VACANT1E doorbrengen?
ZONDAGSBLAD 9 JUNI 1951
IN DE GROTE
VRAAG
in het geding is. Maar sla meteec
niet over in een ander uiterste en
doe niet alsof een metns onder
die goddelijke aanraking zonder eni
ge eigen strijd .Heilig" wordt, want
dan zijn we er opnieuw naast. Men
sen zijn nu eenmaal geen landen, die
bezet worden. Ze zijn evenmin meu
belstukken, die in goud worden ver
anderd. Ze zijn mensen, die door God
in beslag genomen worden, maar dan
ook daaruit hebben te leven. God be
gint ik denk aan Israël. God neemt
het volk tot Zijn eigendom en daar
mede is het Zijn heilig, Zijn verkre
gen volk. Maar als God het zo uit
het diensthuis heeft uitgeleid, begint
ook de wet te zingen en het ,,gij zult"
wordt vernomen. God is een jaloers
God; een woord, dat duizendmaal
duidelijker is dan het geijkte „na
ijverig". God bestemt het volk voor
Zichzelven, maar dan heeft dat volk
ook meteen te worstelen om Hem toe
te behoren; dan kan God niet dul
den dat het als een ontrouwe bruid
het beeld is bijbels naast de
goddelijke Bruidegom nog allerlei
vrienden achtèrna loopt. Het moet
zich beslist zuiveren van alle afgo
dendienst. Het zal in alle geledingen
en im alle levensuitingen het kenmerk
der Heiligheid dienen te dragen. Al
les wat tot het heidendom pleegt te
behoren afgoderij, kinderoffer,
waarzeggerij, geestenoproeperij, on
tucht; som maar op, het zijn einde
loze reeksen, die in Leviticus met
name genoemd worden is eens en
voor altijd verboden terrein voor dat
heilige volk. Het kan best zijn dat
daar dingen toe behoren, die op zich
zelf volstrekt niet onzedelijk of zon
dig zijn, maar ze zijn het geworden
omdat de heidenen ze betrokken heb
ben in hun afgodische dienst. Een
buitenstaander kan bij het lezen der
reinigings- of heiligingswetten soms
denken: „Is dat nu zo erg? Als dat
onzedelijk is, kan er ook letterlijk
niets meer mee door"! Maar de din
gen zijn niet verboden omdat ze èrg
of onzedelijk zijn; ze zijn verboden
omdat ze te maken hebben met de
afgodendienst.
HET is niet zo gemakkelijk om de
ze dingen altijd na te voelen. Eén
voorbeeld. Deuteronomium verbiedt
alle ontucht. Daar zal ook een niet-
christen het volkomen mee eens kun
nen zijn. Alleen, die mens denkt dan
aan de gevaren van ontucht voor ziel
en lichaam, maar hij ziet niet dat
in de kanaanietische eredienst de on
tucht een eigen ereplaats der afgo
derij kreeg. En juist daarom werd
deze ontucht verboden. Precies op
dezelfde manier wordt er gestreden
tegen de armoede; weer niet uit bij
komstige sociaal-ecomomische motie
ven, maar op grond van het feit dat
de heiden de naaste niet ziet. En zo
zouden we kunnen doorgaan. Genoeg
we hebben één ding zeker kunnen
aanvoelen: „Heilig" is de mens waar
mee God te maken wil hebben.
Er rest slechts één benauwend ge
vaar. Dit, dat we daarmee de kous
af laten zijn. Dit, dat we nu maar
verder gaan afwachten of God ons
soms wil arresteren en zo niet, dan
blijft alles bij het oude. Maar laat
het ons dan hoofd voor hoofd zijn ge
zegd: „Weest heilig, want Ik, de He-
re uw God, ben heilig." En laten wij
hoofd voor hoofd weten dat we ver
maand worden om de heiligmaking te
zoeken, want Gods doel is dat wij
onberispelijk zullen zijn in heiligheid
voor onze God en Vader bij de we
derkomst van onze Heer, Jezus
Christus.
