'Alles wat maar wenselijk is!> 4 ZONDAGSBLAD 6 JANUARI 1951 Ook al spreekt men weer van BLOED, ZWEET en TRANEN boosaardig? Wat zeg je; "omdat al die wenserij toch maar lak is? Het is best mogelijk dat je gelijk hebt. Kijk eens. ik heb ook heel wat mensen elkaar zien fe liciteren met hevig uitgestreken gezich ten. Daar waren lagere ambtenaren on der. die hun chef een pootje kwamen ge- l die chef af. irgden wel want ze weten net z dat ze aan het begin kans hebben om o en ook 50 pet kans Naar welke kant die weegschaal zal slaan, hangt grotendeels dus je begrijpt! Het is er ne als met de kinderen, die huis aanbellen om via de beste wensen wat centen in de wacht te slepen; niets dan eigenbelang. En in de gTote wereld gaat het al niet anders toe: ge loof je ook niet, dat heel wat plechtige nieuwjaarsrecepties heel wat minder druk be zocht zouden zijn, als het niet „stond" om gezien te worden en zelf te zien? Wel, als je dat allemaal ziet, kun je het beste doen door er z jonge mensen uit vroeger eeu- We moeten zo ongeveer teruggaan ?r we stoten op een van hopelozen; trou- nders had Dante toen waarschijn lijk ook nooit zijn trilogie gedicht. Maar neem nu maar onze eigen ouders en grootouders, die zo'n vijftig jaar geleden jong waren. Geweldig, wat een toekomst zagen ze voor zich: daar kwam dc eeuw van het Kind, van de Vrede, van de Ont wikkeling, van de Menselijkheid, van duizend dingen, die enkel maar met lou ter HOOFDLETTERS geschreven kon den worden. Achteraf beschouwd had dit deze voorvaderen wat sceptisch moeten stemmen; althans in zoverre ze contact hadden met de bijbel. Die zegt nu een maal nadrukkelijk, dat we de beelden niet dienen zullen en een kind voelt dat HET KIND met hoofdletters zo'n afgodsbeeld is. Dat is een mensen bedenksel: geen kip ==fl heeft ooit HET KIND gezien; er bestaan en kel maaT doodgewone kinderen door alle tij den. Kinderen*, die nu IN DE GROTE VRAAG Net al weer als die kinderen trouwens, want die weten ook direct waar niets te halen valt. Maar ik voeg er aan toe: wanneer je er mee doorgaat ondanks al je bezwaren, val je me feitelijk bar te gen en je eigen geestelijke houding mag dan toch niet de thermometer zijn waar naar je de kilheid van alle gelukwensen beoordeelt. Trouwens, ik ben ervan over tuigd, dat je zelf toch wel een paar men sen van harte hebt gefeliciteerd. Nou dan, - waarom zouden anderen toch ook nog niet een beetje ervan kunnen me nen? Slik je grijns nog maar gerust even in. Zelfs achter een traditie kan nog er gens een levend hart kloppen. MAAR neen, je grijnst door en je hebt nog meer op je lever. Dit: dat al dat wensen eigenlijk stilzwijgend veron derstelt dat we nog wat te verwachten kunnen hebben, en die gedachte is er nu juist zo schrikbarend naast. Er valt niets meer te hopen. We zijn nu langzamer hand wel zo ver gevorderd met de wel daden der beschaving dat we gerust al le hoop kunnen laten varen. Je weet wel: zoals het geschreven staat boven de Hel in dat ontzettende verhaal van Dante „Laat varen alle hoop, gij, die hier bin nentreedt." Daar ligt juist het kenmer kende onderscheid tussen het huidige ge slacht van jongeren en een onafzienbare - slaag verdienen. Maar hoe dan ook, men verwachtte voor jong en oud een hemel-op-aarde. Hetgeen niet is uitgekomen, want we moeten op nieuw naar de middeleeuwen terug gaan om zoveel oorlogen binnen zo wei nig decenniën, zoveel kinderleed, zoveel bestialiteit en zoveel verschrikking te no teren. Het eerste jeugdgeslacht - onze va ders en moeders heeft zich