HARDERWIJK ZONDAGSBLAD 13 JANUARI 1951 En wanneer ge zo, met een stijve nek van .'t naar de gevels spieden, zo'n laag klinkerstraatje ten einde loopt, staat ge opeens op een plein, bekleed met witte keien. Daar spran kelt het zonlicht in oude bomen, strijkt verguldsel op brokkelmuren en beschijnt een juweel van een stads poort. Dat is dan de Vispoort, de eni ge die nog rest van de vijf vesting poorten en die in de veertiende eeuw werd gebouwd. Door het boogjes heen, ziet ge 't water blauwig glanzen en een wit zeil blinkt aan de horizon. Dat is het IJsselmeer, de oude bin nenzee. Als ge buiten de poort treedt, ziet ge de witte boot liggen, waarmee men naar Amsterdam kan varen. Dat heeft de tijd: Let er liever eens op, hoe bekoorlijk Harderwijk er uit ziet vanaf de zeekant. Oude knoestige bomen leunen tegen de stadmuur, als of ze moe zijn van 't staan en het uit zien over het water. De oude Vispoort doet tevens dienst als vuurtoren; een lampeninstallatie is boven op het bouwwerk aangebracht. In de rich ting van een haven ontwaart ge ook nog een molen, met een romp van ribkarton zo op 't eerste gezicht. Nee, laat die boot, die als een gro te blauwe meeuw op het water drijft, voorlopig rustig wachten. Ontdek in de kronkelstraten het oude „Stadstim- merhuis," bewonder de leeuwen op de fraaie trapgevel van de kazerne, het monumentale oudeliedentehuis en de gevelsteen in het schoolgebouw, die herinnert aan een verschrikkelijke brand in 1503. De stilte Op het plein voor de oude Hervorm de kerk houden bomen de wacht en daar, bij dit uit 1415 daterende ge bouw, proeft ge meer dan elders in de stad de stilte van Harderwijk; de stilte die alle herinneringen met een zachte weemoed overwaast. Het is bijna alles verleden in Harderwijk, hoewel het heden niet schroomde de overblijfselen uit een glorietijdperk voor zich op te eisen. Bij de Hortus, de voormalige kruid tuin, klinkt gerucht van kinderstem men. Lawaai, dat opbotst tegen het merkwaardige torentje, dat hier staat weggestopt in een nauwe straat. Toch zijn de Harderwijkers trots op dit ge bouwtje, een traptoren van een oud gebouw. Want uit een diepe nis kijkt Linnaeus neer op de goede oude stad. Linnaeus, de beroemde plantkundige, die studeerde aan de Harderwijkse hogeschool, welke in 1813 werd op geheven. Men moet dan over deze Veluwer hogeschool wel eens smalend spreken, de buste van Linnaeus en een gedenkplaat van Boerhaave, die hier ook college liep, zijn stilzwijgende ge tuigen van het deugdelijke Gelderse onderricht. Oud en nieuw Ja, Harderwijk is trots op het roemrijke verleden. Het onkruid tiert vrijelijk op de ruïnes op het Klooster, in de Visserswijk en in de Doelen straat en veel bouwvallige maar scho ne panden rijen zich nog aaneen in de straten. Jammer is het, dat het stadje op verschillende plaatsen wordt ontsierd door een slecht gelukte combinatie van oude bouwstijlen met nieuwe gebouwen. Een heterogeniteit overi gens, die moeilijk is te voorkomen, want de oude zeestad teert niet alleen op het verleden. Ook de jongere ge neraties zochten ontplooiing binnen de vestingmuren en daarbij konden de resten van een vergleden tijdvak niet altijd worden ontzien. De stad heeft zelfs gas, waterlei ding en electriciteit en dat is voor een plaats op de Veluwe een hele prestatie. Uw enthousiasme over de historische schoonheid dreigt wel eens gedoofd te worden, wanneer ge hoort dat de woningtoestanden de twintig- eeuwse vroedschap voor grote moei lijkheden plaatsen. Maar wanneer ge dwaalt in de