolek, Richard Wagnerstrasze 4 te Inns
bruck bereid wat over zijn gemeente te
vertellen. Eigenlijk tegen onze verwach
tingen in wij dachten aan Spanje en
Italië verzekerde hij ons, dat de
verhouding met de r.k. kerk goed is.
Toen hij in 1946 zijn arbeid begon,
werd de dienst ook bijgewoond door
twee hoge vertegenwoordigers van de
Er zijn nog meer typische verschijn
selen, ook op praktisch gebied. De jeugd
van beide kerken, kan het goed met el
kaar vinden en komt dikwijls tezamen
om over algemene vragen te spreken.
„Tezamen vormen zij een gemeenschap
pelijk front voor Christus", zo drukte
ds. Bolek het uit.
Dit alles neemt echter niet weg, dat
het voor een Evangelische dikwijls
moeilijk is een betrekking te krijgen,
de r.k. wordt voorgetrokken, al komt
het voor, dat ook Evangelischen goede
posities verwerven. Zo zijn er in Tirol
Evangelische dokters, advocaten, hogere
ambtenaren, gemeenteraadsleden, inge
nieurs, kooplieden en fabrikanten.
Actiei maar arm
Molen te Liessel.
nig zielen telt, bloeit het Chr. vereni
gingsleven. Er zijn jeugdkringen, er is
een Jonge Kerk voor de jongeren van
1825 jaar; ook de Evangelische studen
ten hebben een eigen organisatie en
komen éénmaal per week bijeen en be
spreken levensvragen op Chr. basis. Ver
der is er een Evangelische moederkring.
De dames houden Bijbellezing en maken
kleren voor de armen en vluchtelingen.
De jeugd heeft 's zomers jeugdkampen
en de gemeente een eigen ziekendienst.
De gemeente bezit evenwel maar één
kerk; die te Innsbruck. Verder worden
er diensten gehouden in drie r.k. kerken,
in scholen, in spinnerijen tot een totaal
van 23 plaatsen. Godsdienstonderricht
wordt op 48 plaatsen gegeven. Innsbruck
alleen telt 1300 leerlingen en 200 studen
ten; geheel Tirol 2143 leerlingen. Dit
alles is niet alleen een dorre opsomming
van cijfers, als men bedenkt, dat er in
de gehele kerkelijke gemeente ongeveer
10.000 Evangelischen zijn. En in deze
enorm uitgestrekte gemeente zijn slechts
vijf dominees en zes mannelijke en
vrouwelijke leraren
Ds. Bolek legt niet de nadruk op het
sombere gedeelte van zijn verhaal. Hij
houdt er blijkbaar niet van om met de
armoede van zijn gemeente te koop te
lopen en niet in het minst met die van
zichzelf. Wij voeren het gesprek in zijn
eenvoudige werkkamer, waar een spreuk
aan de muur hangt: Gottes Willen hat
kein Warum. Wij vernemen slechts ter
loops, dat hij zeer klein behuisd is met
zijn gezin, dat een van achter het ijzeren
gordijn gevluchte dominee bij hem in
woont endat zijn salaris klein is.
Wij vertellen hem maar niet, dat Neder
landse jongelui er niet op zouden dur
ven trouwenEn de dominee heeft
enkele kinderen.
De financiële moeilijkheden, waarin
de gemeente verkeert, vinden hun oor
zaak in de toestanden in de door de
Sovjet Unie bezette gebieden. Uit deze
landen zijn 2000 Evangelischen naar
Tirol gevlucht. De ondersteuning, die zU
van de regering krijgen, is niet voldoen
de en de Kerk springt daarom bij. Ook
voor de geestelijke verzorging van deze
mensen, die in drie kampen leven, wordt
gezorgd. Er worden diensten gehouden
in het Duits, Hongaars en Frans; dikwijls
ook orthodoxe diensten in het Russisch.
Ds. Bolek, die Duitser van geboorte Js,
heeft hierbij het voordeel, dat hij lange
tijd in Polen heeft gestaan en de taal
dus ook beheerst.
