cvclclam onze jeuqó-p&qin& f I AVONTUUR IN EEN VERTEUJNG DOOR ARIÈN BUITENHUIS ENzoudt u t aandurven?" „Waarom niet?" hield ik mij groot, „zo'n heksentoer zal *t toch wel niet zijn? Als je een tijdlang 'n com pagnie gecommandeerd hebt. dan.." „Tja." luidde het antwoord, „maar dit is heel wat anders, dit vraagt inzicht en tact. Enfin: probeert u 't maar." •Daar stond ik dan. schijnbaar zo held haftig en zelfverzekerd. Dit werd m'n vuurdoop. 't Gesprek kon gevoerd zijn bij de strategische taakverdeling, vlak voor -de opmars in de richting van 't vijan delijk kamp. langs onbekende wegen, omringd door allerlei dreigende geva ren. En werkelijk heb ik later aan een dergelijke situatie gedacht, als de ge- ■beurtenissen van die middag me weer voor de geest kwamen. Doch neen, waarde lezer, verwacht nu geen relaas van 'n onderzoekingstocht in ten of an der vreemd werelddeel, geen verhaal ook over ondoordringbare oerwouden •met 'n heirleger wilde dieren en met giftige dampen, die, elk op ljun wijze, u de ad^m benemen. Evenmin 'n keten van lotgevallen, zó intens benauwend, dat verlossing schier niet meer moge lijk schijnt. Hoe zou dat ook kunnen? Develdam toch ligt ergens in ons veilige vader land en bezit zelfs geen unieke verza meling opgezette junglebewoners. Zo nu en dan wordt ge er. al wandelend, -bewierookt met zeer duidelijk te defi- -nléren geuren, die bovendien als ..zeer •gezond" plegen aangeduid te worden, 't Is alzo gans geen oord van verschrik kingen. ja. met veel goede wil is 't dorp -zelfs „aardig" te noemen. Maar zij, die zich tot zulk een hoogte kunnen opwer ken, wonen er niet En toch beleefde tk mijn „avontuur" hier. t Heeft in geen enkele krant gestaan, maar 't staat in m'n ziel gegrift. Een raseeht ontdek- -kiogsreiziger kan geen scherper herin nering meedragen aan z'n meest fan tastische lotgevallen dan ik aan m'n ©eveldamse ervaringen.. 'Van t bekoorlijke dorp is u nu reeds t een en ander bekend, t Bezat ook nog een eeuwenoude toren, aan welks -bouw de bemoeiingen van een zekere 'graaf Diederik de Zoveelste niet vreemd geweest moeten zijn. Uit te zoeken was -dat niet meer: alle oorkonden, die er mogelijk melding van hadden kunnen maken, waren trondig opgeruimd, waar schijnlijk in de 17e eeuw volgens 'n his toricus. Waaróm hij dat vermoedde, kon geen mens u vertellen en 't interesseer de ook niemand. Tegen die toren lagen de lage daken gevlijd, uit de verte ge zien tenminste, want van dichtbij beke ken ging veel van dat dichterlijke ver- ker met fonkelende blikken 't draaierig toneel zou hebben overzien, in veld heershouding staande c>p de tweede en laatste trede van de hardstenen school- stoep. Immers: hij stond er op, dat de ze ceremonie zich tienmaal per week onder zijn leiding in volmaakte orde voltrekken zou met volledige medewer king van zijn onderbevelhebbers, het ge zamenlijk personeel Hij 2ei niets, kéék op elke manier, waarop 't een mens gegeven is z'n ogen te gebruiken. Dan verstomde't lawaai, 't legde zich als 'n langzaam afnemende storm; ten slotte was t stil. akelig stil. Daarop strekte zijn rug zich en achter deze aanvoerder marcheerde de schoolcom- pagnie sectiesgewijze naar binnen. El ke deur verslond een te groot aantal leergierigen om int lokaal daarachter hun uren uit te zitten, lijdelijk of astrant, al naar 't geviel. En buiten was de rust neergedaald: mussen en spreeuwen na men net plein weer in bezit en vulden met vredig gesjilp en gekwetter de ont stane leegte Met