oude Hanzestad en u laat bekoren door de sfeer die zo te kenend is voor het stedeke aan de rand van de oude binnenzee, vergeet ge een ogenblik de werkelijkheid, in een stilzwijgende bewondering. En de vermelding hiervan is wel de meest passende en schoonste pluim, die op de oude Harderwijkse hoed gestoken kan worden. noq veel va,n öe VRoeqeRe qloRie j te zien 1 Botsinq tussen ouö en nieuw C óe st&ó v&n Linn&eüs en BoeRh&ve jyU de grote werken voor het aan leggen van de Oosterpolder zijn aanbesteed, richt de aandacht zich meermalen op de oude Zuiderzeestad jes, o.a. het oude en schilderachtige Harderwijk. De inpolderingsplannen zijn van groot belang voor de inwoners van deze stadjes, voornamelijk voor de nijvere vissers, die starks inplaats van het golvende IJsselmeer een polder met wiegelende gewassen buiten de stadspoorten zullen zien. te denken aan de lusten en lasten van het nieuwe poldergebied. Brede trappen en zuilen Wanneer ge, komend uit de zande rige Veluwse dreven. Harderwijk ont dekt in de groenstrook aan de voor malige Zuiderzee, wacht u een klei ne teleurstelling. De buitenwijken zijn volkomen gelijk aan de nieuwbouw rondom andere provinciestadjes even gerieflijk, helder, netjes en een weinig karakterloos. Maar van Har- jes tast ge opeens naar uw vilthoed, alsof die alléén door de indringende, gezapige sfeer tussen deze muren, zou kunnen veranderen in een steek, pronkend op een bepruikt hoofd Wat een machtige, barokke deuren maakten die oude kleinsteedse nota belen in hun 1 wpningen, welk een merkwaardige gevelformeringen en daken, met de nimmer ontbrekende koekoeken. Harderwijk is vol van schilderach tige plekjes, met bemoste muren van de oude vestingwal, brokkelend ge steente, gevelstenen en -beeldjes, oude winkeltjes met een koperen klingelbel en een fonkelende weegschaal, kleine ruitjes en tegelvloeren Laatste van de vijl Over de gevolgen van de inpolde ringen voor deze bevolkingsgroepen en hun reacties op de plannen, is al vegl geschreven. Waar reeële, zakelijke vraagstukken zoveel aandacht vroegen, werd aan de stadjes zelf weinig aan dacht besteed en het geheel eigen schoon van een stad als Harderwijk werd niet genoemd in verband met de grote polderplannen. Toch is het de moeite waard, om Harderwijk ook eens te bezichtigen als typisch voorbeeld van een oud zeestadje, zonder daarbij derwijk verwacht de vreemdeling toch nog iets anders. Heeft hij niet eens een plaatje gezien van een oude poort en verweerde wallen? Geduld; dat andere wordt u geboden, wanneer ge goed en wel het markt plein hebt bereikt, waar nauwe stra- tenmonden lokken. Het pleim zelf is ingesloten door panden, welker gevels weinig harmoniëren. De entree van het stijve stadhuis is royaal genoeg. De brede trappen en de zuilen zouden er op kunnen wijzen, dat de vroedschap aanvankelijk van plan is geweest de Madeleinekerk in Parijs na te bootsen, maar dat zij zelf is geschrokken van dit stoute plan. Nu doen die paar zuilen een beetje schriel aan en uiterlijk heeft het gebouw met 't witte klokkentoren tje dan ook weinig bekoorlijks. Laat u daardoor niet afschrikken, want de raadszaal van 1727 met het deftige, goudlederen behang, de zwa re schilderijen en portretten, is een kijk waard. Bovendien is achter die stijve gevel een museum onderge bracht, de Over veluwse oudheidka mer" en als kostbaar reliquie be waart men van gemeentewege de katheder van de voormalige hoge school Niet uitgekeken Denk echter niet, dat ge hiermede uitgekeken zijt in dit prachtige