TCCT QT nv7oonwnHr>7. ZONDAGSBLAD 19 MEI 1951 f De verkeerde TIJDENS mijn vacantie ontmoette ik mijn oude vriend Van Hekeren op een der gezellige terrassen, die orns goede Buitenhof 1 ijk is- Ik hoorde van hem in een uur tijds een wonderlijk verslag van zijn belevenissen als Hol lands vlieger in dienst van de Royal Air Force". Nadat hy me enige malen, ongevraagd, verzekerd had, dat Ne derland van de Europese landen die de oorlog hadden meegemaakt ei thans weer het best bovenop was, boog hy zich voorover en nu en dan zuigend in zijn hoog sorbetglas vertelde hy het volgende. De R.A.F. hal hem opdracht gege ven om met vijf gevechtstoestellen naar een nader aangegeven dal in Griekenland te vliegen om aldaar ge signaleerde troepenbewegingen onder vuur te nemen. Inderdaad zag hij, al daar aangekomen, die bewegingen en in duikvlucht werd de troep bescho ten. Het was een herrie van je welste, zo ongeveer als het vuurwerk aan het Scheveningse strand. De Duitsers gin gen er subiet op in. Na deze wild-west in de lucht trok ken de toestellen op, maar het toe stel waarin Van Hekeren gezeten was, werd geraakt, doch de vlieger zag kans de kist over de bergkam te bren gen en nadat het een herdershut om ver geworpen had bleef het bescha digd staan onder de verbaasde ogen van Van Hekeren, want deze had niet anders verwacht dan dat het vliegtuig in vlammen zou opgaan. Wel stond vast, dat er van herstel van het toestel geen sprake zou kunnen zijn. Op het lawaai van het neerstortend" vliegtuig had een groep schaapherders met de dieren in allerijl de vlucht genomen. Zo was er in korte tijd geen levend wezen meer te bekennen. Van Heke ren wist niet of er zich in dat ogen schijnlijk onbegaanbare berggebied Duitsers ophielden on aan \yelke zijde de eventuele bergbewoners stonden. Nadat hij alle papieren en persoon lijke eigendommen uit het vliegtuig verwijderd had, verschool hij zich in het dichte gewas om wat bij te ko men. Na een half uurtje verschenen er twee mannen in vreemdsoortige uniformen gekleed, die hij voor gen darmerie hield. Van Hekeren kreeg sterk de indruk, dart de Heren van Hellas, gewaar schuwd door de herders, op onderzoek uit waren. Eerst had het vliegtuigwrak hun volle belangstelling. De vlieger peins de wat hij zou doen. Waren deze man nen Duitsgezind cf behoorden zij tot de groep die hen bestreed? Maar en fin, als vlieg?r riskeerde je ontzettend veel. waarom nu met! Het kon best gebeuren, dat als deze mannen zouden heengaan er in geen weken een menselijk wezen zou ko men opdagen. Met de handen omhoog trad Van Hekeren uit het struikgewas naar voren. De mannen glimlachten en gebaarden dat hij de handen Kon la ten zakken. De vlieger sprak ze daarop tn 't Engels, Frans en Duits aan, maar xij verstonden geen van deze talen, evenmin als Van Hekeren de taal van ée mannen verstond. Een der mannen besteeg weer zyn ezel en verdween 4n Oostelijke richting. De achtergeble ven vreemde'.in» en Van Hekeren rookten een sigaret. Nadat een uur verstreken was daagde de in Oostelij ke richting verdwenen vreemdeling op in gezelschap van een lange man, die eveneens op een ezel gezeten was en gekleed in khaki-hemd en korte broek. Hy bleek een Engelsman te lijn en hij schudde de vlieger hartelijk de hand. Hij was de man, die, nadat de Duitsers Griekenland hadden bezet, het verzet van de Griekse partisanen organiseer de, de nachtelijke droppings van oor logstuig