TCCT QT nv7oonwnHr>7.
ZONDAGSBLAD 19 MEI 1951
f De verkeerde
TIJDENS mijn vacantie ontmoette ik
mijn oude vriend Van Hekeren op
een der gezellige terrassen, die orns
goede Buitenhof 1 ijk is- Ik hoorde van
hem in een uur tijds een wonderlijk
verslag van zijn belevenissen als Hol
lands vlieger in dienst van de Royal
Air Force". Nadat hy me enige malen,
ongevraagd, verzekerd had, dat Ne
derland van de Europese landen die
de oorlog hadden meegemaakt ei thans
weer het best bovenop was, boog hy
zich voorover en nu en dan zuigend
in zijn hoog sorbetglas vertelde hy het
volgende.
De R.A.F. hal hem opdracht gege
ven om met vijf gevechtstoestellen
naar een nader aangegeven dal in
Griekenland te vliegen om aldaar ge
signaleerde troepenbewegingen onder
vuur te nemen. Inderdaad zag hij, al
daar aangekomen, die bewegingen en
in duikvlucht werd de troep bescho
ten. Het was een herrie van je welste,
zo ongeveer als het vuurwerk aan het
Scheveningse strand. De Duitsers gin
gen er subiet op in.
Na deze wild-west in de lucht trok
ken de toestellen op, maar het toe
stel waarin Van Hekeren gezeten was,
werd geraakt, doch de vlieger zag
kans de kist over de bergkam te bren
gen en nadat het een herdershut om
ver geworpen had bleef het bescha
digd staan onder de verbaasde ogen
van Van Hekeren, want deze had niet
anders verwacht dan dat het vliegtuig
in vlammen zou opgaan. Wel stond
vast, dat er van herstel van het toestel
geen sprake zou kunnen zijn. Op het
lawaai van het neerstortend" vliegtuig
had een groep schaapherders met de
dieren in allerijl de vlucht genomen.
Zo was er in korte tijd geen levend
wezen meer te bekennen. Van Heke
ren wist niet of er zich in dat ogen
schijnlijk onbegaanbare berggebied
Duitsers ophielden on aan \yelke zijde
de eventuele bergbewoners stonden.
Nadat hij alle papieren en persoon
lijke eigendommen uit het vliegtuig
verwijderd had, verschool hij zich in
het dichte gewas om wat bij te ko
men. Na een half uurtje verschenen
er twee mannen in vreemdsoortige
uniformen gekleed, die hij voor gen
darmerie hield.
Van Hekeren kreeg sterk de indruk,
dart de Heren van Hellas, gewaar
schuwd door de herders, op onderzoek
uit waren.
Eerst had het vliegtuigwrak hun
volle belangstelling. De vlieger peins
de wat hij zou doen. Waren deze man
nen Duitsgezind cf behoorden zij tot
de groep die hen bestreed? Maar en
fin, als vlieg?r riskeerde je ontzettend
veel. waarom nu met!
Het kon best gebeuren, dat als deze
mannen zouden heengaan er in geen
weken een menselijk wezen zou ko
men opdagen. Met de handen omhoog
trad Van Hekeren uit het struikgewas
naar voren. De mannen glimlachten
en gebaarden dat hij de handen Kon la
ten zakken. De vlieger sprak ze daarop
tn 't Engels, Frans en Duits aan, maar
xij verstonden geen van deze talen,
evenmin als Van Hekeren de taal van
ée mannen verstond. Een der mannen
besteeg weer zyn ezel en verdween
4n Oostelijke richting. De achtergeble
ven vreemde'.in» en Van Hekeren
rookten een sigaret. Nadat een uur
verstreken was daagde de in Oostelij
ke richting verdwenen vreemdeling
op in gezelschap van een lange man,
die eveneens op een ezel gezeten was
en gekleed in khaki-hemd en korte
broek.
Hy bleek een Engelsman te lijn en hij
schudde de vlieger hartelijk de hand.
Hij was de man, die, nadat de Duitsers
Griekenland hadden bezet, het verzet
van de Griekse partisanen organiseer
de, de nachtelijke droppings van oor
logstuig en voedsel mede hielp moge
lijk maken. De vlieger was spoedig op
zijn gemak gesteld. De Engelsman fe
liciteerde hem er mee, dat hij in
goede handen gevallen was.