Vooral in deze dagen heerst in het
haventje aan het Hollandsch Diep een
bedrijvige drukte op de „schokkers",
waarvan het stadje er zo ongeveer
een tiental heeft. En het is niet het
Hollandse zeebanket, waarop „ge
jaagd" wordt, maar men vist er...
op zeebliekjes! Naast de paling, die
nu soms in flinke hoeveelheid wordt
aangevoerd, worden op de afslagen
veel „blieken" verkocht.
Deze leveren n.l. door hun schub
ben de grondstof voor paarlemoer,
dat bij de opschik der dames meer
malen zulk een voorname rol speelt.
Voorts wordt het vissenlichaam tot
veevoeder bestemd.
De „stevenhouwers" brengen de ge
vangen vis meestal aan land, en de
ze wordt, in de tijd van het hoogsei
zoen, op de dagelijkse afslag, ver
kocht. In deze periode blijft de Mocr-
dijkse visserman gewoonlijk een ge
hele week ter visvangst, waarbij hij
zijn tocht weieens uitstrekt tot de
Waddenzee toe.
De meeste visserlui evenwel blij
ven dichter bij huis en oefenen hun
bedrijf zuidwaarts gewoonlijk niet
verder uit dan tot de Zeeuwse wate-
Zouden de glanzende blieken-schub
jes, waarnaar veel vraag bestaat,
nog mede een factor kunnen worden
tot opbloei van het kleine Moerd'j*?
We hopen het van harte voor de
energieke bevolking van het „verge
ten" stadje aan de woelige stroom
van het Hollandsch Diep.
Iels fascinerends en iels
herinneringwekkends
4C Mensen zijn geen meubelstukken
IE kent de geschiedenis van Ko
ning Midas toch? Hij was die
vorst uit de Oudheid, die op zijn
wens de wonderkracht had ontvan
gen, waardoor alles wat hij aan
raakte goud werd. Dat leek op het
eerste moment prachtig: hij behoef
de maar om zich heen te tasten en
het meest alledaagse en nietigste be
zit werd plotseling een voorwerp van
ongehoorde waarde. Goud zijn troon
en goud zijn tafel. Goud zij>n scep
ter en goud zijn zwaard. Goud zijn
lepel en goud zijn bord. Maar wat
later bemerkte hij dat dit een zeer
noodlottige gave was, want toen hij
zich aan zijn gouden tafel zette om
met zijn gouden lepel van zijn gou
den bord te eten werden alle spijs en
drank op het moment dat zijn lippen
die aanroerden eveneens van louter
goud. En temidden van de overstel
pende rijkdommen dreigde hij te ver
hongeren.
Er zit in dit verhaal een moraal:
goud verzadigt een mensenhart niet.
Daar willen we het echter vandaag
niet over hebben. Ik vraag je alleen
om even vast te houden dat mytholo
gische gebeuren dat alles verandert
wat aangeraakt wordt door hem, die
de wondere gave der goden be
zit.
Zo, en nu het woord „Heilig". Een
bekend woord, waarvoor je op het
eerste gezicht althans zelfs niet
do r.'.oeite behoeft te nemen om 'n
Bijbel op te zoeken. Want „Heilig"
is nog steeds een woord uit het da
gelijks spraakgebruik, denk alleen
maar aan de heilige boontje's om
nog te zwijgen van de diverse Sin
ten oftewel „Heiligen" die ook
aan protestanten en onkerkelijken be
kend zijn! Voorop Sinterklaas met
Sint Margriet; helemaal achter aan
Sint Juttemis als Heilige van een dag.
die van onze kalender is afgetuimeld.
dus dat voor een overstelpende hoe
veelheid van gewaarwordingen wil
dienst doen als een klein, machteloos
teken. Wie iets wil voelen van alles
wat hier bedoeld wordt, moet maar
eens Hosea 11 lezen, waar de Here
spreekt: „Ik ben God en geen mens;
de Heilige in het midden van u".
