DE DIJK qeschieöenis v&n het kinbeRBoek OPSPORING van oorlogsvliegers 4 ZONDAGSBLAD 10 FEBBUABÏ 1951 pioniERSweRk op inteRess&nt stuöieteRRein WAREN er ook Friese kinderen on der de scharen, dienaar de blinde Bernlef luisterden, als hij in wilde liederen de daden der dappere voor vaderen bezong of toen bij later de prediking van Liudger met Psalmen begeleidde? In ieder geval zullen er wel kinderen geweest zijn in de „ho ge sale" van het middeleeuws kas teel, als de minstreel daar bij het vlammend houtvuur zong over de minne van Floris ende Blancefloer of over Reinaerd, de felle metten ro den baerde. En zeker grepen ook kinderhanden naar de volksboeken, waarin de oude verhalen werden vastgelegd, toen de boekdrukkunst haar zegetocht begon. Zeker hebben zij toen ook al „plaatjes gekeken" in de primitieve blokdrukken, met ruwe houtsneden versierd en hun met het Hornboek of A.B.C.-bordje moeizaam verworven kennis getoetst bij het spellen van de moeilijke zinnen in het verhaal over Mariken van Nim- wegen, die zeven jaar metten duvel leefde ende verkeerde. Geen lectuur voor kinderen? Neen, maar in de Middeleeuwen was er ook geen afzonderlijke lectuur voor kin deren. De kloof tussen kinderen en volwassenen was toen nog niet diep en mep was niet zo gauw bevreesd, dat een boek „te wijs" zqu zijn voor het kiyd. Trouwens, eeuwen later*, toen er wel boeken voor kinderen, geschre- veri werden, zette, men hun toch nog verhalen voor, die nu menige volwas sene zouden doen blozen. In 1777 ver scheen een boekje met de fraaie ti tel „Zedelijke toneelspellen, geschikt voor de opvoeding van de jeugd." Hierin komt het verhaal voor van een jongetje, dat schrikt van een spook in de kamer, waar zijn overleden moeder sliep en die nu door de huis houdster wordt bewoond. Dit spook blijkt dan een lakei te zijn, die 's nachts als engel vermomd deze juffrouw bezocht om haar te wijzen op „haar plicht om hem te beminnen op verbeurte van alle gelukzaligheid." En dit voorbeeld zou met tientallen nog veel erger staaltjes van „zedelij ke opvoeding" te vermeerderen zijn. Was dit bedoeld als ontspannings lectuur, ook wat wij zouden noemen de populair-wetenschappelijke lectuur was dikwijls allesbehalve paedago- gisch van opzet. Geliefde historieboe- ken in de achttiende eeuw waren de „Fransche Tieranny" en de „Engel- sche Tieranny," waarin de daden van Fransen en Engelsen in hun oorlogen tegen de Zeven Provinciën op meer dan realistische wijze werden beschre ven. De Fransen zijn volgens eerst genoemd boekje „Vuyl, twistgierig, moorddadig, bloeddorstig, geyl, vals, meynedig, vloekers, verraders, Gods lasteraars" en nog veel meer. Temidden van deugdverheerlijking en stichtelijkheid werd in vele kin derboeken van die tijd al wat ruw en onzedelijk was zonder de minste scrupules medegedeeld, blijkbaar als afschrikwekkend voorbeeld. De later zo veelgesmade gedicht jes van de brave Hiëronymus van Alphen en de in onze ogen overbrave en harkerige kinderboekjes uit de negentiende eeuw, waarvan „De bra ve Hendrik" van Anslijn nog als een spreekwoord onder ons voortleeft, waren dan ook vergeleken bij hun voorgangers een enorme stap voor uit. En het verschijnen van het eerste bundeltje van vader Van Alphen ih 1778 betekende voor die tijd een revo lutie op het gebied van de kinderlec tuur. Als het kind van de negentiende eeuw zich enthousiast in een boek verdiepte, dan was het meestal een vertaald werk, dat bovendien nog niet eens voor