Intussen was het schemer gewor
den. De mannen gingen met hun ezels
weg, nadat zij de Engelsman beloofd
hadden, dat zij in de hut, die op een
paar honderd meter afstand van het
neergestorte vliegtuig stond en waar
de Engelsman met dc vlieger zou ver
toeven, voedsel en drinken zouden la
ten brengen.
Wat dan ook prompt een uur later
geschiedde. Bij een schraal kaarslicht
vertelde Van Hekeren zijn wederwaar
digheden en informeerde bij de En
gelsman hoe het hier met de Duit
sers gesteld was. „Ze komen nooit
boven, dat is te gewaagd", antwoord
de hy. „Maar beneden zit het vol. Ik
zal het je laten zien, waar ze zitten.
*t Is er donker genoeg voor. Je hebt
het maar voor het zeggen en ik zal je
het mooiste vuurwerk van je leven
laten zien".
Van Hekeren was erg benieuwd wat
er gebeuren ging. De Engelsman richt
te daarop een machinegeweer naar
het Westen, schuin naar beneden, gaf
enige malen vuur en onmiddellijk be
gon het dal een vuur te braken, dat
het een lieve lust was. Zo deed mijn
Engelse vriend in een paar richtingen.
„Met vissen zul je nooit zo beet
hebben gehad", zei hij lachend Hier
mede was het vuurwerk geëindigd.
De vlieger verlangde er naar de
welverdiende rust te genieten. Hij
trok de laarzen uit, die als hoofdkus
sen zouden dienen. Opeens werd het
enerverend gezoem van een vliegtuig
gehoord. Van Hekeren keek met een
bezorgd gezicht naar de Engelsman
op wiens gelaat zich jongensachtig ple
zier afspeelde.
Van Hekeren vroeg hem wat dit
was. „Dat bemerk je zo wel". Kort
daarop werd een hevig gekraak ge
hoord. Doffe knallen en lichte schok
ken wisselden elkander af. „Een klein
bombardement. Niets te betekenen",
zei de Engelsman. „Ze konden daar
beneden één vliegtuig missen. Dat
kwam door mijn plagen van daar
straks. En morgen heet het in het
weermachtsbericht, dat de Luftwaffe
in het kader van de opruiming van de
laatste resten der bandieten een
luchtaanval ondernam. Ze vermelden
er niet bij, dat ik whisky zat te drin
ken. Cheerio". En toen gingen de twee
mannen werkelijk slapen
De volgende morgen keerde de En
gelsman naar het gehucht terug. Vlie
ger Van Hekeren ging bij de bergbe
woners delen van het wrak ruilen te
gen eieren. Hij zou zo gauw mogelijk
hier weg willen zijn. Er deed zich ge
lukkig spoedig een mogelijkheid voor.
De Duitsers concentreerden zich na
melijk hoe langer hoe meer op één
punt. daar de geallieerden binnenkort
tot de landing in Griekenland zouden
overgaan.
Een week na zijn noodlanding vond
het gebeuren plaats en zon Van Heke
ren op middelen om in de omgeving
van Athene te komen, waar hij zich
bij de Engelsen zou kunnen voegen.
Om uit dit bergachtige gebied weg
te kunnen Komen, zou men of een
vliegtuig öf een ezel moeten hebben.
Te voet was onmogelijk. Een vliegtuig
was uitgesloten, daar het zijne te be
schadigd was neergekomen en groten
deels als souvenir en ruilobject had
dienst gedaan.
De Engelsman zei, dat er zeer bin
nenkort een koerier met een ezel uit
de omgeving van Athene zou komen
en niet weer terugkeren, zodat hij van
dezie ezel, die in die buurt thuis hoor
de, gebruik kon maken.
