G
De kostbaarste spionnage-affaire
aller tijden
4
ZONDAGSBLAD 16 DECEMBER 1950
,Operaiie Cicero'
Hoe Hitier voor F 1.300.000.-
rapporten kreeg van de con
ferenties in Moskou, Teheran
en Cairo
SPIONNAGE is uiteraard een ge
heimzinnig iets. Neem b.v. de
achter ons liggende oorlogstijd. We
wisten dat er gespionneerd werd,
maar het hoe en het waar ontging
ons. Hierover hoopten we na de be
vrijding meer te horen.
Nu is het zo ver. De oorlog ligt vijf
jaar achter ons. Maar wat zijn we
wijzer geworden? Eigenlijk weten we
nog niets. De geheimen worden niet
prijsgegeven, omdat de spionnen en
geheime agenten, die in de oorlog een
enorme ervaring opdeden, veelal nóg
werken volgens hun beproefde me-
Hoe de Duitse geheime dienst ach
ter uiterst belangrijke geheimen van
de geallieerden kwam, wordt ons ver
teld in de publicaties van de Ameri
kaan Dr. M. W. Kempner. Geduren
de de oorlog werkte hij voor de Ame
rikaanse inlichtingendienst en daarna
was hij verbonden aan het gerechts
hof te Neurenberg, dat de Nazi-oor
logsmisdadigers berechtte, waar hij
een speciale studie van de Duitse
spionnage maakte. Zo vertelt hij hoe
de Duitsers achter de geheime notu
len van de besprekingen der gealli
eerden in Moskou, Teheran en Cairo
kwamen.
Een telefoontje
TT ET was in de nacht van 26 Octo-
ber 1943. Ludwig Moyzisch en zijn
vrouw waren vroeg naar bed gegaan,
omdat Ludwig er op een vreselijke
manier de smoor in had. Waarom?
U moet weten dat hij voormalig
Weens journalist werkzaam was
bij de Duitse geheime dienst maar
erg veel succes had hij niet. In feite
bestond zijn enige werk tot op heden
uit zijn hulp aan de troebelen in Irak
in 1941, toen Rashid Ali Bey in Gaila-
ni tegen de Engelsen rebelleerde,
maar het hele geval bleek een storm
in een glas water te zijn en toen de
Britse troepen korte metten er mee
maakten, behoorde de opstand alras
tot het verleden. Weliswaar was Moy
zisch er nog in geslaagd om Ali Bey
in de vermomming van Duits oorlogs
correspondent naar Berlijn te krijgen,
waarvoor zijn superieuren hem een
complimentje gaven, maar daarna
hoorde men in Berlijn niets meer van
hem. En dit was de reden van zijn
slechte humeur: enige dagen geleden
werd hij voor een spoedconferentie
naar de Reichshauptstad geroepen,
waar hem kort en bondig werd mee
gedeeld, dat hij had te kiezen tussen
twee dingen: of iets presteren voor
de Sicherheitsdienst of als soldaat
naar het Russische front. En dit laat
ste zat hem vreselijk dwars, want
Ludwig was geen held, ziet u. Verre
van dat!
Het zal ongeveer twaalf uur zijn
geweest toen de telefoon Moyzisch
wekte. Slaperig nam hij de hoorn van
de haak. Het was Frau Jenke, die
hem belde. Frau Jenke, u moet dit
even weten, was een zuster van de
Duitse minister van buitenlandse za
ken, Von Ribbentrop, en haar man
had een hoge functie bij het gezant
schap der Nazi's in Ankara, waar zo
wel de Jenkes als Moyzisch woonde
in het Duitse Dorp, waar alle Duitse
diplomaten enz. hun domicilie had
den. Frau Jenke deelde Ludwig me
de, dat haar man wenste, dat hij on
middellijk naar hun huis kwam voor
een belangrijke bespreking.
Na korte tijd meldde Moyzisch
zich. Jenke deed zelf open en zei:
,,Er zit iemand binnen die beweert
iets op jouw terrein te hebben. Hij
spreekt geen Duits, maar ik denk
wel dat hij te vertrouwen is. Z'n ach
ternaam is Diello of zo iets en pro
beer of er wat met hem is te berei
ken. Als het onderhoud klaar is laat
je hem maar uit en sluit de deur. Ik
ga naar bed."