Geen pessimist
Deze vluchtelingen zijn zeer kerks, zo
vertelde ds. Bolek, en moeten geholpen
worden. De nood wordt steeds groter.
„Wij kregen ondersteuning van de Lu
therse wereldbond en de oecumenische
vereniging in Amerika, nu ontvangen we
iets van de I.R.O., die gaat liquideren.
Maar wij zullen onszelf wel helpen."
Neen, pessimistisch, kan men deze strij
der niet noemen!
Als hij vertelt van zijn werk, komt er
iets naar voren, dat ons als Nederlan
ders wel erg verbaast. Het is meei malen
voorgekomen, dat ds. Bolek bij de be
grafenis van een geloofsgenoot moest
spreken. Dit kostte hem dan soms enige
dagen! De verbindingen, heel anders dan
wij in ons land gewend zijn, maken, dat
men soms de dag, voorafgaande aan de
teraardebestelling moet vertrekken en na
afloop van de plechtigheid is er dan geen
reisgelegenheid meer naar huis. Een
auto heeft de dominee ondanks zijn uit
gestrekte gemeente niet. Die kan er niet
af. Maar ook de andere mannen en
vrouwen, die als leraar, sociale verzorg
ster of zelfs als predikant vechten voor
de Evangelische gemeente in Tirol, be
schikken niet over het eenvoudigste van
alle vervoermiddelen: de fiets. De Kerk
kan er geen gelden voor uittrekken.
Holland is een land met veel fietsen
en iedereen weet, hoe hij zijn karretje
mist, als het eens met een lekke band in
de gang staat. En doe het eens zonder!
„Zouden de lezers van uw blad7"
„Maar krijgen we die fietsen over de
grens?" informeerden wij.
Bolek.
„Men kan niet meer spreken over
„steinreiche Hollander" maar wij ge
loven niet. dat de Nederlandse geloofs
genoten u in de steek zullen laten," zeg
gen wij bij 't afscheid.
„Das wër schön sein!"
„Wiederschau'n. Herr Pfarrerl"
ZONDAGSBLAD 28 JULI 1951
5
„kom juLLie om öie honö of om öie h&lsB&nöje?"
PAUL KRUGER, de bekende president
var. Transvaal, was niet alleen een
gelovig en moedig man, maar ook was hij
zeer gevat. Geen wonder dat over hem
talrijke anecdotes in omloop zijn. Uit de
rijke voorraad laten wij er hier enige
volgen.
Kruger was een smakelijk verteller.
En hij was het best op dreef als het
gesprek ging over jachtavonturen. In een
gezelschap Hollanders vertelde hij eens
hoe hij aanlegde op een leeuw. Een van
de luisteraars zei wat angstig:
Maar, president, als u nu eens mis
geschoten had?
Nou wat zou dat?
Dan had de leeuw u verscheurd!
Wel neen. als ik misgeschoten had,
dan was de kogel in de bek, in plaats
van tussen de ogen gekomen.
Neen, President, we bedoelen, als
u hem niet geraakt hadt.
O! dan gaat je geweer bij ongeluk
af, maar dan schiet je niet mis!
Eens was Kruger geweldig boos. Want
in een blad had iets gestaan wat niet
helemaal waar was. Vroeg in de morgen
werd de redacteur ontboden.
Als gewoonlijk werd het gesprek op
de stoep gevoerd. Als de Presidcni
kwaad was. kon hij heel hard pratca
schreeuwen zou een beter woord ge
weest zijn. Woord voor woord konden de
voorbijgangers hem dan ook verstaan.
Eindelijk hoorden zij de redacteur
wanhopig uitroepen: ..Maar President,
wat moet ik dan doen?"