kinderen was bestemd. Wat een verkwikking moet voor dié kinderen Van 1830 de lectuur van De foe's Robinson Crusoe en van Swafts Avonturen van Gulliver geweest zijn, ook al waren deze boeken toen nog niet speciaal voor de jeugd bewerkt. Dat zou eerst vijftig jaar later gebeu ren door Goeverneur, die ook door zijn eigen verhalen en gedichten een plaatsje in het kinderhart wist te ver werven. Trouwens, de grens tussen lectuur voor kinderen en voor volwassenen is door de jeugd zelf ook later dik wijls verlegd. Zowel Jules Verne als Karl May hadden de vaste overtui ging, dat zij voor volwassenen schre ven, maar het kind heeft hun werken volledig geannexeerd. Het is eigenlijk vreemd, dat nog maar zelden iemand zich heeft afge vraagd, wat de jeugd in vroeger tijden eigenlijk las. Blijkbaar hebben de literatoren het altijd beneden zich geacht om de geschiedenis van het kinderboek te schrijven terwijl de paedagoog zich meer voelde aange trokken tot de historie van het leer boek. Toch is dit een zeer interessant studieterreinen bovendien valt etr èn voor de letterkundige én voor de pae dagoog èn voor de cultuurhistoricus uit een padere bestudering van de oude kihderlectuug veel te Ieren. Ge lukkig heeft nu de heer D. L. Daal der deze koe manmoedig bij de ho rens gevat en een eerste poging ge daan om een historisch-critisch over zicht van de hele Nederlandse kin derliteratuur van de middeleeuwen tot heden te geven. „Wormcruyt met suycker" heet dit mooie boek en deze titel is ontleend aan de voorrede, die H. Jacobi Vertellen e vil een goed kinderboek is een grofe kunst. Vertellen is eigenlijk niets anders don de kinderen laten zien. Of dit mogelijk is? Bekijk de kinder- schreef voor zijn in 1596 verschenen boekje, welks titel zoals toen gebrui kelijk was, zes regels beslaat. Hij heeft een aantal „gheneuchlijcke en de vermakelijeke excempelen, fabulen ende propoosten" bijeengebracht om de lieve jeugd tegelijk met dit ver maak grote hoeveelheden wijsheid en deugd te kunnnen ingieten, „volghen- de hierin de conste der Medicijnmees ters, die het wormcruyt, dat bitter is, menghen met suijcker, omdattet de kinderen so veel te liever souden Deze titel is typerend voor een stu die over het kinderboek, want van de vroegste tijden tot in. onze eeuw schreven de auteurs van kinderboe ken eerst tot leeringhe en dan pas tot vermaeck. Dit boek is een eerste poging om een chronologische geschiedenis van het Nederlandse Kinderboek te ge ven en mede daardoor uiteraard on volledig. De schrijver is de eerste om dit toe te geven. De opzet doet wat rommelig aan, vooral in het laatste gedeelte. Toch is hij erin een schat van materiaal te len en dit op prettig leesbare wijze op te dissen. Het hoofdstuk over Prot. Christelijke kinderlectuur werd geschreven door de heer P. de Zeeuw J. G.zn. Dal in de inhoudsopgave als hoofdfiguren slechts W. G. van de Hulst en de heer De Zeeuw zelf ge noemd worden, is ongetwijfeld niet de schuld van laatstgenoemde, maar deze. Vergissing vindt toch zijn oor zaak in het feit, dat aan de Prot. Christelijke kinderliteratuur een wel zeer kleine plaats is ingeruimd. Toch zijn we blij met dit boek, dat een interessant, doch verwaarloosd brok cultuurhistorie meer toeganke lijk maakt. Hier is pionierswerk ver richt en dit werk verdient, dat de suycker van de waardering rijkelijk wordt gestrooid en het wormcruyt der critiek slechts spaarzame] ijk wordt bijgemengd. iSprekencte GEMEENTEWAPENS Verschillende