Inderdaad kwam spoedig de man uit
Athene. De vlieger werd gewaar
schuwd, dat hij de volgende dag met
de ezel op reis kon gaan. Die morgen
vroeg nam hij, gezeten op de ezel, af
scheid van zijn Engelse vriend en de
schaapherders. De ezel kreeg een tikje
op het achterste gedeelte en „Festina
lente" zette het lastdier zich in be
weging. De zon klom snel. De steile
hellingen van de tegenover hem lig
gende zijden van het dal waren dicht
bebost tot de zich hoog verheffende
rotsen. Talloos waren de stroompjes
waar de ezel overtrok. Opeens bleef
de ezel op een smalle weg staan, links
de bergwand, rechts een duizeling
wekkend diep ravijn. Met geen goed
en kwaad woord was het dier te be
wegen voorwaarts te gaan. De berij
der kon zich niet verroeren. Rechts de
ontzagwekkende diepte, links oe rot
sen en onder hem een ezel. Een ezel
zonder verstand; een ezel die zijn zin
deed, een ezel aan wie de vlieger
overgeleverd was. Hoog stond de zon
en brandde kwaadaardig op nek en
hoofd. Uren stond de ezel op het
smalle pad. De vlieger keek lange tijd
op een ezelskop en soms leek het hem
toe of grauwtje er plezier in had- Zijn
berijder werd door een vreselijke
dorst gekweld. Het gezoem van een
vliegtuig werd gehoord. Of het daar
aan lag is niet bekend, maar de ezel
ging lopen.
Niet snel, maar regelmatig. Na een
uur kon hij zijn dorst lessen. De ezel,
die zelf dorst gekregen had. vond de
ze plek waar helder water stroomde.
Het werd ayond. Het werd nacht De
maan gaf het licht. En zo ging de reis
per ezel verder.
Toen ging h?t d)cr, nu en dan snui
vend, sneller zijn weg. Het ruikt de
bekende omgeving, dacht de vlieger en
verheugde zich er over, dat hij weldra
bij Athene zou zijn. Het was omstreeks
3 uur die nacht, dat de ezel slaan
bleef en een gemakkelijke houding
aannam. De vlieger dacht, als er ge
slapen moet worden ben ik ook van
de partij. Hij was doodmoe, trok zijn
laarzen uit, legde daarop zijn jasje en
dit hoofdkussen bracht hem al spoedig
naar het land van Morpheus.
Wanneer je in een diepe slaap ligt,
in de schaduw van een ezel, terwijl
de zon al aan de hemel staat en je
wordt wakker door het gebulder van
het lachen van drie mannen: de En
gelsman en de twee vreemdelingen,
dan schrik je en kijk je verbaasd, om
dat je bijna een etmaal geleden de
Engelsman verliet. En de Engelsman
zei: „Hè, wat een ezels, ze hebben je
de verkeerde ezel gegeven. Deze hoort
hier thuis."
CH-HM#
t^aat l\et over
Beroem u niet over de dag
van morgen: want gij weet
nietwat de dag zal baren.
Spreuken 27:1.
E" is niet minder barmhartigheid in
het verbergen dan in het open-
Wij weten genoegom getroost te
kunnen zijn, en alles te weten zou
enkel ons schaden. Of is het geen
barmhartigheid, die ons in de onzeker
heid laat, waarvan ons tekstwoord
spreektals het zegt: want gij weet
niet, uiat de dag zal baren? Het leven,
dat voor ons ligt, is een groot vraag
teken, en het is goed. dat er een sluier
hangt voor de dag van morgen. Als uhj
alles tevoren wisten, al dc beproevin
gen, al het lijden, al de ellende, die
over ons zullen komen, wj zouden
geen moed vinden om het leven te aan
vaarden en als wij tevoren bekend
waren met zijn vreugden en zegenin
gen, wij werden lichtzinnig en hoog
moedig, de heilzame prikkel tot de
arbeid en tot de strijd om het leven
zou zijn weggenomen.
De onzekerheid, waarin gij staat,
moet u leiden tot omzichtigheid. Al
weet gij niet wat de dag z a l baren,
gij weet wel. wat hij kun baren. Gij
weet genoeg om u althans niet te be
roemen: dat alleen het heden is u w
dag, en het morgen aan uw God en
niet aun u toebehoort. De man uit de
gelijkenis, die voor heel zijn verder
leven zo goed heeft gezorgd en er op
gerekend heeft, dat er vele jaren
zouden komen, waarin hij had te voor
zien, heet toch terecht een dwaas,
want hij heeft Gods recht over het
leven uitgeschakeld uit zijn becijfe
ring: „Gij dwaas! in deze nacht zal
men uw ziel van u afeisen".
De rechte levenskunst is te leven
voor het heden, en niet te rekenen
op de dag van morgen. Zij is, wat men
noemt: te leven bij de dag.