het precieus sluiten der hoofddeal ren als laatste handeling brak mijnheer elke gemeenschap met niet. Scbijn- de buitenwereld Deze middag ging 't baar zeer zelfbewust liep ik hoogste klas, die niet eens pogingen deed tot de zo zeer gewenste formatie te geraken. Ter bemoediging Duisterde de collega van 4 hardop: „De Filistij nen over u!" toen Tc langs zijn klas stapte Dat maakte me des te verbete- ner. Met één sprong stond ik op trede twee. Gedachtig aan de wijze lessen van onze opvoedkundeleraar. dat we nim mer moesten trachten te „imiteren", waagde ik me niet aan 't experiment te „kijken", zoals nu eigenlijk behoorde te geschieden. Om meer dan één re den „keek" ik zelfs helemaal niet Een grote, weidse armzwaai kwam in de plaats^ van de adelaarsblik en ziedaar., tot m'n eigen grote verbazing volgde de schare gewillig m'n terugtredende ge stalte. Daar gingen we, op weg naar 't onbekende en juist daardoor steeds weer lokkende avontuur. Intussen werk te de bekoring daarvan sterker op de klas dan op mij, wat ook alleszins be grijpelijk is. Verwonderlijk rustig gin gen ze t lokaal in. Toen ik de deur dichtdeed, zat er zelfs geen één achter, constateerde ik snel, bijna teleurgesteld in m*rfefijr' J Nu doen, zo op de gaat t natuurlijk precies als" altijd!" Was er eigenlijk wel iets anders dan anders? 't Hele stel zat ten slotte, al dreigende stap in de richting Deze week is de Lente echt gekomen had leren, eigenlijk alles. •Op 't pleintje voor de toren werd drie maal 's jaars onder grote belangstelling en dorpshilariteit de brandspuit buproefd: Meestal deed ie 't. maar in 't tegen overgestelde geval was de pret er zeker •niet minder om. ook al kwam zo'n toe stand de burgervader zeer zorgelijk voor. wat deze magistraat nog dagen lang aan te zien was. Daar stond ook •de school, zoals 't behoort En onder één der gemartelde linden vond 't ge sprek plaats, dat zulke angstige voor gevoelens bij me opriep; daar gordde »k mij aan tot de komende strijd. Ik zag m'n patroon op zijn fiets stappen: die was weg en zijn klas was vanmid dag voor mij, „de nieuwe". Net pas seerde de burgemeester. Minzaam groet te hij. Zijn bolrond gezicht glans de. de spuit had dan ook vorige week perfect gewerkt Ik dacht er nog even aan, dat de brave man t vanmiddag wel gemakkelijker zou hebben dan ik 'in „de leeuwenkuil". En dan klonk 't signaal: de torenklok sloeg „half" en daar had je ze, de schoolbevolking; schreeuwend en gillend trachtte zc zich „klasgewijze te forme ren", wat na veel vergeefse pogingen ten slotte gedeeltelijk gelukte, 't Zou ten zeerste het misnoegen hebben opge wekt van m'n chef, die dan wis en ze- van enkele weifelaars een beslissing waarschijnlijk verhaast Of ze nu ook op hun goede plaatsen neergestreken waren, was voor mij een vraag en voor hen een weet. Dit nu te gaan uitzoeken leek me een zeer penie- bele kwestie. Als ze rustig bleven op de plaats, Wl— volle vrede pig leek 't daarop. Mijnheer had de leesboeken op de banken reeds klaar laten leggen, t Was huis. Actie genoeg; als 't de klas oversloeg, dacht ik. Daar gin gen we dus. Jan opende de rij, deed t nog tamelijk verdienstelijk ook. Wim trachtte gelijke tred te houden met z'n voorganger. Griet leefde zich dusdanig in de situatie van dikke Tom in, dat ze deswege hikkend steken bleet Po gingen om weer los te geraken bleken even vergeefs als die van Tom, wat z'n vastgeklemd hoofd betrot Dus kreeg snel Kobus de beurt, maar hoe ernstig deze zich ook opmaakte om