Daar ziet men onoverbrugbare klo
ven opensplijten tussen ons en God,
ook al ziet men tegelijk dat vanuit
God een brug een Jakobsladder
naar ons toegebouwd wordt, want die
Heilige is dan toch maar „in het mid
den van ons".
2 terstond één stap
_jen: God schenkt
soort deelgenootschap aan Zijn
wezen aan allen, die Hem toebeho
ren. Wat God aanraakt en het Zijne
noemt, wordt door die aanraking en
dat noemen zelf heilig. Het is daar
mee in een schamel en ontoerei
kend beeld als met Midas, die
tot goud maakte alles wat hij beroer
de. Alleen Midas maakte de din
gen wezenlijk tot iets an
ti e r s dan hij zelve was, en God ver
andert geen dingen maar mensen
met Zichzelven. Zodra God,
de Heilige, een mens aangrijpt,
vloeit Gods kracht in die mens over.
Zoals in vervlogen eeuwen ergens een
schip bij onbekende kusten kwam om
daar de vlag te planten en met die
daad werd een Indianengebied plot
seling tot „Nieuw Amsterdam" zo
wordt „van God" en daarom „Hei
lig" de mens of het volk dat God
Zich tot eigendom verkiest.
„TTEILIG", is dus volstrekt niet een
"kwestie van zedelijk-vervolmaakt
of deugdzaam. En „Heilig Boontje"
voor een jongen, die geen durf be
zit om eens ondeugend te zijn,
maar eventueel wel de katjes in het
donker knijpt (want dat bedoelen we
toch tussen de regels door met die
uitdrukking), is wel de allergrootste
misvatting voor het begrip, dat hier
Maar heeft zo'n dagelijks hanteren
van een bepaald begrip voordelen,
de nadelen daarvan zijn meestal nog
groter. Dat blijkt zodra we gaan vra
gen wat dat „Heilig" nu feitelijk wel
betekent. Want meteen verdringt
men zich om daarop te antwoorden
dat „Heiligen" buitengewone mensen
zijn, die zich nu letterlijk in alles
van gewone stervelingen onderschei
den. Mensen, die alle anderen in
deugden overtreffen; wier zedelijk ge
drag niet het kleinste vlekje vertoont
genieën in de wereld van de geest;
ideaalfiguren waarnaar men jaloers
opblikt. Te meer jaloers naarmate
wij zelf moeten bekennen dat we
geen heiligen zijn; neen, dat bepaald
niet! En laat ik daar nu maar met
een aan toevoegen dat deze verkla
ring van het begrip in kwestie een
faliekant-onjuiste is. Want „Heilig"
heeft pas in allerlaatste instantie iets
te maken met deugden en zedelijke
moed en wat dies meer zij. Zodat
we noodgedwongen toch maar weer
eens in de Bijbel moeten gaan bla
deren om erachter te komen wat het
dan wel beduidt.
HEILIG" als bijbels begrip. Ja, en
nu maak ik het me zelf en de
lezer niet bepaald gemakkelijker,
want nu worden we plotseling over
stelpt door een hele stortvloed van
teksten. Wie naar „Heilig" in de
Bijbel op zoek is, gelijkt een weinig
op de man, die een kraan te ver
opendraaide en een overstroming be
werkstelligde. En daarom perk ik de
ze golven maar weer meteen in en
bepaal me tot het woord en begrip
zoals het in Oude en Nieuwe Testa
ment wordt gebruikt voor God en
gelovigen. Waarbij ik moet vragen
om een dikke streep onder deze uit
spraak te zetten: Alleen God is Hei
lig-
Je voelt hoe daarmee meteen de
hele alledaagse verklaring van dit be
grip op de vlucht gedreven wordt.