Moyzisch trad de huiskamer bin
nen, waar een klein kereltje met grijs
haar en onaangename gelaatstrekken
hem wachtte. De man sprak hem in
het Engels aan en zei, zonder zich
voor te stellen: ,,Ik kan uw regering
een grote dienst bewijzen, rrjaar ze
moeten er goed voor betalen." Ter
wijl Moyzisch de kamer op en neer
drentelde, vervolgde de man: ,,Ik kan
fotocopieën krijgen van de belang
rijkste documenten van de Britse
Ambassade en ik vraag u er vijftig
duizend gulden voor."
Moyzisch' eerste impuls was de
spion in z'n kraag te grijpen en hem
de deur uit te smijten. De prijs was
belachelijk hoog! Hij wist dat de bes
te spion een Turk in de Turkse
Ambassade in Londen vijf duizend
gulden per document kreeg en deze
kerel vroeg hem tien maal zoveel.
Maar toch, kon hij hem in zijn om
standigheden laten schieten? Mis
schien opende hij de mogelijkheid,
dat hij niet naar het Oostfront behoef
de te gaan.
Na veel heen en weer gepraat zei
Moyzisch de man, dat hij de zaak
zou bespreken. „Bel me overmorgen
op om precies vijf uur. Meldt u als
„Peter" en vraag of uw brief is ont
vangen. Zeg ik „Ja", dan gaat al
les door, is mijn antwoord. „Neen,"
dan is uw voorstel afgewezen. In het
eerste geval ontmoet ik u daar en
daar in het park en u geeft me, in
ruil voor het desbetreffende bedrag de
trommel met de smalfilm, waarop
de documenten staan. U krijgt het
geld in bankpapier van grote bedra
gen. Met deze woorden opende hij
de deur en liet hem uit.
Von Ribbentiop hapt toe
De volgende morgen vroeg Jenke
aan Moyzisch: „Hoe vond je die ke
rel? Hij is huisknecht van de Britse
Ambassadeur. Het was eigenlijk zijn
bedoeling om operazanger te worden,
waarvoor hij in Milaan studeerde.
Vóór hij deze betrekking aannam,
had ik hem in dienst, maar hij is me
ietwat te handig voor huisknecht,
daarom heb ik hem gewipt."
Jenke was het met Moyzisch eens
dat hij een krankzinnig hoge prijs
vroeg. En wie garandeerde dat ze
geen kat in een zak kochten? Hij
stelde zijn rapport op en overhandig
de het aan Franz von Papen, de
Duitse gezant, die hen in de namid
dag in zijn kantoor ontbood. Von
Papen bleek enthousiast over het
voorstel, riep een telegrafist bin
nen, die een code-telegram voor Von
Ribbentrop opstelde. Als deze er mee
Van Cicero vernam Hitier de uitslag van de conferentie der Grote Drie,,»
accoord ging moest onmiddellijk het
desbetreffende bedrag worden overge
maakt. En Von Ribbentrop ging er
mee accoord. De volgende middag
kwam het geld aan met het lijnvlieg-
tuig uit Berlijn, al was het "helaas
niet in biljetten van grote bedragen
omdat de Engelsen in Frankrijk leer
geld hadden betaald en geen „groot
geld" meer afgaven aan buitenlan
ders.
Om vijf uur zat Moyzisch op zijn
bureau en wachtte op de telefoon
van „Peter." Naast hem zat zijn se
cretaresse, een nieuwe. Voorheen had
hij een oudere secretaresse, die - daar
zij haar hand knelde bij het sluiten
van de brandkast - onbekwaam was
geworden om te tikken. De nieuwe
vond hij echter nog zo gek niet. Hij
hield nu eenmaal van een knap
snuitje en een knap ding was Nelly
Kapp. Bovendien had ze relaties en
haar vader had invloed in Wilhelm-
strasse, drie factoren, die bij Moy
zisch terdege meetelden. Om precies
vijf uur ratelde de telefoon. Verbeeld
de Moyzisch het zich, of keek Nelly
aandachtig, toen hij „Peter" vertelde,
dat hy de brief ontvangen had?