„Skrjjf in jou krant dat jij gelieg het"'
Na deze woorden stapte de President
het huis in, en liet de verblufte -nan
Te Johannesburg werd een synagoge
gebouwd. De plechtige opening werd
door Kruger persoonlijk bijgewoond. Bij
die gelegenheid werd de President er
aan herinnerd, dat hij voor de Christe
lijke kerk twee stukken grond had afge
staan en voor de synagoge slechts één.
Met een ernstig gezicht antwoordde Kru
ger zijn Joodse gastheren toen: ,Ja, maar
die andere lui hebben twee testamenten
en jullie maar één. Zo gauw jullie er
ook twee hebben, krijgen jullie ook twee
stukken grond".
•0-
De heer E. J. van Gorkom vertelde
eens: „De vraag is menigmaal gesteld,
of de President, die nooit anders dan zijn
eigen taal sprak. Engels kon spreken
of verstaan. In het begin van de negen
tiger jaren bracht de President een be
zoek aan de stad Heidelberg. Ik was daar
voor zaken, en de oude landvorst, de heer
Mare, vroeg mij of ik de toespraak van
de President in het Engels zou willen
vertolken. Bizonder aantrekkelijk vond
ik die taak niet. want ik wist, dat de
President dikwijls teksten aanhaalde,
die zonder voorbereiding niet zo gemak
kelijk te vertalen zijn. Ik nam de in
vitatie evenwel aan en nam mij voor
mijn best te doen. Aanvankelijk ging het
goed, doch toen ik een zekere zin ver
tolkt had, keek de President mij doos
aan en zeide: „Dat hei ik nooit gese-nie'",
waardoor mij duidelijk werd, dat de Pre
sident. wat zijn taalkennis betrof, zich
Het was meermalen voorgekomen bü
het optreden van de President in de
Eerste Volksraad, dat de heer S- W.
Burger, als voorzitter, meningen uitte,
die niet strookten met die van Kruger.
Eens maakten de leden van de Volksraad
een spoorreis langs de Krokodilrivier.
Men naderde Rcssans Garcier, het eerste
station op de Portugese spoorbaan. Men
wees de President op de witte grenspaal
en zeide tot hem: „Dit is hier de buiten
kant van onze Republiek." Toen stond
Kruger op, begaf zich door het rijtuig
naar het balkon, waarop de heer Burger
stond en, terwijl hij z'n jas uittrok, zei
hij tot deze: „Nou Schalk, laat ons nou
baklei, hier is ik niet meer Presirie-i
hier is ik Paul Kruger".
Op Nieuwjaarsdag van het jaar 1888
hield Kruger een publieke ontvangst in
zijn woning; de eerste presidentale
ïieuwsjaarsreceptie. Onder de eerste be
zoekers waren de klerken, werkzaam
aan de Staats-secretarie. De president
was in een leuningstoel gezeten, ge
plaatst in een hoek van het vertrek
Langs de wanden stonden tafels waarop
kopjes en pierinkjes, glazen en schotels
met koek, gebak of gelei enbottels
met drank en met sodawater.
Toen de laatste klerk zijn gelukwensen
had afgestoken, stond de President op.
bedankte in korte woorden voor de ge
lukwensen en met een zwaai van de
arm in de richting van de uitgestalde
versnaperingen en met een ojijke klank
in zijn stem. vervolgde hij: „Kom jullie
om die hond, of kom jullie om die hals
bandje?" „Daar is koek, daar is koffie
en daar is drank ook".
Onder luid gelach bedienden de kler
ken zich van het aangebodene en dron
ken op 's Presidents gezondheid
Tenslotte nog een herinnering van heel
andere aard. De President bracht een
bezoek aan Kampen, waar te zijner eer
een diner was aangericht, waarbij prof.
Noordtzij als tafelvoorzitter fungeerde.
Toen deze met gebed wilde gaan aan
vangen, maakte Kruger ernstige bezwa
ren, wijl hier zovele dames aan tafel
zaten zonder deksel op het hoofd. Zó
mocht men niet in het gebed gaan, vond
hij. En op advies van Prof. Noordt2tj
hebben de dames zich toen tijdens het
gebed met het servet gedekt. Zo was aan
het gebruik, dat in de omgeving van
de President altijd gevolgd was, voldaan.