gemeentewapens kun nen wij sprekend noemen, omdat zij „de afbeelding vertonen van de mens, het dier, de plant, het voorwerp, waarvan de naam in de spreuk van de plaats naam wordt gehoord". Het wapen van St. Aninaland b.v. ver toont de H. Anna, van wie de kerkelijke overlevering verhaalt, dat zij de moeder van Maria was. In dit wapen draagt de vrouw twee kinderen: het ene iets hoger dan het andere, zodoende Jezus en Ma ria voorstellend: Anna, moeder van Ma ria, deze moeder van Christus Het wapen van Maartensdijk (Utr.) en St. Maarten (N.H.) geeft Martinua te zien, die zijn mantel in tweeën snijdt en met de ene helft een verkleumde be de i aar dekt. Het wapen van St. Michielsgestel stelt de aartsengel Michaël voor, die de helle geest, in de vorm van een draak, over wint. Bokhovene en Boxmeers wapen vele vertonen een bok Sons wapen draagt een zoni; dat van Ravenstein een raaf; van Kethel een ketel; var Molenaars* graaf een molen; van Monnikendam een monnik; van Oe een os; van de beide Zwaluwen, twee zwaluwen; van Rozen- daal drie rozen; van Eibergen drie eieren.; van Zeeland (NB.) zée en land. Soms is de voorstelling onjuist, b.v. bij Clinge (Zeeland). Het wapen voert daar een zwaard. Maar het is lang niet zeker, dat „clinge" zwaard betekent, daar het ook voorkomt in dé betekenis van helling of hoogte: „Ons scheydt maar kleyn gebergte, wat heuvelen en dingen". En zo zouden er nog meer voorbeek- den bestaan. waren 'voor de opsporing: geval overleefden en na de kampen wonden gered, Rode. Kruis rapporteerde en van wie.eJJt spoor nee - ontbreekt. Zo -waren, er tien duizenden gevallen, waarin dpor het nuhrmersysteem Jucht werd gebracht. het" on- Dit wareii gevallen, die nog konden log 'uit worden uitgezocht, maar er zijn ook an- wie het dere. In Februari 1945 maakte een vlie-1 wie,.elk gend fort een .noodlanding. Vijf -vliegers- stapten er ongedeerd uit en zijn sindsdien vermist, hoewel zij gevangen werden ge- De voor altijd vermisten.... Maar duizenden vliegers zullen, als er geen wonder gebeurt, altijd in het kaart systeem dér vermisten blijven. Daar is de bemanning van die Lancaster bom menwerper, die in 1944 neerstortte en diep in de grond doordrong en daar ex plodeerde. Slechts twee vliegers konden na de opgraving worden geiden taf iceerd en geborgen. De gevonden ledematen van de anderen werden, ion een massa graf verzameld. Behoren zij aan de an dere acht. of aan zes. of aan vier? Nie mand weet het. zij zullen, voor altijd vermist en onbekend blijven. Ook opgravingen naar dat vliegtuig in de duinen ihadden geen succes, omdat de vliegers niet in het drijfzand konden wor den gevonden. Daar was die neergescho ten Wellington-bommenwerper, waarvan de piloot er tijdens de val werd uitgeslin gerd. Zijn zwaar verminkt lichaam kon wörden 'herkend, maar zijn vrienden wa ren geheel verbrand en blijvend onbe kend, Ook de Duitse maatregelen berokken den de opsporingsofficieren veel moei lijkheden. De op de lichamen gevonden papieren werden niet doorgegeven en de lijken werden door geheel ons land ver spreid. Zo werden de gesneuvelden van een luchtgevecht boven Amsterdam en Haarlem ter aarde besteld in Bergen (N.H.), Amsterdam, Amersfoort, Hoofd dorp, Noord-wijk en Bergen op Zoom. De bemanning van een bommenwerper, die ergens in Overijssel neerkwam, werd in Overijssel begraven, met uitzondering log. ih April' 1945. kwamen tweè motorige bommenwerpers terug dagaanval op Duitsland. Eén "t^*rd door