gebaande
wegen
I
ZONDAGSBLAD 7 JULI 1951
99
KORT VERHAAL VAN C. GROEN
BIJ
mevrouw
c~ÏÜitt<z
MET een zucht liet mevrouw Witte
de krant op haar schoot zakken,
streek met de hand over haar voor
hoofd en keek toen afwezig de huis
kamer door.
Je kon tegenwoordig de krant niet
opnemen of je las, dat hier of daar
een roofoverval op niets vermoedende
vrouwen was gepleegd. Twee dager,
geleden had ze gelezen, hoe een on
bekend gebleven Kerel 's avonds bij
een pensionhoudster had aangebeld,
haar plotseling was aangevallen en er
met een buit van vierhonderd gulden
vandoor was gegaan. Nu stond er
weer een soortgelijk geval in, waar
bij een vrouw, voor een luttel bedrag,
bijna was vermoord. Je hield warem
pel je hart vast als je een avond al
leen thuis was.
Ze trachtte zich de gewaarwording
voor te stellen, als je niets vermoe
dend de deur open deed en er storm
den opeens eén of meer gemene ke
rels op je af. Wat zoo je daarte
gen moeten uitrichten?
Nee, ze moest er niet aan denken.
Het was maar het beste om die malle
gedachten meteen uit het hoofd te
zetten. Zouden ze nu juist bij haar
een overval komen doen? Dat zou
wel buitengewoon toevallig zijn. Eén
kans op de honderdduizend....!
Ze stond op, legde de krant op de
rooktafel en draaide aan het radio
toestel tot ze een aardige melodie
hoorde. Uit haar breimandje haalde
ze de nieuwe trui, die ze voor Gerard
had opgezet, schoof het haardstoeltje
wat dichter bij de kachel en vlijde zich
toen neer.
Een zangeres zette met warm ge
luid een lied in. Terwijl de breipen
nen zachtjes, als het ware het rhyth-
me van de muziek meetikten, tracht
te ze de onprettige gevoelens van zich
ef te zetten, welke ze na het lezen ge
waar was geworden.
„BimbamDe klok op de
schoorsteen begon tien uur te slaan.
(Vervolg van pag. 1)
Donker Afrika
Terwijl de breipennen rustig doortik
ten, keek ze onwillekeurig even op.
Gelukkig, nog een uur, dan kon Ge
rard weer thuis komen. Gunst, een
uur nog.dat was een hele tyd als
je alleen zat. Wat eigenaardig toch,
dat ze zich juist deze avond zo een
zaam voelde, 't Was toch niet de eer
ste keer, dat haar man afwezig was;
sinds hij zelfstandig werkte kwam dat
wel vaker voor. 't Was wel niet gezel
lig, maar ze had zich toch nooit zo
griezelig alleen gevoeld als nu
Ze onderbrak haar gedaentengang
en trachtte zich op haai- breiwerk te
concentreren. Zo dat pand begon
al op te schieten. Moest ze hier nu al
gaan minderen? Even kijken....
Langzaam, met de punt van de an
dere pen, begon ze de steken te tel
len. Eentweedrievier
„Ring....!" Lang en doordringend
ging plotseling de electrische schel in
de hal over. Met een schok veerde ze
opwat kon dat nu zijn? Welk
bezoek kon ze op dit late uur nog
verwachten? Gerard kon er nog lang
niet zijn, die had trouwens een huis
sleutel en was veel te secuur om die
te verliezen.
Ja, wat moest ze nu? Naar de deur
gaan en opendoen? Waar was ze
eigenlijk bang voor? Kom, weg met
die flauwe aanstellerij.
Toch aarzelde ze, toen ze het brei
werk neerlegde en langzaam opstond.
Tegelijkertijd viel onwillekeurig haar
blik op de krant, voor haar op het ta
feltje en zonder dat ze precies wist
wat het was, greep haar weer dat on
behaaglijke gevoel aan
Weer werd er aanhoudend gebeld.
Oh gunst, was Gerard nu maar thuis.
Verbeeld je alsja als ze bij haar
een overval kwamen doen. Nee, laat
zijn wie er was, maar onder geen voor
waarde durfde ze meer open te doen.