De maaltijd kon beginnen.
De Grote of St. Bavo-kerk te Haarlem
Deze bekende kerk is een karakteristiek voorbeeld van Nederlandse Gothiek,
een kruisvormige basiliek met ronde pijlers, een merkwaardig houten gewelf
en een zeer grote kruistoren, die in 1519 gereed kwam, de kerk zelf in 1472.
Van de andere bezienswaardige oude gebouwen in Haarlem noemen wij nog
het Stadhuis (oudste gedeelte 13de eeuw), de Vleeshal (1602) en de Nieuwe
of St. Anna-kerk (1613). Links op bovenstaande foto ziet men het standbeeld
van Laurens Jansz. Coster, volgens de bekende overlevering uitvinder der
boekdrukkunst. Dit beeld werd vervaardigd door Royer en dagtekent uit 1856.
MERIETJE AAN DE LOPENDE BAND
n/IERlETJE zit dus op 't gen? De
fabriek. Ze rit daar kra'
in de meesf letterlijke zin,
tje? En feitelijk de staf gen dat zes
t den domme" had ge-
Dat de President een uitnemend stra
teeg was is overbekend. Gedurende de
jaren, die de grote Boerenoorlog vooraf
gingen, verscheen geregeld op de begro
ting een post, die „Geheime uitgaven"
werd genoemd. De oppositie trachtte tel
kens informatie van de regering uit te
lokken hoe deze fondsen werden be
steed en het sprak wel van zelf, dat de
regering er weinig voor gevoelde die
Informatie te verstrekken. Toen op een
goede dag de President wederom ontzet
tend was lastig gevallen stond hij op en
hield een korte toespraak, die afdoende
bleek. Hij zeide ongeveer het volgende:
„Meneer die Voorzitter, ik verstaan nie,
wat die geagte lede wil weet. As ik hulle
vertel waarvoor die gelde gebruik word,
dat blijf dat pos ni" langer eon gehei-
want ze heeft haar plaats- Kdactie,
je gevonden aan die ein- wijkpredikant met zijn
deloze lopende band, die wekelijkse artikel
klaar liggen en de machi
ne stampt 'n keertje en
zes netjes aangeklede tof-
en meisjes jaloers naar
PaP^er*j®s haar schoonheid die ze
heus niet bemanteld
fen toon spreidt. Daar
r\jdt een fonkelende ato
heel de lieve dag niets eens? Is de hele maat- fees rukken weer verder-
anders doet dan toffees schappij niet één geweIdig op. Dat is alles. Dat is niet voor, en een droomheld
naar haar toeschuiven. Ze raderwerk, dat al gecom- veel. En dat is veel te geleidt haar galant naar
zit op een soort metalen pliceerder wordt; dat al weinig tegelijk. Want een het portier, terwijl de
inkapselt
onzichtbare draden? En
dat alles dan niet
krukje, kruising van tand-
artsenstoel en middel
eeuws martelwerktuig.
Neen, nu zeg ik het al
weer te agressief, net Antichrist, e<
alsof de mensen van 't fa- schaduwing va
briek dat er om gedaan ste der tijden,
hebben, en ik weet fifigjjjjflg
kei ijk wel beter. De
behoort boven de
dingen te staan, zelfs als
ze zijn gang bepalen
ken van het rijk van de zijn vrijheid inperken. Hij
vooraf-
het laat-
moet iets weten
„Vanwaar"
heen". Doch daarvan
machine volledig de over- iveet Merietje niets. Er-
hand gekregen heeft op de gens honderd, tweehon-
meter
chine welke Merietje be- mens? Kijk, daar kunnen derd meter hogerop wor-
dient is waarlijk wel ver-
antwoord ontworpen en
uitgevoerd en dus dat
krukje ook. Precies zo dat
je het meeste werk kunt
verwachten van degeen,
die er op te zitten heeft.