Het is totaal ondenkbaar dat God een
bepaalde naam zou ontvangen op
grond van Zijn daden en verrichtin
gen. En „Heilig" duidt dan ook aan
dat God volkomen anders is dan wij.
„Heilig" dat is zoveel als de gans
Andere. In de ontmoeting met God zijn
mensen gewaar geworden dat Hij be
hoort tot een andere categorie, een an
dere groepering dan wij. In dat ande
re' is iets dat ons aantrekt maar te
gelijk iets dat ons oneindig bang doet
worden. Iets fascinerends èn iets hui
veringwekkends. Een gesteld wor
den tegenover ondoorgrondelijke raad
selen. En in de poging om dan uit
drukking te geven aan die gecompli
ceerde gevoelens, heeft de mens het
woord „Heilig" gekozen. Een woord
Wat zou hij zien
Specifieke visserij
te MOERDIJK
Het plaatsje Moerdijk dat ieder
kent, al is het dan ook alleen van
naam, door de bruggen over het Hol
landsch Diep, is sinds geruime tijd
een dood dorp geworden.
Is het niet bevreemdend, dat een
nederzetting, die theoretisch gespro
ken, zo ideaal ligt, èn door de vlakke
nabijheid van water, èn door die der
grote verkeerswegen, dat zulk een
plaats niet een bloeiende stad is ge
worden?
Juist de Moerdijkbruggen zijn het
geweest, die de opkomst van de plaats
hebben tegengewerkt, omdat deze
„communicatiemiddelen" ver buiten
het dorp werden gebouwd, zodat het
intense wegverkeer op flinke afstand
het stadje voorbijraast (vgl. Vianen!)
In de oorlog behoorde Moerdijk tot
één van de meest getroffen plaatsen
langs het Hollandsch Diep. Meer dan
de helft werd totaal vernield, een
groot percentage werd zwaar en
slechts een klein gedeelte licht be
schadigd. En het heeft heel wat voe
ten in de aarde gehad, vóórdat op
het wederopbouwplan de benodigde
goedkeuring werd verkregen.
Lang en uitvoerig is ook gediscus
sieerd over het maken van een ztv-
haven te Moerdijk, alternatief uit
breiding outillage bestaande haven,
zodat deze geschikt wordt voor zee
schepen.
Doch deze plannen staan weer in
nauw verband met het kanalisatie
project van West-Brabant, waarover
in de bladen reeds zoveel is geschre-
Bij uitvoering daarvan zou Moer
dijk door intenser industrialisatie
weer tot meerdere bloei kunnen ge-
Zo heeft b.v. de Zaltbommelse
Scheepwerf het plan te Moerdijk een
scheepshelling te bouwen.
Voorts bestaat er tevens een nau
we correlatie tussen de genoemde ha
venplannen in het inpolderingspro
ject van de Biesbosch, waardoor de
buitenpolders langs de Amer ook
vloedvrij zouden worden.
Zo men weet, wachten al deze plan
nen nog goeddeels op uitvoering.
De Moerdijkse visserij.
Al kan dan Moerdijk niet worden
geschaard onder de belangrijke vis
sersplaatsen van ons land, toch ver
dient de door de Moerdijkers uitge
oefende visvangst wel enige aan
dacht, al worden er geen spannende
races gehouden voor de aanvoer van
de eerste Hollandse nieuwe.
r.'Sv, S-s as Sfl" B S «b® o nsjiBöfiSoss.ijssw»,, i
•SH-SS-oB® ü'SSSS-ë'ëic Sw O -63 S eo -3-O-S3 S» JS-o
ZONDAGSBLAD 9 JUNI 1951
Hoe moet ik mijn
(Van onze medische medewerker)
WELEN hebben zich al de vraag ge
steld: „Hoe en waar zal ik mijn
vacantie doorbrengen?" Bij sommigen
hebben de plannen al vaste vorm aan
genomen, bij een veel groter aantal
echter nog niet. Het antwoord op de
gestelde vraag zal verschillend zijn al
naar leeftijd, persoonlijke geaardheid,
werkkring, welstand enzovoort.