oude stadje, dat eens een waardige plaats innam in het oude Hanzeverbond, en dat eeuwen her het beeld van een koggeschip in het zegel droeg. In de grijze historie was Harder wijk een ommuurde plaats met vijf fiere, versterkte poorten. En daar, tussen muren en versterkingen, kwam de zeestad tot grote bloei. Daar bouw den de reders hun grote huizen met lofwerk op en om de kloeke deuren; speelse gevels en glas-in-lood ramen. Daar woonden vissers en handelaars, daar bloeide het gildewezen en ont plooiden zich kunst en onderwijs. Op marktdagen was het een bont gewemel van dorpelingen uit de om trek, die de stad tot nog groter wel vaart brachten. Aan deze dagen nu heeft Harder wijk de schoonste herinneringen be waard; een herinnering, gemengd met een sprankje weemoed om de vergane glorie. Dwalend in de straat- 8 een hoofdstad van 900 jaar -K Door brand, oorlog en onlusten vaak geteisterd Thans een der mooiste steden van Europa OSLO is sedert korte tijd een der grootste steden ter wereld. Op 1 Januari 1948 werd namelijk het Akerdistrict bij de stad getrokken en hierdoor sprong haar oppervlakte omhoog van 6% vierk. mijl tot 176 vierk. mijl! Door die Annexatie nam de bevolking toe met 125.000 zielen, zodat nu in de Noorse hoofdstad bij na 450.000 mensen wonen. Dat Oslo een prettige woonstad is, komt niet alleen door de vele goede huizen, maar ook omdat binnen de stadsgren zen bossen met een oppervlakte van 121 vierk. mijl,, bouwland ter grootte van 15 vierk. mijl en meertjes ter grootte van 9 mijl liggen. Een buiten- stad dus in de ware zin des woords! Vroeger ander beeld van de streek, lo nu ligt. Het grootste deel, het te genwoordige Akersdalen, lag beneden het zee-oppervlak, de omringende ber gen, als Frognerseteren, Vettakol- len en Grefsenskollen, die zich nu tot een hoogte van 1540 voet boven de stad verheffen, waren nauwelijk bo ven het water uitstekende schier- eilandjes. Naarmate de eeuwen ver streken, verrees het land boven de zee en het thans bestaande beeld van een fjord, omgeven door velden en wouden en een mooi stuk vlak land, ontstond. De Noren uit het Stenen Tijdperk vonden dit bijzonder ge schikt om een nederzetting tot stand plaats te dienen en reeds in die oude tijd, bij de dageraad der Noorse ge schiedenis, werd bij de Oslofjord han del gedreven en primitieve behuizink- jes werden er gebouwd. De Vikingers, geduchte zeevaar ders, namen menigmaal Oslo als uit gangspunt voor hun reizen en roof tochten. Een dier Vikingers, Harald Sigurdson, kwam na jaren van strijd in de Middellandse Zee, naar Noor wegen terug en dwong Magnus de Goede, toen heerser over Noorwegen en Denemarken, zijn koninkrijk met hem, Harald, te delen. De nieuwe vorst voegde aan Oslo een „soldaten- wijk" toe als basis voor zijn strijd tegen de Denen. Het marktcentrum aan de mond van de Alva werd nu door Harald's toedoen de aanleg van behoorlijke wegen, de bouw van een sterk slot een echt handels stadje. Ook een kerk werd daar ten tijde van Harald gebouwd, want het nieuwe stadje was tevens de zetel Op da voorgrond gebouwen van de bisschop van Viken. De resten dezer eerste kerk zijn later blootge legd, evenals die van de oude pakhui- Het oude Oslo lag aan de Zuidelijke kant van de Bjürvika Baai en had in de 12e eeuw reeds vier kerken, vier kloosters en een bisschoppelijk kas teel. Omstreeks die tijd kreeg Oslo ook zijn stadspatroon, Sint Halvard. Deze Halvard was boer op de Huse- by-hof. Eens poogde hij om een vrouw tegen rovers te verdedigen, maar werd toen door