en voedsel mede hielp moge lijk maken. De vlieger was spoedig op zijn gemak gesteld. De Engelsman fe liciteerde hem er mee, dat hij in goede handen gevallen was. Intussen was het schemer gewor den. De mannen gingen met hun ezels weg, nadat zij de Engelsman beloofd hadden, dat zij in de hut, die op een paar honderd meter afstand van het neergestorte vliegtuig stond en waar de Engelsman met dc vlieger zou ver toeven, voedsel en drinken zouden la ten brengen. Wat dan ook prompt een uur later geschiedde. Bij een schraal kaarslicht vertelde Van Hekeren zijn wederwaar digheden en informeerde bij de En gelsman hoe het hier met de Duit sers gesteld was. „Ze komen nooit boven, dat is te gewaagd", antwoord de hy. „Maar beneden zit het vol. Ik zal het je laten zien, waar ze zitten. *t Is er donker genoeg voor. Je hebt het maar voor het zeggen en ik zal je het mooiste vuurwerk van je leven laten zien". Van Hekeren was erg benieuwd wat er gebeuren ging. De Engelsman richt te daarop een machinegeweer naar het Westen, schuin naar beneden, gaf enige malen vuur en onmiddellijk be gon het dal een vuur te braken, dat het een lieve lust was. Zo deed mijn Engelse vriend in een paar richtingen. „Met vissen zul je nooit zo beet hebben gehad", zei hij lachend Hier mede was het vuurwerk geëindigd. De vlieger verlangde er naar de welverdiende rust te genieten. Hij trok de laarzen uit, die als hoofdkus sen zouden dienen. Opeens werd het enerverend gezoem van een vliegtuig gehoord. Van Hekeren keek met een bezorgd gezicht naar de Engelsman op wiens gelaat zich jongensachtig ple zier afspeelde. Van Hekeren vroeg hem wat dit was. „Dat bemerk je zo wel". Kort daarop werd een hevig gekraak ge hoord. Doffe knallen en lichte schok ken wisselden elkander af. „Een klein bombardement. Niets te betekenen", zei de Engelsman. „Ze konden daar beneden één vliegtuig missen. Dat kwam door mijn plagen van daar straks. En morgen heet het in het weermachtsbericht, dat de Luftwaffe in het kader van de opruiming van de laatste resten der bandieten een luchtaanval ondernam. Ze vermelden er niet bij, dat ik whisky zat te drin ken. Cheerio". En toen gingen de twee mannen werkelijk slapen De volgende morgen keerde de En gelsman naar het gehucht terug. Vlie ger Van Hekeren ging bij de bergbe woners delen van het wrak ruilen te gen eieren. Hij zou zo gauw mogelijk hier weg willen zijn. Er deed zich ge lukkig spoedig een mogelijkheid voor. De Duitsers concentreerden zich na melijk hoe langer hoe meer op één punt. daar de geallieerden binnenkort tot de landing in Griekenland zouden overgaan. Een week na zijn noodlanding vond het gebeuren plaats en zon Van Heke ren op middelen om in de omgeving van Athene te komen, waar hij zich bij de Engelsen zou kunnen voegen. Om uit dit bergachtige gebied weg te kunnen Komen, zou men of een vliegtuig öf een ezel moeten hebben. Te voet was onmogelijk. Een vliegtuig was uitgesloten, daar het zijne te be schadigd was neergekomen en groten deels als souvenir en ruilobject had dienst gedaan. De Engelsman zei, dat er zeer bin nenkort een koerier met een ezel uit de omgeving van Athene zou komen en niet weer terugkeren, zodat hij van dezie ezel, die in die buurt thuis hoor de, gebruik kon maken. Inderdaad kwam spoedig de man uit Athene. De vlieger werd gewaar schuwd, dat hij de volgende dag met de ezel op reis kon gaan. Die morgen vroeg nam hij, gezeten op de ezel, af