VACANT1E doorbrengen? ZONDAGSBLAD 9 JUNI 1951 IN DE GROTE VRAAG in het geding is. Maar sla meteec niet over in een ander uiterste en doe niet alsof een metns onder die goddelijke aanraking zonder eni ge eigen strijd .Heilig" wordt, want dan zijn we er opnieuw naast. Men sen zijn nu eenmaal geen landen, die bezet worden. Ze zijn evenmin meu belstukken, die in goud worden ver anderd. Ze zijn mensen, die door God in beslag genomen worden, maar dan ook daaruit hebben te leven. God be gint ik denk aan Israël. God neemt het volk tot Zijn eigendom en daar mede is het Zijn heilig, Zijn verkre gen volk. Maar als God het zo uit het diensthuis heeft uitgeleid, begint ook de wet te zingen en het ,,gij zult" wordt vernomen. God is een jaloers God; een woord, dat duizendmaal duidelijker is dan het geijkte „na ijverig". God bestemt het volk voor Zichzelven, maar dan heeft dat volk ook meteen te worstelen om Hem toe te behoren; dan kan God niet dul den dat het als een ontrouwe bruid het beeld is bijbels naast de goddelijke Bruidegom nog allerlei vrienden achtèrna loopt. Het moet zich beslist zuiveren van alle afgo dendienst. Het zal in alle geledingen en im alle levensuitingen het kenmerk der Heiligheid dienen te dragen. Al les wat tot het heidendom pleegt te behoren afgoderij, kinderoffer, waarzeggerij, geestenoproeperij, on tucht; som maar op, het zijn einde loze reeksen, die in Leviticus met name genoemd worden is eens en voor altijd verboden terrein voor dat heilige volk. Het kan best zijn dat daar dingen toe behoren, die op zich zelf volstrekt niet onzedelijk of zon dig zijn, maar ze zijn het geworden omdat de heidenen ze betrokken heb ben in hun afgodische dienst. Een buitenstaander kan bij het lezen der reinigings- of heiligingswetten soms denken: „Is dat nu zo erg? Als dat onzedelijk is, kan er ook letterlijk niets meer mee door"! Maar de din gen zijn niet verboden omdat ze èrg of onzedelijk zijn; ze zijn verboden omdat ze te maken hebben met de afgodendienst. HET is niet zo gemakkelijk om de ze dingen altijd na te voelen. Eén voorbeeld. Deuteronomium verbiedt alle ontucht. Daar zal ook een niet- christen het volkomen mee eens kun nen zijn. Alleen, die mens denkt dan aan de gevaren van ontucht voor ziel en lichaam, maar hij ziet niet dat in de kanaanietische eredienst de on tucht een eigen ereplaats der afgo derij kreeg. En juist daarom werd deze ontucht verboden. Precies op dezelfde manier wordt er gestreden tegen de armoede; weer niet uit bij komstige sociaal-ecomomische motie ven, maar op grond van het feit dat de heiden de naaste niet ziet. En zo zouden we kunnen doorgaan. Genoeg we hebben één ding zeker kunnen aanvoelen: „Heilig" is de mens waar mee God te maken wil hebben. Er rest slechts één benauwend ge vaar. Dit, dat we daarmee de kous af laten zijn. Dit, dat we nu maar verder gaan afwachten of God ons soms wil arresteren en zo niet, dan blijft alles bij het oude. Maar laat het ons dan hoofd voor hoofd zijn ge zegd: „Weest heilig, want Ik, de He- re uw God, ben heilig." En laten wij hoofd voor hoofd weten dat we ver maand worden om de heiligmaking te zoeken, want Gods doel is dat wij onberispelijk zullen zijn in heiligheid voor onze God en Vader bij de we derkomst van onze Heer, Jezus Christus. Vooral in deze dagen heerst in het haventje aan het Hollandsch Diep een bedrijvige drukte op de „schokkers", waarvan het stadje er zo ongeveer een tiental heeft. En het is niet het Hollandse zeebanket, waarop „ge jaagd" wordt, maar men vist er... op zeebliekjes! Naast de paling, die nu soms in flinke hoeveelheid wordt aangevoerd, worden op de afslagen