Die nacht in het donkere park ont
moette hij Diello, die hem een alu
minium trommel overhandigde, in
ruil voor het pak bankpapier. De vol
gende dag was het de Turkse onaf
hankelijkheidsdag. Het personeel had
vrij en samen met de Gestapo-foto-
graaf ontwikkelde hij de films in het
lege bureau. Toen alles klaar was,
riep hij Von Papen en Jenke. De
spanning steeg. Zouden de films het
grote bedrag waard zyn?... Ze wa
ren het waard, want wat ontrolde
zich voor het oog van de drie Duitse
spionnen? Een volledige lijst van de
Britse geheime agenten in Turkije,
een overzicht van de wapenen, die
Amerika aan Rusland had geleverd,
gespecificeerd naar type en hoeveel
heid. De volledige tekst van de con
ferentie tussen de Engelse gezant
Sir Hughe Knatchbull-Hugessen en de
Turkse minister van buitenlandse za
ken Numan Menemencioglu over de
deelname van Turkije aan de oorlog
tegen Duitsland en het voorlopige
rapport van de conferentie van Cor-
dell Hull, Anthony Eden en Molotov,
die juist in Moskou aan de gang was.
„Peter" werd Cicero
Von Papen was in zijn nopjes.-
„Een prachtkerel, die Diello. Natuur
lijk kunnen we hem geen Diello meer
noemen, omdat hij zo heet. „Peter"
is te gewoon, nee, we noemen hem
„Cicero." En dit was het begin van
„Operatie Cicero," het begin waar
mee Hitier en Von Ribbentrop zó te
vreden waren, dat ze direct naar
Von Papen telegrafeerden, dat Cicero
vast aan de spionnage-groep moest
worden verbonden. Alleen was Hitier
even heel erg woest geweest en kreeg
hij een van zijn gekke buien, toen hij
las dat Amerika zoveel hulp aan Rus
land verschafte.
Enige tijd later vertelde Moyzisch
aan Cicero, dat hy alle „topsecrets"
van hem zou kopen, maar alleen als
hij zijn prijs verlaagde. Cicero be
loofde, dat hij voor iedere twintig
films „slechts" honderdvijftigduizend
gulden zou rekenen, een bedrag dat
later tot honderdduizend gulden werd
teruggebracht. In totaal ontving Cice
ro van Wilhelmstrasse echter een be
drag om-en-de-bij fl. 1.300.000.
Meestal wilde hij Engelse ponden
hebben, een enkele maal diamanten,
die speciaal voor hem werden opge
kocht. Om onbegrijpelijke redenen
vertikte hij het echter om zich in gou
den Reichsmarken, Zwitserse franks
of zelfs dollars te laten betalen.
Steeds waren zijn documenten van
grote waarde, behalve eens, toen hij
kwam aandragen met een film, die
bij het afdrukken niet anders bleek
te bevatten dan een staat van uitga
ven der Britse Ambassade. Moyzisch
vertelde hem, dat hij hiervoor niets
kon betalen, doch met een veelzeg
gend gebaar wees Cicero naar het
Russische gebouw: „Jullie niet? Zij
graag!" Toen kreeg hij zijn geld.
Na lange tijd kreeg Moyzisch hem
zo ver, dat hij wilde zeggen hoe het
hem steeds gelukte de documenten te
fotograferen. „Wel," zei hij, „De ge
zant Sir Knatchbull-Hugessen is een
man als Churchill. Hy schildert niet
onverdienstelijk en houdt bovendien
van muziek. Ik heb hem eens enkele
aria's voorgezongen en kreeg zo zijn
vertrouwen. Op zekere dag ging de
gezant naar Istanboel en ik schui
erde zijn pak, toen er een sleuteltje
uit zijn broek viel. Het was de sleu
tel van de brandkast en ik liet er een
copie van maken omdat ik plots voel
de, dat er geld uit te slaan was. Van
m'n spaargeld kocht ik een camera
en oefende me in het fotograferen van
couranten tot ik de slag te pakken
had. Toen maakte ik opnamen van
documenten uit de safe, die er belang
rijk uitzagen. Meestal doe ik het als
de gezant uit is en hij gaat vaak uit
om te schilderen of om in de radio
studio piano te spelen omdat de pia
no daar beter is dan de vleugel in
het gezantschapsgebouw. Ook doe ik
het wel als hij in bad is en ik alleen
Man zonder geweten
Moyzisch was onder de indruk van
Cicpro. Hier stond een mens voor
hem, wiens enige doel was geld te
verdienen, zoveel mogelijk, hoe deed
er niet toe, als het maar vlug en ge
makkelijk ging. Hij was absoluut niet
geïnteresseerd in de uitslag van de
oorlog en was alleen een Duits spion
omdat de Duitsers meer voor de Brit
se geheimen betaalden dan iemand
anders. Zou hij kans gehad hebben
om achter Duitse geheimen te ko
men, dan had hij deze met een ge
rust geweten aan de Britten of de
Russen verkwanseld. Hij was een
man zonder geweten en zonder ge
voel en voegde Moyzisch bij het af
scheid toe: „Denk er aan, als er iets
mis gaat, gaan we samen...." Vanaf
die tijd ontmoette Moyzisch hem
niet meer alleen, maar was steeds
vergezeld van een gewapend persoon.
