gebaande wegen I ZONDAGSBLAD 7 JULI 1951 99 KORT VERHAAL VAN C. GROEN BIJ mevrouw c~ÏÜitt<z MET een zucht liet mevrouw Witte de krant op haar schoot zakken, streek met de hand over haar voor hoofd en keek toen afwezig de huis kamer door. Je kon tegenwoordig de krant niet opnemen of je las, dat hier of daar een roofoverval op niets vermoedende vrouwen was gepleegd. Twee dager, geleden had ze gelezen, hoe een on bekend gebleven Kerel 's avonds bij een pensionhoudster had aangebeld, haar plotseling was aangevallen en er met een buit van vierhonderd gulden vandoor was gegaan. Nu stond er weer een soortgelijk geval in, waar bij een vrouw, voor een luttel bedrag, bijna was vermoord. Je hield warem pel je hart vast als je een avond al leen thuis was. Ze trachtte zich de gewaarwording voor te stellen, als je niets vermoe dend de deur open deed en er storm den opeens eén of meer gemene ke rels op je af. Wat zoo je daarte gen moeten uitrichten? Nee, ze moest er niet aan denken. Het was maar het beste om die malle gedachten meteen uit het hoofd te zetten. Zouden ze nu juist bij haar een overval komen doen? Dat zou wel buitengewoon toevallig zijn. Eén kans op de honderdduizend....! Ze stond op, legde de krant op de rooktafel en draaide aan het radio toestel tot ze een aardige melodie hoorde. Uit haar breimandje haalde ze de nieuwe trui, die ze voor Gerard had opgezet, schoof het haardstoeltje wat dichter bij de kachel en vlijde zich toen neer. Een zangeres zette met warm ge luid een lied in. Terwijl de breipen nen zachtjes, als het ware het rhyth- me van de muziek meetikten, tracht te ze de onprettige gevoelens van zich ef te zetten, welke ze na het lezen ge waar was geworden. „BimbamDe klok op de schoorsteen begon tien uur te slaan. (Vervolg van pag. 1) Donker Afrika Terwijl de breipennen rustig doortik ten, keek ze onwillekeurig even op. Gelukkig, nog een uur, dan kon Ge rard weer thuis komen. Gunst, een uur nog.dat was een hele tyd als je alleen zat. Wat eigenaardig toch, dat ze zich juist deze avond zo een zaam voelde, 't Was toch niet de eer ste keer, dat haar man afwezig was; sinds hij zelfstandig werkte kwam dat wel vaker voor. 't Was wel niet gezel lig, maar ze had zich toch nooit zo griezelig alleen gevoeld als nu Ze onderbrak haar gedaentengang en trachtte zich op haai- breiwerk te concentreren. Zo dat pand begon al op te schieten. Moest ze hier nu al gaan minderen? Even kijken.... Langzaam, met de punt van de an dere pen, begon ze de steken te tel len. Eentweedrievier „Ring....!" Lang en doordringend ging plotseling de electrische schel in de hal over. Met een schok veerde ze opwat kon dat nu zijn? Welk bezoek kon ze op dit late uur nog verwachten? Gerard kon er nog lang niet zijn, die had trouwens een huis sleutel en was veel te secuur om die te verliezen. Ja, wat moest ze nu? Naar de deur gaan en opendoen? Waar was ze eigenlijk bang voor? Kom, weg met die flauwe aanstellerij. Toch aarzelde ze, toen ze het brei werk neerlegde en langzaam opstond. Tegelijkertijd viel onwillekeurig haar blik op de krant, voor haar op het ta feltje en zonder dat ze precies wist wat het was, greep haar weer dat on behaaglijke gevoel aan Weer werd er aanhoudend gebeld. Oh gunst, was Gerard nu maar thuis. Verbeeld je alsja als ze bij haar een overval kwamen doen. Nee, laat zijn wie