daar nog bij neergelegd. Ze beschouwden moge lijk de eerste wereldoorlog en zijn gevol gen als een laatste stuiptrekking van barbarisme en ze zongen onderwijl mooie liedjes van een bij het rijzen der vrede zon voorgoed vernageld laatste kanon. Van alle kanten bleef men knikken dat het zo wel wezen zou. Een optimistisch fanatiek idealisme de echo klonk op de Maar van< lemaal afgedaan. Ken je de boeken Thijs Booij, zoals Europese Jeugd en het pas verschenen Kerk en Jeugd? Goed om die te lezen. Zelfs be slist ontdekkend, wanneer je zoudt me nen dat al deze ellende geen sporen ach terlaat in jonge harten. En schrikbarend voor iemand, die maar liever doet alsof er niets gebeurt en die een overgeleverde levensstijl zonder meer aan jongeren wil opdringen. Maar wanneer je er maar één uur mee bezig bent, is het je ze ker zestig maal in je oren geschreeuwd, dat wensen larie is. omdat er niets meer te verwachten valt. Waarmee dan alle Nieuwjaarsboodschappen, -groeten, -brie- ven en -toespraken meteen hun laatste zin verloren hebben. Een grijns is dan *-■ En toch zou ik het gesprek bij die grijns niet willen beëindigen. Begrijp me goed: niet vanwege het feit, dat ik nog in Sinterklaas geloof en in me nog er gens een restje begin-twintigste-eeuws zuurdeeg zit te werken. Dat is niet het geval en dat niet alleen omdat Amerika 7.0 verstandig is geweest om bij de Nicuwjaarsspeeches heel eerlijk te ver melden dat er - precies als in 1940 - weer enkel uitzicht is op „bloed, zweet en tranen." Maar hierom wil ik doorpra ten omdat deze herontdekking van de hopeloosheid in wezen een volkomen bij belse werkelijkheid is. Feitelijk doen we - wanneer we constateren, dat er niets meer te hopen valt - precies het zelfde als die opgravers in Palestina de den. die plotseling een stapel bijbelfrag- I POPULAIRE FOTO-CURSUS DOOR J. JACORI ee i*ni een betere camera de loupe genomen en nu zul len wij de mogelijkheden van de betere camera de revue laten passeren. Beter, maai moeilijker? De camera die wij hier bedoelen vindt men in vele typen en hoewel de uiterlijke vormen vaak zeer verschil lend zyn is het principe van deze camera's bijna steeds gelijk. Het kardinale verschil tussen deze camera en de box is de lens. Deze is lichtster ker en hiermee samengaand vinden wc dan meer belich tingsmogelijkheden, vaak tot 1/200 sec en meerdere dia fragma-openingen, waardoor het aantal mogelijkheden gro ter wordt, maar ook de miii-ilukheden zich opstapelen. Moeilijkheden, die zeer velen de verzuchting doen slaken: „Ik zou maar liever weer met de box gaan fotograferen, want toen waren mijn opna men altijd goed en nu Toch zijn deze moeilijkheden niet zo groot als men wel denkt; zij ontstaan doordat de gebruiker van de camera niet weet welke functie de onder delen hebben. Wij zullen deze dan ook stuk voor stuk gaan bespreken met de weten schap, dat voor hen die een maal begrip hebben van de verschillende onderdelen der camera, de moeilijkheden die zij tot nu toe hadden verdwij nen en omgekeerd worden in mogelijkheden. De lens De lens van de box bestaat uit een enkel lensje (menis cus lens), waarvan alleen het middelste gebruikt kan wor den om een scherp beeld te krijgen. De betere camera daarentegen heeft een lenzen stelsel, bestaande uit meer dere lenzen. Hierdoor ontstaat een scherper beeld, hetgeen vooral bij vergroten duidelijk Zichtbaar is. en bovendien kan hier het hele oppervlak van de lens gebruikt worden om het beeld te vormen. Wel moet men nu scherp stellen of wel op meterafstand in stellen. Zoals we reeds schre ven moet de gevoelige laag van de film steeds door de zelfde hoeveelheid licht be licht worden. Om nu de licht inval te kunnen regelen is een irisdiafragma in de lens aangebracht Het dialragma Dit bestaat uit een aantal over elkaar liggende blaad jes. die door het draaien aan de diafr.