Cicero's berichten waren van een
niet te onderschatten waarde voor de
Duitsers. Door hem vernam Hitier de
uitslag van de conferentie der Grote
Drie in Teheran, want de Britse ge
zant in Ankara kreeg de notulen, die
door Cicero werden gefotografeerd.
Zo wist Hitier, dat er onenigheid was
over het tweede front. Churchill wilde
Europa via de Balkan binnenvallen
om te voorkomen dat de Russen te
veel terreinwinst in westelijke rich
ting zouden behalen, Stalin daarente
gen was een voorstander van de vor
ming van een Tweede Front aan de
Kanaalkust omdat het dan even zou
duren alvorens de westerse troepen
ver op het vasteland zouden kunnen
doordringen. Roosevelt deelde de me
ning van Stalin omdat hij en zijn mi
litaire adviseurs van oordeel waren
dat alleen een landing in Frankrijk
spoedig een Duitse nederlaag tot ge
volg zou hebben. Hitier vernam ook
dat zowel de Engelsen als de Russen
Turkije in de oorlog wilden hebben;
de Engelsen omdat het dan noodzake
lijk zou worden een invasie in de Bal
kan te ondernemen en de Russen
hoopten dat door een oorlog Turkije
niet alleen Duitsland zou verzwakken
maar ook zichzelf.
Von Papen vroeg direct een onder
houd aan met de Turkse minister van
buitenlandse zaken. De laatste rook
lont en zei in een onderhoud tot de
Britse gezant, dat er ergens in zijn
dienst een lek zat. Hoe zou Von Papen
anders iets kunnen weten van de ge
heime besprekingen, die zij beiden
hadden gehad? Sir Hughe nam on
middellijk maatregelen en per vlieg
tuig werd een ingewikkeld alarmsys
teem naar Ankara gebracht, om zijn
brandkast te beveiligen. Voor Cicero
baarde dit apparaat weinig moeite
omdat hijzelf behulpzaam was bij de
aanleg...
Nelly verdwenen
Zo ging het door. Het ene Engelse
document na het andere werd gefoto
grafeerd en vond zijn weg naar Hit-
(Zie vervolg pag. 5)
ZONDAGSBLAD 16 DECEMBER 1950
JS O-
5
mysteRieus
ieuw- L
k", 4 J r
uineci
„het U&tste Bivak".
vervoLQ C
„junqLe pimpcRnel"
B")B REITSMA, nogal eigenwijs, nogal
gereserveerd en nogal excentriek, is
in de kleine Europese gemeenschap, er
gens weggestopt aan de Zuidkust van
Nieuw-Guinea, opgenomen.
Deze gemeenschap voorspelt hem geen
lang bestaan bij het corps B.B., het Bin
nenlands Bestuur.
Maar Papoealand heeft op sommige
typen een wonderlijke uitwerking en alle
voorspellingen ten spijt, blijkt al spoedig,
dat Reitsma uit het echte pioniershout
gesneden is en eigenlijk nergens beter
op zijn plaats is dan op Nieuw-Guinea.
Op de bestuurspost werkt Saskia Hou
wing als verpleegster.
Het wordt liefde op het eerste gezicht.
Alle voorbereidingen voor het huwe
lijk reeds gemaakt als Saskia ziek
Weken zal zU moeten liggen en in ver
band hiermede moet het huwelijk uitge
steld worden.