er was, maar onder geen voor waarde durfde ze meer open te doen. Die wisten natuurlijk, dat haar man niet thuis was Ze draaide de radio zachter en be merkte dat haar hand beefde Idioot toch! Maar ze kon er heus niets aan doen. Toen liep ze naar het raam, schoof het gordijn op een klein kier tje en gluurde naar beneden. Maar ze zag niets. Een heel eind verder stond een straatlantaarn, maar het spaarzame licht was niet voldoende om vanuit de verlichte kamer iets te kunnen onderscheiden. En als er be neden lieden waren, die kwaad in den zin hadden, konden zij zich gemakke lijk in het portiek van de voordeur schuil houden. Moest ze dan maar het raam ope nen en roepen wie of er was? Juist toen ze deze mogelijkheid overwoog ging de schel weer ever. Het leek wel of ze haar met alle geweld tot open doen wilden dwingen, zo lang hield het aan Er gleed even een koude huivering langs haar rugDat moest iets zijn, dat niet in orde was. Ze kon immers niemand verwachten. Oh lieve help, als ze nu de deur maar niet gingen forceren.... 't Was altijd zo stil en Het Gotisch Stadhuis van Middelburg, uit het begin der 16e eeuw, dat tijdens de oorlog verwoest werd, begint geleidelijk in zijn oorspronkelijke pracht te herrijzen, al moet er nog zeer veel werk verricht worden. deze buurt. Als ze er op stonden bin nen te komen, dan konden ze gemak kelijk met een valse sleutel de deur openen. Gejaagd deed ze het gordijn weer toe en keek angstig de kamer door, waar niemand anders was dan zijzelf. Oh, wat voelde zij zich nu hulpeloos. Besluiteloos liep ze naar de radio tafel, schakelde het toestel uit en luis terde met ingehouden adem naar elk verdacht geluid. Hoorde ze daar niet iets, beneden in het portaal....? Ach, verbeelding natuurlijk! Nee toch, dat waren stemmen, heel zacht, als fluis terden ze.... Wat moest ze toch beginnen? Haar eerste impuls was om naar de kast in de hoek te lopen, waar het geldkistje stond. Ze draaide de deur op slot, haalde de sleutel er uit en kec-k met wanhopige blik naar een plaats om ede te verstoppen. Enige seconden later lag de sleu tel tussen de shag in de tabakspot op de rooktafel. Toen begon het marte lende geschel weer. Nu móéït ze toch iets doen! Vooruit dan maar. Op de tenen sloop ze de kamer uit en ging de kille donkere gang op. Het klamme zweet brak haar uit. Ze durfd* geen licht te ontsteken, uit angst dat men haar beneden zou opmerken. Daar was de tussendeur naar de trap. M«*t trillen de handen zocht ze naar de sleutel en draaide die snel om. Gelukkig, dié was dicht! Maar nu? Had ze maar telefoon, dan kon ze tenminste bellen. Ja, had ze „RingDaar begon dat ver schrikkelijke gerinkel weer! Hielden ze er dan nooit mee op!? Wilden ze haar zenuwen met alle geweld kapot hebben? In de kale hoge hal klonk het nu vlak bij haar, als een even tergend als martelend geluid. Het priemde door haar hersens heen, hüü, dat kon ze niet langer aanhoren! Tastend gleden haar handen langs de muur, tut ze de stekker voelde, die de stroom voor de transformator inschakelde en trok die met een ruk uit het stopcontact. Zo.., dat ellendige gebel was ze eindelijk kwijt! Trillend van emotie zocht ze de weg naar de kamer terug en sloot ook hier zorgvuldig de deur aan ae bin nenkant af. Daarna draaide ze het licht in de grote kroonlamp uit, strom pelde half op van de zenuwen