-ring elke willekeu rige diafragma-opening kun nen vormen, in tegenstelling met de box. die immers slechts één soms twee vaste diafr.- openingen heeft. De diafrag ma-opening wordt aangeduid door een F focus getal, bij de box is dit meest F. 12,5. Zetten wij nu bij de duur dere camera het diafragma ook F. 12,5 of op het getal dat er het dichtst bij komt F. 11, dan is de opening even groot als die van de box en laat dus evenveel licht door, waardoor de belichtingstijd bij volle zon ook 1/25 of 1/30 sec. moet zijn. Hier moeten wij steeds van uit gaan Dus 1/25 of F 11 of F. 12,5 bij volle zon. Maar op onze camera komen meer getallen voor. meestal F. 12,5, F. 9, F. 6.3. en F. 4.5. De verhou ding van deze getallen is 1:2:4:8, d wz bij getal 9 is de opening 2 maal zo groot als bij 12,5 cn bij 6.3, 2 maal zo groot als bij 9 en dus 4 maal zo groot als bij 12,5 enz. Wanneer wij nu de opening 2 maal zo groot maken, gaat er natuurlijk bij volle zon 2 maal zoveel licht door de lens bij dezelfde belichtings tijd. Is het nu 2 maal zo donker dan geeft F. 9 met de belichtingstijd van 1/25 sec. juist een goede belichting. Er is nu de helft minder licht, maar wij vangen door onze 2 maal zo grote opening dit precies op. Is het nu 8 maal zo donker dan zetten wij het diafragma op 8 maal zo groot dus op F. 4,5 cn belichten nog 1/25 sec. Wij kunnen nu ook bij donker weer fotogra feren. Dus goed onthouden: elk kleiner getal is een ope ning van 2 maal zo groot als het voorgaande. De belichtingstijden Maar wij hebben nog meer mogelijkheden om het bin nenkomende licht te regelen, n 1. door middel van de be lichtingstijd. De belichtings tijd is bij deze camera niet beperkt tot 1/25 sec, doch vaak vinden wij een hele reeks belichtingtijden n.l. 1/5, 1/10, 1/25, 1/50, 1/100. 1/200 sec., en soms zelfs tot 1/1250 sec. Ook hier is elke naast liggende tijd de helft van de vorige, waardoor dus ook steeds de helft minder licht binnenkomt. Bij volle zon moeten wij 1/25 sec. belichten op F. 12,5. maar dan kunnen wij onder steeds dezelfde omstandigheden op 9, 1/50 sec. of 6.3 1/100 sec. en op 4.5 1/200 sec. belichten, waar door het dus mogelijk is met deze camera zeer korte bel.- tijden te maken. Deze zijn nodig bij het fotograferen van bewegende voorwerpen, b.v. sportopnamen enz. Ook de foto van deze week is met 1/200 sec. gemaakt om de golven die in sterke bewe ging zijn, goed te krijgen. Aan de hand van deze korte uit eenzetting kunt U zich een beeld vormen van de moge- Voor hen. die zich nog een duidelijker uiteenzetting wen sen, hebben wy een tweetal schema's samengesteld, één over het beschreven onder werp en één om vast te stel len welke bcl.-tydcn nodig zijn voor verschillende sport opnamen enz. Terwijl tevens door één der fabrikanten van foto-materiaal een zeer han dige bel.-tabel beschikbaar is gesteld, alles op aanvraag tegen de bekende port- en adm.