scheid van zijn Engelse vriend en de schaapherders. De ezel kreeg een tikje op het achterste gedeelte en „Festina lente" zette het lastdier zich in be weging. De zon klom snel. De steile hellingen van de tegenover hem lig gende zijden van het dal waren dicht bebost tot de zich hoog verheffende rotsen. Talloos waren de stroompjes waar de ezel overtrok. Opeens bleef de ezel op een smalle weg staan, links de bergwand, rechts een duizeling wekkend diep ravijn. Met geen goed en kwaad woord was het dier te be wegen voorwaarts te gaan. De berij der kon zich niet verroeren. Rechts de ontzagwekkende diepte, links oe rot sen en onder hem een ezel. Een ezel zonder verstand; een ezel die zijn zin deed, een ezel aan wie de vlieger overgeleverd was. Hoog stond de zon en brandde kwaadaardig op nek en hoofd. Uren stond de ezel op het smalle pad. De vlieger keek lange tijd op een ezelskop en soms leek het hem toe of grauwtje er plezier in had- Zijn berijder werd door een vreselijke dorst gekweld. Het gezoem van een vliegtuig werd gehoord. Of het daar aan lag is niet bekend, maar de ezel ging lopen. Niet snel, maar regelmatig. Na een uur kon hij zijn dorst lessen. De ezel, die zelf dorst gekregen had. vond de ze plek waar helder water stroomde. Het werd ayond. Het werd nacht De maan gaf het licht. En zo ging de reis per ezel verder. Toen ging h?t d)cr, nu en dan snui vend, sneller zijn weg. Het ruikt de bekende omgeving, dacht de vlieger en verheugde zich er over, dat hij weldra bij Athene zou zijn. Het was omstreeks 3 uur die nacht, dat de ezel slaan bleef en een gemakkelijke houding aannam. De vlieger dacht, als er ge slapen moet worden ben ik ook van de partij. Hij was doodmoe, trok zijn laarzen uit, legde daarop zijn jasje en dit hoofdkussen bracht hem al spoedig naar het land van Morpheus. Wanneer je in een diepe slaap ligt, in de schaduw van een ezel, terwijl de zon al aan de hemel staat en je wordt wakker door het gebulder van het lachen van drie mannen: de En gelsman en de twee vreemdelingen, dan schrik je en kijk je verbaasd, om dat je bijna een etmaal geleden de Engelsman verliet. En de Engelsman zei: „Hè, wat een ezels, ze hebben je de verkeerde ezel gegeven. Deze hoort hier thuis." CH-HM# t^aat l\et over Beroem u niet over de dag van morgen: want gij weet nietwat de dag zal baren. Spreuken 27:1. E" is niet minder barmhartigheid in het verbergen dan in het open- Wij weten genoegom getroost te kunnen zijn, en alles te weten zou enkel ons schaden. Of is het geen barmhartigheid, die ons in de onzeker heid laat, waarvan ons tekstwoord spreektals het zegt: want gij weet niet, uiat de dag zal baren? Het leven, dat voor ons ligt, is een groot vraag teken, en het is goed. dat er een sluier hangt voor de dag van morgen. Als uhj alles tevoren wisten, al dc beproevin gen, al het lijden, al de ellende, die over ons zullen komen, wj zouden geen moed vinden om het leven te aan vaarden en als wij tevoren bekend waren met zijn vreugden en zegenin gen, wij werden lichtzinnig en hoog moedig, de heilzame prikkel tot de arbeid en tot de strijd om het leven zou zijn weggenomen. De onzekerheid, waarin gij staat, moet u leiden tot omzichtigheid. Al weet gij niet wat de dag z a l baren, gij weet wel. wat hij kun baren. Gij weet genoeg om u althans niet te be roemen: dat alleen het heden is u w dag, en het morgen aan uw God en niet aun u toebehoort. De man uit de