C&ESQ339 4 onze jeuqó-p&qin& f (Vff1 faTjlÉ U301 aaoiwa^au 91 UB laS^BUiMO^ ZONDAGSBLAD 16 DECEMBER 1950 )f VERHAAL UIT DE TIJD VAN CROMWELL „Excellentie, die kamer kans op Uw behoud!" „Kom dan toch, Excellentie!" roept het meisje, dat nu, in de ure des gevaars meer tegenwoordigheid van geest blijkt te bezitten, dan Lucas. „Kom dan dadelijk! Die versperring houdt de bende geen vijf minuten bui ten de deur!" Dit zeggend ijlt ze naar een hoek van het vertrek, drukt op een verborgen veer in de muur en nu springt er een geheime deur open. Achter die deur ver toont zich een nauwe gang in de muur. „Wil Uwe Excellentie mij een hand geven?" vraagt Dorothy, ,,'t Is hier aarde donker, maar mij is elke voetstap be- ..Je gaat toch ook mee, Mattheüs?" vraagt Cromwell aan Howard. „Uwe Excellentie, het is beter, dat Lucas en ik hier blijven. Wij kunnen de bende verzekeren, dat U reeds vertrok ken is. Om Lucas en my is het tenslotte □iet te doen, het gaat om U!" Dit zeg gend sluit Howard de geheime deur, terwijl Dorothy er van binnen een paar stevige grendels voor schuift. En nu begint de tocht door de smalle donkere gang- Cromwell houdt de hand van het meisje vast en zo schuifelen ze verder, terwijl Dorothy het hart in de keel klopt, telkens wanneer Cromwells sabel tegen de muur ketst of zijn sporen Eindelijk is het einde van de gang be reikt en staan ze onder aan een nauwe wenteltrap, die naar de geheime toren kamer voert. De trap is oud en versle ten en telkens struikelt de Protector. Dat hij niet valt is te danken aan de hand van het meisje, die hij stevig om klemd houdt. Eindelijk komen ze in het kleine ver trek. Het ligt vlak onder de pannen en heeft ter verlichting slechts een opening in het dak, geheel gecamoufleerd door klimopranken. Er staan een klein bed, een oude stoel en een tafel. Daarmee is het kamertje ook zo goed als geheel ge vuld. Het is een kamertje zoals er in die tijd bijna in elk groot landhuis een aan wezig was. In tijd van nood bood zulk een vertrek een veilige schuilplaats. Op de tafel ligt schrijfmateriaal en te gen de muur hangt de ijzeren kooi, waar in zich de duif bevindt, die Dorothy juist die middag van de oude Jacob heeft gekocht en hier heeft opgeborgen. „Het lijkt me toe, dat hier kort gele den nog iemand geweest is", zegt Crom well scherp en niet zonder achterdocht. „Zeg me eens, juffrouw Dorothy, zijn vele bewoners van dit huis met het be staan van dit kamertje bekend?" „Nee, volstrekt niet. Vader weet het, maar er komt hier nooit iemand anders dan ik. Och, ik vind dat genoeglijk om me hier eens op te sluiten ver verwij derd van de drukke wereld." „O, juist, maar vertel me eens, wie wo nen er hier zoal in de buurt Wat dunkt je, zullen de omwoners ons te hulp ko men ofzullen ze de zijde van Sexby „Misschien het laatste, Excellentie. Waarom zal ik bet voor U verbergen. De meeste mensen in deze streek zijn openlijk of in het geheim royalisten. Zij, die Uw partij aanhangen wonen hier nog al tamelijk ver vandaan. Ze zijn bovendien niet sterk in aantal, zodat we van die kant geen hulp hoeven te verwachten." „Zo, dat ziet er niet mooi uit. Is er nog een andere weg, om deze kamer te •laten, dan diè wenteltrap en die ge- gang?" mij te hulp te komen. Maar Guy is er Terwijl ze dit overdenkt fladdert de duif in haar kooi heen en weer en op: eens flitst een reddende gedachte het meisje door het brein. Ze springt op van het bed en schreeuwt: „We zijn er Excellentie, we zijn er! O ja, zo moet het kunnen, zeker, zeker, we worden gered. De Here zij ge dankt voor