veel „blieken" verkocht. Deze leveren n.l. door hun schub ben de grondstof voor paarlemoer, dat bij de opschik der dames meer malen zulk een voorname rol speelt. Voorts wordt het vissenlichaam tot veevoeder bestemd. De „stevenhouwers" brengen de ge vangen vis meestal aan land, en de ze wordt, in de tijd van het hoogsei zoen, op de dagelijkse afslag, ver kocht. In deze periode blijft de Mocr- dijkse visserman gewoonlijk een ge hele week ter visvangst, waarbij hij zijn tocht weieens uitstrekt tot de Waddenzee toe. De meeste visserlui evenwel blij ven dichter bij huis en oefenen hun bedrijf zuidwaarts gewoonlijk niet verder uit dan tot de Zeeuwse wate- Zouden de glanzende blieken-schub jes, waarnaar veel vraag bestaat, nog mede een factor kunnen worden tot opbloei van het kleine Moerd'j*? We hopen het van harte voor de energieke bevolking van het „verge ten" stadje aan de woelige stroom van het Hollandsch Diep. Iels fascinerends en iels herinneringwekkends 4C Mensen zijn geen meubelstukken IE kent de geschiedenis van Ko ning Midas toch? Hij was die vorst uit de Oudheid, die op zijn wens de wonderkracht had ontvan gen, waardoor alles wat hij aan raakte goud werd. Dat leek op het eerste moment prachtig: hij behoef de maar om zich heen te tasten en het meest alledaagse en nietigste be zit werd plotseling een voorwerp van ongehoorde waarde. Goud zijn troon en goud zijn tafel. Goud zij>n scep ter en goud zijn zwaard. Goud zijn lepel en goud zijn bord. Maar wat later bemerkte hij dat dit een zeer noodlottige gave was, want toen hij zich aan zijn gouden tafel zette om met zijn gouden lepel van zijn gou den bord te eten werden alle spijs en drank op het moment dat zijn lippen die aanroerden eveneens van louter goud. En temidden van de overstel pende rijkdommen dreigde hij te ver hongeren. Er zit in dit verhaal een moraal: goud verzadigt een mensenhart niet. Daar willen we het echter vandaag niet over hebben. Ik vraag je alleen om even vast te houden dat mytholo gische gebeuren dat alles verandert wat aangeraakt wordt door hem, die de wondere gave der goden be zit. Zo, en nu het woord „Heilig". Een bekend woord, waarvoor je op het eerste gezicht althans zelfs niet do r.'.oeite behoeft te nemen om 'n Bijbel op te zoeken. Want „Heilig" is nog steeds een woord uit het da gelijks spraakgebruik, denk alleen maar aan de heilige boontje's om nog te zwijgen van de diverse Sin ten oftewel „Heiligen" die ook aan protestanten en onkerkelijken be kend zijn! Voorop Sinterklaas met Sint Margriet; helemaal achter aan Sint Juttemis als Heilige van een dag. die van onze kalender is afgetuimeld. dus dat voor een overstelpende hoe veelheid van gewaarwordingen wil dienst doen als een klein, machteloos teken. Wie iets wil voelen van alles wat hier bedoeld wordt, moet maar eens Hosea 11 lezen, waar de Here spreekt: „Ik ben God en geen mens; de Heilige in het midden van u". Daar ziet men onoverbrugbare klo ven opensplijten tussen ons en God, ook al ziet men tegelijk dat vanuit God een brug een Jakobsladder naar ons toegebouwd wordt, want die Heilige is dan toch maar „in het mid den van ons". 