gelijkenis, die voor heel zijn verder leven zo goed heeft gezorgd en er op gerekend heeft, dat er vele jaren zouden komen, waarin hij had te voor zien, heet toch terecht een dwaas, want hij heeft Gods recht over het leven uitgeschakeld uit zijn becijfe ring: „Gij dwaas! in deze nacht zal men uw ziel van u afeisen". De rechte levenskunst is te leven voor het heden, en niet te rekenen op de dag van morgen. Zij is, wat men noemt: te leven bij de dag. Dat kennen wij niet, of wij kennen het verkeerd. Te leven bij de dag. Maar duizenden doen het uit pure onverschilligheid, en hebben de toepassing daarvan gevon den in het ellendige woord: Laat ons maar eten en drinken, want morgen sterven wij! Is dat dan de rechte levenskunst? Zeer zeker niet, en als g\j even nadenkt, zult gij verstaan, dat dit de naam van leven zelfs niet ver dient. Het is daarom geen leven, om dat het de dood liefheeft en. als het onvermijdelijk einde van alles, blij moedig aanvaardt. Leven bij de dag is heel wat anders. Leer het verstaan uit uws Heilands woord: Zijt dun niet bezorgd tegen de morgen; taant de morgen zal voor het zijne zorgen: elke dag heeft genoeg aan zijn zelfs kwaad. Onbezorgdheid is de vrucht van ver trouwen; het is dat kinderlijke, dat zich verlaat op de verzorger. Zij kent de weg ons aangewezen in het Woord: Werpt al uw bekommernis op Hem, want Hij zorgt voor U. Leven bij de dag, het is leven uit Gods Vaderhand in Jezus Christus, en aan Gods hand. en dat hebben wij al meer te leren. Wij leven meer in het morgen, dan in het heden. Wij zijn altijd bezig het heden voorbij te leven, en vooruit te grijpen naar hetgeen het onze niet is, en wellicht nooit zal zijn. En taat is dat anders dan ,^ich be roemen over de dag van morgen?" Ach, en dat doet ons zoveel ver hezen. W\j gaan voorbij aan de zegen, die voor het heden is bedoeld en hun keren naar de zegeningen, die wellicht de dag van morgen zal brengen, en het grote en belangrijke heden wordt door ons te klein geacht. Daar is zoveel diepe levenswijsheid in de raad, die de Prediker gaf, als hij ons leert in de zegen van het heden ons te verlustigen en dit te kunnen noemt een gave der genade, zeggende: Ja, dat ook ieder mens ete en drinke en het goede ge niete van al zijn arbeid: Dit is een gave Gods. Terecht is eens gezegd: „De Here geeft ons alleen d i e genade, die ons nodig is. Wat wij morgen behoeven, Hij zal het morgen geven, evengoed als Hij in het heden geeft, wat gij voor heden nodig hebt. Hij geeft u geen stervensgenade in het leven, maar vertrouw Hem. dat waar Hij u levens genade gaf. Hij u de stervensgenade niet zal onthouden". Gij weet niet wat de dag baren zal. De geraakte had 38 jaren lang Bcthes- da's badwater bezocht, en geen helper gevonden. Daar komt de dag, die op het feest Jezus brengt naar Jeruzulem, en Hij helpt de wanhopende met Zijn verlossende vraag: „Wilt gij gezond worden?" En dan Gods toekomst staat in heerlijke onzekerheid, maar de toe komst zelve is vast. De morgen zal brengen: Wat het oog niet zag. het oor niet hoorde, in geen mensenhart nog opkwam en bereid is, dien, die God liefhebben." Beroem u niet over de dag van mor gen, maar doe beter: Beroem u in Hem, die de morgen bezit, zie op Hem, laat het Hem over, Hij, die het goede werk in u begon, en het elke dag onderhoudt, zal het voltooien tot op de grote dag van Jezus Christus. Op de wandel door lenteland ZONDAGSBLAD 19 MEI 1951 7 onzej€uqó-p&qinó^ Hebben jullie al gezien, dat er heel wat taalloutjes op bet bord staan? In iedere zin staat er eentje. Proberen jullie die er nu eens uit te balen en scbriji me maar oi jullie alle acht fou ten hebben gevon den. Succes boor/ Hy word soldaat! 