z'n talen ten te tonen, 't ging niet "t Was ook stom van me: de stakker stotterde en aangezien slechts *n heel enkel verhaal uit schoolboekjes zich bijzonder leent voor 'n hakkelexperiment, maar t on derhavige wel allerminst, móest Kobus zich onfeilbaar te pletter lezen op de woordenmassa's, die als torenhoge rot sen voor hem opdoemden. De meesten keken naar me met 'n uitdrukking in d'r ogen van „hoe krijg je 't in je hoofd?" De belangstelling slonk zienderogen, 't begon roeriger te worden. Wat nou, dacht ik. Wist ik nu maar. wieWacht helemaal achteraan zat Henk. de gevreesde, in z'n straf bank. Ziin bewegingen waren van dien aard, dat ik gevoelde, dat er iets op komst was. Ten koste van alles moest dat gevaar snel bezworen worden. „Henk, jij" en m'n wijsvinger priem de in zijn richting. „Tact en inzicht" had mijnheer gezegd. Dat heb je of je hebt t niet peinsde ik, terwijl Henk las. En hoe? Reusachtig gewoon. Hij was er helemaal in. Toen 'k stick urn op m'n horloge keek, kreeg ik zin om maar door te blijven gaan met Henk als voorlezer, maar de rooster zei: „Over 5 minuten rekenen".. „Boeken in de kast, rekenwerk voor," gelastte ik, toen de 5 minuten om wa ren. Met 'n zucht nam de klas afscheid van de hinkende kameraden, die stuk voor stuk terechtkwamen onder de lek kende gootpijp en we lieten Truus ach ter, middenin die grote waterplas op 't binnenplaatsje. De klas zoemde van ge noegen. Ik zoemde mee.'t ging toch zeker magnifiek! Tc Voelde me net als iemand, die voor 't eerst een onbekend pad inslaat en dan ieder ogenblik wat verwacht, maar 't kómt niet. t Zelfvertrouwen stijgt met iedere stap. er dreigt zelfs gevaar enigszins nonchalant te denken aan wat nog ko men kan, tenzij een of ander voorteken nog bijtijds tot waakzaamheid maant, 'k Zag ineens blikken van verstandhou ding wisselen, ik voelde, dat er iets in de lucht hing, maar wat was 't? Zou ik 't nog vóór kunnen zijn? Zou. te laat kwam ik tot de ontdekking van het feit, dat ik ongewapend stond tegenover deze plotselinge aanval. Was 't nog maar 'n strijd tegen 'n zichtbare vij and geweest, manr 't gevaar loerde ach ter de omhooggeslagen bovenkleppen der banken. Nu begreep ik ook plotse- (Zie vervolg op pag. 5) Opstandingskracht en Hemelvaartsvrucht Beker van goud en email, door c ptaten-Generaal aan De Ruyter ve ttrd na de tocht naar Chatham. en welke de uitnemende grootheid Zijner kracht zij aan •ons, die geloven, naar de wer king der sterkte Zijner macht, •die Hij gewrocht heeft, in Chris tus, als H\j Hem uil de dodexx heeft opgewekt en Hem heeft ■gezet tot Zijn rechterhand in de hemel. Et. 1:19. 20. Wvierden pas Pasen en hopen volgende week 's-Heren hemel vaart te gedenken. Maar kennen wij nu ook waarlijk de schatten in deze hei Is feiten geschonken? Paulus acht het niet overbodig de Efeziërs die toch door God waren wedergeboren en gebracht tot het geloof in Christus nadrukkelijk te wijzen op de be tekenis van deze feiten als bron van hun leven en grond voor hun hoop. Hij dankt God voor de genade aan de gelovige Efeziërs geschonken en bidt (lat ze mogen weten, gelovig inzien, hoe groot het heil is hun nu reeds in Chris- tus geschonken en hoe groot de rijk dom is van de heerlijkheid der erfenis die hun straks ten volle zal worden uitgedeeld. En dan gaat hij hen voorhouden in een opeenstapeling van de sterkste uitdrukkingen de grootheid van de krachtdie God gewerkt heeft in Christus als Hij Hem uit de doden heeft opgewekt en Hem gezet heeft aan zijn rechterhand in de hemel, als of hij zeggen toil.