het afweergeschut in brand geschoten en de bemanning van het andere vliegtuig zag hoe de vliegers aan hun parachute goed op de 'begane grond landden Sedert dien, ontbreekt elk spoor, zij waren y-Jet. in de krijgsgevangenkampen èn nooit is hun graf gevonden of enige aanduiding i de Duit Opdracht uitgevoerd Op die miezerige najaarsdag eindigde het werk van Generaal E. Fellowes Haw kins. Duizenden vermisten komen nog voor in de archieven van Seville Street no. 2. Zij liggen als onbekende vlieger op één van de duizenden oorlogskerkhoven en zijn niet te identificeren. Ook kan het zijn dat elk spoor ontbreekt, omdat zij met hun vliegtuig een laatste rustplaats vonden onder de golven van de Noord zee. Of de Duitsers hebben hen laten verdwijnen. Maar op die Oetoberdag meldde Gene ra ad Fellowes Hawkins zich present en kon hij rapporteren dat zijn dienst meer dan 23.000 vermiste R.A.F.-vliegers in Europa opspoorde. De strijd, die deze veteraan de laatste zes jaar van zijn actieve dienst in alle stilte achter de schermen voerde, werd besproken in de Engelse bladen. Een erv- kel 'buitenlands blad wijdde er misschien ook een paar regels, aan, maar in de har ten van de na/bestAmden van die meer dan 23.000 jongens fcan de RAF. neemt Generaal E. Fellowes Hawkins een bli^ vend© plaats in. FR. u. d, MEER. ZONDAGSBLAD -n 10 FEBHUAHT 1951 5 Toen bezweek OVERSTROMINGSRAMP VAN 60 JAAR GELEDEN Dertig Brabantse gemeenten werden zwaar geteisterd IN 1881 £af het gebied van het Land van Heusden en Alteria één geheel ander beeld te zien dan thans het ge val is. De Bergse Maas was nog niet, gegraven. Maas en Waal waren nög niet gescheiden, zodat het gebied ten Zuiden van Heusden nog een geheel vormde met dat iten Westen en Noord- Westen daarvan. Bij stormachtig weer, met veel regen in voor- en najaar, bereikte de Maas vaak een zeer hoge stand, zo zelfs, dat het water tot de kruin van de dijk reikte. Dommel en Aa konden hun water dan ook niet lozen, waardoor het gebied rondom Den Bosch even eens een grote watervlakte vormde. Zo was heil ook in de maand Decem ber van het jaar 1880. Het water stond hoog tegen de dijk, die Vlijmen en het Land van Heusden en Altena scheidt van het Bosse veld. De „dijkstoel" te Heusden had, aangezien de peilschaal te Heusden op 4.70 boven A.P. aan wees, 6 December zitting genomen en de dijkwacht ingesteld. Men was be ducht voor het dykgedeelte van Vlij men in de richting Hedikhuizen. Niemand verwachtte gevaar voor het gedeelte van de dijk in de richting DrunenNieuwkuik. totdat zich circa 4 km in Zuid-Westelijke richting vanaf de Provinciale Weg, een wel vertoon de. die zeer veel water gaf. De omwonenden maakten zich hier over ongerust en op hun aandringen werd de „dykstoel" te Heusden van dit feit in kennis gesteld. Dit college kwam zich door een drietal afgevaar digden op de hoogte stellen. Waar de wel echter helder water gaf, stelde men de bewoners gerust, doch niette min liet men de reeds aangevangen werkzaamheden ter versteviging van dit dijkgedeelte voortzetten, meer ter geruststelling der bewoners, dan dat men 't noodzakelijk achtte. Helaas, hoe hadden deze beten zich Jammerlijk vergist! In de nacht van 29 qr 30 December te 2 uur bezweek een groot .gedeelte van de dyk.op die hoogte en het'water stortte zich met groot geweld door het ontstane gat, dat zich steeds vergrootte, al wat in de 'weg'kwam meeslepende. In allerijl trachtten de bewoners te,t redden wat aan have en goetj