2. ik looptt mt* hem mee! y. Myn tante zy :m Kom hier" Dit voet bol-terein1 5. Oom piet hep naor Kees fee Een vetqemesd varteen^ De schilderden 't Was maar een „Lies! Lie-ies!" Met grote spron gen holt Ada de tuin door. ..Hoor eens! Ik weet wat!" Twee blonde hoofdjes worden geheimzinnig bij el kaar gestoken. „Ja zeg, en dan vragen we, of Pim meedoet...En dan.. „Ssst, anders hoort hij het!" „En dan doen we net rf we weg gegaan zijn. Zal hij even bang zijn'" Ze rollen tegen elkaar van het lachen. Twee nuizen verder woont Pim. Hij is op z'n eentje aan het voetballen. Peter moet huiswerk maken en Daan boodschappen doen. Daar komen de zusjes. „Pim, kom je met ons spelen?" vraagt Ada met haar liefste stem metje. Pim aarzelt. Hij vindt zich eigen lijk te groot om met meisjes te spe len. Maar alleen is ook niks. Hij heeft wel zin. Maar hij vertrouwt het niet helemaal. Hun ogen schitteren zo. Net of ze iets uitvoeren. „Wat gaan we dan doen?" „Verstoppertje spelen," zegt Lies. „Dan moet ik 'm zeker wezen?" ..Nee, we zullen eerlijk aftellen." Vooruit dan maar. Hij zal wel goed uitkijken. Maar er is niets uit te kijken. Ze spelen fijn, en Pim weet zich zo goed te verstoppen, dat hij 'm haast nooit hoeft te wezen. Als 't een keer Ada's beurt is, komt Lies naar hem toe. „Pim," fluistert ze," ik weet een fijn plekje. In de schuur van meneer Den Oude. Daar vindt ze ons nooit. Dan kunnen wy door 't raampje zien of ze er aan kamt." „Ja, maar meneer Den Oude is zo gauw kwaad. En die hond..." „Meneer is naar kantoor en Astra loopt aan de voorkant. Gauw nu! Ga jij eerst. Dan kijk ik of Ada niets merkt!" Gebogen lopen ze over 't achter- aadje. „Toe maar!" fluistert Lies weer. „Ik zal het hek dicht doen!" Onhoorbaar glipt Pim het donkere schuurtje binnen. Daar heeft Lies op gewacht. Met een smak gooit zc dc deur dicht en draait dc sleuiel om. Meteen begrijpt Pim, dat dit hun plan was. Ze wilden hern opsluiten „Flauwe meiden!" bromt hij. Nu denken ze. zeker, dat hij hard zal gaan roepen En dan zij maar giche- len. Dat zal ze tegenvallen. Hij zegt geen woord! Hij wordt wel een beet je raar om z'n maag als hij denkt aan die strenge meneer Den Oude en aan die grote hond. Maar hy zal flink zijn. En als ze 'm nu de hele nacht laten zitten? 'k Roep toch niet, denkt hij. Als ik dood ga van de hon ger, zullen ze hun hele leven spijt hebben. Voorlopig hebben de zusjes nog geen spijt. Ze dansen van pret. „Stil hoor!" zegt Ada. „Hij mag ons niet horen!" „Ada! Lies!Ada! Lies!" Die hoge stem, dat is moeder! En die 'onkere er achteraan, dat is oom Frits! Ze weten niet hoe gauw ze thuis zul len komen. „Oom Frits! Ha, oom Frits!" Ze hangen juichend aan z'n armen. „Zo, kleine kraaien! Hebben jullie zin in een autotochtje?" grapje „Ja Ja! Ja!" Ze draven de gang al door. „Eerst handen wassen," zegt moe der. „En je jas afborstelen. Jullie zijn net kwajongens!" Maar even later zitten ze prins heerlijk op de achterbank en ze zwaaien uitbundig als de auto weg rijdt. Met oom Frits in de auto uit. is altijd weer een feest. Ze kijken naar een handbalwedstrijd. Ze drin ken priklimonade bij een tentje, mid den in het bos. En tot slot rijden ze naar een poffertjeskraam. Die avond kan Ada niet in slaap komen. Ze is er te opgewonden voor. 