2 terstond één stap _jen: God schenkt soort deelgenootschap aan Zijn wezen aan allen, die Hem toebeho ren. Wat God aanraakt en het Zijne noemt, wordt door die aanraking en dat noemen zelf heilig. Het is daar mee in een schamel en ontoerei kend beeld als met Midas, die tot goud maakte alles wat hij beroer de. Alleen Midas maakte de din gen wezenlijk tot iets an ti e r s dan hij zelve was, en God ver andert geen dingen maar mensen met Zichzelven. Zodra God, de Heilige, een mens aangrijpt, vloeit Gods kracht in die mens over. Zoals in vervlogen eeuwen ergens een schip bij onbekende kusten kwam om daar de vlag te planten en met die daad werd een Indianengebied plot seling tot „Nieuw Amsterdam" zo wordt „van God" en daarom „Hei lig" de mens of het volk dat God Zich tot eigendom verkiest. „TTEILIG", is dus volstrekt niet een "kwestie van zedelijk-vervolmaakt of deugdzaam. En „Heilig Boontje" voor een jongen, die geen durf be zit om eens ondeugend te zijn, maar eventueel wel de katjes in het donker knijpt (want dat bedoelen we toch tussen de regels door met die uitdrukking), is wel de allergrootste misvatting voor het begrip, dat hier Maar heeft zo'n dagelijks hanteren van een bepaald begrip voordelen, de nadelen daarvan zijn meestal nog groter. Dat blijkt zodra we gaan vra gen wat dat „Heilig" nu feitelijk wel betekent. Want meteen verdringt men zich om daarop te antwoorden dat „Heiligen" buitengewone mensen zijn, die zich nu letterlijk in alles van gewone stervelingen onderschei den. Mensen, die alle anderen in deugden overtreffen; wier zedelijk ge drag niet het kleinste vlekje vertoont genieën in de wereld van de geest; ideaalfiguren waarnaar men jaloers opblikt. Te meer jaloers naarmate wij zelf moeten bekennen dat we geen heiligen zijn; neen, dat bepaald niet! En laat ik daar nu maar met een aan toevoegen dat deze verkla ring van het begrip in kwestie een faliekant-onjuiste is. Want „Heilig" heeft pas in allerlaatste instantie iets te maken met deugden en zedelijke moed en wat dies meer zij. Zodat we noodgedwongen toch maar weer eens in de Bijbel moeten gaan bla deren om erachter te komen wat het dan wel beduidt. HEILIG" als bijbels begrip. Ja, en nu maak ik het me zelf en de lezer niet bepaald gemakkelijker, want nu worden we plotseling over stelpt door een hele stortvloed van teksten. Wie naar „Heilig" in de Bijbel op zoek is, gelijkt een weinig op de man, die een kraan te ver opendraaide en een overstroming be werkstelligde. En daarom perk ik de ze golven maar weer meteen in en bepaal me tot het woord en begrip zoals het in Oude en Nieuwe Testa ment wordt gebruikt voor God en gelovigen. Waarbij ik moet vragen om een dikke streep onder deze uit spraak te zetten: Alleen God is Hei lig- Je voelt hoe daarmee meteen de hele alledaagse verklaring van dit be grip op de vlucht gedreven wordt. Het is totaal ondenkbaar dat God een bepaalde naam zou ontvangen op grond van Zijn daden en verrichtin gen. En „Heilig" duidt dan ook aan dat God volkomen anders is dan wij. „Heilig" dat is zoveel als de gans Andere. In de ontmoeting met God zijn mensen gewaar geworden dat Hij be hoort tot een andere categorie, een an dere groepering dan wij. In dat ande re' is iets dat ons aantrekt maar te gelijk iets dat ons oneindig bang doet worden. Iets fascinerends èn iets hui veringwekkends. Een gesteld wor den tegenover ondoorgrondelijke raad selen. En in de poging om dan uit drukking te geven aan die gecompli ceerde gevoelens, heeft de mens het woord „Heilig" gekozen. Een woord Wat zou hij zien Specifieke visserij te MOERDIJK Het plaatsje Moerdijk dat ieder kent, al is het dan ook alleen van naam, door de bruggen over het Hol landsch Diep, is sinds geruime tijd een dood dorp geworden. Is het niet bevreemdend, dat een nederzetting, die theoretisch gespro ken, zo ideaal ligt, èn door de vlakke nabijheid van water, èn door die der grote verkeerswegen, dat zulk een plaats niet een bloeiende stad is ge worden? Juist de Moerdijkbruggen zijn het geweest, die de opkomst van de plaats hebben tegengewerkt, omdat deze „communicatiemiddelen" ver buiten het