Hoe en waar men 'ook zijn vacantie
doorbrengt, als de geest ontspannen
en verfrist is, het lichaam uitgerust en
met nieuwe krachten aangegord de
strijd om het dagelijks bestaan kan
hervatten en, het weerstandsvermogen
tegen schadelijke invloeden versterkt
is, kortom als de algemene gezond
heidstoestand verbeterd is, dan heeft
men zijn vrije tijd nuttig besteed. Men
zal daartoe zoveel mogelijk moeten
profiteren van bos en zee, van licht en
lucht, van water en wind, van ge
doseerde arbeid en flinke nachtrusten,
van sport en spel buiten de eigen om
geving.
Ook tijdens de vacantie moet men
zich in acht nemen. De ervaring leert
elk jaar opnieuw, dat de vacantietijd
ongerief en leed brengt, die vermeden
hadden kunnen worden. Uit een reeks
van factoren, die schadelijk kunnen
zijn, vat ik in dit artikel er drie spe
ciaal in het oog.
De invloed van het zonlicht op het
lichaam is algemeen bekend. Er ont
staat een roodheid van de huid, later
gevolgd door een bruine pigmentatie.
De in de huid voorkomende ergosterine
wordt omgezet in vitamine D, de zo
belangrijke edelstof ter voorkoming of
herstel van Engelse ziekte of rachitis.
Direct of langs een omweg ondergaan
alle organen de invloed der zonnestra
len. De groei wordt aangezet, de
wondgenezing verloopt sneller, de ver
brandingsprocessen nemen toe, de eet
lust verbetert, de opgewektheid en
veerkracht van geest vermeerderen, de
weerstand tegen infecties wordt gro
ter. Stelt men echter te lang het
lichaam aan de zon bloot, dan ontstaan
verbrandingen met blaarvorming en
koorts, die nadelig voor de gezondheid
en pijnlijk zijn.
Wil men gaan zonnebaden, dan stelle
men het lichaam niet langer dan 10
minuten, 5 minuten rug-, 5 minuten
buikzijde, aan direct zonlicht bloot en
lette op de reactie van de huid. De
persoonlijke gevoeligheid is zeer ver
schillend. Men verlenge de bestralings-
duur geleidelijk om verbrandingen te
voorkomen. Patiënten met longtuber-
culose reageren zeer ongunstig op
zonnebaden! Men zij voorzichtig ook
als de kuur enige jaren geleden is.
In de tweede plaats iets over baden
en zwemmen. Natuurlijk doen we dit
in de open lucht, daar we dan ook pro
fijt trekken van zon en wind. Ik spreek
opzettelijk van de wind, omdat deze,
naast het water, een belangrijke fac
tor kan zijn voor de afkoeling van het
lichaam. Is men niet getraind, dan
wenne men zich eerst aan de wind
door geleidelijk de kleren uit te trek
ken. Daarna gaat men het water in.
Men bedenke, dat men nat zijnde door
de wind sterk afgekoeld en door de
zon spoedig verbrand kan worden. Als
men uit het water komt, is het het
veiligst zich af te drogen en iets aan
te trekken. Na de maaltijden, die goed
verzorgd en op regelmatige tijden ge
bruikt worden, wachte men een uur
alvorens te gaan zwemmen of baden.