Ergens verderop langs de Zuidkust zit
op een eenzame plek de zendeling Ny-
hoff, die juist op het moment, dat hy
meent de vruchten van zyn ingespannen
arbeid te mogen plukken, de grootste te
leurstelling van zijn leven krijgt. De een
na de ander van zijn kleine schare ge
kerstende Papoea's laat hem in de steek
en wat Nyhoff voor een stevig Christen
dom aangezien had blijkt slechts een
laagje vernis geweest te zijn.
De heidense maatschappij oefent een
te sterke zuigkracht op de Papoea's uit
dan dat zij de lokking van het oude
kunnen weerstaan.
Zij gaan weer terug naar hun dorp,
waar men al weken en weken lang voor
bereidingen voor een sneltocht maakt.
Een der inheemse onderwijzers wordt
door de fanatieke bevolking vermoord.
Eerst dan besluit Nyhoff om rapport naar
het bestuur te zenden en hulp te vragen.
Hellinga, assistent-resident, komt door
deze bede om hulp in een lastig parket
te verkeren, want er is op dat moment
niemand anders beschikbaar dan Bob
Reitsma. En de toestand van zijn verloof
de Saskia is allerminst bevredigend.
Saskia, die niet weet, dat Bob Reitsma
al besloten heeft naar Nyhoff te gaan,
adviseert hem zijn plicht te doen.
Bij Nyhoff gekomen, constateert hij.
dat deze lelyk op weg is zyn geloof te
verliezen. De teleurstelling is te groot
geweest om haar te kunnen verwerken.
Alles heeft deze pionier voor Christus
geofferd, om dan te moeten ervaren, dat
Nieuw-Guinea, het wrede land, hem het
laatste wil ontnemen, wat hem nog over
gebleven is: zijn vertrouwen op God.
Reitsma trekt met een patrouille het
binnenland in om de koppensnellers te
straffen en de aanstoker, een tovenaar,
gevangen te nemen.
Hij heeft slechts gedeeltelijk succes en
moet na een tocht vol ontberingen naar
de kust terugkeren.
Hellinga kan hem de versterkingen,
die hij gevraagd heeft, niet zenden en
zo blijft er voor Reitsma niets over dan
met zijn kleine groepje er opnieuw op
uit te trekken.
Op zijn tocht door het binnenland be
leeft hij wonderlijke dingen. Hij hoort
van de bevolking vreemde verhalen over
een vallei, achter hoge bergen liggend,
waar reuzen leven, die bijzondere gehei
me machten bezitten. De Papoea's spre-
(Vervolg van pag. 4)
Iers hoofdkwartier. Tot de 6e April
1944 kwam.... en Moyzisch zijn bureau
binnentrad zonder het lieve snoetje
van Nelly Kapp te zien. Het kind was
verdwepen en nasporingen brachten
aan het licht, dat zij een agente was
van de Britse geheime dienst, die
slechts wachtte op zekerheid over het
geval Cicero.
De rest van het verhaal is gauw
verteld. De Britse gezant stuurde
„huisknecht Cicero" de straat op.
Een maand later was de Turkse rege
ring overgehaald om geen chroom en
ander waardevol en onmisbaar oor
logsmateriaal meer naar Duitsland
te zenden, nog enkele maanden daar
na verbrak Turkije de diplomatieke
betrekkingen met Duitsland en nog
later verklaarde het Duitsland de
oorlog. Intussen was een half dozijn
leden van de Duitse geheime dienst
beladen met geheimen naar de
geallieerden overgelopen. Alleen het
geheim van „Operatie Cicero" was er
niet bij. Dat wisten alleen Nelly Kapp
en de Britse gezant.
Nu is de oorlog afgelopen. Wat er
van Cicero geworden is weet niemand
met zekerheid. Doch met aan zeker
heid grenzende waarschijnlijkheid is
hij verdwenen naar een of ander
Zuidamerikaans land, waar hij leeft
als een welgedane rentenier.
Ook Ludwig Moyzisch heeft een
eerzaam beroep. Hij kan aantonen,
dat hij maar een doodgewoon manne
tje was, dat geen enkele oorlogsmis
daad op zijn geweten heeft. En als u
eens in de Tyroolse Alpen bent en uw
foto wilt laten maken in een klein
dorpje in de landelijke klederdracht,
dan kunt u bij hem terecht. Moyzisch
is namelijk in alle eer en deugd..»
fotograaf geworden....
ken hierover met angst en eerbied in
hun stem. Niemand van hen zou het wa
gen dat geheimzinnige land te betreden.
