G De kostbaarste spionnage-affaire aller tijden 4 ZONDAGSBLAD 16 DECEMBER 1950 ,Operaiie Cicero' Hoe Hitier voor F 1.300.000.- rapporten kreeg van de con ferenties in Moskou, Teheran en Cairo SPIONNAGE is uiteraard een ge heimzinnig iets. Neem b.v. de achter ons liggende oorlogstijd. We wisten dat er gespionneerd werd, maar het hoe en het waar ontging ons. Hierover hoopten we na de be vrijding meer te horen. Nu is het zo ver. De oorlog ligt vijf jaar achter ons. Maar wat zijn we wijzer geworden? Eigenlijk weten we nog niets. De geheimen worden niet prijsgegeven, omdat de spionnen en geheime agenten, die in de oorlog een enorme ervaring opdeden, veelal nóg werken volgens hun beproefde me- Hoe de Duitse geheime dienst ach ter uiterst belangrijke geheimen van de geallieerden kwam, wordt ons ver teld in de publicaties van de Ameri kaan Dr. M. W. Kempner. Geduren de de oorlog werkte hij voor de Ame rikaanse inlichtingendienst en daarna was hij verbonden aan het gerechts hof te Neurenberg, dat de Nazi-oor logsmisdadigers berechtte, waar hij een speciale studie van de Duitse spionnage maakte. Zo vertelt hij hoe de Duitsers achter de geheime notu len van de besprekingen der gealli eerden in Moskou, Teheran en Cairo kwamen. Een telefoontje TT ET was in de nacht van 26 Octo- ber 1943. Ludwig Moyzisch en zijn vrouw waren vroeg naar bed gegaan, omdat Ludwig er op een vreselijke manier de smoor in had. Waarom? U moet weten dat hij voormalig Weens journalist werkzaam was bij de Duitse geheime dienst maar erg veel succes had hij niet. In feite bestond zijn enige werk tot op heden uit zijn hulp aan de troebelen in Irak in 1941, toen Rashid Ali Bey in Gaila- ni tegen de Engelsen rebelleerde, maar het hele geval bleek een storm in een glas water te zijn en toen de Britse troepen korte metten er mee maakten, behoorde de opstand alras tot het verleden. Weliswaar was Moy zisch er nog in geslaagd om Ali Bey in de vermomming van Duits oorlogs correspondent naar Berlijn te krijgen, waarvoor zijn superieuren hem een complimentje gaven, maar daarna hoorde men in Berlijn niets meer van hem. En dit was de reden van zijn slechte humeur: enige dagen geleden werd hij voor een spoedconferentie naar de Reichshauptstad geroepen, waar hem kort en bondig werd mee gedeeld, dat hij had te kiezen tussen twee dingen: of iets presteren voor de Sicherheitsdienst of als soldaat naar het Russische front. En dit laat ste zat hem vreselijk dwars, want Ludwig was geen held, ziet u. Verre van dat! Het zal ongeveer twaalf uur zijn geweest toen de telefoon Moyzisch wekte. Slaperig nam hij de hoorn van de haak. Het was Frau Jenke, die hem belde. Frau Jenke, u moet dit even weten, was een zuster van de Duitse minister van buitenlandse za ken, Von Ribbentrop, en haar man had een hoge functie bij het gezant schap der Nazi's in Ankara, waar zo wel de Jenkes als Moyzisch woonde in het Duitse Dorp, waar alle Duitse diplomaten enz. hun domicilie had den. Frau Jenke deelde Ludwig me de, dat haar man wenste, dat hij on middellijk naar hun huis kwam voor een belangrijke bespreking. Na korte tijd meldde Moyzisch zich. Jenke deed zelf open en zei: ,,Er zit iemand binnen die beweert iets op jouw terrein te hebben. Hij spreekt geen Duits, maar ik denk wel dat hij te vertrouwen is. Z'n ach ternaam is Diello of zo iets en pro beer of er wat met hem is te berei ken. Als het onderhoud klaar is laat je hem maar uit en sluit de deur. Ik ga naar bed." Moyzisch trad de huiskamer bin nen, waar een klein kereltje met grijs haar en onaangename gelaatstrekken hem wachtte. De man sprak hem in het Engels aan en zei, zonder zich voor te stellen: ,,Ik kan uw regering een grote dienst bewijzen, rrjaar ze moeten er goed voor betalen." Ter wijl Moyzisch de kamer