Die wisten natuurlijk, dat haar man
niet thuis was
Ze draaide de radio zachter en be
merkte dat haar hand beefde
Idioot toch! Maar ze kon er heus niets
aan doen. Toen liep ze naar het raam,
schoof het gordijn op een klein kier
tje en gluurde naar beneden.
Maar ze zag niets. Een heel eind
verder stond een straatlantaarn, maar
het spaarzame licht was niet voldoende
om vanuit de verlichte kamer iets te
kunnen onderscheiden. En als er be
neden lieden waren, die kwaad in den
zin hadden, konden zij zich gemakke
lijk in het portiek van de voordeur
schuil houden.
Moest ze dan maar het raam ope
nen en roepen wie of er was? Juist
toen ze deze mogelijkheid overwoog
ging de schel weer ever. Het leek wel
of ze haar met alle geweld tot open
doen wilden dwingen, zo lang hield
het aan
Er gleed even een koude huivering
langs haar rugDat moest iets zijn,
dat niet in orde was. Ze kon immers
niemand verwachten. Oh lieve help,
als ze nu de deur maar niet gingen
forceren.... 't Was altijd zo stil en
Het Gotisch Stadhuis van Middelburg, uit het begin der 16e eeuw, dat tijdens
de oorlog verwoest werd, begint geleidelijk in zijn oorspronkelijke pracht te
herrijzen, al moet er nog zeer veel werk verricht worden.
deze buurt. Als ze er op stonden bin
nen te komen, dan konden ze gemak
kelijk met een valse sleutel de deur
openen.
Gejaagd deed ze het gordijn weer
toe en keek angstig de kamer door,
waar niemand anders was dan zijzelf.
Oh, wat voelde zij zich nu hulpeloos.
Besluiteloos liep ze naar de radio
tafel, schakelde het toestel uit en luis
terde met ingehouden adem naar elk
verdacht geluid. Hoorde ze daar niet
iets, beneden in het portaal....? Ach,
verbeelding natuurlijk! Nee toch, dat
waren stemmen, heel zacht, als fluis
terden ze....
Wat moest ze toch beginnen? Haar
eerste impuls was om naar de kast in
de hoek te lopen, waar het geldkistje
stond. Ze draaide de deur op slot,
haalde de sleutel er uit en kec-k met
wanhopige blik naar een plaats om
ede te verstoppen.
Enige seconden later lag de sleu
tel tussen de shag in de tabakspot op
de rooktafel. Toen begon het marte
lende geschel weer. Nu móéït ze toch
iets doen!
Vooruit dan maar. Op de tenen
sloop ze de kamer uit en ging de kille
donkere gang op. Het klamme zweet
brak haar uit. Ze durfd* geen licht te
ontsteken, uit angst dat men haar
beneden zou opmerken. Daar was de
tussendeur naar de trap. M«*t trillen
de handen zocht ze naar de sleutel en
draaide die snel om.
Gelukkig, dié was dicht! Maar nu?
Had ze maar telefoon, dan kon ze
tenminste bellen. Ja, had ze
„RingDaar begon dat ver
schrikkelijke gerinkel weer! Hielden
ze er dan nooit mee op!? Wilden ze
haar zenuwen met alle geweld kapot
hebben?
In de kale hoge hal klonk het nu
vlak bij haar, als een even tergend als
martelend geluid. Het priemde door
haar hersens heen, hüü, dat kon ze
niet langer aanhoren! Tastend gleden
haar handen langs de muur, tut ze de
stekker voelde, die de stroom voor de
transformator inschakelde en trok die
met een ruk uit het stopcontact. Zo..,
dat ellendige gebel was ze eindelijk
kwijt!
Trillend van emotie zocht ze de weg
naar de kamer terug en sloot ook
hier zorgvuldig de deur aan ae bin
nenkant af. Daarna draaide ze het
licht in de grote kroonlamp uit, strom
pelde half op van de zenuwen naar
het haardstoeltje en liet zich hierin
neervallen.
Zo wachtte ze, terwijl bij ieder ver
dacht geluid, dat tot de kamer door
drong, haar hart wild bonsde. Ze luis
terde naar het tikken van de klok en
telde de seconden, die verstreken....,
de minuten die uren schenen te du
rentot haar hoofd bijna barstte
van de spanning.