dorp werden gebouwd, zodat het intense wegverkeer op flinke afstand het stadje voorbijraast (vgl. Vianen!) In de oorlog behoorde Moerdijk tot één van de meest getroffen plaatsen langs het Hollandsch Diep. Meer dan de helft werd totaal vernield, een groot percentage werd zwaar en slechts een klein gedeelte licht be schadigd. En het heeft heel wat voe ten in de aarde gehad, vóórdat op het wederopbouwplan de benodigde goedkeuring werd verkregen. Lang en uitvoerig is ook gediscus sieerd over het maken van een ztv- haven te Moerdijk, alternatief uit breiding outillage bestaande haven, zodat deze geschikt wordt voor zee schepen. Doch deze plannen staan weer in nauw verband met het kanalisatie project van West-Brabant, waarover in de bladen reeds zoveel is geschre- Bij uitvoering daarvan zou Moer dijk door intenser industrialisatie weer tot meerdere bloei kunnen ge- Zo heeft b.v. de Zaltbommelse Scheepwerf het plan te Moerdijk een scheepshelling te bouwen. Voorts bestaat er tevens een nau we correlatie tussen de genoemde ha venplannen in het inpolderingspro ject van de Biesbosch, waardoor de buitenpolders langs de Amer ook vloedvrij zouden worden. Zo men weet, wachten al deze plan nen nog goeddeels op uitvoering. De Moerdijkse visserij. Al kan dan Moerdijk niet worden geschaard onder de belangrijke vis sersplaatsen van ons land, toch ver dient de door de Moerdijkers uitge oefende visvangst wel enige aan dacht, al worden er geen spannende races gehouden voor de aanvoer van de eerste Hollandse nieuwe. r.'Sv, S-s as Sfl" B S «b® o nsjiBöfiSoss.ijssw»,, i •SH-SS-oB® ü'SSSS-ë'ëic Sw O -63 S eo -3-O-S3 S» JS-o ZONDAGSBLAD 9 JUNI 1951 Hoe moet ik mijn (Van onze medische medewerker) WELEN hebben zich al de vraag ge steld: „Hoe en waar zal ik mijn vacantie doorbrengen?" Bij sommigen hebben de plannen al vaste vorm aan genomen, bij een veel groter aantal echter nog niet. Het antwoord op de gestelde vraag zal verschillend zijn al naar leeftijd, persoonlijke geaardheid, werkkring, welstand enzovoort. Hoe en waar men 'ook zijn vacantie doorbrengt, als de geest ontspannen en verfrist is, het lichaam uitgerust en met nieuwe krachten aangegord de strijd om het dagelijks bestaan kan hervatten en, het weerstandsvermogen tegen schadelijke invloeden versterkt is, kortom als de algemene gezond heidstoestand verbeterd is, dan heeft men zijn vrije tijd nuttig besteed. Men zal daartoe zoveel mogelijk moeten profiteren van bos en zee, van licht en lucht, van water en wind, van ge doseerde arbeid en flinke nachtrusten, van sport en spel buiten de eigen om geving. Ook tijdens de vacantie moet men zich in acht nemen. De ervaring leert elk jaar opnieuw, dat de vacantietijd ongerief en leed brengt, die vermeden hadden kunnen worden. Uit een reeks van factoren, die schadelijk kunnen zijn, vat ik in dit artikel er drie spe ciaal in het oog. De invloed van het zonlicht op het lichaam is algemeen bekend. Er ont staat een roodheid van de huid, later gevolgd door een bruine pigmentatie. De in de huid voorkomende ergosterine wordt omgezet in vitamine D, de zo belangrijke edelstof ter voorkoming of herstel van Engelse ziekte of rachitis. Direct of langs een omweg ondergaan alle organen de invloed der zonnestra len. De groei wordt aangezet, de wondgenezing verloopt sneller, de ver brandingsprocessen nemen toe, de eet lust verbetert, de opgewektheid en veerkracht van geest vermeerderen, de weerstand tegen infecties wordt gro ter. Stelt men echter te lang het lichaam aan de zon bloot, dan ontstaan verbrandingen met blaarvorming en koorts, die nadelig voor de gezondheid en pijnlijk zijn. Wil