naar het haardstoeltje en liet zich hierin neervallen. Zo wachtte ze, terwijl bij ieder ver dacht geluid, dat tot de kamer door drong, haar hart wild bonsde. Ze luis terde naar het tikken van de klok en telde de seconden, die verstreken...., de minuten die uren schenen te du rentot haar hoofd bijna barstte van de spanning. „Schat van mestamelde de verliefde jongeman in het portiek, be neden de woning van mevrouw Witte, toen de kerkklok half elf sloeg. Hij boog zich voorover en kuste het meisje, dat met haar rug tegen de deur leundeom hiermede voor de zoveelste keer die avond de schel in te drukken C333B339 Stoeptreden-straatjes in Algiers' don kere wijken met donkere mensen De strijd om de onafhankelijkheid moge dan op het ogenblik niet meer schijnen dan een klein krachteloos vlammetje, door het conservatisme van de bevolking moge thans nog niet gesproken kunnen worden van een ondergronds verzet", er zijn echter onmiskenbare tekenen, dat ook hier de koloniale macht van Frankrijk zal tenietgaan. In Februari van dit jaar stond heel dit deel van Noord-Afrika consequent aaneengesloten t.a.v. de Tunesische crisis, toen de Franse magistraat weigerde gehoor te geven aan de ver zoeken om ook de Tunesiërs mede zeggenschap te geven in het bestuur. Daarna kwamen er moeilijkheden in Marokko, toen de Sultan van zich deed spreken en generaal Juin pro beerde hem af te zetten. Momenteel worden sommige politieke leiders in Algiers onderdrukt, en zelfs richten de Franse maatregelen zich tegen inheemse vertegenwoordigers in de Assemblée van dit land. Welgelukzalig zijn zij, in wier hart de gebaande wegen zijn. Psalm 84:6b. 1WIE door de Alblasserwaard per auto naar Utrecht wil reizen, ziet eerst vóór zich de prachtige betonweg. Rechtuit, vlak, zonder enige hindernis. Op het kruispunt vóór Gor- kum gearriveerd, heeft hij links af te slaan, en bemerkt hij al spoedig, dat hij nu een weg van het meer ouder wetse type heeft te gaan. Door Arkel en Meerkerk slingert zich z'n pad, soms met scherpe bochten. Tot bij Vianet» de rechte, moderne heirbaan weer is bereikt. Laten we dit als voor beeld mogen gebruiken, otn Psalm 84 te verduidelijken. De dichter spreekt over gebaande wegen. In het Oosten had men in die dagen geen betonbanen. Ook de, bij ons nu alweer ouderwetse wegen waren hun onbekend. We kunnen ons geen voor stelling er van vormen, hoe primitief het reizen in die vroegere eeuwen moest geschieden. Wy zouden het geen weg willen noemen, waarlangs men destijds moest gaan. Daarom was ieder uiterst dankbaar, als hij een pad bereikte, waarvan men kon zeggen: Hier is aan gewerkt. Stenen zijn opgeruimd. Hindernissen zijn weggenomen. De grond is wat vlak gemaakt. Een gebaande weg was in Palestina een kostbaar, zeer ge waardeerd, bezit. De dichter van Psalm 84 heeft hier van gebruik gemaakt, om geestelijke werkelijkheden dichter bij te brengen. Dat is het fijne van Gods Woord, dat het gedurig beelden aan het leven ont leent, waardoor Gods openbaring ge makkelijker inhaakt in het hart. Gebaande wegen moeten er zijn in ons innerlijk leven. Hier staat niet, of deze door God zyn aangelegd, of dat hier wordt bedoeld, dat wij. in een leven van bekering, daarnaar moeten worstelen. Omdat hier geen keuze wordt gedaan, zullen wij beide moeten nemen. Professor Noordtzij heeft voor al op het eerste