deze verlossende gedachte, die Hij mij heeft ingegeven. Ja ja, nu kunnen Uw mannen te Farmwood ge waarschuwd worden!" Cromwell begrijpt er niets van. Hij is bezig zich voor te bereiden op de dood, die onafwendbaar gaat komen. En nu begint dit meisje met zo'n uitval. In het eerste ogenblik denkt hij aan verstandsverbijstering. Zeker, de angst zal haar geestvermogens hebben ge krenkt. Maar als hij de heldere, de stralende ogen van Dorothy ziet, twijfelt hij weer. Dat zijn niet de ogen van iemand, die door waanzin is aangegrepen. Wat kan dat zijn? „Dorothy, wat heb je zo opeens; zie je werkelijk een lichtpunt in de dikke „Inderdaad, Excellentie, een helder licht en het zal ons redden ook!" „Maar wat dan toch?" „Och Excellentie", zegt ze, terwijl ze haar ogen neerslaat, „Vader wil niet heb ben, dat Guy en ik omgang met elkaar houden. Hij heeft me dat streng verbo den. Hij wil, dat ik met neef Lucas trouw en dat doe ik nooit; dan sterf ik nog „Ho ho kind, niet zo lichtvaardig over sterven spreken. Sterven is geen kleine zaak, maar vertel verder." „Liefde zoekt list, Excellentie en daar om zijn Guy en ik door middel van duiven met elkaar aan het corresponde ren gegaan. Vader weet dat niet. Ik ver klap dus een groot geheim, maar het moet terwille van Uw leven. Vanmiddag heeft Guy me deze duif gezonden door middel van de oude Jacob onze tuinman, die in het complot is". „En wat wil je nu?" vraagt Cromwell ongeduldig. „Ik wil door middel van deze duif een briefje sturen aan Guy en hem vragen naar Farmwood te gaan en Uw mannen te waarschuwen. Wat denkt U daarvan? Hij kan tien minuten nadat hij mijn briefje heeft gekregen, te Farmwood zijn en Uw mannen kunnen dan spoorslags naar hier komen, de afstand is slechts „Daar ga ik nog zo niet op in, Doro thy", zegt Cromwell, terwijl hij de wenk brauwen fronst. „Je neef Lucas heeft immers zoeven duidelijk bewezen, dat meneer Lacy met de samenzweerders ge mene zaak heeft gemaakt. Zijn naam staat ook op de lijst". „Dat is een leugen, dat is een gemene leugen. Excellentie!" roept Dorothy drif tig. „Lucas heeft dit verzonnen omdat hij jaloers is. Hij gunt mij niet aan Guy en daarom probeert hij hem op allerlei manier zwart te maken. Hij weet best dat Vader mij nooit verlof zal geven met Guy te trouwen als het bewezen is, dat Guy tegen U samenspant!" „Maar dat is immers bewezen?" „Door Lucas. Je was er straks toch zelf bij, toen hij mij de lijst van samen zweerders voorlegde?" „Vertrouwt U die lijst dan? Ik zeg U, dat Lucas, daar met opzet de nadm van Guy" heeft tussen gevoegd. Hij weet heel goed, dat Guy met Sexby niets te maken heeft en ook niets te maken wil hebben'*» „Best mogelijk, maar hoe bewijs je dat?" „Als Uwe Excellentie mij verlof wil geven aan Guy te schrijven, zal ik U bewijzen, dat Lucas een leugenaar is en zal ik U laten zien, dat Guy niets te maken heeft met die moordenaars.'' De ijver des Heren „Uwe Excellentie, de donkere gang is de enige weg hierheen. Het huis is ge heel omsingeld en 't is dus voor vader onmogelijk een boodschap te zenden naar Farmwood, waar Uw escorte verblijft." „Ja dat begrijp ik, die boodschapper zou niet ver komen. Het lijkt wel als of ze me dan nu eindelijk in hun strik ken gevangen hebben. Er is geen kans voor mij te ontkomen, tenzij God een wonder doet. Gods wil geschiede". „Maar Excellentie, alleen Vader en Lucas kennen da geheime deur. Voor onbekenden is zij eenvoudig onvindbaar!" „En zou jij denken, dat die twee man nen hun geheim kunnen bewaren?" „O, ongetwijfeld, ze zullen het geheim nooit