-kosten. waar het gehele Oude en Nieuwe Testa ment voortdurend over spreken: dat het allemaal ijdelheid is; dat er geen nieuw ding bestaat; dat het hele men senleven een droom is. Alleen: als je nu maar wilt verstaan, dat deze bekentenis slechts een frag ment is van het geheel. Dat er nog meer in die bijbel staat, namelijk dit wat Psalm 39 zo verbijsterend kort en krachtig zegt: „Maar nu. Here, wat ver wacht ik? Mijn hoop, die is op U." In wezen is deze les niet moeilijker dan die welke de voorgaande generatie opkreeg. Die had meer oog voor „de levende hoop op God," en moest nog ontdekken dat hetgeen God wil schenken precies het te gengestelde was van hetgeen wij wens ten en hoopten te ontvangen: oorlog in plaats van vrede; één onweersbui in stee van stille zeeën en gelukkige vaart; on dergang voor opvaart. Maar wanneer wij daarentegen zo haarscherp beseffen dat het met heel onze verwachting niets be gonnen is en dat het allemaal toch an ders loopt dan wij wensen, dan zullen wij daarin toch niet pessimistisch bij de pak ken gaan neerzitten. En we zullen ook de botte gTijns geen kans geven. En al even min er maar een eind aan maken - het zij door de vlucht in de verstrooiing, het zij door de vlucht in de dood. Maar wij zullen heel beslist onze hoop op God heb ben te stellen. De bijbel laat niemand in het onzeke re omtrent wat er dan te hopen valt. De bijbel spreekt over een Rijk, dat komt; over nieuwe mensen, die daar de onder danen van zijn; over de taak van getui genis dezer onderdanen in onze oude we reld. De psalm in kwestie voegt er zelfs aan toe, dat we in deze hoop en in dit getuigenis niet verschillen van onze va deren, die ook een beroep deden op Gods gastheerlijke bescherming. Er is name lijk niet zoveel onderscheid tussen de jeugd van vandaag en de oudere jeugd van gisteren. Het is even zwaar om niets meer te hopen als om al je hoop in dui gen te zien vallen. Het is even hard om op keistenen te bijten als je denkt in broodjes te happen als om in je honger keistenen voorgezet te kriir bewoners pen. geven het toch Weet je, daar dacht ik aan met mijn aanvangsgroet: „Gezegend Nieuwjaar, en alles wat wenselijk is ZONDAGSBLAD 6 JANUARI 1951 5 Er is veel knoeierij in de heraldiek pag. 2). Hij het veLe familiewapens Liqqen onöeR het stof ö€R histORie Bronnenstudie, vakbekwaamheid en geduld 15 IJ velen bestaat nog de geheel on- 1J juiste voorstelling, dat men beslist van adel moet zijn om een eagen familie wapen te bezitten," aldus zei ons de heer Marten N. Damstra tijdens ons bezoek aan zijn heraldisch atelier te Groenekan. Deze speurder naar allerlei wapens, die vergeten en verkleurd onder een dikke stoflaag der historie liggen, heeft ons eens een blik gegund in de geheimen van zijn uitzonderlijk métier. In een kwart eeuw tijds legde hij een kaartsysteem met 500 000 geslachtsnamen aan, welk rijk arsenaal met heraldische en genealogische gegevens nog werd aangevuld met 20 a 30.000 lakafdrukken van allerlei zegels van Bai-barossa in 1300 tot Prinses Wil- helmina toe. Hij begon indertijd met veel tekenlief de een archief van tien lege schoenendo zen, alsmede een groot enthousiasme om opschriften en symbolen op oude zenken, archiefstukken en oorkonden te verga ren. En wanneer ge thans een willekeu rige naam noemt, komt Marten Damstra tien togen een met een wapen, dat hier op betrekking heeft: al is het b.v. slechts een lakzegel, dat het Ministerie van Oor log in 1903 bij een bepaalde handtekening gebruikte. Dit wil echter allerminst zeg gen, dat „het" wapen bij deze naam dan al gevonden is, want het terrein der he raldiek zit vol met voetangels en klem men, zonder een gedegen genealogi sche ikennis verdwaalt men al spoe dig in het labyrint der namen en symbolen. Het is duidelijk, dat ge zien de ingewikkelde en voor een leeik nagenoeg oncontroleerbare ma