nadruk gelegd. Hij zegt: „God heeft er orde op zaken ge steld. Hij heeft er weer regelmaat in gebracht. De mens kan er nu weer „uitkomen". Het is nu in het hart geen woestijn en wildernis meer." Gebaande wegen in het hart zijn dan een machtig Godsgeschenk. Als God de Here Jezus in ons letten heeft gebracht, worden de rotsblokken van zonde en schuld opgeruimd. Welzalig is hij, wiens zonden vergeven zijn. We krijgen weer oog voor liefde, en vrede; we genieten van rust door verzoening. We worden kalm. We krijgen initiatief. We voelen ons opgelucht en beuryd. Er kan weer wat gebeuren, als we uit Christus gaan leven. We kunnen weer voort. Maar, dan doen we ons best, om te voorkomen, dat er weer rotsblokken de weg versperren. Een leven van voortgaande bekering is een leven van worsteling om een gebaande weg. Dan weten we, dat toegeven aan zonde de baan afsluit. De gave wordt een op gave. God zorgt voor een vrije weg, en uty zetten alle energie in, om het pad vrij te houden. Hoe sterker we on der de indruk zijn van het feit, dat God de gebaande ivegen geeft door Christus, hoe krachtiger bij ons de be hoefte moet groeien, de obstakels van de zonde te keren. Psalm 84 zegt, dat God de gebaande wegen allereerst in het HART geeft. Niet de handelingen, niet de woorden, niet de gedachten worden genoemd, maar het hart. Waarom? Omdat dit de centrale is, waar de levensverrichtin gen van de gehele mens de oorsprong vinden. Als daar de gebaande wegen zijn, dan wordt dit wel naar buiten openbaar. Hoe staat het met ons hart? Is het daar een wildernis? Of, kan de Geest van God zich daar vrij bewegen? Mijn lezer, God geve U en mij, dat wij in het levensbeweeg van elke dag proeven, genieten, wat hier wordt tiit- gedrukt met: Welgelukzalig. Welgeluk zalig zijn zij, in wier hart de gebaande wegen zijn. ZONDAGSBLAD 7 JULI 1951 7 onze j€uqó-p&qinè^^ Een domme kraai T f ANS gaat op reis. Niet in een AA trein, of met de bus. Ook niet in een auto. Hans wordt in een klein hok gestopt, met tralies er voor. Het hok wordt achterop een fiets gezet. En daar gaat het, hobbeldebobbel over de straatstenen. De kleine, ronde oogjes van Hans kijken verwonderd. Hij begrijpt er niets van. En hij vindt het niet pret tig ook. ,,Ka, ja.!" zegt hij. Want Hans is een kraai, een tam me kraai. Hij heeft wel een half jaar bij Paultje gewoond. En nu mag het opeens niet meer. Paultjes vader heeft sla in de tuin geplant, en an dijvie. En Hans heeft alle groene, jonge blaadjes heerlijk opgesmuld. Nou, en dat mocht niet. Daar had Paultjes vader ze niet voor geplant. Maar dat wist Hans niet. Hij is maar een domme kraai. En nu moet hij naar een andere baas. Naar een andere tuin. Waar géén sla staat en géén andijvie. Hij begrijpt er niets van. Sla is toch zo lekker. Nee, hij vindt het helemaal niet prettig. Maar gelukkig valt het erg mee. In de nieuwe tuin staat een héél ho ge boom. Hans springt van de ene tak op de andere, tot hij in 't hoog ste topje zit. Nu lijkt het een beetje op vroeger, toen hij nog vliegen kon. Ja, toen had hij geen takken nodig. Toen vloog hij zo maar de wijde, blauwe lucht in. Maar de mensen hebben een stukje van zijn vleugels afgeknipt.' Nu kan hij alleen nog maar een beetje fladderen. Maar bo ven in die boom kan hij tenminste ver kijken. En als er andere kraai en overvliegen, klapt hij met zijn