op en neer drentelde, vervolgde de man: ,,Ik kan fotocopieën krijgen van de belang rijkste documenten van de Britse Ambassade en ik vraag u er vijftig duizend gulden voor." Moyzisch' eerste impuls was de spion in z'n kraag te grijpen en hem de deur uit te smijten. De prijs was belachelijk hoog! Hij wist dat de bes te spion een Turk in de Turkse Ambassade in Londen vijf duizend gulden per document kreeg en deze kerel vroeg hem tien maal zoveel. Maar toch, kon hij hem in zijn om standigheden laten schieten? Mis schien opende hij de mogelijkheid, dat hij niet naar het Oostfront behoef de te gaan. Na veel heen en weer gepraat zei Moyzisch de man, dat hij de zaak zou bespreken. „Bel me overmorgen op om precies vijf uur. Meldt u als „Peter" en vraag of uw brief is ont vangen. Zeg ik „Ja", dan gaat al les door, is mijn antwoord. „Neen," dan is uw voorstel afgewezen. In het eerste geval ontmoet ik u daar en daar in het park en u geeft me, in ruil voor het desbetreffende bedrag de trommel met de smalfilm, waarop de documenten staan. U krijgt het geld in bankpapier van grote bedra gen. Met deze woorden opende hij de deur en liet hem uit. Von Ribbentiop hapt toe De volgende morgen vroeg Jenke aan Moyzisch: „Hoe vond je die ke rel? Hij is huisknecht van de Britse Ambassadeur. Het was eigenlijk zijn bedoeling om operazanger te worden, waarvoor hij in Milaan studeerde. Vóór hij deze betrekking aannam, had ik hem in dienst, maar hij is me ietwat te handig voor huisknecht, daarom heb ik hem gewipt." Jenke was het met Moyzisch eens dat hij een krankzinnig hoge prijs vroeg. En wie garandeerde dat ze geen kat in een zak kochten? Hij stelde zijn rapport op en overhandig de het aan Franz von Papen, de Duitse gezant, die hen in de namid dag in zijn kantoor ontbood. Von Papen bleek enthousiast over het voorstel, riep een telegrafist bin nen, die een code-telegram voor Von Ribbentrop opstelde. Als deze er mee Van Cicero vernam Hitier de uitslag van de conferentie der Grote Drie,,» accoord ging moest onmiddellijk het desbetreffende bedrag worden overge maakt. En Von Ribbentrop ging er mee accoord. De volgende middag kwam het geld aan met het lijnvlieg- tuig uit Berlijn, al was het "helaas niet in biljetten van grote bedragen omdat de Engelsen in Frankrijk leer geld hadden betaald en geen „groot geld" meer afgaven aan buitenlan ders. Om vijf uur zat Moyzisch op zijn bureau en wachtte op de telefoon van „Peter." Naast hem zat zijn se cretaresse, een nieuwe. Voorheen had hij een oudere secretaresse, die - daar zij haar hand knelde bij het sluiten van de brandkast - onbekwaam was geworden om te tikken. De nieuwe vond hij echter nog zo gek niet. Hij hield nu eenmaal van een knap snuitje en een knap ding was Nelly Kapp. Bovendien had ze relaties en haar vader had invloed in Wilhelm- strasse, drie factoren, die bij Moy zisch terdege meetelden. Om precies vijf uur ratelde de telefoon. Verbeeld de Moyzisch het zich, of keek Nelly aandachtig, toen hij „Peter" vertelde, dat hy de brief ontvangen had? Die nacht in het donkere park ont moette hij Diello, die hem een alu minium trommel overhandigde, in ruil voor het pak bankpapier. De vol gende dag was het de Turkse onaf hankelijkheidsdag. Het personeel had vrij en samen met de Gestapo-foto- graaf ontwikkelde hij de films in het lege bureau. Toen alles klaar was, riep hij Von Papen en Jenke. De spanning steeg. Zouden de films het grote bedrag waard zyn?... Ze wa ren het waard, want wat ontrolde zich voor het oog van de drie Duitse spionnen? Een volledige lijst van de Britse geheime agenten in Turkije, een overzicht van de wapenen, die Amerika aan Rusland had geleverd, gespecificeerd naar type en hoeveel heid. De volledige tekst van de con ferentie tussen de Engelse gezant Sir Hughe Knatchbull-Hugessen en de Turkse minister van buitenlandse za ken Numan Menemencioglu over de deelname van Turkije aan de oorlog tegen Duitsland en het voorlopige rapport van de conferentie van Cor- dell Hull, Anthony Eden en Molotov, die juist in Moskou aan de gang was. „Peter" werd Cicero Von Papen was in zijn nopjes.