- Denkt nu toch' niet te klein van het heil aan u geschon ken. Weet ge welke kracht daaraan ten grondslag ligt en welke kracht daarin werkt? Dezelfde kracht die God gewerkt heeft toen H\j Christus opwekte uit de dood. En dat is een geweldige kracht! Daartoe moest eerst de vijandige macht van zonde, duivel en dood overwonnen worden. Toen Christus opstond verrees Hij als de Levensvorst. Daarin lag het bewijs dat Hij aan het Goddelijk recht volkomen had genoeg gedaan. Maar daarin lag ook de verzekering dat het met de heerschappij van die machten die zij krachtens het oordeel Gods hadden voorgoed uit is. En dat niet alleen. Positief, het Leven en de Onverderfe lijkheid is aan het licht gebracht. Kortom, Christus is niet alleen ster ker dan de dood gebleken, maar heeft ook zijn doel van verzoening en ver lossing bereikt. Hierin ligt het grote verschil met enkele mensen, b.v. Laze- rus, die wel werden opgewekt, maar om dan later toch weer een prooi van de dood te worden. Christus overwon de dood, ontwapende hem. Nam weg de zonde, de prikkel des doods. Dit deed Hij als Christus, d.i. ambtelijk door God daartoe aangesteld. Hij had in opdracht de wereld te verlossen, vrij te maken van de heerschappij der verderfenis en te brengen onder de heerschappij van genade. Van de taak Hem opgedragen heeft Hij zich volle dig gekweten, zijn doel volkomen be reikt. Daarom moest op Pasen Hemelvaart volgen. Daarin besteeg Hij als Over- winnaar Zijn troon, werd Hij gezet aan de rechterhand Gods. Hij zit daar als de Uitvoerder van Gods Raadsbeslui ten. Daartoe is Hem gegeven alle macht in hemel en op aarde. In Hem werkt de Goddelijke kracht, die niet rusten zal eer Hij de aan God ontzon ken en door de zonde ontluisterde wereld, gereinigd en vernieuwd, tot God zal hebben teruggebracht. Eer Hij het volle getal der uitverkorenen zal hebben toegebracht, wedergeboren, geheiligd en toebereid tot bewoners van die nieuwe aarde, die in ongekende schoonheid zal glanzen onder de nieu we hemel: het nieuwe Jeruzalem. Ziet gelovigen, toil Paulus zeggen, die geweldige sterkte van Gods macht werkt nu ook in u. Door die kracht werd ge wedergeboren. Met minder kon het niet. Zó erg tras uto dood. Maar die kracht moet nu ook dóór werken in u om tot de volle erfenis toe te bereidenu er voor pasklaar te maken. Door het geloot moet ge nu op die kracht leren steunen en er uit leven als dat „pasklaarmaken" door zoveel strijd en moeite heen voltrok ken wordt. Als ge de macht van zonde en ongeloof nog zo in u voelt werken. Als moeite en verdriet uw deel zijn. Als de wereld u verlokt of bedreigt. Als Satan u ten dode toe belaagt. Door die kracht moet ge leren sterven aan uzelf. Moet ge de strijd aanbinden tegen de duistere zondemachten in uto eigen leven en voorts overal waar gij ze ontmoet. Navolgers Gods worden. Strijden de goede strijd des geloofs, in de geestelijke wapenrusting duivel en anti-christelijke machten tegenstaan. Niet versagen als wereld en Satan u aangrimtnooit tot wapenstilstand be reid zijn al wordt de strijd nog zo zwaar. Dit alles is alleen mogelijk als die geweldige kracht Gods in ons werkt. Maar daartoe is Christus nu juist ten hemel gevaren. Vandaar stortte Hij zijn Geest uit in de Kerk om die kracht in de gelovigen kracht-dadig te maken, en regeert Hij de wereld. Laten we die kracht dan ook niet in de weg gaan staan. Denk er wel om: Door die kracht worden straks al Gods vijanden, alle ongelovige en onboet vaardige zondaars van de aarde ver daan en hun deel zal zijn met de dui vel er» zijn engelen in de eeuwige duis ternis. Welgelukzalig alle bekeerde, boetvaardige zondaars die de geloofs gemeenschap met Christus zoeken om van hun zonden verlost te worden: zij worden in die kracht Gods bewaard tot de eeuwige zaligheid. TS-X i i .