vleugels, net als zij. En hij roept: ,,Ka, ja," net als zij. Er is nog iets anders dat prettig is, de tuin van de buren. Daar staan de prachtigste bloemen, rode en ge le en witte... Soms komt er een meis je. Ze heeft nog meer mooie bloe men. Die zet ze op de lege plaats jes. Als Hans het meisje ziet, gaat hij gauw op het hek zitten. Hij kijkt wat ze doet. Hij wacht tot ze klaar is. En als ze is weggegaan, hipt hij haastig van het hek af, en trekt met zijn sterke snavel alle bloemen er weer uit. Een leuk spelletje vindt hij dat. Maar het meisje vindt het niet leuk. Ze bromt op Hans „Stou terd!" Ze brengt geen nieuwe bloemen meer mee. Alleen plukt ze af en toe wat bloemen om in een vaasje te zetten. Rode en gele en witte. Dat staat mooi. En Hans kijkt maar. Opeens De- grijpt hij het. Je mag de bloemen er niet uittrekken. Je moet ze afpluk ken, net als het meisje. Hij hipt de tuin in en trekt de bloemen er af. Allemaal! De rode en de gele en de witte. Het meisje huilt. En dan is er op eens weer het kleine hok met de tra lies. Hans wordt er in geduwd. En dan gaat het weer hobbeldebobbel over de straatstenen. Bij zijn nieuwe baas mag hij ook niet blijven. Hij begrijpt er niets van. Hij is ook maar een domme kraai. Nu komt hij in een klein tuintje. Daar staat geen sla en andijvie. Daar staan geen mooie bloemen. Daar staat ook geen hoge boom. Dat is wel jammer. Er is alleen een gras veldje. Op dat grasveldje een box. En in die box zit een klein kereltje zoet te spelen. Een grasveldje is niet zo mooi als bloemen. Ook niet zo hoog als de boom. Maar er zitten een heleboel heerlijke, dikke wormen. Daar houdt Hans zo van. Hij hoeft maar in de grond te pikken, dan heeft hij er al een. Hij smult tot z'n buikje helemaal rond is. Dan stapt hij naar de box. „Ka!" zegt hij, „ka, ka!" Het kleine kereltje gooit z'n speel goed weg. Het kruipt naar de rand van de box om naar dat rare beest te kijken. Het steekt allebei z'n blote pootjes naar buiten. Hans ziet het. Hij denkt dat het kereltje ook al met hem spelen wil. En met z'n harde snavel pikt hij zomaar in de rose teentjes. O, het bloedt! Het ventje gilt van schrik en pijn. Een harde hand slaat Hans en nog diezelfde dag gaat hij weer op reis. Hij is er verdrietig van. Hij kan maar niet leren wat bij de mensen wel mag en wat niet. Hij is ook maar een domme kraai. Maar nu zal het wel beter gaan. Hij komt bij een oude dame, met wit haar. Ze heeft zo'n lieve stem. Ze zegt: „Ik vind je niet stout, hoor! Ik zal je wel alles leren. Hier mag je altijd blijven!" En als hij pikken wil aan de rode aardbeien, zegt ze: „Hans, pas op hoor! Dat is van 't vrouwtje!" En heus, Hans begrijpt het al een beetje. Maar op een keer laat mevrouw de naaidoos op de tuintafel staan. Hans springt op het tafeltje en kijkt in de doos. Wat een prachtige glinsterdin- gen. Een vingerhoed, een haakpen, een speldendoosje, een zilveren pot loodje... Hans is verrukt. Een voor een haalt hij al die mooie dingen uit de doos en bergt ze op een fijn plek je in de tuin. Een plekje dat nie mand weet. Als de tuindeuren open staan, haalt hij ook nog allerlei moois uit de kamer. Een vulpen... een le peltje... En mevrouw maar zoeken, ,,'t Lijkt wel of hier getoverd wordt," zegt ze. „Vanmorgen had ik m'n vul pen nog, en er is niemand geweest." Het duurt bijna een week voor ze