een pijl gedood. De rovers bonden hem een molensteen om de hals en lieten hem toen zinken in de wateren van de Drammensfjord, maar volgens de legende kwam zijn lijk weer bovendrijven. Hij werd ver volgens heilig verklaard en nog kan men hem zien in het stadswapen van Oslo met molensteen en pijl, en een gebogen vrouw aan zijn voeten. De geschiedenis maakt melding van veel strijd in en nabij Oslo, vooral na de dood van koning Sigurd Jorsalfa- rer. Vooral de in 1161 gestreden Slag op het IJs is een roemrucht feit in de Noorse geschiedenis. De kampioenen waren Inge Krok- rygg en Haakon Herdebreid. Koning Inge sneuvelde, maar ruim 30 jaar later was het koning Sverre, die zwaar had te vechten tegen de Bug lers onder leiding van bisschop Niko las Arnesson, zowel als tegen de boe ren, die aan weerszijden van de fjord woonden. De burgeroorlog kwam pas tot een einde na een bloedige „straat slag" in Oslo. Oslo's straten waren toen nauw en krom. De stad telde ongeveer 3000 inwoners. Stedelingen, boeren, vreem delingen, benevens tal van bedelaars en geestelijken bewogen zich in de straten. Aan de kaden werden sche pen geladen en gelost. Noorwegens roep als zeevarend land, door de Vi kingers verbreid, werd meer en meer een vreedzame reputatie. Bloeiperiode Zulk* mooi* idyllisch* pl*kj*a vindt m*n midden ia de stad. DE gulden tijd van het middel eeuwse Oslo valt omstreeks de rege ring van koning Haakon V. Deze Haa kon Magnusson was in 1299 gekroond en regeerde tot 1319. Oslo was de na tuurlijke hoofdstad van Haakon's ge bied, want Tunsberg en de grenslan den stonden onder heerschappij van zijn broeder koning Eirik. Hoewel Os lo veel koningen binnen zijn muren had gehuisvest, werd de stad pas na Haakon's kroning een waarlijk vor stelijke residentie. Haakon benoemde de deken van de Maria-kerk tot „Kan selier van het Rijk voor alle tijden" en maakte hierdoor Oslo tot voor naamste stad van het land. Haakon liet voorts nieuwe kerken bouwen en nieuwe stadswijken aanleggen. Ook een steenbakkerij wel een der eer ste Noorse industriële ondernemin gen begon zijn bedrijf en leverde het materiaal voor het kasteel te Akers nes, Haakon's grootste bouwwerk, dat in de Noorse geschiedenis een belang rijke rol heeft gespeeld. Want toen in de latere middeleeuwen Oslo een tijd perk van verval doormaakte, werd Oslo herhaaldelijk bedreigd, doch Haakon's kasteel weerstond brand en belegering. Kort vóór 1300 waren ondernemen de Duitse kooplieden naar Oslo getrok ken. De meesten hunner kwamen uit Rostock. Zij slaagden er in, een deel van Oslo's handel aan zich te trekken. Hierbij kwam, dat Oslo in de eerste helft der 14e eeuw door een pestepi demie werd geteisterd, die eigenlijk het begin betekende van een periode van achteruitgang. De Noorse koop lieden konden niet tegen hun Duitse concurrenten op, daar deze belasting vrijdom genoten. Toen de Hanze- Bond in de 16e eeuw machteloos werd, was Oslo een verarmd stadje met half zoveel inwoners als ten tijde van koning Haakon V. Christiania DE zestiende eeuw was een zwarte tijd voor Oslo. Zowel door de Zweden (1523) als door de burgerij (1567) werd de stad in brand gestoken. Na de Hervorming in de jaren dertig ge raakten de meeste kerken in verval. De kerkestenen werden gebruikt om het kasteel te Akersnes, het door Haa kon V gebouwde slot Akershus, te versterken, zodat dit tot een onneem bare vesting werd. Wel ontlook in die eeuw Oslo's houthandel. Nederlandse, Britse, Fran se en Spaanse schepen kwamen er hout halen. De oude stad