verraden, dat verzeker ik U." „Misschien is hun geest wel gewillig, maar vergeet niet Dorothy, ook hun vlees is zwak. Geloof maar gerust, dat Sexby wel een middel weet te vinden, om de meest gesloten lippen open te trekken en achter het geheim te komen." Die mogelijkheid heeft Dorothy nog niet overwogen. Ze moet Cromwell ge lijk geven. Als Sexby een geheim ver moedt, zal hij niet rusten voor hij dat kent. Wellicht zal hij er Vader vrese lijk voor martelen. Verslagen valt het meisje op het bed neer. In wanhoop bedekt ze haar gelaat piet haar handen en prevelt een gebed ®m uitredding uit deze grote nood. Ondertussen dreunt het huis van de zware voetstappen, op da trappen en in de gangen. Meubels worden omver ge worpen en het lijkt wel of de hel is los gebroken in het kasteel. „Was Guy maar hier", denkt Dorothy. „Als hij nu op dit ogenblik hier was, zou ik me zeker veilig voelen. Eén woord zou maar nodig zijn om hem door water en door vuur te doen vliegen, om De grootheid dezer heerschappij en des vredes zal geen einde zijn op de troon Davids en in Zijn Ko ninkrijk, om dat te bevestigen en dat te sterken met gericht en met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toede ijver dés Heren der Heerscharen zal zulks doen. Jes. 9 6. fJERINNERT U zich het gesprek tus sen Filippus, de Apostel, en de Moorse kamerling? Hoe kon die zwar te meneer de profetie van Jesaja ver staan hebben als de Here aan onze Filippus niet „een bijzondere opdracht" had gegeven? Zo leerde de kamerling de Messias kennen en al wat Hij had volbracht voor mensen, die in Hem geloven. En in de adventstijd van 1950 zien wij op naar de hemel, al was het alleen maar omdat wij schrikken van wat zich op de aarde afspeelt. Die hemel is inderdaad gescheurd en Hij, Jezus, is nedergekomen als ware Hij de zichtbare verhoring van de bede, eenmaal door de profeet Jesaja ten hemel geschreid namens een zwaar be proefd volk. Heerlijker kon het profetenwoord niet worden vervuld. De Koning kwam.o, zeker: arm, erg arm, maar in goddelijke heerlijk heid, enhet móet waar zijn: Zijn heerschappij vól barmhartigheid met in zichzelf verloren zondaren en rebel len) zal nooit een einde hebben. De Vredevorst kwam, Wiens naam is Wonderlijk, Raad, Sterke God, Va der der eeuwigheid. De Davidszoon kwam en de ongelukkiger, de tolle naars, de dieven, de moordenaars, maar ook de gebrekkiger en de blin den zelfs, ze herkenden Hem: „Jezus, Gij Zone Davids, ontferm U over onsl" Zijn koninkrijk wordt bevestigd, vast gemaakt. Er zal gerechtigheid wonen; het wordt straks gefundeerd op het verlossend werk van Hem, Die sterven zou „om onze zonden, en opgewekt zou worden om onze rechtvaardigmaking". Gefundeerd op hert gebeuren in de stal van Bethlehem, en aan het kruis van Golgotha en in de hof van Jozef van Arimathea. De Satan zal „als een bliksem uit de hemel" vallen. Gericht en gerechtig heid zullen de pilaren zijn, waarop dat Koninkrijk rusten zal. Hij brengt de beslissing in de wereld en Gods wil zal maatstaf worden voor ieders handel en wandel. Verlangt U ook naar die toestand? Of houdt U het nog gaarne by Uw be slissing, Uw maatstaf oordeel, bevin ding? Let dan op de tekst. Deze zegt: „De ijver des Heren zal zulks doen". In de adventstijd horen wij van des Heren ijver! Zijn gezindheid, Zijn raad, Zijn werk wordt volvoerd. Naar Zijn gemaakt bestek. Ga dus aan die ijver niet voorbij. Geweldig is Zijn mogelijk heid en wie niet van die ijver wil weteji, móet door zijn na-ijver getrof fen worden. De Here toont Zijn liefde in Zijn