men gaan zonnebaden, dan stelle men het lichaam niet langer dan 10 minuten, 5 minuten rug-, 5 minuten buikzijde, aan direct zonlicht bloot en lette op de reactie van de huid. De persoonlijke gevoeligheid is zeer ver schillend. Men verlenge de bestralings- duur geleidelijk om verbrandingen te voorkomen. Patiënten met longtuber- culose reageren zeer ongunstig op zonnebaden! Men zij voorzichtig ook als de kuur enige jaren geleden is. In de tweede plaats iets over baden en zwemmen. Natuurlijk doen we dit in de open lucht, daar we dan ook pro fijt trekken van zon en wind. Ik spreek opzettelijk van de wind, omdat deze, naast het water, een belangrijke fac tor kan zijn voor de afkoeling van het lichaam. Is men niet getraind, dan wenne men zich eerst aan de wind door geleidelijk de kleren uit te trek ken. Daarna gaat men het water in. Men bedenke, dat men nat zijnde door de wind sterk afgekoeld en door de zon spoedig verbrand kan worden. Als men uit het water komt, is het het veiligst zich af te drogen en iets aan te trekken. Na de maaltijden, die goed verzorgd en op regelmatige tijden ge bruikt worden, wachte men een uur alvorens te gaan zwemmen of baden. Hetzelfde geldt voor sport en gym nastiek. Men stelle het lichaam matige eisen en voere ze geleidelijk op. De gezondheid wordt in de vacanticperio de het meest geschaad door het lichaam bloot te stellen aan invloeden van bui ten, waaraan het zich onmogelijk in een of twee dagen kan aanpassen. Nu steeds meer mensen, hetzij per eigen auto, hetzij per touring-car, het bui tenland bezoeken, wil ik nog even aan dacht wijden aan de berg- of hoogte ziekte. Met de auto worden hoogtever schillen snel overwonnen. Men kan op de vermindering van de luchtdruk de volgende reacties waarnemen, die vooral voor bestuurders van auto's van groot belang zijn: moeheid, hartklop pingen, duizeligheid, misselijkheid, ril len, hoofdpijn, traagheid, besluiteloos heid enz. Koude bevordert het ontstaan van deze verschijnselen. Men neme daarom een jas mee, stijge niet te snel en schakele als men circa 500 m ge stegen is een korte rustpauze in. Men sen met hoge bloeddruk en hartgebre- ken dienen eerst overleg te plegen met hun huisarts. (Vervolg van pag. 1) t^uxemburg De Fransen zagen aankomen, dat zij na Oostenrijk het slachtoffer van het aggressieve Pruisen zouden worden en hun keizer Napoleon III liet in Februari 1867 onze koning Willem III polsen over de verkoop van Luxemburg. Deze had daar wel oren naar; aangemoedigd door z'n Fransgezinde echtgenote en kroon prins Willem, verklaarde hij zich bereid tot de verkoop, maar meende zeer te recht, dat de bevolking van Luxemburg en de grote mogendheden eerst geraad pleegd dienden te worden. Bismarck had intussen tegen de Franse gezant te Ber lijn gezegd, dat Pruisen geen bezwaar zou maken, mits het (om de publieke opinie) voor een fait accompli zou wor den geplaatst. De Nederlandse minister Van Zuylen tot Nyevelt, stelde echter de eis, dat Bismarck uitdrukkelijk zijn toestemming zou geven. INMIDDELS begon zich in Berlijn het nationalisme te roeren. Als de Luxem burger hierover spreekt, kan men reeds dadelijk merken, dat hij op z'n Ooster buurman nog niet erg gesteld is. Enfin, Berlyn begon Luxemburg te beschouwen als „Deutsche Erde" De bondskanselier Bismarck hulde zich wijselijk in een Op het zomerverblijf van Grootherto gin Charlotte te Fischbach zal op 20 Juni a.s. de lunch worden gebruikt. stilzwijgen en op 1 April 1867 beant woordde hij in de Rijksdag een interpel latie zodanig, dat iedereen aanvoelde: de eventuele verkoop van Luxemburg aan Frankrijk betekent oorlog: Deze