't Was ook zo fijn! Met de auto uit... Een boel moois gezien .Lekkers ge had. Als oom Frits niet gekomen was, hadden ze de hele middag moeten ballen. Of verstoppertje spelen. Op eens zit ze recht overeind. „Lies," zegt ze angstig, „Lies, we hebben Pim vergeten! Lies! Pim zit nog in de schuur!" Lies rolt zich mompelend op haar andere zij en slaapt weer verder. Ada is wanhopig. „Lies, toe nou, we moeten Pim er uit laten!" Lies snurkt. Vastbesloten stapt Ada uit bed. Dan gaat ze alleen, 't Is allemaal haar schuld. Zij heeft het bedacht. Op pantoffels, de jekker over haar pyama, sluipt ze de trap af. In de huiskamer hoort ze oom Frits. Voor zichtig glijdt ze door de keukendeur naar buiten. Wat is het koud! En don ker! Bang loopt ze dc lange tuin door het achterpaadje langs. De schuur is nog op slot. Ma«r ..de sleutel is er niet. Ada draait en trekt aan de deurknop. De deur blijft dicht. „Pim!" roept ze angstig. „Pim. slaap je?" 't Blijft doodstil. Ze klappertandt van kou en angst „Pim," huilt ze," zeg toch eer.s wat! Ik kan de deur niet open krijgen!" „Miauw!" klinkt het opeens. Ze verstijft van schrik. En als er. zacht en harig, iets langs haar benen strijkt, slaat ze gillend op de vlucht „Moeder! Moeder!" Het buitenlicht gloeit aan. De keu kendeur vliegt open. Vader vangt het bevende meisje op en draagt haar naar binnen. „De sleutel is weg!" jammert ze. „Ze heeft gedroomd," zegt moeder medelijdend. Maar vader vraagt: „Welke sleu tel?" Snikkend vertelt ze alles, ,,'t Was heus maar een grapje. Maar toen oom Frits kwam, zijn we 't hele maal vergeten!" „Een mooi grapje!" bromt vader. „Toen ik thuis kwam. was Pim met Peter aan het spelen. Die is natuur lijk door meneer Den Oude bevrijd. Eigenlijk moesten we jou nu in die schuur zetten. Maar ik weet iets be ters. Volgende week gaat oom Frits helemaal naar Limburg. Dan mag Pim mee. En jullie blijven thuis. En nu naar bed. Mars!" Moeder zucht. „Ik was zo blij dat het meisjes waren," zegt ze. „Maar echt waar, het zijn net jongens!" Co van der Steen-Pijpers. onze BRievenBus j Beste nichten en neven, Wat heeft de postbode me deze week een stapel brieven gebracht. Ik zal maar gelijk met het antwoorden be ginnen. Maar eerst tuil ik jullie even vertellen wie deze week de prijzen hebben gewonnen. Het zijn: Kirrie Raadsveld, Wim Stoffels, C. L. v. d. Munnik, Tineke de Vos en Jannie Hartensveld. En nu de brievenbus. Hammy Boers- ma, wat heerlijk voor jullie, dat moe der nu weer uit hel ziekenhuis is. gekomen. Het was zeker groot feest by jullie thuis"7 En dan heeft me die kleine Koosje Verheul, die nog maar vier jaar is, een tekening gestuurd, zo aardig, dat ik hem er even extra voor wil bedanken, evenals ik dat G»js Kuy- pers doe, die ook al zo'n aard.ge plaat stuurde. Zeg. Henk Schenk, ik geloof, dat er in jou neg een dichter zit. jon gen, dat versje van het schaapje heb ik met plezier gelezen. Ook het ge dichtje van Wille van Seventer was leuk. Bij Jannie den liaan thuis zijn er in een weck ar.e verjaardagen ach ter elkaar geweest, geloof maar. dal het daar een vrolijke boel was, in ieder geval veel goede wensen aan al die jarigen. Nee, Alie van Hotcren. Tante Jos heeft geen kinderen. En die foto? Als wij eens een hele mooie hebben. Goed zo? Er waren heus nog mooiere oplossingen, Atie Dijkshoorn, en