Het verhaal laat Reitsma niet meer los.
Het merendeel van zijn dragers deser
teert. Verzwakt door malaria en door
ontberingen takelt hij physiek hoe lan
ger hoe meer af; door de eenzaamheid
en de somberheid van het regenwoud
verliest hij meer en meer zyn geestelijke
weerstand.
Hy krijgt het waanidee, dat hy uit dit
oerbos nooit meer zal kunnen ontsnap
pen en er in zal verdolen. Een wilde
angst maakt zich van hem meester.
Hallucinaties van het vreemde droom
land verwarren zijn geest en daar tussen
door is er de herinnering aan Saskia
De greep van de jungle laat hem niet
meer los en hij blijft door het woud
ronddolen zonder te kunnen besluiten
terug te gaan.
Tenslotte zijn er slechts drie trouwe
Ambonezen en een Papoea overgebleven.
Meer dood dan levend weet men toch
nog de kust te bereiken,
Papoea hulp
bestuurspost.
Wanneer J3ob Reitsma daar arriveert
moet hij horen, dat Saskia reeds lang ge
storven is.
Langzaam komt hij over de vreselijke
crisis heen, maar de zon is uit zijn leven
verdwenen. Meer en meer verliest hij
het contact met zijn omgeving. Hij komt
de schok niet meer te boven en nog
altijd spookt hem door het hoofd de
herinnering aan dat droomland, hoog in
de bergen.
Hellinga. ofschoon bezorgd over het
verzoek van Reitsma om zijn afgebroken
taak weer op te vatten, besluit het
verzoek in te willigen en zo gaat Reits
ma opnieuw de rimboe in met Sahalatu,
die opdracht heeft op hem toe te zien.
Weer wordt het een tocht vol ont
beringen. Tijder>6 een vloedgolf, gepaard
met storm en aardbeving, raakt Sahalatu
aan ^de rivier het spoor van zijn chef
Hij vindt hem weer terug, maar het
gelukt hem niet Reitsma te overreden
terug te keren.
Verder en verder trekt Reitsma in de
richting van het Sneeuwgebergte op
zoek naar het wonderland.
Stemmen en vizioenen zullen hem
leiden naar het dal met de reuzen, waar
hij zijn laatste bivak zal opslaan en een
nieuw leven wil beginnen te midden
van dat wondere volk.
Sahalatu keert terug en van Reitsma
wordt nooit meer iets gehoord.
Maar de lucht van Nieuw-Guinea is
nog vol van geruchten over de blanke,
'I tropenland dei Papoea's.
die daar achter de hoge bergen in de
vallei zou leven en werken
In „Het laatste bivak", dat hy in dit
leven opgeslagen heeft en waar hij rust
hoopt te vinden na alle teleurstellingen,
die dat leven hem reeds bezorgde.
Evenals in „Jungle Pimpernel" laat
Anthony van Kampen in zijn „Het
laatste bivak" (Uitgave C.V. v/h C. de
Boer Jr. Amsterdam) verdichtsel en
werkelijkheid dooreen vloeien.
In zijn eerste werk is hem dit beter
gelukt dan in „Het laatste bivak", dat
een vervolg op „Jungle Pimpernel" is.
Dit vervolg is wel wat al te veel
opgebouwd uit fantasieën en bundelin
gen van vreemde voorvallen, die er
overigens ongetwijfeld toe zullen bij
dragen, dat men het boek met spanning
Maar er is een te veel aan tragedie,
mystiek en trieste coïncidenties dan dat
men die prachtige weergave van het
Nieuw-Guinea zou krijgen, die „Jungle
Pimpernel" biedt.
Voor dat echte Nieuw-Guinea is dit
maal wat al te weinig plaats ingeruimd.
Het is niet alleen maar een land van
bloed, stinkende modder, malaria, pri
mitiviteit en wreed heidendom.