- „Een prachtkerel, die Diello. Natuur lijk kunnen we hem geen Diello meer noemen, omdat hij zo heet. „Peter" is te gewoon, nee, we noemen hem „Cicero." En dit was het begin van „Operatie Cicero," het begin waar mee Hitier en Von Ribbentrop zó te vreden waren, dat ze direct naar Von Papen telegrafeerden, dat Cicero vast aan de spionnage-groep moest worden verbonden. Alleen was Hitier even heel erg woest geweest en kreeg hij een van zijn gekke buien, toen hij las dat Amerika zoveel hulp aan Rus land verschafte. Enige tijd later vertelde Moyzisch aan Cicero, dat hy alle „topsecrets" van hem zou kopen, maar alleen als hij zijn prijs verlaagde. Cicero be loofde, dat hij voor iedere twintig films „slechts" honderdvijftigduizend gulden zou rekenen, een bedrag dat later tot honderdduizend gulden werd teruggebracht. In totaal ontving Cice ro van Wilhelmstrasse echter een be drag om-en-de-bij fl. 1.300.000. Meestal wilde hij Engelse ponden hebben, een enkele maal diamanten, die speciaal voor hem werden opge kocht. Om onbegrijpelijke redenen vertikte hij het echter om zich in gou den Reichsmarken, Zwitserse franks of zelfs dollars te laten betalen. Steeds waren zijn documenten van grote waarde, behalve eens, toen hij kwam aandragen met een film, die bij het afdrukken niet anders bleek te bevatten dan een staat van uitga ven der Britse Ambassade. Moyzisch vertelde hem, dat hij hiervoor niets kon betalen, doch met een veelzeg gend gebaar wees Cicero naar het Russische gebouw: „Jullie niet? Zij graag!" Toen kreeg hij zijn geld. Na lange tijd kreeg Moyzisch hem zo ver, dat hij wilde zeggen hoe het hem steeds gelukte de documenten te fotograferen. „Wel," zei hij, „De ge zant Sir Knatchbull-Hugessen is een man als Churchill. Hy schildert niet onverdienstelijk en houdt bovendien van muziek. Ik heb hem eens enkele aria's voorgezongen en kreeg zo zijn vertrouwen. Op zekere dag ging de gezant naar Istanboel en ik schui erde zijn pak, toen er een sleuteltje uit zijn broek viel. Het was de sleu tel van de brandkast en ik liet er een copie van maken omdat ik plots voel de, dat er geld uit te slaan was. Van m'n spaargeld kocht ik een camera en oefende me in het fotograferen van couranten tot ik de slag te pakken had. Toen maakte ik opnamen van documenten uit de safe, die er belang rijk uitzagen. Meestal doe ik het als de gezant uit is en hij gaat vaak uit om te schilderen of om in de radio studio piano te spelen omdat de pia no daar beter is dan de vleugel in het gezantschapsgebouw. Ook doe ik het wel als hij in bad is en ik alleen Man zonder geweten Moyzisch was onder de indruk van Cicpro. Hier stond een mens voor hem, wiens enige doel was geld te verdienen, zoveel mogelijk, hoe deed er niet toe, als het maar vlug en ge makkelijk ging. Hij was absoluut niet geïnteresseerd in de uitslag van de oorlog en was alleen een Duits spion omdat de Duitsers meer voor de Brit se geheimen betaalden dan iemand anders. Zou hij kans gehad hebben om achter Duitse geheimen te ko men, dan had hij deze met een ge rust geweten aan de Britten of de Russen verkwanseld. Hij was een man zonder geweten en zonder ge voel en voegde Moyzisch bij het af scheid toe: „Denk er aan, als er iets mis gaat, gaan we samen...." Vanaf die tijd ontmoette Moyzisch hem niet meer alleen, maar was steeds vergezeld van een gewapend persoon. Cicero's berichten waren van een niet te onderschatten waarde voor de Duitsers. Door