terie, de knoeierij een welige voe dingsbodem kon vinden: zo zijn veel fa miliewapens in feite min of meer ge slaagde vervalsingen, die door de eige naars voor „echt" worden aangezien. Hiertegen tekent de heer Damstra scherp protest, aan. want het is erg gemakkelijk om te speculeren op de ijdelheid der op drachtgevers, die zich gaarne een mooi en indrukwekkend wapen „aangemeten" willen zien. In principe is er geen be zwaar tegen om een wapen te laten ont werpen, wanneer het origineel onvind baar blijft of nooit bestaan heeft mits dit maar geschiedt met heraldische maat staven en verantwoorde genealogische ge gevens. In elk geval is het ook hier moeilijk om het rechte pad der waarheid te bewandelen, want dit eist een uitge breide bronnenstudie en veel vakbe kwaamheid. In het rijke systeem der fleurige en kleurige distinctieven, waar mede in een rustiger en romantischer tijd tal van geslachten van de adel tot de arme handwerksgilden „gesymboli seerd" werden, zijn heel wat problemen te overwinnen. Veel is er immers bescha digd of zoek geraakt, terwijl bij de over levering der wapens vroeger ook wel eens vergissingen zijn gemaakt. Indien b.v. de heer Damstra een Renaissancetra- liehelm op een vroeggothisch schild ziet aangebracht, begrijpt hij, dat er iets niet „pluis" is. Is het eenmaal gelukt om bij een bepaalde geslachtsnaam een authen- tmk wapen of een gedeelte daarvan tc vinden, dan is de ontwerper, wanneer hij zijn penselen gaat gebruiken, toch "enigszins vrij in de artistieke uitvoering. Want een slaafs navolgen van een be paald voorbeeld is in vele opzichten on gewenst. De opdrachtgever, die „zijn" fa miliewapen op een oud kopje of iets der gelijks ontdekt heeft, is wel eens teleur gesteld, wanneer het ontwerp later niet „precücs" hetzelfde is en verhaalt dit op de kundigheid van de maker. Maar ieder wapen onderging de invloed van de ver schillende stijlen der tijdsperiodes, waar door het zich handhaafde; het onderging verschillende correcties of er werden zelfs nieuwe symbolen aan toegevoegd. Slechts hij. die de wetten der heraldiek kent, kan het zich veroorloven, een be paald authentiek ontwerp te interprete ren, want een „gestandaardiseerd" voor beeld van een bepaald familiewapen be staat nu eenmaal niet. Het spreekt wel vanzelf, dat we hier met op alle vaktechnische problemen kunnen ingaan; alleen over de inhoud der schalden en de aard der helmtekens is volgens onze gastheer een heel boek te vullen. Zo moeten we veel van de „edele conste der blasoene" stilzwijgend voorby gaan en niet nader stil staan bij wapen stempels van schout en schepenen, re- genten-rouwborden, gildeboeken, stads zegels, enz. Vermelding verdient echter, dat sommige wapens een aardige rebus- symboliek hebben: zo werd b.v. de naam „Hensbroek" uitgebeeld door een hen op een broek en „Van Beresteyn" door een beer op een steen. En dan nog iets over de kleuren: de heraldiek kent slechts rood, blauw cn groen, de metalen goud en zilver en en kele zgn. bontsoorten. Ook dit hoofdstuk vraagt veel technische vaardigheid, ter wijl de artistieke mogelijkheden dus sterk gebonden zijn. Zo is de hele heral diek combineren, deduceren, en inter- A1 is het familiewapen dan ook in zijn maatschappelijke functie uit de tijd, zo blijkt toch steeds weer, dat men er aan hecht als iets „eigens" wellicht met hetzelfde verbonden gevoel, dat men ook ten aanzien van de nuchtere familie naam, zoals deze in de Burg. Stand staat, heeft die zijn wapen verloren heeft b.v. door een zegelring, waarin het