te red,-' dèn yiel. Veel gelegenheid kreeg mep daartoe echter niet en spoedig moest. men met bootjes trachten de mensen, die Zich niet meer in veiligheid kon den stellen, te gaan redden. Hierbij werden voorbeelden van grote moed wat Betekent 6e naam steeuwijk? Hét laatste gedeelte van de benaming SQeeuwijlt, nl „wijk" wordt op ver schillende manieren verklaard. Het kan b v. betekenen; nederzetting, denk maar aan „stadswijk". Het heeft evenwel ook de betekenis van kanaal, poel, inham, kreek, dijk. Voor de plaatsen Sleeuw ijk. Waalwijk, Baardwijk, Uitwijk, Oisterwljk, Wijk, Brandwijk Rijswijk, vindt da-. Weynen, de laatste verklaring wel het best. Redt nu nog het eerste gedeelte van de benaming Sleeuwij(k. „Sleeuw" of „slee" moet aJs een adjectief, een bij voeglijk naamwoord worden beschouwd. Ook dit raaajngedieeQlte heeft weer diverse betekenissen, o.a. van „traag" <-vg!L het Engelse slow!), voorts van; ..schraal, wrang". betekenen, n inham, op Mot deee benaming loopt b.v. hert Belr gisch -Braibantse Sleeuwbeemxi topony misch paraiUeL Sleeuw ijk zou z. betoond. De stroom was zo geweldig sterk, dat men slechts met de grootste inspanning bij de in nood verkerenden kon komen en was men zover, dan was het nog moeilijk hen in veilig heid te brengen. Een der boten schepte water en een oude vrouw viel overboord, werd meegesleurd en ver dween in de vloed. Eerst weken later werd haar lijk in de struiken tussen Nieuwkuik en de Hoeven gevonden. Ternauwernood was de ramp bekend geworden, of niet alleen van Vlijmen en de Haarsteeg, maar van heinde en ver, doch voornamelijk uit Gorkum en Werkendam daagden de redders- met hun sloepen, door stoomboten ge sleept, bij tientallen tegelijk op. Ook 's-Hertogenbosch bleef niet ach ter en deed al het mogelijke om red ding te brengen. Bijzondere eer kwam echter toe aan een groep mannen, die het dichtst bij het ongelukkige dorp woonden. Dat waren Piet de Vaan en Hendrik van de Wiel uit Vlijmen, die met groot gevaar voor eigen leven, alles deden om zoveel mogelijk redding te brengen. Veel runderen, geiten varkens verdronken jammerlijk. Aan hun red ding durfde zich niemand te wagen. Ook verscheidene paarden kwamen om, slechits enkele zagen kans aan het water te ontkomen. Heusden herbergde in die dagen 500 personen en 1300 runderen, die bin nen zijn veilige wallen een schuil plaats hadden gevonden. Anderen vluchtten naar Waalwijk, Tilburg en Den Bosch. Hier was het aantal zo groot, dat ongeveer 500 per sonen naar Utrecht moesrten worden geëvacueerd, waar zij gedurende ge ruime tijd liefderijk werden verzorgd. De ramp strekte zich uit over 30 ge meenten, e^n oppervlakte van 20 000 hectaren en 30.000 inwoners werden er door getroffen. Het zwaarst werd de gemeente Nieuwkuik met een op pervlakte van 140 ha en een bevol king van 1336 personen en ongeveer 200 huizen getroffen. Hier bedroeg de schade aan woningen 28.000 en aan verloren gegaan vee 40.000: de ge hele schade door het water aange bracht werd op 150.000 geschat. Voor die tijd een geweldig bedrag. Veel werd in die dagen aan offers gevraagd, doch al hetgeen tot leniging of ondersteuning noodzakelijk bleek, werd zo spoedig mogelijk verschaft, hetzij uit Amsterdam of door tussem komst van commissies te Rotterdam, Gorkum en Zaltbommel. De commissies, die in Den Bosch en Werkendam waren gevormd, ontvin gen van de verenigde Commissie lot leniging van rampen door watersnood in Nederland, een bedrag van 