eerlijk is eerlijk, wat jij. Wat kun nen jullie keurig schrijven Jannie Bongertman en Willie Reedijk. Ik vind die recht opstaande letters mooi. Na tuurlijk, Dikkie Wentink, mag jij weer meedoen. Dank voor je gezellige brief hoor! Goed zo. Arie Hoorweg, help jij de olieboer maar. Leuk werk lijkt me dat Victoria Snijders stuurde ook al een tekening. Dank je wel hoor. Wil Jannie van Schothorst haar moeder en zusje van harte beterschap wensen7 Het beste met hen, Jannie. Een keurige cijferlijst, Leen Mulder. Zorg, dat je zo'n rapport houdt. Ja. ik houd ook heel erg veel van zingen Anneke Boot „Berend Botje" ken ik wel. Fijn voor jc. Arie Grootendorst, dat je al zo veel postzegels hebt. Hansje van der Jagt wil' zio graag, dat het weer wat mooier wordt. Nou, ik ook. Aardig, Dieuwe EngeJsma, dat je weer mee gaat doen. Sarie Plooster heeft een mooi opstel gestuurd, waar zij erg haar best op heeft gedaan. Een extra bedankje, hoor Sarie. Nog wel gefeliciteerd, Gerrie Schellius, en jij ook, Pleun Benard. Zeg. Pleun, nog even geduld. Er wordt aan je verzoek gewerkt Ik hoop, Tiny Klandermans, dat je op 7 Juni een prettige dag zult hebben. Hè, ik zou best met je mee willen. Tenslotte wil ik jullie nog even aan een aantal nieuwe nichten en neven voorstellen. Het zijn: Leni Voogt, Hans Vroegh, N. West dijk, Goverientjo Kruit, Jan de Zwart, Bert en Ada Bordewijk, Ankie Lely, Gert van Elderen, Jan Verhoef. Dick Lemmen, Nanda Kar' dol, Hans van Kesteren, Joke en Nellie Teuling, Johan de Boer, Sjaan Groene- wegen, Rietje Weeda en Leendert Vink. Van harte welkom in onze kring, meisjes en jongens. Dat was weer onze brievenbus. Oom Kaïel en ik wensen jullie allemaal een goede Zondag, en tot volgende week. TANTE JOS Kruiers Zelfs op kruiwagens las men im de 17e eeuw rijmpjes. Jam de kruier liep met 't volgende ronde -Janbaas van Wesel Werkt als een ezel En hij kruit met macht De zwaarste vracht". Als de kruier niet kruide zat hï} meestal in zijn pothuis (tenminste in Amsterdam), lapte zolen of deed an dere nuttige anbeid Ook was hij vee] van huis, en im dat geval gaf het volgende rijmpje raad: ,.Hiex in dit pothuis zit Jan Coomijiv Tot uw dienst als kryer en ook als gestelder. Zo het pothuis juist mogt gesloten zijn, Doe de boodschap dam hierover in de groentenkelder." 46. Hij zadelde zijn paard en wilde de Prinses in het acht hoekige rijk g?an wekken. Na zijn langste zwaard en zijn bes te speer goed geslepen te heb ben, reed hij heen. Na een dag- rit kwam hij bij de doornroos- haag aan. Daarbinnen moest het slot liggen. Alles zag er zo vreedzaam uit. 47. „Vooruit, Bles," riep de Prins en reed in volle vaart op de haag af. Maar ach, wat stak hij zich aan alle dorens. Het leek wel of hij in een spelde- kussen vol scherpe spelden te recht gekomen was. Dit hadden ze hem niet verteld in het sprookje. 48. Hoe meer hij met rijn zwaard in het rond sloeg en zijn speer in de haag stak, hoe dich ter de takken aaneen gingen groeien. De dorens staken hem aldoor erger tot hij eindelijk de strijd moest opgeven. Zijn kle ren waren in flarden en hij bloedde uit vele wonden. 49. Nee, de slapende Prinses moet het maar zonder mij doen, vond hij en zette de sporen in de zijde van zijn paard. Nu moest hij eerst thuis de wonden met zalven en pleisters laten behandelen, want hij zat imoers voi schrammen en het deed erg zeer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 10