ijver. Hij biedt volkomen uitkomst in Uw armelijk mensenbestaan, dat zo uit komst- en uitzichtloos schijnt. Hij kan en wil en zal in nood, Zelfs bij het naderen van de dood, Volkomen uitkomst geven. Daarom zendt Hij Zijn Zoon.... en: Diens naam is Wonderbaar, Zijn daden Zijn wonderen van genade alleen, Hij doet ons, hóe met schuld beladen, Verzoend voor 't oog des Vaders treën. Cromwell glimlacht. Hij is er nog niet zeker van, dat hij nu niet in een gemene wolvenklem zal vastlopen. Hij staat daar tegenover een opgewonden meisje, dat hartstochtelijk de man verdedigt, die ze liefheeft. Het kind beeft van verontwaardiging, maar zegt ze niet meer, dan ze bewijzen kan? Maar wat maakt het ook feitelijk uit? Hij is toch een verloren man. Heeft het kind gelijk, dan is er misschien nog een kans op redding en indien ze ongelijk heeft, dan verandert dit aan de zaak feitelijk niets. Nog even denkt hij na en dan zegt hij langzaam: „Nu goed, Dorothy, je zult je zin hebben. Schrijf maar dadelijk aan Lacy. Misschien wil God deze poging zegenen en mij op deze wijze door een meisje en een duif red den. Er hangt tenslotte van mijn leven meer af, dan jij jezelf kunt voorstellen." Cromwell spreekt nog, als Dorothy de ganzeveer al gegrepen heeft. Vlug krabbelt ze op een stukje papier: „Cromwell is hier in gevaar van moor denaars. Als jij mij liefhebt, rijd dan onmiddellijk naar Farmwood en breng zijn escorte hier. Maar vlug, vlug! Je Dorothy." Het zweet staat het meisje op het voor hoofd als ze het briefje geschreven heeft. Ze bindt het papiertje onder een der vleugels van de duif en dan steekt ze het diertje door het enige dakraampje naar buiten. De vogel maakt enkele kringen boven het huis en vliegt dan pijlsnel weg. De Protector staart het diertje na en onwillekeurig denkt hij aan Psalm 55: „Och of mij iemand vleugels gave als ener duif", mompelt hij, „ik zou henen vliegen en rust vinden. Rust, Dorothy, dat is het, wat ik in deze woelige, ver warde wereld verlang. Ik wens rust en ik bid om rust, maar ik vind ze nooit. In de tegenwoordigheid van God, voor wie wij slechts arme, zwakke schepselen zijn, verzeker ik je, dat als ik de keus had gehad, liever op mijn landerijen ge bleven zou zijn en voor mijn kudde gezorgd hebben, dan het bestuur over dit land te voeren en het hoofd van deze staat te zijn. Maar ik heb geen keus meer. Ik heb mijn hand aan de ploeg geslagen en nu kan alleen God mij van mijn taak ontslaan." Terwijl hij dit zegt, leunt hij met zijn hoofd op de hand en zit in diepe ge dachten. Ondertussen is het lawaai in het huis nog allerminst aan het luwen. De ver volgers lopen heen en weer door het huis, ze laten geen kamer, geen ruimte, hoe klein ook, ondoorzocht en ze schreeuwen en tieren van woede bij elke mislukte poging om de gehate Protector te vinden. Ze slaan tegen de kasten en tegen de muren, in de hoop een geheime schuilplaats te zullen vinden. Ze ruk ken alle deuren openalleen die ene deur, de geheime deur, kunnen ze niet vinden. Dorothy staat te trillen van angst als zij dit alles hoort. „Hoe zal Vader het maken", denkt ze, „zuljen de onver laten hem kwaad doen?" Ze wilde het wel uitgillen van angst, maar de kalmte, waarmee Cromwell haar telkens aanziet, houdt er haar van terug. (Wordt vervolgd) Ubbl UdtLVSLdDHU ai 01 VlasteVONOZ ZONDAGSBLAD 16 DECEMBER 1950 ©var hagedióóen, konijnen, duiven en EEN BEKEND GEZEGDE, DAT JULLIE MOETEN ZOEKEN Beste neven en nichten, Ik zal deze week maar eens een grote stapel van de post, die nog lag te wachten, afwerken. Maar laat ik