-—r-j srr ZO'N MEVROUW MEVROUW van de dominee is een heel aardige mevrouw en een heel lieve mevrouw. Als je er eens een boodschap moet doen, geeft ze je^gl- tijd een koekje of een zuurtje, mn soms mag je binnen komen en plaat jes kijken in een heel dik boek O. ja, mevrouw van de dominee is de liefste mevrouw van de hele we reld. Maar mevrouw van de dominee is ook een bange mevrouw. Neen1 Schud je nu je hoofd? Wil je het niet gelo ven? Ze is ook niet bang in het don ker. Eli ze durft wel door een weiland met koeien lopen. En ze is niet bang voor dieven en boze kerels. En ze aait de grote hond van boer llarmsen zo maar over zijn kop. Maar toeh is ze bang. Weet je waarvoor? Neen? Voor muizen! Voor die heel kleine beestjes met hun lange staart en hun glinsterende kraaloogjes. Daarvoor is ze bang, vuurbang. Weet je hoe dat komt? Een keer was dominee weg en zij alleen thuis. Hef was al avond, al don ker. En een k'.ein muisje, dat in het holletje onder de kamervloer woon de, was ook alleen thuis- Het had zo'n honger. Mevrouw at in de kamer een oliebol. Die rook zo lekker en zo vers, dat het muisje het in zijn holletje kon ruiken. Toen werd zijn honger nog gToter. Het stak zijn kopje voorzich tig door het gaatje. Het snuf-snuffel de met zijn spitse snuitje. Het trip pelde heel zacht de kamer in, naar de tafel, naar dat lekkere. Mevrouw ging juist overeind. Ze deed een paar grote stappen naar de stopdoos- Haar grote schoen kwam bijna op de kleine muis. Het muisje kon nog juist bovenop die schoen springen. Zijn pootjes kriebelden over mevrouw haar kous. Mevrouw schrok vreselijk van dat gekriebel. Ze keek.O, een muis! Ze sprong op zij. Ze riep: ,,Help! Help!" En daardoor werd mevrouw zo bang voor muizen. Ze durfde niet meer alleen in het donker door het huis lopen. Dan moest dominee mee. Als ze 's morgens in de kamer kwam. keek ze eerst onder alle stoelen en kasten. Maar dat is nu al weer een hele poos geleden. Nu zijn er geen muizen meer in de pastorie. Die zijn allemaal gevlucht voor de muizenvalletjes. Die hebben een ander huis opgezocht, waar het niet zo ge vaarlijk is. Mevrouw 1s weer alleen thuis. Do minee is op bezoek naar de zieke men sen. Zij moet het eten koken. Ze roert in de pannen. Ze pookt in de kachel. Ze wil een turf op het vuur doen. Maar de turfbak is leeg. O, dat is he lemaal niet erg. Er is wel turf in het Eventjes lachen Voor de rechtbank. Nieuw benoemde rechter (tot beklaag de): „Hoe heet je?' Beklaagde: „Ik kan wel zien dat u een nieuwe bent, de anderen kennen mij Bij de tandarts. Stevige patiënt tot tengere tandarts: „U trekt er zich maar niets van aan, als Ik onder de behandeling soms begin te vechten. Ik bedoel t zo kwaad niet." schuurtje. En mevrouw is niet bang meer, de muizen zijn allang weg. Zc doet vlug de buitendeur op^n. Ze steekt vlug het straatje over. Ze stapt met een grote stap in het schuurtje. Ze doet de turfbak helemaal vol. Stil! Wat is dat? Hoort mevrouw wat? Er ritselt iets in het hoekje van de schuur. In dat hoekje ligt een berg papier. Dat is nog van de pakjes van Sinterklaas en Kerstmis. Ritsi rits, rits! gaat