voor kwam in een Jajyxmkamp voor voedsel te ruilen bij een verzoek om recon structie dikwijls slechts heel weinig over de voorstelling en het „hoe en wat" weet te vertellen. Men praat over vleugels, helmen en vizieren, terwijl laatst nog iemand zeker meende te weten, dat er eenhoge hoed in zijn wapen ge staan had! De ontwerper moet dan weer gaam zoeken en tasten in het hem ten diensite staande historische materiaal, totdat hij de gegevens gevonden heeft, die naar een bevredigende oplossing voe ren. Uit dit alles moge wel duidelijk ge worden zyn, dat heraldiek zonder ge duld, artisticiteit, een rijk archief en veel toewyding e?n onbestaanbaar iets Jaap Stigter. De heet Matten N. Damstra in zijn heraldisch atelier bij de indrukwek kende verzameling, die hij nodig heelt voor zijn wapenontwerpen. Op de achtergrond het kaartsysteem met S00.000 geslachtsnamen, waarvan hij een kaart met lakstempels toont. Op de voorgrond enkele gipsaldrukken van zegels: zoals men ziet. hebben er nogal llinke exemplaren bestaan. ^Ylieuus begin-, Die avond zit hij naast Jaap in een zijlbank van de Grote Kcirk en voelt zich ongewoon en weinig op zijn, gemak. Hij heeft zich moeten haasten, ze waren juist tegen de avond binnengelopen en er viel nog zoveel te beredderen. Dc vrouwen bleven thuis, die zorgen voor Wimmie en voor alle feestelijkheden. Nu zit hij hier en laat de woorden van de preek over zioh heen gaan. Hij weet het wel zo'n beetje.al die preken zijn immers eender. Hij weet er van, zijn kruintje be gint ook al aardig te dunnen en een weök is niets,... een zucht en weer voor bij.... Hij strekt zijn benen voorzichtig uit en kijkt even opzij. Dan plotse lang tref f en hem enkele zinnen. Hij gaat er voor rechtop zitten, hij heeft bet gevoel alsof hij op de man af aangesproken wordt. De predikant heeft het over het voortgaan der dagen en over de kansen, due iedere <tag overnieuw gegeven worden. God schenkt je het leven en in Zijn grote genade geeft Hij je de mogelijkheden cm in Zijn dienst voort te gaan. De kans om iets te zijn voor een ander, de kans om een fout goed te maken, de kans om je naaste het goede voorbeeld te geven kansen, iedere dag overnieuw Harm kijkt ineens neer. naar zijn knieën in zijn donkere zondagse broek. Hij voelt een steek door zich heen gaandoen wat God'wil, kijk, <fat is nou zo verschrikkelijk moeilijk. Je hebt immers allemaal zo je eigen ideeën, je eigein idealen en je werkt al wat je kunt om die te verwezenlijken. Totdat.... ja. totdat dc streep door de rekening komt en je plotseling beseft, dat niet jij, maar kwaam voelde. handen hoort te hou- A!s de slotzang al verklonken is en de zegen uitgesproken, denkt bij daar nog over na. Hij loopt naast Jaap naar huis, de koude van de winteravond merkt hij niet, noch het joelen en lawaaien van de baldadige jeugd. Hij kijkt even omhoog naar de sterrenhemel, alvorens hy de keukendeur opentrekt en Jaap moet hem aanstoten om naar binnen te gaan. Dan zit hy die avond in de stoel by de kachel en leest de krant, maar de woorden dringen niet tot hem door. Hij antwoordt, als Marrigje hem iets vraagt, doet een spelletje mee voor de gezellig heid, maar hij is afwezig met zijn ge dachten en de anderen plagen hem er mee. Hij beseft nauwelijks iets van zijn omgeving, maar hij ziet zichzelf staan op de luiken van de „Arbeid Adelt" met het roer in handen en de zekerheid van het spaarbankboekje in zijn papieren-trom mel in de roef onder zich. Hij heeft ge schraapt en er soms woorden met zyn vrouw over gehad. Hij