„Schat van mestamelde de
verliefde jongeman in het portiek, be
neden de woning van mevrouw Witte,
toen de kerkklok half elf sloeg.
Hij boog zich voorover en kuste het
meisje, dat met haar rug tegen de
deur leundeom hiermede voor
de zoveelste keer die avond de schel
in te drukken
C333B339
Stoeptreden-straatjes in Algiers' don
kere wijken met donkere mensen
De strijd om de onafhankelijkheid
moge dan op het ogenblik niet meer
schijnen dan een klein krachteloos
vlammetje, door het conservatisme
van de bevolking moge thans nog niet
gesproken kunnen worden van een
ondergronds verzet", er zijn echter
onmiskenbare tekenen, dat ook hier
de koloniale macht van Frankrijk zal
tenietgaan.
In Februari van dit jaar stond heel
dit deel van Noord-Afrika consequent
aaneengesloten t.a.v. de Tunesische
crisis, toen de Franse magistraat
weigerde gehoor te geven aan de ver
zoeken om ook de Tunesiërs mede
zeggenschap te geven in het bestuur.
Daarna kwamen er moeilijkheden in
Marokko, toen de Sultan van zich
deed spreken en generaal Juin pro
beerde hem af te zetten. Momenteel
worden sommige politieke leiders in
Algiers onderdrukt, en zelfs richten
de Franse maatregelen zich tegen
inheemse vertegenwoordigers in de
Assemblée van dit land.
Welgelukzalig zijn zij, in wier
hart de gebaande wegen zijn.
Psalm 84:6b.
1WIE door de Alblasserwaard per
auto naar Utrecht wil reizen,
ziet eerst vóór zich de prachtige
betonweg. Rechtuit, vlak, zonder enige
hindernis. Op het kruispunt vóór Gor-
kum gearriveerd, heeft hij links af te
slaan, en bemerkt hij al spoedig, dat
hij nu een weg van het meer ouder
wetse type heeft te gaan. Door Arkel
en Meerkerk slingert zich z'n pad,
soms met scherpe bochten. Tot bij
Vianet» de rechte, moderne heirbaan
weer is bereikt. Laten we dit als voor
beeld mogen gebruiken, otn Psalm 84
te verduidelijken. De dichter spreekt
over gebaande wegen.
In het Oosten had men in die dagen
geen betonbanen. Ook de, bij ons nu
alweer ouderwetse wegen waren hun
onbekend. We kunnen ons geen voor
stelling er van vormen, hoe primitief
het reizen in die vroegere eeuwen
moest geschieden. Wy zouden het geen
weg willen noemen, waarlangs men
destijds moest gaan.
Daarom was ieder uiterst dankbaar,
als hij een pad bereikte, waarvan men
kon zeggen: Hier is aan gewerkt.
Stenen zijn opgeruimd. Hindernissen
zijn weggenomen. De grond is wat
vlak gemaakt. Een gebaande weg was
in Palestina een kostbaar, zeer ge
waardeerd, bezit.
De dichter van Psalm 84 heeft hier
van gebruik gemaakt, om geestelijke
werkelijkheden dichter bij te brengen.
Dat is het fijne van Gods Woord, dat
het gedurig beelden aan het leven ont
leent, waardoor Gods openbaring ge
makkelijker inhaakt in het hart.
Gebaande wegen moeten er zijn in
ons innerlijk leven. Hier staat niet, of
deze door God zyn aangelegd, of dat
hier wordt bedoeld, dat wij. in een
leven van bekering, daarnaar moeten
worstelen. Omdat hier geen keuze
wordt gedaan, zullen wij beide moeten
nemen. Professor Noordtzij heeft voor
al op het eerste nadruk gelegd. Hij
zegt: „God heeft er orde op zaken ge
steld. Hij heeft er weer regelmaat in
gebracht. De mens kan er nu weer
„uitkomen". Het is nu in het hart geen
woestijn en wildernis meer."
Gebaande wegen in het hart zijn
dan een machtig Godsgeschenk. Als
God de Here Jezus in ons letten heeft
gebracht, worden de rotsblokken van
zonde en schuld opgeruimd. Welzalig
is hij, wiens zonden vergeven zijn. We
krijgen weer oog voor liefde, en vrede;
we genieten van rust door verzoening.