hem vernam Hitier de uitslag van de conferentie der Grote Drie in Teheran, want de Britse ge zant in Ankara kreeg de notulen, die door Cicero werden gefotografeerd. Zo wist Hitier, dat er onenigheid was over het tweede front. Churchill wilde Europa via de Balkan binnenvallen om te voorkomen dat de Russen te veel terreinwinst in westelijke rich ting zouden behalen, Stalin daarente gen was een voorstander van de vor ming van een Tweede Front aan de Kanaalkust omdat het dan even zou duren alvorens de westerse troepen ver op het vasteland zouden kunnen doordringen. Roosevelt deelde de me ning van Stalin omdat hij en zijn mi litaire adviseurs van oordeel waren dat alleen een landing in Frankrijk spoedig een Duitse nederlaag tot ge volg zou hebben. Hitier vernam ook dat zowel de Engelsen als de Russen Turkije in de oorlog wilden hebben; de Engelsen omdat het dan noodzake lijk zou worden een invasie in de Bal kan te ondernemen en de Russen hoopten dat door een oorlog Turkije niet alleen Duitsland zou verzwakken maar ook zichzelf. Von Papen vroeg direct een onder houd aan met de Turkse minister van buitenlandse zaken. De laatste rook lont en zei in een onderhoud tot de Britse gezant, dat er ergens in zijn dienst een lek zat. Hoe zou Von Papen anders iets kunnen weten van de ge heime besprekingen, die zij beiden hadden gehad? Sir Hughe nam on middellijk maatregelen en per vlieg tuig werd een ingewikkeld alarmsys teem naar Ankara gebracht, om zijn brandkast te beveiligen. Voor Cicero baarde dit apparaat weinig moeite omdat hijzelf behulpzaam was bij de aanleg... Nelly verdwenen Zo ging het door. Het ene Engelse document na het andere werd gefoto grafeerd en vond zijn weg naar Hit- (Zie vervolg pag. 5) ZONDAGSBLAD 16 DECEMBER 1950 JS O- 5 mysteRieus ieuw- L k", 4 J r uineci „het U&tste Bivak". vervoLQ C „junqLe pimpcRnel" B")B REITSMA, nogal eigenwijs, nogal gereserveerd en nogal excentriek, is in de kleine Europese gemeenschap, er gens weggestopt aan de Zuidkust van Nieuw-Guinea, opgenomen. Deze gemeenschap voorspelt hem geen lang bestaan bij het corps B.B., het Bin nenlands Bestuur. Maar Papoealand heeft op sommige typen een wonderlijke uitwerking en alle voorspellingen ten spijt, blijkt al spoedig, dat Reitsma uit het echte pioniershout gesneden is en eigenlijk nergens beter op zijn plaats is dan op Nieuw-Guinea. Op de bestuurspost werkt Saskia Hou wing als verpleegster. Het wordt liefde op het eerste gezicht. Alle voorbereidingen voor het huwe lijk reeds gemaakt als Saskia ziek Weken zal zU moeten liggen en in ver band hiermede moet het huwelijk uitge steld worden. Ergens verderop langs de Zuidkust zit op een eenzame plek de zendeling Ny- hoff, die juist op het moment, dat hy meent de vruchten van zyn ingespannen arbeid te mogen plukken, de grootste te leurstelling van zijn leven krijgt. De een na de ander van zijn kleine schare ge kerstende Papoea's laat hem in de steek en wat Nyhoff voor een stevig Christen dom aangezien had blijkt slechts een laagje vernis geweest te zijn. De heidense maatschappij oefent een te sterke zuigkracht op de Papoea's uit dan dat zij de lokking van het oude kunnen weerstaan. Zij gaan weer terug naar hun dorp, waar men al weken en weken lang voor bereidingen voor een sneltocht maakt. Een der inheemse onderwijzers wordt door de fanatieke bevolking vermoord. Eerst dan besluit Nyhoff om rapport naar het bestuur te zenden en hulp te vragen. Hellinga, assistent-resident, komt door deze bede om hulp in een lastig parket te verkeren, want er is op dat moment niemand anders beschikbaar dan Bob Reitsma. En de toestand van zijn verloof de Saskia is allerminst bevredigend. Saskia, die niet weet, dat Bob Reitsma al besloten heeft naar Nyhoff te gaan, adviseert hem zijn