Dat kennen wij niet, of wij kennen
het verkeerd.
Te leven bij de dag. Maar duizenden
doen het uit pure onverschilligheid, en
hebben de toepassing daarvan gevon
den in het ellendige woord: Laat ons
maar eten en drinken, want morgen
sterven wij! Is dat dan de rechte
levenskunst? Zeer zeker niet, en als
g\j even nadenkt, zult gij verstaan, dat
dit de naam van leven zelfs niet ver
dient. Het is daarom geen leven, om
dat het de dood liefheeft en. als het
onvermijdelijk einde van alles, blij
moedig aanvaardt.
Leven bij de dag is heel wat anders.
Leer het verstaan uit uws Heilands
woord: Zijt dun niet bezorgd tegen de
morgen; taant de morgen zal voor het
zijne zorgen: elke dag heeft genoeg
aan zijn zelfs kwaad.
Onbezorgdheid is de vrucht van ver
trouwen; het is dat kinderlijke, dat
zich verlaat op de verzorger. Zij kent
de weg ons aangewezen in het Woord:
Werpt al uw bekommernis op Hem,
want Hij zorgt voor U.
Leven bij de dag, het is leven uit
Gods Vaderhand in Jezus Christus, en
aan Gods hand. en dat hebben wij al
meer te leren. Wij leven meer in het
morgen, dan in het heden. Wij zijn
altijd bezig het heden voorbij te leven,
en vooruit te grijpen naar hetgeen het
onze niet is, en wellicht nooit zal zijn.
En taat is dat anders dan ,^ich be
roemen over de dag van morgen?"
Ach, en dat doet ons zoveel ver
hezen. W\j gaan voorbij aan de zegen,
die voor het heden is bedoeld en hun
keren naar de zegeningen, die wellicht
de dag van morgen zal brengen, en
het grote en belangrijke heden wordt
door ons te klein geacht. Daar is zoveel
diepe levenswijsheid in de raad, die de
Prediker gaf, als hij ons leert in de
zegen van het heden ons te verlustigen
en dit te kunnen noemt een gave der
genade, zeggende: Ja, dat ook ieder
mens ete en drinke en het goede ge
niete van al zijn arbeid: Dit is een
gave Gods.
Terecht is eens gezegd: „De Here
geeft ons alleen d i e genade, die ons
nodig is. Wat wij morgen behoeven,
Hij zal het morgen geven, evengoed
als Hij in het heden geeft, wat gij
voor heden nodig hebt. Hij geeft u
geen stervensgenade in het leven, maar
vertrouw Hem. dat waar Hij u levens
genade gaf. Hij u de stervensgenade
niet zal onthouden".
Gij weet niet wat de dag baren zal.
De geraakte had 38 jaren lang Bcthes-
da's badwater bezocht, en geen helper
gevonden. Daar komt de dag, die op
het feest Jezus brengt naar Jeruzulem,
en Hij helpt de wanhopende met Zijn
verlossende vraag: „Wilt gij gezond
worden?"
En dan Gods toekomst staat in
heerlijke onzekerheid, maar de toe
komst zelve is vast. De morgen zal
brengen: Wat het oog niet zag. het oor
niet hoorde, in geen mensenhart nog
opkwam en bereid is, dien, die God
liefhebben."
Beroem u niet over de dag van mor
gen, maar doe beter: Beroem u in
Hem, die de morgen bezit, zie op Hem,
laat het Hem over, Hij, die het goede
werk in u begon, en het elke dag
onderhoudt, zal het voltooien tot op de
grote dag van Jezus Christus.
Op de wandel door lenteland
ZONDAGSBLAD 19 MEI 1951
7
onzej€uqó-p&qinó^
Hebben jullie al
gezien, dat er heel
wat taalloutjes op
bet bord staan? In
iedere zin staat er
eentje. Proberen
jullie die er nu eens
uit te balen en
scbriji me maar oi
jullie alle acht fou
ten hebben gevon
den. Succes boor/
Hy word soldaat!
2. ik looptt mt* hem mee!
y. Myn tante zy :m Kom hier"
Dit voet bol-terein1
5. Oom piet hep naor Kees fee
Een vetqemesd varteen^
De schilderden
't Was maar een
„Lies! Lie-ies!" Met grote spron
gen holt Ada de tuin door. ..Hoor
eens! Ik weet wat!" Twee blonde
hoofdjes worden geheimzinnig bij el
kaar gestoken.