eerst even wat vertellen van de puz zle, die we dit keer moeten oplossen. Jullie zien drie cirkeltjes onder elkaar staan. Elk cirkeltje stelt een woord voor en als je de woordjes achter elkaar zet, komt er een heel bekend gezegde uit. Doen jullie er allemaal goed je best op? Prachtig, dan gaan we nu, aan de briefjes beginnen. Ja, Emmie van Dort, je hebt gelijk, hoor, het rijmpje „Amsterdam, die grote stad is gebouwd op palen" staat écht op de puzzle van de vorige week. Leny van Mastrigt vertelt me nu nog wat van haar vacantie. Ze is helemaal in Putten geweest met vader, moeder, zusje en Bertje. Nou, jullie geloven toch wel, dat ze zich daar bést heeft geamuseerd!? Annemarie Taekema ge feliciteerd met de 9, die je voor schrijven hebt gekregen, zeg! Marike van Nielen (helemaal in Helmond, Wesselmanlaan 26) vraagt, ^f ze mee mag doen met het clubje van Oom Karei en Tante Lies, ook al krijgt zij het Zondagsblad van opa. Natuur lijk, Marike, jij hoort er ook bij, Dit is de tweeling Atie en Piet Voor winden. Zij zijn 12 jaar en kunnen reuze met elkaar opschieten. Vinden jullie het ook zo'n aardige foto? hoor! Ike Bakker kan het niet laten, nog wat te schrijven van het Sinter klaasfeest, dat zij heeft gevierd, 't Was ook zo leuk. Poppenkast over Sjors, Dikkie en nog veel meer. Willy v. d. Spek vertelt me, dat zij de oudste is van 5 kinderen. De jongste is 4 jaar en een echte, gezellige rob bedoes. Geknipt voor ons clubje, Wil ly. Ik ben dol op gezelliêe kinderen! En wat zeggen jullie van Folkert Horst, die op een goedq dag een ko nijn zijn kamertje zag binnenhuppe- len. Dat was een grapje van zijn moeder. De groetjes aan zuster Horst in ziekenhuis Eudokia in Rotterdam. Tonnie Overvliet: ik vind het flink, dat jij je kleine broertje zo leuk helpt. Leuk, dat jullie op school zo goed breien leren. Lcnie de Visser is meegeweest naar opa en oma in Dirksland en zij kreeg van Sint Ni- colaas prachtige pantoffels. Geen wonder, dat Lenie dik" tevreden is! Janny de Visser vraagt, of ze ook wel eens een verhaaltje mag sturen naar de krant. Welja, Janny. Als het aardig is, drukken we het nog af ook! Zeg, Wilma Kiewiet het is al weer een poosje geleden, dat je over je zieke zusje hebt geschreven. Is zij onder tussen al weer beter geworden? Jij hebt vast een handige vader, als hij een poppenledikantje voor het zusje kan maken. En was ze ook blij met het kinderstoeltje? Dat moet je me maar eens gauw schrijven» Wilma. Toos Staal. Zal ik je eens wat vertel len? Zélf heb ik ook dat boek Peerke en zijn kameraden zo mooi gevonden Wat kan die mijnheer v. d. Hulst prachtig vertellen, hè? Lia Bruinooge uit Wateringen schrijft me over haar zusjes van vier jaar. Zij zijn een twee ling en jullie snappen wel, dat Lia er maar wat trots op is. Zij neemt de tweeling altijd mee naar school. Moet je eens horen, hoe druk Hiltje Belksma het wel heeft. Zij krijgt pianoles, gaat op de padvinderij, krijgt Franse les, Engelse les, gym nastiek en stuurt bovendien nog brie ven naar Oom Karei en Tante Lies. Corrie Roos heeft me een grappig ge dichtje gestuurd, dat ik nog nooit eerder had gelezen. Het gaat over een haantje en een hennetje, die samen op reis gingen, op zoek naar een boer en een boerin, die goed voor hen zou den zorgen. Bedankt hoor, Corrie! Weet je wat Ineke ten Kate en Joke ten Kate zich voorgenomen hebben? Ze gaan vast nog eens de tekeningetjes van Hans en Grietje natekenen. Laat je me er ook eens één zien, meisjes? Jopie Siepman heeft me daar even grote plannen; hij gaat duiven houden en nog een