plicht te doen. Bij Nyhoff gekomen, constateert hij. dat deze lelyk op weg is zyn geloof te verliezen. De teleurstelling is te groot geweest om haar te kunnen verwerken. Alles heeft deze pionier voor Christus geofferd, om dan te moeten ervaren, dat Nieuw-Guinea, het wrede land, hem het laatste wil ontnemen, wat hem nog over gebleven is: zijn vertrouwen op God. Reitsma trekt met een patrouille het binnenland in om de koppensnellers te straffen en de aanstoker, een tovenaar, gevangen te nemen. Hij heeft slechts gedeeltelijk succes en moet na een tocht vol ontberingen naar de kust terugkeren. Hellinga kan hem de versterkingen, die hij gevraagd heeft, niet zenden en zo blijft er voor Reitsma niets over dan met zijn kleine groepje er opnieuw op uit te trekken. Op zijn tocht door het binnenland be leeft hij wonderlijke dingen. Hij hoort van de bevolking vreemde verhalen over een vallei, achter hoge bergen liggend, waar reuzen leven, die bijzondere gehei me machten bezitten. De Papoea's spre- (Vervolg van pag. 4) Iers hoofdkwartier. Tot de 6e April 1944 kwam.... en Moyzisch zijn bureau binnentrad zonder het lieve snoetje van Nelly Kapp te zien. Het kind was verdwepen en nasporingen brachten aan het licht, dat zij een agente was van de Britse geheime dienst, die slechts wachtte op zekerheid over het geval Cicero. De rest van het verhaal is gauw verteld. De Britse gezant stuurde „huisknecht Cicero" de straat op. Een maand later was de Turkse rege ring overgehaald om geen chroom en ander waardevol en onmisbaar oor logsmateriaal meer naar Duitsland te zenden, nog enkele maanden daar na verbrak Turkije de diplomatieke betrekkingen met Duitsland en nog later verklaarde het Duitsland de oorlog. Intussen was een half dozijn leden van de Duitse geheime dienst beladen met geheimen naar de geallieerden overgelopen. Alleen het geheim van „Operatie Cicero" was er niet bij. Dat wisten alleen Nelly Kapp en de Britse gezant. Nu is de oorlog afgelopen. Wat er van Cicero geworden is weet niemand met zekerheid. Doch met aan zeker heid grenzende waarschijnlijkheid is hij verdwenen naar een of ander Zuidamerikaans land, waar hij leeft als een welgedane rentenier. Ook Ludwig Moyzisch heeft een eerzaam beroep. Hij kan aantonen, dat hij maar een doodgewoon manne tje was, dat geen enkele oorlogsmis daad op zijn geweten heeft. En als u eens in de Tyroolse Alpen bent en uw foto wilt laten maken in een klein dorpje in de landelijke klederdracht, dan kunt u bij hem terecht. Moyzisch is namelijk in alle eer en deugd..» fotograaf geworden.... ken hierover met angst en eerbied in hun stem. Niemand van hen zou het wa gen dat geheimzinnige land te betreden. Het verhaal laat Reitsma niet meer los. Het merendeel van zijn dragers deser teert. Verzwakt door malaria en door ontberingen takelt hij physiek hoe lan ger hoe meer af; door de eenzaamheid en de somberheid van het regenwoud verliest hij meer en meer zyn geestelijke weerstand. Hy krijgt het waanidee, dat hy uit dit oerbos nooit meer zal kunnen ontsnap pen en er in zal verdolen. Een wilde angst maakt zich van hem meester. Hallucinaties van het vreemde droom land verwarren zijn geest en daar tussen door is er de herinnering aan Saskia De greep van de jungle laat hem niet meer los en hij blijft door het woud ronddolen zonder te kunnen besluiten terug te gaan. Tenslotte zijn er slechts drie trouwe Ambonezen en een Papoea overgebleven. Meer dood dan levend weet men toch nog de kust te bereiken, Papoea hulp bestuurspost. Wanneer J3ob Reitsma daar arriveert moet hij horen, dat Saskia reeds lang ge storven is. Langzaam komt hij over de vreselijke crisis heen, maar de zon is uit zijn leven verdwenen. Meer en meer verliest hij het contact met zijn omgeving. Hij komt de schok niet