Degenen, die het land uit eigen aan
schouwen kennen, zullen geboeid wor
den door de uitstekende natuurbeschrij
vingen. De sfeer is op tal van plaatsen
weer goed getroffen, maar velen zullen
en dat is jammer de indruk krijgen
dat er in the devil's own country hele
maal geen blijheid of levensvreugde
Daardoor zullen velen misschien een
te sombere herinnering aan Papoealand
behouden en dat zou tegenover land en
mige plaatsen erg sterk aan bepaalde
passages uit „Gods Geuzen", door bij
het schetsen van een primitieve gemeen
schap te veel uit te weiden en te sug
gereren, dat uitzondering regel is.
Op de doorsnee-lezer, die fantasie en
werkelijkheid niet zal kunnen scheiden,
werkt dit verkeerd, want het is stellig
de bedoeling van Van Kampen, die
grote sympathie voor land en volk van
Nieuw-Guinea koestert, deze sympathie
ook op anderen over te dragen.
Zeer terecht hekelt hij de onverant
woordelijke verwaarlozing van het land
in vroeger jaren. En bewijst hoe een
grote groep echte pioniers druk bezig is
de ereschuld af te lossen.
Ook hier is er iets te weinig beheer
sing. Deze werkers op Nieuw-Guinea
zullen het met ons overdreven vinden,
dat men hen min of meer als supra-
mensen gaat afschilderen, als bezetenen,
fanatiek op hun werk, voor wie eigen
lijk niets meer bestaat dan Papoealand.
Stellig laat dit land niemand ooit
meer los. maar het is overdreven mensen
op een niveau te gaan heffen, waarop
zij zich niet thuis voelen.
Al bij al is ..Het laatste bivak" een
boek vol spanning.
Na „Jungle Pimpernel" was het niet
eenvoudig het daarin bereikte peil te
handhaven. Daarmee wil niets kwaads
van het vervolg gezegd zijn.
Men mag zelfs van een bekwaam
schrijver als van Kampen niet verwach
ten, dat hij climax eo sfeer over een
zelfde onderwerp in twee boeken weet
te handhaven.
De opbouw van „Het laatste bivak" is
ongetwijfeld lastiger geweest dan het
schrijven van „Jungle Pimpernel".
M. KLAASSEN.
VERZEKERING DEKT DE SCHADE
i onbe-
v „DAH", schrijft i
g kende mei
g met de rechterhand, ter-
g wijl hy in de linker zijn
T naam verborgen houdt.
g „Bah, wat gemeen om die
2 verzekeringsagenten er zo
g tussen te nemen...." Hij
2 voegt er aan toe: „U doet
2 alsof het over diwizend
2 gulden gaat en zo'n brand-
2 verzékeringetje komt hoog-
stens op een paar dubbel-
2 tjes per week...." Daarmee
2 bewijst deze onbekende
2 meneer overigens dat hij
2 gelukkig voor hemzelf
g geen flauw benul heeft
2 van de werkelijke waarde
2 van die paar dubbeltjes
2 voor kleine, arme mensen,
die van een paar gulden
jj, moeten rondkomen. En
dat is nu juist de grote el-
lende van de Volkswijk:
jj, men oordeelt daarover
jji zonder te weten waarover
v men spreekt. Men vertikt
het eenvoudig om zich te
laten voorlichten; men
zegt schouderophalend, dat
het wel zo erg niet wezen
zal; men laat het alles
g langs zijn koude kleren
v afglijden opdat het vooral
V niet in zijn hart zou door-
2 siepelen en ons voor altijd
2 onrustig maken. Net zo
2 lang totdat Hij komt, die
2 zegt: „Ik was arm en
2 oij hebt Mij niet gekleed;
hongerig en gij hebt Mij
j*, niet te eten gegeven
Er is in dit alles dezelfde
ja, benauwenis als de Duitsers
ondergingen, toen eenmaal
de gruwelijkheden der gas-
jV kamers openbaar werden.
X „Dat wisten we niet", zei-
X den ze toen, en ze meen-
X den het als een veront-
X schuldiging maar het
X werd juist de felste aan-
Maar overigens, meneer
de onbekende, kunt u ge
rust zijn. Dacht u dat ik
uw eigen verhaal niet zou
kennen? Dacht u dat ik
niet eerst met grote assu
radeurs zo'n situatie had
doorgepraat? En daarom
komt hier net als zo
vaak weer de andere
zijde der medaille naar
voren. Dat kan al heel ge
makkelijk, want nevens
het oude wijfje, dat zich
liet bepraten tot een ver
zekering boven haar krach
ten, woont een ander gezin
en dat heeft alleen maar
baten uit het assurantie
wezen getrokken. Derma
te goede en gunstige baten,
dat alle ver-
zekeringsso-
cièteiten en
kantoren en
maatschap-
ommezientje zouden slui
ten, indien hun methode
navolging zou vinden. Dit
was hun methode.