wilde sparen en werken om vooruit te komenop kracht, omdat hij zich daartoe bc- En een ander kwam er aiet veel op aan, Ergens was een naaste, die zijn steun vroeg, zijn vrouw.een bevriend schipper.zijn broer, JaapMaar hij keek niet op zijhij hield alleen het roer en ging alleen de dagen door. En nu staat hij op de grens. Hij glim lacht, als hij de zenuwachtigheid ziet van zijn schoonmoeder, die het raam open moet schuiven om toch vooral de plech tige klokkenklank van de Grote Kerk te kunnen horen. Hij kijkt Marrigje aan, haar gezicht is toch verdrietig, ondanks de gezelligheid van deze avond Hij hoort in de verte een fluit van een boot gillen, andere volgen en eensklaps is het een verward rumoer dat van buiten af tot hen doordringt. Hij kijkt op. Hij staat recht ineens on der de lamp en steekt naar de anderen zijn brede knuist uit. Moeder Mar rigje.ZusKees. haar verloofde, en Jaap. Die het laatst. Hij neemt de blanke hand van de jongen in dc zijne en een grote verlegenheid slaat hem in eens terneer. Want het is niet makkelijk om uitdrukking te geven aan je ge- „Jaapeen gelukkig Nieuwjaar jon gen.... enennedie centen voor 't studerennoudaar zou ik maar niet meer over in de war zitten. Jij werkt maar rustig door en ik zal dan wel zorgen, dat het met de geldzaken in orde komt De anderen kijken fel ineens op, maar hij wil hun ogen ontwijken. Hij wendt zich af en loopt met grote stappen de deur uit. Hij gaat de straat door, haastig en gejaagd, alsof ze hem achterna zullen komen Op de kade, dicht bij de schuit, staat hij pas stil en luistert naar het na- loeien van de stemmen der schepen, die hier op de rivier liggen. Hij zucht en haalt diep adem. Het is of zijn gestalte langer is geworden en in zijn ogen ligt een nieuw licht. Want de eerste daad in het nieuwe jaar was moeilijk.... maar nodig. Hard nodig. Hij moet leren, dat iedere volgende dag van zijn leven een geschenk van zijn Schcp- dat hij zijn levens-roer in han- KENNISMAKING MET JODOCUS x oM een nieuw jaar dan maar met een nieuw T verhaal te beginnen: we introduceren u Jodocus en j we hebben stof genoeg om V over hem alleen een heel j: jaar lang te vertellen, al T zijn we dat niet van plan. Om u dan verder nog even T wegwijs te maken in zijn T staat van dienst: Jodocus X Schelm, zestig jaren oud X en voor de derde maal ge- huwd met Jodoca Schelm- X van Broddelen. Zeg niet X daf deze laatste uitspraak 2 dubbelzinnig is alsof Jodo- 2 cus al maar opnieuw met j«( Jodoca in het huwelijk X treedt; wie eenmaal zo gek X geweest is, betreurt het d'r jAj leven lang en zou het voor j«c geen geld herhalen zegt X Jodoca zelf. En Jodocus, X die er neven staat, wan- jv neer zij deze stelling po- X neert, zucht diep als een jAj gekooide leeuw, knikt eens jïj en orakelt: Net of ik jou jAf weer zou willen hebben." jAj Waarop het gesprek dan jjt existentiële wendingen neemt, maar dat bewaren tve voor later. 2 Alzo: getrouwd. We voe- 2 gen er aan toe: kinderloos 2 getrouwd, gelijk het beide V voorgaande malen het ge- 2 val geweest is. Met Jocio- 2 cus zul eenmaal deze V Schelmenfamilie uitster- 2 ven, maar ik betwijfel of 2 de wereld daar veel rouw 2 over zal dragen. Die we- 2 Teld heeft althans bij Jo- 2 docits' leven niet veel sym- 2 pat hi c met zijn bestaan 2 getoond. De eerste baas 2 die hem in dienst nam 2 heeft omstreeks vijftig jaar 2 geleden na een kort en hevig contact gezegd: „Schelm, scheer je weg", en nooit heeft iemand een ander refrein aangeheven. Geen baas, geen ambte naar van welke sociale in