We worden kalm. We krijgen initiatief.
We voelen ons opgelucht en beuryd.
Er kan weer wat gebeuren, als we uit
Christus gaan leven. We kunnen weer
voort. Maar, dan doen we ons best, om
te voorkomen, dat er weer rotsblokken
de weg versperren. Een leven van
voortgaande bekering is een leven van
worsteling om een gebaande weg. Dan
weten we, dat toegeven aan zonde de
baan afsluit. De gave wordt een op
gave. God zorgt voor een vrije weg,
en uty zetten alle energie in, om het
pad vrij te houden. Hoe sterker we on
der de indruk zijn van het feit, dat
God de gebaande ivegen geeft door
Christus, hoe krachtiger bij ons de be
hoefte moet groeien, de obstakels van
de zonde te keren.
Psalm 84 zegt, dat God de gebaande
wegen allereerst in het HART geeft.
Niet de handelingen, niet de woorden,
niet de gedachten worden genoemd,
maar het hart. Waarom? Omdat dit de
centrale is, waar de levensverrichtin
gen van de gehele mens de oorsprong
vinden. Als daar de gebaande wegen
zijn, dan wordt dit wel naar buiten
openbaar.
Hoe staat het met ons hart? Is het
daar een wildernis? Of, kan de Geest
van God zich daar vrij bewegen?
Mijn lezer, God geve U en mij, dat
wij in het levensbeweeg van elke dag
proeven, genieten, wat hier wordt tiit-
gedrukt met: Welgelukzalig. Welgeluk
zalig zijn zij, in wier hart de gebaande
wegen zijn.
ZONDAGSBLAD 7 JULI 1951
7
onze j€uqó-p&qinè^^
Een domme kraai
T f ANS gaat op reis. Niet in een
AA trein, of met de bus. Ook niet in
een auto. Hans wordt in een klein
hok gestopt, met tralies er voor. Het
hok wordt achterop een fiets gezet.
En daar gaat het, hobbeldebobbel
over de straatstenen.
De kleine, ronde oogjes van Hans
kijken verwonderd. Hij begrijpt er
niets van. En hij vindt het niet pret
tig ook. ,,Ka, ja.!" zegt hij.
Want Hans is een kraai, een tam
me kraai. Hij heeft wel een half jaar
bij Paultje gewoond. En nu mag het
opeens niet meer. Paultjes vader
heeft sla in de tuin geplant, en an
dijvie. En Hans heeft alle groene,
jonge blaadjes heerlijk opgesmuld.
Nou, en dat mocht niet. Daar had
Paultjes vader ze niet voor geplant.
Maar dat wist Hans niet. Hij is maar
een domme kraai.
En nu moet hij naar een andere
baas. Naar een andere tuin. Waar
géén sla staat en géén andijvie. Hij
begrijpt er niets van. Sla is toch zo
lekker. Nee, hij vindt het helemaal
niet prettig.
Maar gelukkig valt het erg mee.
In de nieuwe tuin staat een héél ho
ge boom. Hans springt van de ene
tak op de andere, tot hij in 't hoog
ste topje zit. Nu lijkt het een beetje
op vroeger, toen hij nog vliegen kon.
Ja, toen had hij geen takken nodig.
Toen vloog hij zo maar de wijde,
blauwe lucht in. Maar de mensen
hebben een stukje van zijn vleugels
afgeknipt.' Nu kan hij alleen nog
maar een beetje fladderen. Maar bo
ven in die boom kan hij tenminste
ver kijken. En als er andere kraai
en overvliegen, klapt hij met zijn
vleugels, net als zij. En hij roept:
,,Ka, ja," net als zij.
Er is nog iets anders dat prettig
is, de tuin van de buren. Daar staan
de prachtigste bloemen, rode en ge
le en witte... Soms komt er een meis
je. Ze heeft nog meer mooie bloe
men. Die zet ze op de lege plaats
jes. Als Hans het meisje ziet, gaat
hij gauw op het hek zitten. Hij kijkt
wat ze doet. Hij wacht tot ze klaar
is. En als ze is weggegaan, hipt hij
haastig van het hek af, en trekt
met zijn sterke snavel alle bloemen
er weer uit. Een leuk spelletje vindt
hij dat. Maar het meisje vindt het
niet leuk. Ze bromt op Hans „Stou
terd!"