Hetzelfde geldt voor sport en gym
nastiek. Men stelle het lichaam matige
eisen en voere ze geleidelijk op. De
gezondheid wordt in de vacanticperio
de het meest geschaad door het lichaam
bloot te stellen aan invloeden van bui
ten, waaraan het zich onmogelijk in
een of twee dagen kan aanpassen. Nu
steeds meer mensen, hetzij per eigen
auto, hetzij per touring-car, het bui
tenland bezoeken, wil ik nog even aan
dacht wijden aan de berg- of hoogte
ziekte. Met de auto worden hoogtever
schillen snel overwonnen. Men kan op
de vermindering van de luchtdruk de
volgende reacties waarnemen, die
vooral voor bestuurders van auto's van
groot belang zijn: moeheid, hartklop
pingen, duizeligheid, misselijkheid, ril
len, hoofdpijn, traagheid, besluiteloos
heid enz. Koude bevordert het ontstaan
van deze verschijnselen. Men neme
daarom een jas mee, stijge niet te snel
en schakele als men circa 500 m ge
stegen is een korte rustpauze in. Men
sen met hoge bloeddruk en hartgebre-
ken dienen eerst overleg te plegen met
hun huisarts.
(Vervolg van pag. 1)
t^uxemburg
De Fransen zagen aankomen, dat zij
na Oostenrijk het slachtoffer van het
aggressieve Pruisen zouden worden en
hun keizer Napoleon III liet in Februari
1867 onze koning Willem III polsen over
de verkoop van Luxemburg. Deze had
daar wel oren naar; aangemoedigd door
z'n Fransgezinde echtgenote en kroon
prins Willem, verklaarde hij zich bereid
tot de verkoop, maar meende zeer te
recht, dat de bevolking van Luxemburg
en de grote mogendheden eerst geraad
pleegd dienden te worden. Bismarck had
intussen tegen de Franse gezant te Ber
lijn gezegd, dat Pruisen geen bezwaar
zou maken, mits het (om de publieke
opinie) voor een fait accompli zou wor
den geplaatst. De Nederlandse minister
Van Zuylen tot Nyevelt, stelde echter
de eis, dat Bismarck uitdrukkelijk zijn
toestemming zou geven.
INMIDDELS begon zich in Berlijn het
nationalisme te roeren. Als de Luxem
burger hierover spreekt, kan men reeds
dadelijk merken, dat hij op z'n Ooster
buurman nog niet erg gesteld is. Enfin,
Berlyn begon Luxemburg te beschouwen
als „Deutsche Erde" De bondskanselier
Bismarck hulde zich wijselijk in een
Op het zomerverblijf van Grootherto
gin Charlotte te Fischbach zal op
20 Juni a.s. de lunch worden gebruikt.
stilzwijgen en op 1 April 1867 beant
woordde hij in de Rijksdag een interpel
latie zodanig, dat iedereen aanvoelde:
de eventuele verkoop van Luxemburg
aan Frankrijk betekent oorlog: Deze
oorlog kwam echter niet; die werd nog
wat uitgesteld en barstte in 1871 los
De zaak ging toen in 1867 van de baan,
omdat zowel Frankrijk als Pruisen, de
tijd voor een oorlog nog niet rijp acht
ten. Pruisen wilde eerst nog even de
tijd hebben om de binnenlandse struc
tuur van de nog jonge Noordduitse
Bond haar beslag te geven en de ver
houding tot de Zuidduitse staten te ver
sterken.
Toen het Huis van Oranje in z'n
manlijke lijn uitstierf (1890), volgde
Adolf, tot op dat ogenblik hertog van
Nassau, hem op. Maar in 1912 tvaren
ook van hem geen mannelijke afstam
melingen meer aanwezig. In 1907 was
evenwel de successiewet veranderd,
zodat groothertog Willem (de zoon
van hertog Adolf), kan worden opge
volgd door zijn oudste dochter Marie
Adelheid, die in 1919 afstand deed van
de troon en in 1924 in het buitenland
stierf. Sinds 1919 regeert de huidige
groothertogin: Charlotte. Zij is gehuwd
met prins Felix van Bourbon-Parma;
het huwelijk werd gezegend met twee
zonen en vier dochters.