oorlog kwam echter niet; die werd nog wat uitgesteld en barstte in 1871 los De zaak ging toen in 1867 van de baan, omdat zowel Frankrijk als Pruisen, de tijd voor een oorlog nog niet rijp acht ten. Pruisen wilde eerst nog even de tijd hebben om de binnenlandse struc tuur van de nog jonge Noordduitse Bond haar beslag te geven en de ver houding tot de Zuidduitse staten te ver sterken. Toen het Huis van Oranje in z'n manlijke lijn uitstierf (1890), volgde Adolf, tot op dat ogenblik hertog van Nassau, hem op. Maar in 1912 tvaren ook van hem geen mannelijke afstam melingen meer aanwezig. In 1907 was evenwel de successiewet veranderd, zodat groothertog Willem (de zoon van hertog Adolf), kan worden opge volgd door zijn oudste dochter Marie Adelheid, die in 1919 afstand deed van de troon en in 1924 in het buitenland stierf. Sinds 1919 regeert de huidige groothertogin: Charlotte. Zij is gehuwd met prins Felix van Bourbon-Parma; het huwelijk werd gezegend met twee zonen en vier dochters. B,J het uitbreken van beide we reldoorlogen werd het landje door Duitsland geschonden. In de jongste oorlog en vooral tijdens het wanhopige Duitse Ardennen offensief, heeft het nogal te lijden gehad. De groothertogelijke familie bevond zich toen buiten het door de Duitsers bezet gebied. Zij be landde via Frankrijk, Portugal en Engeland in Amerika, waar men van haar land niet meer wist dan de operette van Franz Léhar.... „De graaf van Luxemburg De familie zat echter niet bij de pakken neer, werkte hard en maakte propaganda voor haar land. Toen de groothertogin eens een bezoek bracht aan president Roosevelt, drukte hij haar vader lijk de hand en zeide: „Don't be worried, my dear child, we shall bring you home again." En hij heeft woord gehouden.... Een club van Langen Te Mashfield in de Amerikaanse staat Oregon bestaat een club van lan gen. Doel der vereniging is te berei ken, dat er in het vervolg meer reke ning gehouden wordt met hen, die in het gelukkige(?) bezit ener respecta bele lengte zijn. De club heeft ondanks haar kort bestaan reeds een en ander bereikt; het gelukte haar dat in sommige ho tels langere bedden aangeschaft wer den, evenzo in slaapwagens, terwijl enige concertgebouwen nu ook voor makkelijker zitplaatsen voor lange lieden zijn gaan zorgen. DE STEEKPROEF WARE dit een meer theo- logisch-wetenschappe- lijke rubriek dan zou ik me wel tienmaal wachten eer ik met een zekere stel ligheid beweerde dat de diakenen van Handelingen VI dezelfde functie in de derzelver oude gemeente vervulden uitslagen, mogen als hun gelijknamige broe- mers voor zeker c ders in het hedendaagse dat de Bijbel heel wat protestantisme. Ik hadde der verstandelijk me dan te wapenen tegen onze huidige zeer uiteenlopende opvat tingen in vakkringen, die dit nadrukkelijk bevesti- zicht: is gen, of even nadrukkelijk ten. De in twijfel trekken. En bedoeld kan wezen. Wel waarlijk heeft gewerkt in niet blij meer. Want moet ik evenwel vaststel- de stijl van dat Handelin- vrouwtje wist wel dat bak ten dat die „wijsheid" geen gen VI. Ik zelf althans, ben ker Kussentje nog nooit en het dubben ge- tenimmer dijakeniebrooje die in deze dagen zuchten ziekbed zat. onder talloze examens en Opoe is i deprimerende Opoe heeft nog pientere bruine oogjes; ze bezit een zeker aannemen onschatbaar gevoel voor humor; ze heeft de loop bijna voleindigd en het ge loof Gode zij dank tschappij. Wijsheid is levenswijsheid; niet verloren. Maar God geschonken in- was het haar wel zaak des har gaan toen ik naast Opoe's gebakken had en ze door zag dus meteen de opzet, de negentig. Bakker Kussentje was pas bevoorrecht met