Dat meisje moet niet no
deloos moe worden; dat
moet gemakkelijk d'r ar
beid kunnen verrichten;
dat moet niet achterblij
ven bij het dwingende
rhythme van de machine,
welke de band in bewe
ging brengt; dat moet spe
lenderwijs kunnen doen van zon en maun, vun uuy
wat er van haar verwacht en nacht. Maar dit alles
zen of kisten gestouwd zo gaat de dag voorbij,
en trekken dan de wijde Zo gaat dag na dag voor-
imposante beschouwingen beneden worden ze in do- len.
wijden
raken we toch de kern der
zaken van Merietje niet wereld in. Maar dat
meer. Sinds de mens ge- Merietje allemaal te
vallen is, is zijn leven leerd. Zij moet enkel
onderworpen
ding, zij het mogelijk eerst
chauffeur in zijn goudge-
treste livrei hoofs buigt.
Ze schenkt hun beiden
een smachtende blik van
het ender haar donkere tom-
Waar- pers: gek worden ze daar
van, dat weet ze, maar
thuis wacht haar minnaar
haar bij de rozenhaag....
Jongens en mannen, man
nen en jongens Me-
fees schep- rietje droomt. En onder-
penderwijs wijl fladderen haar handen
geschapen. over de machine, schert-
Ergens der- sende vogeltjes, die al
tig, vijftig maar zes veertjes, zes
bonte veertjes laten val-
wordt. Het is allemaal tot
i de perfectie uitgekiend;
at is er de eer en de
verhindert hem nog niet
het Woord te horen en
begenadigd mens te
n. Ja, óók de zijn. Hij kan verantwoor-
benauwenis, want ergens,
ergens klopt iets niet. En
dat kleine nietige iets is
dit dat een machine on
danks alles het tempo
blijft aangeven. Dat een
mens en dat is toch de
kroon der schepping, naar
Gods beeld geschapen
onderdanig geworden is
aan het ding.
Ben ik nu sentimenteel?
Zijn we niet allemaal on
dergeschikt aan de din-
papiertjes, die
de wisselingen kinderen en kinderlijke
mensen boeien en verlok
ken en daarmee uit.
Na een week doet Me
rietje dit spelenderwijs.
Dat wil zeggen; ze doet
haar werk zonder erbij te
hoeven denken. Haar ge
dachten zijn ver weg. Ze
zijn bij die knappe vrjer
van een chauffeur, die
gevraagd heeft of ze van
avond mee ging naar de
bioscoop. Ze zijn bij die
andere, even knappe jon
gen waar ze gisteravond
mee uit is geweest. Ze
dwalen tussen /ilmcoulis-
on werkelijke
Daar danst Me-
delijk werk verrichten
maar juist dat kan Me
rietje niet. Want Merietje
is een te klein schakeltje
in het grote proces van de
arbeid. Ze is onmisbaar,
maar tegelijk zo gemak
kelijk te vervangen: een
kind kan haar werk im
mers doen! Ze heeft al
leen maar te reageren op
dat ene rijtje toffees dat sen
op haar afsukkelt, nukkig wereld.
voorwaarts gerukt door riètje en wordt bewonderd
bij. Zo rijen zich
ken en maanden aaneen.
En aan het einde van elke
werkdag staat een jongen
te wachten, of een man.
Daar gaat Merietje mee
uit, tenminste Vrijdag en
Zaterdag en Zondag en
Maandag, want daarna is
het geld meestal op en
dan hangt ze in haar grij
ze straat tegen een huis
muur of zit, met wiebelen
de, hoog-genylonde kou
senbenen in een raamko
zijn te sjansen. Uitdagend
staan haar ogen, uitdagend
is haar mond; ze lonkt
van onder haar donkere
wimpers. Toch heeft ze
niets eigens; toch is ze
zelf maar een toffee, een
serieproduct van onze be
schaafde twintigste eeuw...
WIJKPREDIKANT.