Ze brengt geen nieuwe bloemen
meer mee. Alleen plukt ze af en toe
wat bloemen om in een vaasje te
zetten. Rode en gele en witte. Dat
staat mooi.
En Hans kijkt maar. Opeens De-
grijpt hij het. Je mag de bloemen er
niet uittrekken. Je moet ze afpluk
ken, net als het meisje. Hij hipt de
tuin in en trekt de bloemen er af.
Allemaal! De rode en de gele en de
witte.
Het meisje huilt. En dan is er op
eens weer het kleine hok met de tra
lies. Hans wordt er in geduwd. En
dan gaat het weer hobbeldebobbel
over de straatstenen. Bij zijn nieuwe
baas mag hij ook niet blijven. Hij
begrijpt er niets van. Hij is ook maar
een domme kraai.
Nu komt hij in een klein tuintje.
Daar staat geen sla en andijvie. Daar
staan geen mooie bloemen. Daar
staat ook geen hoge boom. Dat is
wel jammer. Er is alleen een gras
veldje. Op dat grasveldje een box.
En in die box zit een klein kereltje
zoet te spelen. Een grasveldje is niet
zo mooi als bloemen. Ook niet zo
hoog als de boom. Maar er zitten een
heleboel heerlijke, dikke wormen.
Daar houdt Hans zo van. Hij hoeft
maar in de grond te pikken, dan
heeft hij er al een. Hij smult tot z'n
buikje helemaal rond is. Dan stapt
hij naar de box. „Ka!" zegt hij, „ka,
ka!"
Het kleine kereltje gooit z'n speel
goed weg. Het kruipt naar de rand
van de box om naar dat rare beest
te kijken. Het steekt allebei z'n blote
pootjes naar buiten. Hans ziet het.
Hij denkt dat het kereltje ook al met
hem spelen wil. En met z'n harde
snavel pikt hij zomaar in de rose
teentjes.
O, het bloedt! Het ventje gilt van
schrik en pijn. Een harde hand slaat
Hans en nog diezelfde dag gaat hij
weer op reis. Hij is er verdrietig van.
Hij kan maar niet leren wat bij de
mensen wel mag en wat niet. Hij is
ook maar een domme kraai.
Maar nu zal het wel beter gaan.
Hij komt bij een oude dame, met
wit haar. Ze heeft zo'n lieve stem.
Ze zegt: „Ik vind je niet stout, hoor!
Ik zal je wel alles leren. Hier mag
je altijd blijven!" En als hij pikken
wil aan de rode aardbeien, zegt ze:
„Hans, pas op hoor! Dat is van 't
vrouwtje!" En heus, Hans begrijpt
het al een beetje.
Maar op een keer laat mevrouw de
naaidoos op de tuintafel staan. Hans
springt op het tafeltje en kijkt in de
doos. Wat een prachtige glinsterdin-
gen. Een vingerhoed, een haakpen,
een speldendoosje, een zilveren pot
loodje... Hans is verrukt. Een voor
een haalt hij al die mooie dingen uit
de doos en bergt ze op een fijn plek
je in de tuin. Een plekje dat nie
mand weet. Als de tuindeuren open
staan, haalt hij ook nog allerlei moois
uit de kamer. Een vulpen... een le
peltje...
En mevrouw maar zoeken, ,,'t
Lijkt wel of hier getoverd wordt,"
zegt ze. „Vanmorgen had ik m'n vul
pen nog, en er is niemand geweest."