deze le verantie en moest nu aan de tand gevoeld; er diende een steekproef genomen; en daar gebruikten ze een arm weduwtje voor. Maar i te blijven ge- juist jammerlijk loven. En die moeilijkheid gedropen examinandus, die z gen felle briefschrijvers, ik mij", kan die onze krant vulden met in de bijbel hun „Ik denk er zó over...." se zin zelfs Maar mijn rubriek is niet een zéér wijs wetenschappelijk, en ik mens zijn: heb volstrekt geen preten- vroom en tiei op dat terrein, en ik ootmoedig en wacht alleen maar hoopvol zuiver. Maar op die éne lezer, die Uil de VOLKSWIJK t animerend plan publi- belangrijke vraag op wijkpredikant toch eens weest?. flink te gaan helpen. Elke lezer één dubbeltje bij- daarop voorbeeld meelezers in begrepen en ik ben voor minstens een half jaar zoeter dan zoet. De rest mag de Heer van Bodegra ven hebben: een landelijk moeilijk om antwoorden. Het is daarom zo dag Opoe i praktijken anders „Wel, vrouwtje, wil je r hebben?" Even later stond ze in Kussentje's winkel cn pre senteerde de bon. Die gris te 'm af en kwakte een gevoig van ae aunce - (,roocj op e toonbank. Wou uit de oude doos. Want nl al weer naar zijn kamer t"ar hiiïfnnl- teru9 gaan, toen opeens mi i vrouwtje zei: „Bakker, is dat wel een goed brood, want ik moet ermee naar mevrouw Hopjes; voor te keuren zogezeid Waarop broden verwisseld woonde werden, handen gedrukt, Opoe s buurt. Zo <fure eden gezworen en re- wist dat Opoe rulteteB van blijvende aard geboekt. Weer wat later stond vrouwtje bij mevrouw Hopjes in de keuken. Die brak het brood en stak er haar neus in. Ze knikte en het opnieuw bijvoor vrouw Hop- de vrouw van diaken vlak dat die toen aan de rand van deze eeuw enkel maar 'n Moeder en tegelijk 'n arme Weduwe was zich maar ternauwernood redden kon. En zo sprak lijk omdat wij heden ten mevrouw Hopjes dan op naaT~f. daae over allerlei diaco- een daa Ovoe aan en zei: overhandigde Maar goed, ik laat dus al[e exegetische details r wat ze zijn en ik con- kerkelijke terrein ongewij zigd pleegt te blijven, moet maar eens kennis ne men van Diakonia brood t Vrouwtje allicht met die hele kin derschaar thuis. Vrouwtje zei dus: „Assublief, me vrouw", en keek blij. „Wel, vrouwtje" sprak daarop weduwe. „Best brood" prees ze. ,Je mag het houden". Een moment dat best; daarna stond Opoe weer op straat. Met het brood natuurlijk zonder die neus erin. Het is de eerste en de laatste keer geweest mevrouw Hop- het „Diaconaal Corres- mevrouw Hopjes verder, jes wat kreeg. Haar kinde- dat pondenti'eblad". Daar ge- „wel, dan heb ik hier een stateer enkel diakenen vol moeten zijn tuigt op elke bladzijde een bonnetje voor één brood als v des Heiligen Geestes 2 der wijsheid en dat ze een 2 goede getuigenis moeten -■c genieten, Al weer. zonder er op in te gaan of dat laat- ste een klinkende reputatie betekent, dan wel een be genadigd zijn met godde- totaal andere geest dan voorheen. En nu zou het onrechtvaardig wezen om met dat paslood in de hand de diakenen van weleer te gaan meten en hen onder maats te verklaren. Maar aan de andere kant horen verhalen, die ons i ga jij nu eens r ker Kussentje daar op het hoekje en haal zo'n brood je, en breng dat dan eens even bij me thuis dat ik het kan zien ..Assublief, bak- wat boos, en wat opstandig i ook wat verdrietig. Zelf doe ik er het zwijgen maar toe en denk aan Handelin gen VI: goed gerucht. Hei lige Geest en wijsheid 2 lijke gaven. Hetgeen óók doen twijfelen of ieder wel gedachten waren *;'j,Ach ja, hebben toy die te- 1vrou™t]e genwoordig wel? toen opnieuw. Maar haar WIJKPREDIKANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 12