stantie, geen vrouw, geen hond en geen kat hebben ooit gepleit: Schelmblijf hier....". Maar op Jodo cus zelf maakt dit vol strekt geen indruk; die kiest zelf wel de plek waar hij z\jn en blijven of niet zijn en weg wezen wil. Be halve dan als de mensen geweld gaan gebruiken dan ruimt hij ook tegen zijn zin het veld in eenzaamheid. Zo heb ik hem trou- kennen. Er gens in stad is poortje; zo'n wrakkerig poortje on der miserabele woningen door. Ik haat deze spelon ken. Het is best mogelijk dat ze eens met goede be doelingen gebouwd zijn, zo in de zestiger jaren van de vorige eeuw, toen men zich toelegde op het onder brengen van zoveel moge lijk menselijke wezens up zo weinig mogelijk terrein. Dat was een kunst apart omdat men nog geen flats en geen torenhuizen had uitgevonden, maar men ontdekte wel iets anders. Je kon tussen twee straten in een tussenstraat schep pen. Aan de Noordelijke straat stonden nette huis jes en aan de Zuidelijke stonden daarvan de pen danten. Maar tussen die beide straten was een reepje tuin en als je daar nu ook nog eens^voninkjes pootte kreeg je dus een dubbele opbrengst van je opbrengst van je grondbe zit. Nietwaar voor een tuin betaalt een gewoon burger, mens niets extra's, maar een huisie is een huisie en brengt eens huisies huur op. Desnoods zelfs een dubbele huisieshuur, wan neer men het fiksen kan om die nieuwscheppingen zo te construeren dat ze rug-aan-rug gebouwd wor den. Rest dan tussen vier huizenrijen een minimale lap gronds, goed voor steegjes met babytuintjes, Maar ook dan ben je nog niet klaar, want men kan moeilijk van de nette pandjes verwachten dat ze het mindere gebroed zo maar door hun schone gang laten marcheren. En dan wordt de poort uitge vonden. Dan offer je op het altaar der huisjesmel- kerij één woninkje op om er twintig te vangen. En zo is dan ook dat poortje eenmaal ontstaan, waarin ik lang geleden Jodocus ontmoette. Hij zal toen vijftig jaar zijn geweest,het was nog vóór dc oorloq. Maar ove rigens zag hy er toen al net zo uit als heden ten dage; een warrige bos vuil-geel melkboerenhon denhaar; een gegroefd ge zicht, dat in geen enkel opzicht iets met het woord je „schoon" te maken had; een bar vies pak en kapotte schoenen, die schreeuwden van ellende; plus en be nevens een paar fonke lende ogen, die in volle dige disharmonie verkeer den met de rest van zijn uiterlijk. Zo stond hij daar en ik hield hem gezelschap. Noodgedwongen omdat het gutste van de regen met één van die felle voor jaarsbuien, die je binnen een minuut kletsnat ma ken, terwijl je even goed die minuut kunt wachten totdat er een meer optimis tisch zonnetje doorbreekt. Hoe gaat dat, als je sa men in zo'n poortje be landt? Je staat en je wacht en dan zeg je wat over het weer. Je springt onderwijl van je ene been op het andere omdat het voor jaar koud is en de regen vlagen bovendien de straat hebben blank gezet, zodat een stroompje naar het poortje toekoerst. En dan zeg je: ,Jfioet u nog ver?" „Neen", zei Jodocus toen, „Ik woon hier zogezeid". Hetgeen me verbaasde want wie daar woonde, kon beter naar binnen gaan dan in die tochtige poort blijven toeven. Ik zei dat dusmaar Jodocus schudde tragisch zijn hoofd. „Ik mag niet naar binnen van me vrouw", zei hij be rustend. JEn als ik het toch doe, slaat ze me dood anders doen ik het haar." Dat was Jodocus en dat was zijn destijds tweede gemalin, alsmede zijn toekomstige WIJKPREDIKANT Merkwaardig is echter, dat meiügeen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1951 | | pagina 10