Het duurt bijna een week voor ze al
les vindt. En dan weet ze meteen wie
de schuldige is. Ja, en nu wordt het
moeilijker. Ze houdt van Hans. Ze
heeft beloofd dat hij blijven mocht
Maar dit is toch te lastig. Ze denkt
en denkt
En opeens weet ze het. „Je hoeft
niet weg!" zegt ze tegen Hans. „Je
gaat op het dak van de schuur. Daar
kan Je niet af. En je hoort toch bij
Het dak van de schuur is plat. Er
ligt grind. Maar er staan geen bloe
men en bomen. Er is geen gras. Als
Hans in de grond pikt, vindt hij geen
lekkere wormen. Er zijn geen mooie
glinsterdingen. Nee, Hans vindt het
akelig op die schuur. Hij kan de hele
nacht niet slapen. En als 's morgens
heel vroeg de kraaien overvliegen,
krijgt hij heimwee naar z'n vrije le
ventje van vroeger. „Ka, ka!" roept
hij. Ik wil mee. Bij de mensen mag
je niks. Ik hoor bij jullie. „Ka, ka!"
Hij slaat met zijn vleugels. Wat is
dat? Ze zijn groter geworden. Ze dra
gen hem weer. Voorzichtig vliegt hij
rond boven de schuur, 't Gaat! Het
gaat! Hij vliegt van boom tot boom
Telkens rust hij even. 't Is nog een
beetje vreemd. Maar als er weer
kraaien zeilen langs de blauwe lucht,
waagt hij het. Hij laat zich zweven
op de wind. En hij heeft zich nog
nooit zo gelukkig gevoeld.
„Ka, ka!" roept hij naar beneden.
Ik ben toch lekker weggegaan. Nu
mag ik weer doen wat ik zelf wil.
Van de mensen begrijp ik niks. Ik
ga fijn weer terug naar de kraaien.
„Ka, ka!"
Co van der SteenPijpers
onze BRievenBus
Beste nichten en neven.
Gelukkig dat jullie mij niet kunnen
zien, want ik ben een beetje beschaamd.
In het kruiswoordraadsel van vorige
week kwamen een paar foutjes voor. Ik
weet niet of het de schuld is van de
tekenaar of van de zetter, maar de boel
klopte niet helemaal. Toen ik dat in de
gaten kreeg, dacht ik; Och och, nu zul
len wel niet veel jongens en meisjes een
oplossing inzenden, want ze kunnen er
natuurlijk niet uitkomen. Gelukkig heb
ik me erg vergist want er ligt een hele
stapel brieven vóór mij. De fouten wer
den door m'n nichtjes en neefjes gauw
opgemerkt. Dat was werkelijk een pak
van m'n hart. Ik dacht dat jullie wel
erg boos zouden zijn. Maar niks hoor.
Je hebt zeker gedacht: zelfs de beste
breister laat wel eens een steekje vallen
En zo is het inderdaad.
Nu ga ik eerst de vele briefjes beant
woorden Zo, Bob van Nes. ga jij
met de Zondagsschool naar Valkeveen?
En je bent van plan me straks over dit
uitstapje wat te vertellen. Ik wens je
een prettige dag. Je had niet op een
prijsje gerekend, Leni Weeda? Nou.
dan is 't een dubbele meevaller als je
een mooi boek krijgt toegezonden Ar ie
Hoorweg heeft ook ontdekt, dat er
een fout in de puzzle was geslopen. Hij
geeft daarvan de schuld aan., „het ma-
chien in de drukkerij!" Teun is Kooij
Oplossing Kruiswoordraadsel
van vorige week
Van links naar reehts: 1. Zwitserland,
10. Goor, 11. os, 12. raam, 14. rol, 16. om,
18. sa, 19. in, 20. Roemenië, 23. in, 25. re,
26. Ieren, 27. klei, 29. neen, 30. do, 31.
eren, 32. dier, 34. leeuw, 35. ne, 36. ba,
38. tg, 39. ar, 40. je, 41. Denemarken.
Van boven naar beneden: 1. zoon, 2.
wol, 3. ir, 4. si, 5. Romein, 6. L.S., 7. nr,
8. das, 9. om, 10. Griekenland, 13. aai, 15.
do, 16. om. 17. Eire, 20. rein, 21. neer, 22.
eender, 24. Noorwegen, 25. ree, 28. l.r.,
30. deuntje, 33. i.e., 36 bad, 37. are.
Hier boven geven we weer een nieuw
kruiswoordraadsel. Uit de tekeningetjes
er om heen moet je opmaken wat je moet
invullen. Van links naar rechts moet je
invullen de nummers 1, 4, 8, 9. 10, 13, 14,
15. 20. 22. 23. 26 en 27. En van boven naar
beneden de nummers 2. 3. 5. 6. 7. 11, 12,
16. 17, 18, 19. 21. 24 en 25.