295.000. Zeehelden-begrafenissen In de geschiedenis van ons vader land neemt Den Briel al een zeer bijzondere plaats in, omdat hier lag het beginpunt van onze nationale be vrijding van het Spaanse juk. In de daarop volgende eeuw staat er de wieg van één onzer populairste zeehelden, Maarten Harpertsz Tromp en in de dichte nabijheid van de eens zo belangrijke havenplaats, werd de overmoedige Witte de With („Dubhel Wit") geboren. Grote rouw vervulde de harten der Nederlanders, toen deze zeehelden heengingen. En toch.... hoe eigen aardig doen ons de berichten aan, die wij vernemen uit de oude tijd, als wij lezen, dat de middag en avond van de begrafenisdag, door het volk met een „hartelijk drineken" werd door gebracht In werkelijkheid waren deze plech tige dagen voor het volk een „amu sante tijdspasseringe". Zoals de oude Germanen elke be grafenis besloten met een stevige dronk op de overledene, zo trok het volk, na de teraardebestelling van zeehelden, na een niet minder stevige borrel op de overleden admiraal „ge nuttigd" te hebben, langs de straat met het: „Lang leev' die dappere admiraal. Die door beleid en moed, De welvaart van zijn vaderland Beveiligde op de vloed!" Ook de jeugd „genoot" zulke dagen met volle teugen en niet zelden gaf hun baldadigheid de schoutendienaar aanleiding ze een flink pak „stokken- broot" toe te dienen. Niet zelden ontstond er dan ook een wilde jacht, waarbij het de politie autoriteiten echter niet altijd gelukte de watervlugge straatjeugd te pakken te krijgen. Voor de „goede-orde-bewaring" kreeg de schoutendiender by 2ulke gelegenheden nog wel eens een duit extra. Dit geschiedde b.v. in 1788, toen, Prins Willem V Amsterdam met een bezoek vereerde. Uit bovenstaande volgt dus duidelijk dat van een plechtige stille op de begrafenisdag van hooggeplaatste per sonen, in het geheel geen sprake was en dat zulke dagen tot de „volks feesten" moeten worden gerekend, zij het dan ook, dat deze „festiviteiten" een enigszins ander karakter droegen dan de vroegere kermissen! Ontspan ning brachten zij evenwel zeker! JODOCUS NEEMT DE LEIDING - EN HOE £?N toen kwam Jodocus succesweek. Het leven van minnenden kent nu eenmaal van die tijden dat het er op of er onder gaat: een kauwgomachtige verlo ving knapt plotseling af, of vordert met rasse schre den tot de altijd nog ster kere huwelijksband. Dat het tussen Jodocus en Jo-, doca die kant heenging, bleek ons terstond toen ze weer het wijklokaal be traden. Het geluk droop gewoon van Jodocus Af en hij zwaaide reeds omtrent de deur iedereen qitbundig gedag, terwijl Jodoca met iets van een zekere men geling aan iröU', ontzag en angst naar hem opschuw- fie. Zo n gderdèn ze en van verre kondigde Jodocus ons reeds het grote nieuws aan: „Hij is de bak inge draaidDie „Hij" kon VOLKSWIJK „Hij" de belager van de blanke on schuld van Jodoca, de tar tende tegenspeler, het ge heime wapen in deze krijg der liefde. En nu zat die „Hij' dus in de bajes, en geef toe dat men van daar uit moeizaam vordert op het pad der veroveringen. We zouden zelfs niet gaar ne hun de kost geven, die teerder banden, dan die van deze vrij stille achter- i-loperij verbraken s met Jodocus; dat stond Ondertussen waren we nieuwsgierig naar wal deze medeminnaar mocht heb- ben uitgeschakeld en ach ter veilige tralies opgebor gen. Derhalve voerden we Jodocus met partner méde naar het spreekkamertje en zeiden: „Vertel op". Én daar kwam het verhaal los. We hadden zekér wel in de krant