het daar- „Och", denkt mevrouw, „misschien is het wel een vogeltje, dat honger heeft. Of misschien wel een poesje dat verdwaald is, of een hondje. Ik zal eens kijken." Ze loopt voorzichtig naar het hoek je, op haar tenen. Ze duwt het papier op zij. O-o-o-o! Opeens vliegt er een beest langs haar handen. Het trippelt over haar schoenen. Het rent door de open deur naar buiten. Het is bruin, met een lange, kale staart. O. neen, het is niet een muis, het is veel groter. Het is., een rat, een dikke rat. O-o-o-o-o! Mevrouw holt het schuurtje uit. Ze rent de keuken in. Ze slaat de deur dicht. Pats! Ze draait de sleutel om. Ze holt ook meteen naar de voordeur. Die doet ze ook op slot. De grendel komt er voor. Dan gaat ze op een stoel zitten. Ze is wit om de nêus. Haar benen trillen. En als ze eindelijk weer naar de ka chel gaat, is die uitgegaan. O. en de turfbak staat nog in het schuurtje. Mevrouw durft hem niet te halen. Ze snijdt boterhammen. Dan moe ten ze die maar eten. Het is twaalf uur. Dominee komt thuis. Zijn schoenen zyn vuil van de modder. „Ik loop maar naar de achterdeur," denkt hij, „anders wordt alles zo vuil." Maarde achterdeur is op slot. Wat vreemd! De dominee schrikt er van. Hij gaat naar de voordeur. Maar die is ook op slot. De grendel zit er voor. Dominee schrikt nog erger. Hij drukt heel hard op de bel. Ring-ring-ring! Hjj wacht. Wat duurt het lang! Hij belt nog eens. Ring-ring-ring! Hè, hè, daar komen stappen ean. Dominee hoort de grendel weg schui ven. De deur gaat een heel klein kier tje open. Mevrouw gluurt er door. ..Gelukkig!" zegt ze. Ze begint te huilen. „Maar wat is er toch? Zijn er die ven geweest, of inbrekers?" roept de dominee. „Nee, o, nee," snikt mevrouw, „er was.een rat.in het schuurtje." „Ha, ha!" lacht de dominee. „Ha, ha, huil je daarom?" Wat is hij blij! Hij gaat naar de keuken. Daar ziet hij de boterhammen. „Wat moet dat?" vraagt hij. .,De kachel is uit en de turfbak staat in het schuurtje", zegt mevrouw en ze vertelt alles. Dominee haalt hem gauw. Hij maakt de kachel weer aan. De hele week verder moet hij de turf halen, want mevrouw durft het niet te doen. Zie je nu wel, dat het een bange mevrouw is? TJITS VEENSTRA. Vaadaog weer eens een puzzle, waarbij ie in de bokjes in moet vollen, wal je op de tekening ziet. lulie weten bet nog wel. Kijk maar naar nummer 1. Daar is een album algebeeld. Nu vul ie in de bokjes bet woord album in. Gesnapt? Goed so. Succes boor. onze BRievenBus Aan al m'n nichten en neven, Zeg meisjes en jongens, nu moeten jufl- lie eens goed naar me luisteren en dan hoop ik, dat jullie niet boos op Tante Jos worden, maar mij begrijpen zullen. Deze week ontving ik een heet stel aan vragen voor het opsturen van zilver papier. postzegels, sigarenbandjes en weet ik naet al. Ik begrijp wel, dat julloe die sparen voor goede dingen of voor eigen plezier, maar jongens, heus, ik kan jul lie aanvragen echt niet allemaal in de krant zetten. Onze brievenbus is voor correspondcntiehoekje bedoeld, en of schoon ik jullie graag zou willen helpen, het kan erg moeilijk. Aan één verzoek wil ik echter voldoen. Het gaat hier om oen ziek jongetje, dat nu al meer dan een half jaar ziek is en niet thuis verpleegd wondt. Wie stuurt hem eens een kaart of een briefje? Zijn adres is P"et Ouwens, Zeehospitum, zaal 60, Katwijk aan Zee. Denken jullie deze week eens aan Piet? Fijn zo. En dat is dan voorlopig het laat ste verzoek. Zo jongens en nu de prijs winnaars. Het zijn