konijn bovendien. Noortje Koch vertelt, dat haar moeder nogal gelukkig is bij het oplossen van puz zles. Kijk eens aan, Noortje: dat is een aansporing voor jou om je moe der te volgen. Uit Pijnacker kwam een briefje van Geertje Verweij. Bij haar is St. Nicolaas niet persoonlijk geweest, maar de Sint gaf het alle maal aan de moeder van Geertje en toen kwam het ook goed terecht. En: nog wél gefeliciteerd met je verjaar dag, Geertje! Henny v. d. Broek is erg blij met het boek Onder moeders vleugels, dat zij van de Sint heeft gekregen. Vond je het zó mooi, Hen ny? Zeg, Jan v. d. Burg, beloof jij nu, dat je ook blijft schrijven? Nou, Gooitske Hampel (dat is zeker een Friese vóórnaam, hè) als jullie 's avonds bij elkaar zitten, spelen jullie vast wel eens met het domino-spel van de Sint? Willy Ouderwater en alle andere nieuwe neven en nichten: welkom, hoor! En moet je horen, wat Cor Zwaai schrijft: „Mijn hagedis is nog niet in een winterslaap. Hij vindt het bij ons lekker warm in de kamer. Hij denkt zeker, dat het zomer is. Ik geef hem nog steeds meelwormen. Die lust hij, hoor! U moet zien, schrijft Cor Zwaai verder, hoe grappig hij water drinkt. Hij steekt zijn tongetje uit en zuigt dan het water op. Bij mijn vriend zijn ze uit de teil ge sprongen en daarna de tuin ingetip- peld. Zijn moeder vond er van de week een onder de bladeren. Hij had zeker in de knel gezeten, want hij had geen staart meer. Ja, die Cor maakt wat mee met de hagedissen! Ja, Emmie Toet ik zal de groeten doen aan Tante Lies. Jammer hè. Tante Lies is op het ogenblik ziek; ze ligt op bed. Nou, dan begrijp je wel, dat ze dubbel blij is met die groeten! Anneke Wesselink. Zo, heb ben jullie op school een krantje? Nou, als jij in het bestuur zit, kun je me er zeker wel eens eentje sturen? Ik ben er erg benieuwd naar. Vergeet je dat dus niet? Nico Fros zegt, dat hij het erg prettig op school vindt, maar de vacanties versmaadt hij toch ook niet. Hoe bestaat het, hè? Jaco- mien Scholten vraagt me, of ik school juffrouw een mooi vak vindt. Natuur lijk, Jacomien. Zeg, hoe wordt jij ge noemd? Co of Mien, of voluit Jaco mien? Ziezo, beste neven en nichten, ik heb nu heel wat oude briefjes ook beantwoord, al blijven er nog veel liggen, hoor! De kinderen, die nu nog geen antwoord hebben gekregen, moe ten nog maar even geduld hebben. Ik heb nog verschillende foto's van tweelingen in mijn la liggen. Die gaan nu heel gauw met de post terug, maar ik wil er eerst een afdruk van laten maken voor het Zondagsblad. Zo nu en dan zullen mijn neefjes en nicht jes dan een foto van een tweeling op de jeugdpagina vinden. Dan nog iets. Ik krijg geweldig veel brieven, maar zo erg weinig vragen. Jullie mogen Oom Karei van alles vragen hoor, over de natuur, de dieren, de techniek, over alles. Ik zal zien, dat ik er een antwoord op kan vinden. Dus: vraag maar raak! Zet op je brief dan vooral: „Vraag aan Oom Karei" en denk je er aan: alle brieven voor Oom Karei en Tante Lies altijd sturen naar het bureau van de krant, maar vergeet er niet op te zetten: Voor Oom Karei en Tante Lies. De oplossing van het raadsel van de vorige week is: Amsterdam. Nou de meesten hadden dat wel goed na tuurlijk. Nu zijn jullie natuurlijk erg benieuwd naar de prijswinnaars: Adrie Rozendaal, Dik Hoogcrwerf, Joke en Ria Grocneweg, Corrie Braanker. En de troostprijzen zijn voor: Joh. van der Kwaak, Arie Jan sen, Annie van der Kaaden, Anneke Domburg. Opgelet: de prijsjes wor den allemaal over de post gestuurd en behoeven dus niet afgehaald te worden. Ziezo, voor