gelezén van dat kraakje bij die' juwe lier? Dat hadden we inder daad. Het was weliswaar geen groot nieuws geweest want welbeschquivd waren er maar drie horloges, zes ringen en twee armbanden ontvreemd, ierwijl de on bekende daders blijkbaar verrast waren tijdens hun rooftocht om met voorbij gaan van veel kostbaarder materiaal de vlucht te nemen. Niet- waar„ dat is feitelijk de moeite van het vermel- lijks waard, sinds onze be schaving op het gebied van, uitplunderen en uitmoor den zulke machtige vorde ringen heeft gemaakt. Maar anderzijds blijft een kraak een kraak, en geluk kig is er nog steeds een Overheid, die daar geen vrede mee heeft en dus niet rust eer ze de bedrij vers van deze misdaden heeft gegrepen en berecht. Maar daarmee was ons Jodocus' rol nog niet dui delijk en dus zetten we ons meest afwachtende gezicht en luisterden verder. ,Jüou", zei dan deze Jodocus, „Nou, en dat heb die vent nou gedaan en dat heb ikke zelf aangebracht, om zo te zeggen". Deze laatste mededeling wierp gloednieuwe lichten rond hei melkboerenhondenhaar, dat vanwege de glorie dezer dagèti verwarder dan ooit zat. Jodocus a Is detective. Jodocus als stil le. Jodócus als öfficier van ■justitie. Gelukkig, er zijn Hog verrassingen onder de zon. En we zeiden van harte: „Maar Jodocus, nee maar, dat haddén we nou tóch nooit gedacht, hoe wist jij dat rlou toch dal hij dat gedaan had?" En al zulke uilroepen meer, ge- lijk mogen verwacht wor den van mensen, die eens klaps een griezelige rups zien omgetoverd in een stralende vlinder. Jodocus hier op, „Nou dat was nog zo'n kunst niet" nederigheid sierde hem bo venmate. Weet u, u weet wel, dat die vent vijf huizen bij ons vandaan woont, niet? Nou en toen had ik dat in de krant gelezen van die kraak, ik gaan 's avonds langs zyn deur, en wat zien ik daar leggen? Ik zien zo'n gouwe armband leggenen Jo docus maakte een gebaar zo wijds dat er een com plete Paasos in rond had kunnen dansen. „Nou, en- die heb ik toen opgepakt, en ik ben er mee naar de pliesie gegaan, en daar heb ik hem afgegeven, zoge- zeid, en toen wouwen ze weten waar ik dat ding gevonden had, en toen heb ik dat precies gezegd en toen mocht ik niet eens naar huis, maar ze bennen hem met de' sjiep gaan ha len, en toen' hebben ie daar meieen alles overhoóp gehaald en nog wel hon derd andere dingen hebben ge vi in de bak en ze hebben mijn gezegd dat ik nog een premie krijg vanwege het aanbrengen, en dat ken wel honderd gulden wezen, en dan gave me trouwen, niet?" Dat laatste zei Jo docus tot Jodoca, die in stemmend knikte en nog meer ontzag, trots en angst dan voorheen door haar blikken mengelde. Waarna ze samen onze uitingen i>an hulde, bewondering en gelukwens genadig in ontvangst namen en terug marcheerden naar de zaal. Toen de deur achter hen dicht gevallen was, zagen we elkaar peinzend aan. „Wist jij dat Jodocus kran- ten kon lezen?" vroeg toen opeens een onzer. We schudden ons hoofdhet was één der details uit het verhaal, dat ons bevreemd had. „En snap jij waarorn Jodoca zo raar, zo, ja ik weet niet hoe ik het zeg gen zal, uit haar ogen kijkt?"- informeerde ver volgens de tweede uit ons gezelschap. Opnieuw ble ven u>e het antwoord schul dig. En toen zei nummer drie: „Hebben jullie verle den week die mooie arm band van Jodoca gezien Ik dacht dat die maar na maak was, maar zou die somsOok dit wisten we niet; ach, geen detec tive is uw W1JKPREDIKANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 12