al les vindt. En dan weet ze meteen wie de schuldige is. Ja, en nu wordt het moeilijker. Ze houdt van Hans. Ze heeft beloofd dat hij blijven mocht Maar dit is toch te lastig. Ze denkt en denkt En opeens weet ze het. „Je hoeft niet weg!" zegt ze tegen Hans. „Je gaat op het dak van de schuur. Daar kan Je niet af. En je hoort toch bij Het dak van de schuur is plat. Er ligt grind. Maar er staan geen bloe men en bomen. Er is geen gras. Als Hans in de grond pikt, vindt hij geen lekkere wormen. Er zijn geen mooie glinsterdingen. Nee, Hans vindt het akelig op die schuur. Hij kan de hele nacht niet slapen. En als 's morgens heel vroeg de kraaien overvliegen, krijgt hij heimwee naar z'n vrije le ventje van vroeger. „Ka, ka!" roept hij. Ik wil mee. Bij de mensen mag je niks. Ik hoor bij jullie. „Ka, ka!" Hij slaat met zijn vleugels. Wat is dat? Ze zijn groter geworden. Ze dra gen hem weer. Voorzichtig vliegt hij rond boven de schuur, 't Gaat! Het gaat! Hij vliegt van boom tot boom Telkens rust hij even. 't Is nog een beetje vreemd. Maar als er weer kraaien zeilen langs de blauwe lucht, waagt hij het. Hij laat zich zweven op de wind. En hij heeft zich nog nooit zo gelukkig gevoeld. „Ka, ka!" roept hij naar beneden. Ik ben toch lekker weggegaan. Nu mag ik weer doen wat ik zelf wil. Van de mensen begrijp ik niks. Ik ga fijn weer terug naar de kraaien. „Ka, ka!" Co van der SteenPijpers onze BRievenBus Beste nichten en neven. Gelukkig dat jullie mij niet kunnen zien, want ik ben een beetje beschaamd. In het kruiswoordraadsel van vorige week kwamen een paar foutjes voor. Ik weet niet of het de schuld is van de tekenaar of van de zetter, maar de boel klopte niet helemaal. Toen ik dat in de gaten kreeg, dacht ik; Och och, nu zul len wel niet veel jongens en meisjes een oplossing inzenden, want ze kunnen er natuurlijk niet uitkomen. Gelukkig heb ik me erg vergist want er ligt een hele stapel brieven vóór mij. De fouten wer den door m'n nichtjes en neefjes gauw opgemerkt. Dat was werkelijk een pak van m'n hart. Ik dacht dat jullie wel erg boos zouden zijn. Maar niks hoor. Je hebt zeker gedacht: zelfs de beste breister laat wel eens een steekje vallen En zo is het inderdaad. Nu ga ik eerst de vele briefjes beant woorden Zo, Bob van Nes. ga jij met de Zondagsschool naar Valkeveen? En je bent van plan me straks over dit uitstapje wat te vertellen. Ik wens je een prettige dag. Je had niet op een prijsje gerekend, Leni Weeda? Nou. dan is 't een dubbele meevaller als je een mooi boek krijgt toegezonden Ar ie Hoorweg heeft ook ontdekt, dat er een fout in de puzzle was geslopen. Hij geeft daarvan de schuld aan., „het ma- chien in de drukkerij!" Teun is Kooij Oplossing Kruiswoordraadsel van vorige week Van links naar reehts: 1. Zwitserland, 10. Goor, 11. os, 12. raam, 14. rol, 16. om, 18. sa, 19. in, 20. Roemenië, 23. in, 25. re, 26. Ieren, 27. klei, 29. neen, 30. do, 31. eren, 32. dier, 34. leeuw, 35. ne, 36. ba, 38. tg, 39. ar, 40. je, 41. Denemarken. Van boven naar beneden: 1. zoon, 2. wol, 3. ir, 4. si, 5. Romein, 6. L.S., 7. nr, 8. das, 9. om, 10. Griekenland, 13. aai, 15. do, 16. om. 17. Eire, 20. rein, 21. neer, 22. eender, 24. Noorwegen, 25. ree, 28. l.r., 30. deuntje, 33. i.e., 36 bad, 37. are. Hier boven geven we weer een nieuw kruiswoordraadsel. Uit de tekeningetjes er om heen moet je opmaken wat je moet invullen. Van links naar rechts moet je invullen de nummers 1, 4, 8, 9. 