Ze verzekerden zich
tegen het aantrekkelijkste
tarief bij de meest bieden
de agent. Dat vergde na
tuurlijk nog wel de nodige
onderzoekingen, maar het
bleek de inspanning
waard; wacht maar! Toen
het zo ver was, betaalden
ze meteen voor een heel
jaar. Dat is altijd het goed
koopste, zowel in verband
met thans niet opdoemen
de extra inningskosten,
alsook ten aanzien van
onopzegbaarheid der aan
gegane verbintenis. Want
de betreffende familie kon
op haar vijf vingers natel
len, dat de met hun klan-
disie begunstigde firma
binnen weinige weken
niets liever zou willen, dan
een afscheid zonder weer
ziens.
Nadat ze alzo verzekerd
waren, is de brand aange
komen. Nu is er brand èn
brand. Er bestaan fikse
uitslaande branden met
ontploffingen en instorten
de muren en complete
Niagara-spuitwatervallen.
Er bestaan ook chagrijni
ge, vettigjes voortvretende
binnenbrandjes. Spreken
we tenslotte bovendien
niet van „brand", als we
een ontembare, kriebelige
uitslag bedoelen; een ex-
ceem, dat halsstarrig door
blijft drenzen? Maar al die
soorten
U i t d e
VOLKSWIJK
het
niet, vergele
ken bij de in
deze bepaal-
de familie in
heemse branderigheid. Men
zou die wetenschappelijk
kunnen definiëren als „een
zeer regelmatig maar tege
lijk uiterst beperkt schei
kundig proces, waarbij een
onbekende vuurhaard
systhematisch elk waarde
vol object aantast zonder
dat dit tot catastrofen
voert." Ik weet niet of ik
het goed zeg; de betreffen
de letter van mijn veel-
delige encyclopaedic is nog
niet verschenen. Maar ik
bedoel dit: de eerste brand
ontstond in het radiotoe*
stel. Dat schijnt te kunnen;
Je leest er wel vaker van
in de krant. Een of andere
lamp wordt roodgloeiend,
een knal, een rookwolk,
y
en weg Philips. En via de 2
verzekering: welkom nieu- 2
we Philips. De tweede 2
brand barstte los vanuit de 2
kachel. Ook dat is niet 2
onwaarschijnlijk: toen 2
moeder de vrouw 'm op 2
wilde rakelen, rolde er 'n *r
venijnige spetterende vu- T
rige kool uit midden op T
het kleed. U begrijpt al: T
„weg karpet", „welkom T
karpet". De derde brand 2
ontplooide zijn talenten in g
de bedstee, waarvan het
dekgarnituur warm ge- jv
stoofd placht te worden g
door een heet strijkijzer, jjj
Die avond was dit waar-
schijnlijk één kwart graad
te heet, en de gevolgen
stonden vierentwintig uur jjt
later in ons blad: „weg
dekens"; „welkom dekens".
De vierde spuit rukte uit j*c
ter ere van een omgeval- y
len spiritustheelichtje: y
„weg tafelkleed"; „welkom 2
tafelkleed". We waren toen 2
al zo ver, dat we by elk 2
brandspuitgebolder door 2
onze straten blijmoedig 2
opmerkten: „Dat zal wel 2
weer bij Dinges wezen...." 2
en dat kwam steevast uit. 2
Ook de vijfde maal, toen 2
via een zelf ontvlammende 2
sigarettenaansteker 2
vreemd, want de mijne 2
doet hef niet, al sla je 'm 2
halfdood een oud pak g
verdween en een nieuw g
dessin zijn intree deed. g
Ook de zesde en tiende g
maal. En toen was het jaar g
om en de polis werd niet y
vernieuwd. Niemand had y
daar meer behoefte aan. g
Zelfs niet, waar dit pro- g
bleem nu weer behandeld g
WIJKPREDIKANT.