B,J het uitbreken van beide we
reldoorlogen werd het landje
door Duitsland geschonden. In de
jongste oorlog en vooral tijdens
het wanhopige Duitse Ardennen
offensief, heeft het nogal te lijden
gehad. De groothertogelijke familie
bevond zich toen buiten het door
de Duitsers bezet gebied. Zij be
landde via Frankrijk, Portugal en
Engeland in Amerika, waar men
van haar land niet meer wist dan
de operette van Franz Léhar....
„De graaf van Luxemburg
De familie zat echter niet bij de
pakken neer, werkte hard en
maakte propaganda voor haar
land. Toen de groothertogin eens
een bezoek bracht aan president
Roosevelt, drukte hij haar vader
lijk de hand en zeide: „Don't be
worried, my dear child, we shall
bring you home again." En hij heeft
woord gehouden....
Een club van Langen
Te Mashfield in de Amerikaanse
staat Oregon bestaat een club van lan
gen. Doel der vereniging is te berei
ken, dat er in het vervolg meer reke
ning gehouden wordt met hen, die in
het gelukkige(?) bezit ener respecta
bele lengte zijn.
De club heeft ondanks haar kort
bestaan reeds een en ander bereikt;
het gelukte haar dat in sommige ho
tels langere bedden aangeschaft wer
den, evenzo in slaapwagens, terwijl
enige concertgebouwen nu ook voor
makkelijker zitplaatsen voor lange
lieden zijn gaan zorgen.
DE STEEKPROEF
WARE dit een meer theo-
logisch-wetenschappe-
lijke rubriek dan zou ik
me wel tienmaal wachten
eer ik met een zekere stel
ligheid beweerde dat de
diakenen van Handelingen
VI dezelfde functie in de derzelver
oude gemeente vervulden uitslagen, mogen
als hun gelijknamige broe- mers voor zeker c
ders in het hedendaagse dat de Bijbel heel wat
protestantisme. Ik hadde der verstandelijk
me dan te wapenen tegen onze huidige
zeer uiteenlopende opvat
tingen in vakkringen, die
dit nadrukkelijk bevesti- zicht: is
gen, of even nadrukkelijk ten. De
in twijfel trekken. En
bedoeld kan wezen. Wel waarlijk heeft gewerkt in niet blij meer. Want
moet ik evenwel vaststel- de stijl van dat Handelin- vrouwtje wist wel dat bak
ten dat die „wijsheid" geen gen VI. Ik zelf althans, ben ker Kussentje nog nooit en
het dubben ge- tenimmer dijakeniebrooje
die in deze dagen zuchten ziekbed zat.
onder talloze examens en Opoe is i
deprimerende Opoe heeft nog pientere
bruine oogjes; ze bezit een
zeker aannemen onschatbaar gevoel voor
humor; ze heeft de loop
bijna voleindigd en het ge
loof Gode zij dank
tschappij.
Wijsheid is levenswijsheid; niet verloren. Maar
God geschonken in- was het haar wel
zaak des har
gaan toen ik naast Opoe's gebakken had en ze door
zag dus meteen de opzet,
de negentig. Bakker Kussentje was pas
bevoorrecht met deze le
verantie en moest nu aan
de tand gevoeld; er diende
een steekproef genomen;
en daar gebruikten ze een
arm weduwtje voor. Maar
i te blijven ge-
juist jammerlijk loven. En die moeilijkheid
gedropen examinandus, die z
gen felle briefschrijvers, ik mij", kan
die onze krant vulden met in de bijbel
hun „Ik denk er zó over...." se zin zelfs
Maar mijn rubriek is niet een zéér wijs
wetenschappelijk, en ik mens zijn:
heb volstrekt geen preten- vroom en
tiei op dat terrein, en ik ootmoedig en
wacht alleen maar hoopvol zuiver. Maar
op die éne lezer, die
Uil de
VOLKSWIJK
t animerend plan publi- belangrijke vraag op
wijkpredikant toch eens weest?.
flink te gaan helpen. Elke
lezer één dubbeltje bij- daarop
voorbeeld meelezers in
begrepen en ik ben voor
minstens een half jaar
zoeter dan zoet. De rest
mag de Heer van Bodegra
ven hebben: een landelijk
moeilijk om
antwoorden.