meer te boven en nog altijd spookt hem door het hoofd de herinnering aan dat droomland, hoog in de bergen. Hellinga. ofschoon bezorgd over het verzoek van Reitsma om zijn afgebroken taak weer op te vatten, besluit het verzoek in te willigen en zo gaat Reits ma opnieuw de rimboe in met Sahalatu, die opdracht heeft op hem toe te zien. Weer wordt het een tocht vol ont beringen. Tijder>6 een vloedgolf, gepaard met storm en aardbeving, raakt Sahalatu aan ^de rivier het spoor van zijn chef Hij vindt hem weer terug, maar het gelukt hem niet Reitsma te overreden terug te keren. Verder en verder trekt Reitsma in de richting van het Sneeuwgebergte op zoek naar het wonderland. Stemmen en vizioenen zullen hem leiden naar het dal met de reuzen, waar hij zijn laatste bivak zal opslaan en een nieuw leven wil beginnen te midden van dat wondere volk. Sahalatu keert terug en van Reitsma wordt nooit meer iets gehoord. Maar de lucht van Nieuw-Guinea is nog vol van geruchten over de blanke, 'I tropenland dei Papoea's. die daar achter de hoge bergen in de vallei zou leven en werken In „Het laatste bivak", dat hy in dit leven opgeslagen heeft en waar hij rust hoopt te vinden na alle teleurstellingen, die dat leven hem reeds bezorgde. Evenals in „Jungle Pimpernel" laat Anthony van Kampen in zijn „Het laatste bivak" (Uitgave C.V. v/h C. de Boer Jr. Amsterdam) verdichtsel en werkelijkheid dooreen vloeien. In zijn eerste werk is hem dit beter gelukt dan in „Het laatste bivak", dat een vervolg op „Jungle Pimpernel" is. Dit vervolg is wel wat al te veel opgebouwd uit fantasieën en bundelin gen van vreemde voorvallen, die er overigens ongetwijfeld toe zullen bij dragen, dat men het boek met spanning Maar er is een te veel aan tragedie, mystiek en trieste coïncidenties dan dat men die prachtige weergave van het Nieuw-Guinea zou krijgen, die „Jungle Pimpernel" biedt. Voor dat echte Nieuw-Guinea is dit maal wat al te weinig plaats ingeruimd. Het is niet alleen maar een land van bloed, stinkende modder, malaria, pri mitiviteit en wreed heidendom. Degenen, die het land uit eigen aan schouwen kennen, zullen geboeid wor den door de uitstekende natuurbeschrij vingen. De sfeer is op tal van plaatsen weer goed getroffen, maar velen zullen en dat is jammer de indruk krijgen dat er in the devil's own country hele maal geen blijheid of levensvreugde Daardoor zullen velen misschien een te sombere herinnering aan Papoealand behouden en dat zou tegenover land en mige plaatsen erg sterk aan bepaalde passages uit „Gods Geuzen", door bij het schetsen van een primitieve gemeen schap te veel uit te weiden en te sug gereren, dat uitzondering regel is. Op de doorsnee-lezer, die fantasie en werkelijkheid niet zal kunnen scheiden, werkt dit verkeerd, want het is stellig de bedoeling van Van Kampen, die grote sympathie voor land en volk van Nieuw-Guinea koestert, deze sympathie ook op anderen over te dragen. Zeer terecht hekelt hij de onverant woordelijke verwaarlozing van het land in vroeger jaren. En bewijst hoe een grote groep echte pioniers druk bezig is de ereschuld af te lossen. Ook hier is er iets te weinig beheer sing. Deze werkers op Nieuw-Guinea zullen het met ons overdreven vinden, dat men hen min of meer als supra- mensen gaat afschilderen, als bezetenen, fanatiek op hun werk, voor wie eigen lijk niets meer bestaat dan Papoealand. Stellig laat dit land niemand ooit meer los. maar het is overdreven mensen op een niveau te gaan heffen, waarop zij zich niet thuis voelen. Al bij al is ..Het laatste bivak" een boek vol spanning. Na „Jungle Pimpernel" was het niet eenvoudig het daarin bereikte peil te handhaven. Daarmee wil niets kwaads van het vervolg gezegd zijn. Men mag zelfs van een bekwaam schrijver als van Kampen niet verwach