Oto Haspers. Alio Ramp, Nellie van Lecnen en Marietje Nobel. De oplossing was: schop, China, ik, Aa, ankers, eed, tpnen, os, la, er en van boven naar beneden sc. Chinees, hik ken, on, paar, as. edele en nar. De postbode heeft het d«ze keer wol bijzonder druk gehad. Hij bracht me elke keer een hele stapel brieven. Zo kreeg ik een leuke brief van „Poppenmoeder- tje en van Nettie Bijl. Zeg Annie Tim merman en Ineke van Helden vinden jullie het heus niet erg. dat ik niet aan jullue vragen kan voldoctn? Nee? Fijn, dan even goede vriendinnen. Jaap Schra. vesande de oplossing van het raadsel is dat een schoenmaker zijn stoeltje naar een hond gooide, die een beentje pro beerde te stelen. Goed gedaan? Mooi vond ik je gele lisch Nellie Scherpenis- se. Je kunt nu een kaart sturen aan Piet Ouwens, Kees Colijn. Dank voor je brief je. Ik vond het mopje echt leuk, Enk Jan Kwakernaak. Enig, Toos Rietveld lijkt me dat tuintje van jou. Misschien kom ik er nog eens naar kijken. Natuur lijk mogen jullie het samen doen Ellie en CorTie van Poppel. Wat heb jij veel vriendinnetjes Nellie van Ee. Hoe doe jij dat Adrie Hommel in een pen klimmen? Ik kan het heus niet. Zeg nichtje, die voor haar kleine zusje sokjes breit en haar moeder zo fijn met de afwas helpt, hoe is jou aehernaam CorTie? Het beste met je keelpijn Arie Hoorweg. Lie* he zo'n klein zusje thuis Gerrie Srhrllins. Ik vind jou een van m'n trouwste neven Bertje van Wageningen en je hebt de Chinees keurig gekleurd hoor. Ilrnk Cop- pens ik zou heais niet weten hoe jij nu morgen 20 jaar kan worden. Schrijf bet Tenslotte kunnen wij weer heel wat nieuwe nichtjes en neefjes een harte lijk welkom toeroepen in onze kring. Het zijn Chieleke van der Zwan, Bert van Niet (die nog maar 4 jaar is), Willie van Seventer. Ti wie en Cobi van der Meer, Jamly Pluut, Lenie Bouw meester. Joke van Berchum, Ada Huurman. Ditty Trouw. Anneke An- ceatuc. G. Stutvoet, Aad Karnen, Lijdie t>an Plas. Corn, van der Munik en Simon Rijsdijk. Ik hoef het eigenlijk niet te zeggen, maar hoe groter onze kring, hoe leuker, dus.... ullemaal nogmaals hartelijk welkom.' Kinders, prettige Zondag allemaal en fot de volgende keer maar weer, jullie TANTE JOS. VERBORGEN JONGENSNAMEN 1 De hond liep achter de kar, elkeen die t zag, had er medelijden mee. 2. Hoeveel vis wilt U hebben? Een moot tong alstublieft. 3. Vroeger arden de mensen meer dan tegenwoordig. 4. Elsa moet vandaag schoolblijven. WETEN JULLIE HET? Welke boog is altijd gespannen? Wanneer stelen de dieven nietï Welke katjes j Hoe kan dat? „En hoe dikwijls 'hebt die pijn?" „O dokter, iedere vijf minuten!" „En hoe lang duurt ze dan?" „O, minstens een kwartier of zo!" 36. De Koningin was natuurlijk hoogst verbaasd over de plotse linge stilte en was juist op weg naar de grote zalen, toen ze zo moe werd, dat ze alles vergat en vlug een gemakkelijke stoel op zocht om evenk een dutje te doen. 37. Hoewel het verboden het hof, geeuwde ze luid en legde haar hoofd op het kussen en sliep in. En al spoedig kon men zelfs van de Koningin een licht gesnurk horen. Wat zouden de hofdames daar wel van zeggen. Maar het gaf niets, want ook alle hofdames waren in diepe rust en snurkten nog veel harder. 38. In de keuken waren ze juist bezig een verjaardagsschotel klaar te maken. De jongste kok moest even op de saus passen. Maar hij dacht aan heel iets anders en droomde er van zelf eens zo'n prinselijk maal te krijgen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 12