deze week vind ik het zo wel weer genoeg. Ik stuur een extra hartelijke groet aan alle zieke neefjes en nichtjes in de zieken huizen en de sanatoria en daarna: tot volgende week! OOM KAREL Weet je wat je eens moet lezen „Bram en het sleuteltje", een boekje voor de jongsten uit onze kring. Een klein jochie, Bram is zijn naam, neemt zonder dat zijn moeder het weet. een sleuteltje weg, de sleutel van de voor deur. Zijn vriendje is een beetje jaloers, dat Bram een echte sleutel heeft. En Brammetje wordt dan trots. Parmantig wil hij zijn bezit aan de juffrouw laten zien. Hij grijpt naar zijn padvinders- riem, waar het sleuteltje aan moet han gen, maarhet is weg. Bram kan het nergens meer vinden. Hij schrikt vre selijk, durft het niet thuis te vertellen enwat er verder gebeurt is in het boekje te lezen, dat Riek Houtman heeft geschreven. Jan Haan N.V. te Groningen uitgegeven en waarbij Tonny Schuursma leuke tekeningen maakte. „Het verloren paardje", ook al een boekje voor onze kleinere jongens en meisjes. Het gaat over een jongetje, dat net als het ventje hierboven, Bram heet. Dit jochie had een prachtig paardje, waar hij altijd mee speelde. Op een dag raakt hij het zomaar kwijt. Waar dit paardje dan terecht komt, wat het meemaakt en hoe Bram het weer terug krijgt staat allemaal in dit boekje C. B. Drewes heeft het geschreven. Jan Haan N.V. te Groningen uitgegeven, terwijl Hein Kray voor de tekeningen zorgde. Drie kleine kleuters, uitgegeven bij dezelfde maatschappij. Wies, Willie en Wim, twee zusjes en een klein broertje, moeten een bus stroop naar hun groot moeder brengen. Onderweg komt er op eens een valse hond aangerend, die blaft, gromt en wil bijten. De kleuters worden bang, rennen weg enver geten de bus stroop mee te nemen. Dat is allemaal erg vervelend, maar toch komt het weer goed. Hoe? Lees dan dit boekje maar eens. Het is geschreven door Wieland Wouters. Eva Schutz tekende de plaatjes. Van Krelis en Leo. Krelis is een boerenjongetje Zijn trouwste vriend is Leo. een grote hond. Op een keer is Krelis heel onvoorzichtig. Hij valt in een diepe sloot. Toen heeft Leo hem het leven gered. Ja, dat kunnen honden. Hoe zij dat doen staat in „Van Krelis en Leo". N.V. Jan Haan te Groningen gaf het uit. F. L. Burg is de schrijver en P. A. Hoon de tekenaar. Ik vlieg naar het land van de zuiderzon, Geen kievit, die ooit tegen koude kon, De wind is te fel en het wordt nu^ Het leven verstomt en het wordt hier zo stil» Ik vlieg naar het land van de zuiderzon. bloemenIk vind Hier in Holland de winter te bar en te koud, Piewiet! Zo zie je ons trekken, hoog in de lucht. En af en'toe hoor je een ver gerucht, Je hoort ons nu lange maanden Maar keert eenmaal de lieve lente weer, Dan komen we spoedig in Holland terug. Piewiet! 85. Na een tijdje was de oven 86. „Ja, jij bent even dom als dat m, dat d« deur helemaal rood- Je klein be„t... s„au„de de heks, 87. De heks stapte voorzichtig naar voren en klom op haar knieën op de ovendrempel. „Zo doe je dat, gloeiend was. De heks lachte tevre- den en zei, dat Grietje even moest „begrijp je niet, dat je er een bankje domoor", zei ze, „kom hier met die voelen of het wel goed warm was by moet halen?" „Ja, maar wat moet bollen, dan kunnen we ze meteen binnen in de oven. „Ik kan dat TT in de oven leggen om te bakken, niet", zei Grietje, „Ik ben veel te lk daarna doen? Wilt U mij niet even terwijl Hans kookt." Maar plotse- klein." laten zien, hoe ik het doen moet?" ling kreeg Grietje een iaee.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 8