10, 13, 14, 15. 20. 22. 23. 26 en 27. En van boven naar beneden de nummers 2. 3. 5. 6. 7. 11, 12, 16. 17, 18, 19. 21. 24 en 25. 't Is niet gemakkelijk, daarom zal ik je een handje helpen. Het eerste plaatje is een plant, dus die 5 letters vul je als no. 1 v.l.n.r. in. Het tweede plaatje is een loods, dus deze 5 letters komen te staan op no. 2 v.b.n.b. Begrepen? Dus eerst uitmaken wat het tekeningetje voorstelt, dan invullen. zit nu in de 6de klas. Goed zo. maar denk er om Teunis, dat rapport met 2 p's moet worden geschreven. Natuurlijk Bep Jansen, mag jij meedoen. Har telijk welkom in onze kring. W i m van D u y n wordt bedankt voor de leuke raadsels en grapjes. Hans H as se- f r a s feliciteren we met zijn 10de ver jaardag. Dat reisje naar Holwerd, hele maal in Friesland, was toch maar een mooi uitstapje. Ook Truus den Dop per wil met ons gaan meedoen, doe maar goed je best, Truus! Kees Faro vond de puzzle erg moeilijk, maar heeft toch de oplossing gevonden. Natuurlijk: de aanhouder wint! Ne 11 ie de V1 ïe- ger schreef me, dat op de verjaardag van Prins Bernahrd bij haar thuis 5 poesjes geboren zijn. Dat is leuk. Le- nie Langelaar heeft Zaterdag mee gedaan aan een estafetteloop. Ze hebben de 4x60 en 4x100 meter gewonnen. Goed zo! Nel van Bruinisse vindt dat soort puzzles leuk waarin je een schaap naar zijn stal moet brengen. Maar dat kunnen we elke week niet doen. Toos Rietveld vertelt, dat ze t in de kersenboomgaard erg prettig vindt. Geen wonder. Daar zou 'k ook best een poosje willen rondstappen. Voor deze week zai ik 't hierbij laten. Ik krijg altijd zo veel brieven, dat ik er niet aan denken kan ze allemaal te ue- antwoorden. Maar dat is niet erg. Mijn moeder zegt altijd: als 't rond gaat, krijgt iedereen een beurt En ten slotte nog het belangrijkste: de prijswinnaars. De eers'a prijs werd toegekend aan Jan Verhoef; de tweede aan Tanneke Vroegindeweij en de derde aan Teunis Kooij. Troostprijzen gaan naar Arie Hoorweg en Aartje Verveer. De vacantietijd gaat nu opschieten. Vele neven en nichten schreven me wat ze van plan zijn en waar ze naar toe gaan. Laten we hopen op mooi weer, want dat is voor een prettige vacantie wel een eerste voorwaarde. Zoals steeds: de hartelijke groeten van TANTE JOS t 1 Pi Getekend. wik. N,LS MANSS0N sn MM 1 yffjy ><^7 IAI6A-BRITT ALlERT 71. Plotseling kwam de Koning door de slotpoort. Slaperig was hfl opgestaan van zijn stoel bij de schatkist vol met gouden en zilve ren munten. Hij was gewoonlijk erg slecht gehumeurd vlak na het ont waken, maar na deze honderdjarige slaap bromde en commandeerde hjj zo erg, dat het een leven van belang 72. „Maak je toch niet zo druk, lieve man", zei de Koningin, die net ontwaakt was in haar mooie zijden stoel. „Maak toch niet zo'n leven. Je wekt het hele slot". Ja, dat zou wel tijd worden, vond de Koning, na honderd jaar slaap. En waar is eigenlijk Doornroosje? Ze is altijd spoorloos verdwenen als ik haar no 73. „Hier ben ik. Vader", klonk J een blijde stem en de Prinses kwam de zaal binnen terwijl de moedige Prins mee kwam. De lange slaap had Doornroosje nog mooier ge- maakt dan ze eerst al was en de hofdames zuchtten van afgunst. dig heb. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 10