't Is niet gemakkelijk, daarom zal ik
je een handje helpen. Het eerste plaatje
is een plant, dus die 5 letters vul je als
no. 1 v.l.n.r. in. Het tweede plaatje is een
loods, dus deze 5 letters komen te staan
op no. 2 v.b.n.b. Begrepen? Dus eerst
uitmaken wat het tekeningetje voorstelt,
dan invullen.
zit nu in de 6de klas. Goed zo. maar
denk er om Teunis, dat rapport met 2
p's moet worden geschreven. Natuurlijk
Bep Jansen, mag jij meedoen. Har
telijk welkom in onze kring. W i m van
D u y n wordt bedankt voor de leuke
raadsels en grapjes. Hans H as se-
f r a s feliciteren we met zijn 10de ver
jaardag. Dat reisje naar Holwerd, hele
maal in Friesland, was toch maar een
mooi uitstapje. Ook Truus den Dop
per wil met ons gaan meedoen, doe
maar goed je best, Truus! Kees Faro
vond de puzzle erg moeilijk, maar heeft
toch de oplossing gevonden. Natuurlijk:
de aanhouder wint! Ne 11 ie de V1 ïe-
ger schreef me, dat op de verjaardag
van Prins Bernahrd bij haar thuis 5
poesjes geboren zijn. Dat is leuk. Le-
nie Langelaar heeft Zaterdag mee
gedaan aan een estafetteloop. Ze hebben
de 4x60 en 4x100 meter gewonnen. Goed
zo! Nel van Bruinisse vindt dat
soort puzzles leuk waarin je een schaap
naar zijn stal moet brengen. Maar dat
kunnen we elke week niet doen. Toos
Rietveld vertelt, dat ze t in de
kersenboomgaard erg prettig vindt. Geen
wonder. Daar zou 'k ook best een poosje
willen rondstappen.
Voor deze week zai ik 't hierbij laten.
Ik krijg altijd zo veel brieven, dat ik er
niet aan denken kan ze allemaal te ue-
antwoorden. Maar dat is niet erg. Mijn
moeder zegt altijd: als 't rond gaat,
krijgt iedereen een beurt
En ten slotte nog het belangrijkste:
de prijswinnaars. De eers'a prijs werd
toegekend aan Jan Verhoef; de tweede
aan Tanneke Vroegindeweij en de derde
aan Teunis Kooij. Troostprijzen gaan
naar Arie Hoorweg en Aartje Verveer.
De vacantietijd gaat nu opschieten.
Vele neven en nichten schreven me wat
ze van plan zijn en waar ze naar toe
gaan. Laten we hopen op mooi weer,
want dat is voor een prettige vacantie
wel een eerste voorwaarde.
Zoals steeds: de hartelijke groeten van
TANTE JOS
t
1
Pi Getekend.
wik. N,LS MANSS0N
sn
MM
1
yffjy ><^7 IAI6A-BRITT ALlERT
71. Plotseling kwam de Koning
door de slotpoort. Slaperig was hfl
opgestaan van zijn stoel bij de
schatkist vol met gouden en zilve
ren munten. Hij was gewoonlijk erg
slecht gehumeurd vlak na het ont
waken, maar na deze honderdjarige
slaap bromde en commandeerde hjj
zo erg, dat het een leven van belang
72. „Maak je toch niet zo druk,
lieve man", zei de Koningin, die net
ontwaakt was in haar mooie zijden
stoel. „Maak toch niet zo'n leven.
Je wekt het hele slot". Ja, dat zou
wel tijd worden, vond de Koning, na
honderd jaar slaap. En waar is
eigenlijk Doornroosje? Ze is altijd
spoorloos verdwenen als ik haar no
73. „Hier ben ik. Vader", klonk J
een blijde stem en de Prinses kwam
de zaal binnen terwijl de moedige
Prins mee kwam. De lange slaap
had Doornroosje nog mooier ge-
maakt dan ze eerst al was en de
hofdames zuchtten van afgunst.
dig heb.
(Wordt vervolgd)