Oslo geraak te ten dele in onbruik, nieuwe gedeel ten begonnen te ontstaan. Maar in 1537 zond koning Harald van Dene marken een leger naar Noorwegen om daar het Katholicisme af te schaf fen en de Lutherse godsdienst defini tief in te voeren. Oslo verloor toen ge heel zijn middeleeuws rooms-kath. stempel. Slechts één kloosterkerk rest nu nog van de vele godshuizen, die Oslo in de middeleeuwen bezat. Reeds na de grote brand van 1567 was er sprake van geweest, Oslo te verplaatsen naar Akershagen onder de muren van Akershus, maar de burgerij wist gedaan te krijgen, dat Oslo op zijn oude plaats werd her bouwd. Edoch, in 1611 en in 1624 werd de herbouwde stad opnieuw door brand zeer zwaar verwoest. Toen hielpen de smeekbeden der burgers niet meer. De koning, Christiaan IV, bepaalde, dat de stad moest worden herbouwd aan de overzijde van de Akers Rivier, dicht bij slot Akershus. De naam werd gewijzigd van Oslo in Christiania. De koning ontwierp zelf een rechthoekig stratennet, zoals men die later in de Noordamerikaanse steden zag ontstaan, en liet verster kingen bouwen. Een dikke muur moest het stadje tegen aanvallers be schermen. Het eeuwenoude Oslo was een voorstadje van Akershus gewor den met een oppervlakte, die niet veel groter was dan het tegenwoordige park om het koninklijke paleis. De laatste eeuwen CHRISTIANIA was, naar andere steden uit die tijd beoordeeld, een hy permoderne stad. Stenen huizen van een of twee verdiepingen met bal- cons vormden toen aantrekkelijke woningen. Dat er midden door de straten een nu eens droge dan weer natte sloot liep, waarin alle huisvuil terechtkwam, deerde de mensen nauwelijks. Geen wonder echter, dat besmettelijke ziekten vele slachtof fers maakten! Oorlogen en burger twisten droegen er eveneens toe bij om het leven niet blijvend aangenaam en ongevaarlijk te doen zijn. Aan de rand van dit schaakbord-stadje ont stonden wijken, waarin het uitschot der stad en de allerarmsten woonden. Grote ellende en ten hemel schreien de toestanden heersten in deze slop pen. Maar toch slaagde Christiania er binnen een eeuw in, de vroegere welvaart van Oslo te evenaren. Tegen 1700 bleek, dat Christiania in een te nauw vel stak. In 1686 werden de stadswallen geslecht. Nieuwe woonwijken ontstonden. De bevolking ging met sprongen omhoog. De hout handel werd meer en meer een bron van grotere welvaart. In 1796 werd voor het eerst een echte volkstelling gehouden en toen bleek, dat er 7.500 inwoners in de stad en circa 2500 in de buitenwijken woonden. Toch wa ren de leefwijze en het stadsbeeld nog tamelijk primitief. Herhaaldelijk moest de hoofdcommissaris van poli tie, die over een corps van 8 man sterkte beschikken kon, de burgerij vermanen, geen varkens in de straten te laten lopen. De politie was tevens brandweer en bovendien riepen de agenten ieder uur de juiste tijd af en des nacht plachten zij waarschuwingen of berispingen in door henzelf gedichte versjes uit te schreeuwen of te zingen. In de 19e eeuw werd Christiania meer en meer handels- en regerings- stad. Een welgestelde koopmansstand was er ontstaan en bleef er gevestigd. Invoer en uitvoer namen toe, ook in dustriële bedrijven begonnen zich te ontwikkelen. Goede straten en wegen werden aangelegd. Hierdoor werd Christiania het middelpunt van Noor wegen. In 1813 werd de universiteit geopend en in 1814 kwam de schei ding van Denemarken en Noorwegen tot stand, zodat Christiania niet langer (Zl« vervolg pag. M

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 7