„Ja zeg, en dan vragen we, of Pim
meedoet...En dan..
„Ssst, anders hoort hij het!"
„En dan doen we net rf we weg
gegaan zijn. Zal hij even bang zijn'"
Ze rollen tegen elkaar van het lachen.
Twee nuizen verder woont Pim. Hij
is op z'n eentje aan het voetballen.
Peter moet huiswerk maken en Daan
boodschappen doen. Daar komen de
zusjes.
„Pim, kom je met ons spelen?"
vraagt Ada met haar liefste stem
metje.
Pim aarzelt. Hij vindt zich eigen
lijk te groot om met meisjes te spe
len. Maar alleen is ook niks. Hij heeft
wel zin. Maar hij vertrouwt het niet
helemaal. Hun ogen schitteren zo.
Net of ze iets uitvoeren.
„Wat gaan we dan doen?"
„Verstoppertje spelen," zegt Lies.
„Dan moet ik 'm zeker wezen?"
..Nee, we zullen eerlijk aftellen."
Vooruit dan maar. Hij zal wel goed
uitkijken.
Maar er is niets uit te kijken. Ze
spelen fijn, en Pim weet zich zo goed
te verstoppen, dat hij 'm haast nooit
hoeft te wezen.
Als 't een keer Ada's beurt is, komt
Lies naar hem toe. „Pim," fluistert
ze," ik weet een fijn plekje. In de
schuur van meneer Den Oude. Daar
vindt ze ons nooit. Dan kunnen wy
door 't raampje zien of ze er aan
kamt."
„Ja, maar meneer Den Oude is zo
gauw kwaad. En die hond..."
„Meneer is naar kantoor en Astra
loopt aan de voorkant. Gauw nu! Ga
jij eerst. Dan kijk ik of Ada niets
merkt!"
Gebogen lopen ze over 't achter-
aadje. „Toe maar!" fluistert Lies
weer. „Ik zal het hek dicht doen!"
Onhoorbaar glipt Pim het donkere
schuurtje binnen. Daar heeft Lies op
gewacht. Met een smak gooit zc dc
deur dicht en draait dc sleuiel om.
Meteen begrijpt Pim, dat dit hun
plan was. Ze wilden hern opsluiten
„Flauwe meiden!" bromt hij. Nu
denken ze. zeker, dat hij hard zal
gaan roepen En dan zij maar giche-
len. Dat zal ze tegenvallen. Hij zegt
geen woord! Hij wordt wel een beet
je raar om z'n maag als hij denkt
aan die strenge meneer Den Oude
en aan die grote hond. Maar hy zal
flink zijn. En als ze 'm nu de hele
nacht laten zitten? 'k Roep toch niet,
denkt hij. Als ik dood ga van de hon
ger, zullen ze hun hele leven spijt
hebben.
Voorlopig hebben de zusjes nog geen
spijt. Ze dansen van pret.
„Stil hoor!" zegt Ada. „Hij mag ons
niet horen!"
„Ada! Lies!Ada! Lies!"
Die hoge stem, dat is moeder! En die
'onkere er achteraan, dat is oom Frits!
Ze weten niet hoe gauw ze thuis zul
len komen.
„Oom Frits! Ha, oom Frits!" Ze
hangen juichend aan z'n armen.
„Zo, kleine kraaien! Hebben jullie
zin in een autotochtje?"
grapje
„Ja Ja! Ja!" Ze draven de gang
al door.
„Eerst handen wassen," zegt moe
der. „En je jas afborstelen. Jullie
zijn net kwajongens!"
Maar even later zitten ze prins
heerlijk op de achterbank en ze
zwaaien uitbundig als de auto weg
rijdt. Met oom Frits in de auto uit.
is altijd weer een feest. Ze kijken
naar een handbalwedstrijd. Ze drin
ken priklimonade bij een tentje, mid
den in het bos. En tot slot rijden
ze naar een poffertjeskraam.
Die avond kan Ada niet in slaap
komen. Ze is er te opgewonden voor.
't Was ook zo fijn! Met de auto uit...
Een boel moois gezien .Lekkers ge
had. Als oom Frits niet gekomen was,
hadden ze de hele middag moeten
ballen. Of verstoppertje spelen. Op
eens zit ze recht overeind.