Het is daarom zo
dag Opoe i
praktijken anders „Wel, vrouwtje, wil je
r hebben?"
Even later stond ze in
Kussentje's winkel cn pre
senteerde de bon. Die gris
te 'm af en kwakte een
gevoig van ae aunce - (,roocj op e toonbank. Wou
uit de oude doos. Want nl
al weer naar zijn kamer
t"ar hiiïfnnl- teru9 gaan, toen opeens
mi i vrouwtje zei: „Bakker,
is dat wel een goed brood,
want ik moet ermee naar
mevrouw Hopjes; voor te
keuren zogezeid
Waarop broden verwisseld
woonde werden, handen gedrukt,
Opoe s buurt. Zo <fure eden gezworen en re-
wist dat Opoe rulteteB van blijvende aard
geboekt.
Weer wat later stond
vrouwtje bij mevrouw
Hopjes in de keuken. Die
brak het brood en stak er
haar neus in. Ze knikte en
het opnieuw
bijvoor
vrouw Hop-
de vrouw
van diaken
vlak dat
die toen aan de rand
van deze eeuw enkel maar
'n Moeder en tegelijk
'n arme Weduwe was
zich maar ternauwernood
redden kon. En zo sprak
lijk omdat wij heden ten mevrouw Hopjes dan op naaT~f.
daae over allerlei diaco- een daa Ovoe aan en zei: overhandigde
Maar goed, ik laat dus
al[e exegetische details
r wat ze zijn en ik con-
kerkelijke terrein ongewij
zigd pleegt te blijven,
moet maar eens kennis ne
men van Diakonia
brood t
Vrouwtje
allicht met die hele kin
derschaar thuis. Vrouwtje
zei dus: „Assublief, me
vrouw", en keek blij. „Wel,
vrouwtje" sprak daarop
weduwe. „Best
brood" prees ze. ,Je mag
het houden". Een moment
dat best; daarna stond Opoe weer
op straat. Met het brood
natuurlijk zonder die
neus erin. Het is de eerste
en de laatste keer geweest
mevrouw Hop-
het „Diaconaal Corres- mevrouw Hopjes verder, jes wat kreeg. Haar kinde-
dat pondenti'eblad". Daar ge- „wel, dan heb ik hier een
stateer enkel
diakenen vol moeten zijn tuigt op elke bladzijde een bonnetje voor één brood
als
v des Heiligen Geestes
2 der wijsheid en dat ze een
2 goede getuigenis moeten
-■c genieten, Al weer. zonder
er op in te gaan of dat laat-
ste een klinkende reputatie
betekent, dan wel een be
genadigd zijn met godde-
totaal andere geest dan
voorheen. En nu zou het
onrechtvaardig wezen om
met dat paslood in de hand
de diakenen van weleer te
gaan meten en hen onder
maats te verklaren. Maar
aan de andere kant horen
verhalen, die ons
i ga jij nu eens r
ker Kussentje daar op het
hoekje en haal zo'n brood
je, en breng dat dan eens
even bij me thuis dat ik het
kan zien ..Assublief,
bak- wat boos, en wat opstandig
i ook wat verdrietig. Zelf
doe ik er het zwijgen maar
toe en denk aan Handelin
gen VI: goed gerucht. Hei
lige Geest en wijsheid
2 lijke gaven. Hetgeen óók doen twijfelen of ieder wel gedachten waren
*;'j,Ach ja, hebben toy die te-
1vrou™t]e genwoordig wel?
toen opnieuw. Maar haar
WIJKPREDIKANT.