„Lies," zegt ze angstig, „Lies, we
hebben Pim vergeten! Lies! Pim zit
nog in de schuur!"
Lies rolt zich mompelend op haar
andere zij en slaapt weer verder.
Ada is wanhopig. „Lies, toe nou, we
moeten Pim er uit laten!"
Lies snurkt. Vastbesloten stapt Ada
uit bed. Dan gaat ze alleen, 't Is
allemaal haar schuld. Zij heeft het
bedacht.
Op pantoffels, de jekker over haar
pyama, sluipt ze de trap af. In de
huiskamer hoort ze oom Frits. Voor
zichtig glijdt ze door de keukendeur
naar buiten. Wat is het koud! En don
ker! Bang loopt ze dc lange tuin door
het achterpaadje langs. De schuur
is nog op slot. Ma«r ..de sleutel is
er niet. Ada draait en trekt aan de
deurknop. De deur blijft dicht.
„Pim!" roept ze angstig. „Pim.
slaap je?" 't Blijft doodstil.
Ze klappertandt van kou en angst
„Pim," huilt ze," zeg toch eer.s wat!
Ik kan de deur niet open krijgen!"
„Miauw!" klinkt het opeens. Ze
verstijft van schrik. En als er. zacht
en harig, iets langs haar benen
strijkt, slaat ze gillend op de vlucht
„Moeder! Moeder!"
Het buitenlicht gloeit aan. De keu
kendeur vliegt open.
Vader vangt het bevende meisje op
en draagt haar naar binnen.
„De sleutel is weg!" jammert ze.
„Ze heeft gedroomd," zegt moeder
medelijdend.
Maar vader vraagt: „Welke sleu
tel?"
Snikkend vertelt ze alles, ,,'t Was
heus maar een grapje. Maar toen
oom Frits kwam, zijn we 't hele
maal vergeten!"
„Een mooi grapje!" bromt vader.
„Toen ik thuis kwam. was Pim met
Peter aan het spelen. Die is natuur
lijk door meneer Den Oude bevrijd.
Eigenlijk moesten we jou nu in die
schuur zetten. Maar ik weet iets be
ters. Volgende week gaat oom Frits
helemaal naar Limburg. Dan mag
Pim mee. En jullie blijven thuis. En
nu naar bed. Mars!"
Moeder zucht. „Ik was zo blij dat
het meisjes waren," zegt ze. „Maar
echt waar, het zijn net jongens!"
Co van der Steen-Pijpers.
onze BRievenBus j
Beste nichten en neven,
Wat heeft de postbode me deze week
een stapel brieven gebracht. Ik zal
maar gelijk met het antwoorden be
ginnen. Maar eerst tuil ik jullie even
vertellen wie deze week de prijzen
hebben gewonnen. Het zijn: Kirrie
Raadsveld, Wim Stoffels, C. L. v. d.
Munnik, Tineke de Vos en Jannie
Hartensveld.
En nu de brievenbus. Hammy Boers-
ma, wat heerlijk voor jullie, dat moe
der nu weer uit hel ziekenhuis is.
gekomen. Het was zeker groot feest
by jullie thuis"7 En dan heeft me die
kleine Koosje Verheul, die nog maar
vier jaar is, een tekening gestuurd, zo
aardig, dat ik hem er even extra voor
wil bedanken, evenals ik dat G»js Kuy-
pers doe, die ook al zo'n aard.ge plaat
stuurde. Zeg. Henk Schenk, ik geloof,
dat er in jou neg een dichter zit. jon
gen, dat versje van het schaapje heb
ik met plezier gelezen. Ook het ge
dichtje van Wille van Seventer was
leuk. Bij Jannie den liaan thuis zijn
er in een weck ar.e verjaardagen ach
ter elkaar geweest, geloof maar. dal
het daar een vrolijke boel was, in
ieder geval veel goede wensen aan al
die jarigen. Nee, Alie van Hotcren.
Tante Jos heeft geen kinderen. En die
foto? Als wij eens een hele mooie
hebben. Goed zo? Er waren heus nog
mooiere oplossingen, Atie Dijkshoorn,
en eerlijk is eerlijk, wat jij. Wat kun
nen jullie keurig schrijven Jannie
Bongertman en Willie Reedijk. Ik vind
die recht opstaande letters mooi. Na
tuurlijk, Dikkie Wentink, mag jij weer
meedoen. Dank voor je gezellige brief
hoor! Goed zo. Arie Hoorweg, help jij
de olieboer maar. Leuk werk lijkt me
dat Victoria Snijders stuurde ook al
een tekening. Dank je wel hoor. Wil
Jannie van Schothorst haar moeder en
zusje van harte beterschap wensen7
Het beste met hen, Jannie. Een keurige
cijferlijst, Leen Mulder. Zorg, dat je
zo'n rapport houdt. Ja. ik houd ook
heel erg veel van zingen Anneke Boot
„Berend Botje" ken ik wel. Fijn voor
jc. Arie Grootendorst, dat je al zo veel
postzegels hebt. Hansje van der Jagt
wil' zio graag, dat het weer wat mooier
wordt. Nou, ik ook. Aardig, Dieuwe
EngeJsma, dat je weer mee gaat doen.
Sarie Plooster heeft een mooi opstel
gestuurd, waar zij erg haar best op
heeft gedaan. Een extra bedankje, hoor
Sarie. Nog wel gefeliciteerd, Gerrie
Schellius, en jij ook, Pleun Benard.
Zeg. Pleun, nog even geduld. Er wordt
aan je verzoek gewerkt Ik hoop, Tiny
Klandermans, dat je op 7 Juni een
prettige dag zult hebben. Hè, ik zou
best met je mee willen.
Tenslotte wil ik jullie nog even aan
een aantal nieuwe nichten en neven
voorstellen. Het zijn: Leni Voogt, Hans
Vroegh, N. West dijk, Goverientjo Kruit,
Jan de Zwart, Bert en Ada Bordewijk,
Ankie Lely, Gert van Elderen, Jan
Verhoef. Dick Lemmen, Nanda Kar'
dol, Hans van Kesteren, Joke en Nellie
Teuling, Johan de Boer, Sjaan Groene-
wegen, Rietje Weeda en Leendert
Vink. Van harte welkom in onze kring,
meisjes en jongens.
Dat was weer onze brievenbus. Oom
Kaïel en ik wensen jullie allemaal een
goede Zondag, en tot volgende week.
TANTE JOS
Kruiers
Zelfs op kruiwagens las men im de
17e eeuw rijmpjes. Jam de kruier liep
met 't volgende ronde
-Janbaas van Wesel
Werkt als een ezel
En hij kruit met macht
De zwaarste vracht".
Als de kruier niet kruide zat hï}
meestal in zijn pothuis (tenminste in
Amsterdam), lapte zolen of deed an
dere nuttige anbeid Ook was hij
vee] van huis, en im dat geval gaf het
volgende rijmpje raad:
,.Hiex in dit pothuis zit Jan Coomijiv
Tot uw dienst als kryer en ook
als gestelder.
Zo het pothuis juist mogt gesloten
zijn,
Doe de boodschap dam hierover in
de groentenkelder."
46. Hij zadelde zijn paard en
wilde de Prinses in het acht
hoekige rijk g?an wekken. Na
zijn langste zwaard en zijn bes
te speer goed geslepen te heb
ben, reed hij heen. Na een dag-
rit kwam hij bij de doornroos-
haag aan. Daarbinnen moest
het slot liggen. Alles zag er zo
vreedzaam uit.
47. „Vooruit, Bles," riep de
Prins en reed in volle vaart op
de haag af. Maar ach, wat stak
hij zich aan alle dorens. Het
leek wel of hij in een spelde-
kussen vol scherpe spelden te
recht gekomen was. Dit hadden
ze hem niet verteld in het
sprookje.
48. Hoe meer hij met rijn
zwaard in het rond sloeg en zijn
speer in de haag stak, hoe dich
ter de takken aaneen gingen
groeien. De dorens staken hem
aldoor erger tot hij eindelijk de
strijd moest opgeven. Zijn kle
ren waren in flarden en hij
bloedde uit vele wonden.
49. Nee, de slapende Prinses
moet het maar zonder mij doen,
vond hij en zette de sporen in
de zijde van zijn paard. Nu
moest hij eerst thuis de wonden
met zalven en pleisters laten
behandelen, want hij zat imoers
voi schrammen en het deed erg
zeer.