ten, dat hij climax eo sfeer over een zelfde onderwerp in twee boeken weet te handhaven. De opbouw van „Het laatste bivak" is ongetwijfeld lastiger geweest dan het schrijven van „Jungle Pimpernel". M. KLAASSEN. VERZEKERING DEKT DE SCHADE i onbe- v „DAH", schrijft i g kende mei g met de rechterhand, ter- g wijl hy in de linker zijn T naam verborgen houdt. g „Bah, wat gemeen om die 2 verzekeringsagenten er zo g tussen te nemen...." Hij 2 voegt er aan toe: „U doet 2 alsof het over diwizend 2 gulden gaat en zo'n brand- 2 verzékeringetje komt hoog- stens op een paar dubbel- 2 tjes per week...." Daarmee 2 bewijst deze onbekende 2 meneer overigens dat hij 2 gelukkig voor hemzelf g geen flauw benul heeft 2 van de werkelijke waarde 2 van die paar dubbeltjes 2 voor kleine, arme mensen, die van een paar gulden jj, moeten rondkomen. En dat is nu juist de grote el- lende van de Volkswijk: jj, men oordeelt daarover jji zonder te weten waarover v men spreekt. Men vertikt het eenvoudig om zich te laten voorlichten; men zegt schouderophalend, dat het wel zo erg niet wezen zal; men laat het alles g langs zijn koude kleren v afglijden opdat het vooral V niet in zijn hart zou door- 2 siepelen en ons voor altijd 2 onrustig maken. Net zo 2 lang totdat Hij komt, die 2 zegt: „Ik was arm en 2 oij hebt Mij niet gekleed; hongerig en gij hebt Mij j*, niet te eten gegeven Er is in dit alles dezelfde ja, benauwenis als de Duitsers ondergingen, toen eenmaal de gruwelijkheden der gas- jV kamers openbaar werden. X „Dat wisten we niet", zei- X den ze toen, en ze meen- X den het als een veront- X schuldiging maar het X werd juist de felste aan- Maar overigens, meneer de onbekende, kunt u ge rust zijn. Dacht u dat ik uw eigen verhaal niet zou kennen? Dacht u dat ik niet eerst met grote assu radeurs zo'n situatie had doorgepraat? En daarom komt hier net als zo vaak weer de andere zijde der medaille naar voren. Dat kan al heel ge makkelijk, want nevens het oude wijfje, dat zich liet bepraten tot een ver zekering boven haar krach ten, woont een ander gezin en dat heeft alleen maar baten uit het assurantie wezen getrokken. Derma te goede en gunstige baten, dat alle ver- zekeringsso- cièteiten en kantoren en maatschap- ommezientje zouden slui ten, indien hun methode navolging zou vinden. Dit was hun methode. Ze verzekerden zich tegen het aantrekkelijkste tarief bij de meest bieden de agent. Dat vergde na tuurlijk nog wel de nodige onderzoekingen, maar het bleek de inspanning waard; wacht maar! Toen het zo ver was, betaalden ze meteen voor een heel jaar. Dat is altijd het goed koopste, zowel in verband met thans niet opdoemen de extra inningskosten, alsook ten aanzien van onopzegbaarheid der aan gegane verbintenis. Want de betreffende familie kon op haar vijf vingers natel len, dat de met hun klan- disie begunstigde firma binnen weinige weken niets liever zou willen, dan een afscheid zonder weer ziens. Nadat ze alzo verzekerd waren, is de brand aange komen. Nu is er brand èn brand. Er bestaan fikse uitslaande branden met ontploffingen en instorten de muren en complete Niagara-spuitwatervallen. Er bestaan ook chagrijni ge, vettigjes voortvretende binnenbrandjes. Spreken we tenslotte bovendien niet van „brand", als we een ontembare, kriebelige uitslag bedoelen; een ex- ceem, dat halsstarrig door blijft drenzen? Maar al die soorten U i t d e VOLKSWIJK het niet, vergele ken bij de in deze bepaal- de familie in heemse branderigheid. Men zou die wetenschappelijk kunnen definiëren als „een zeer regelmatig maar tege lijk uiterst beperkt schei kundig proces, waarbij een onbekende vuurhaard systhematisch elk waarde vol object aantast zonder dat dit tot catastrofen voert." Ik weet niet of ik het goed zeg; de betreffen de letter van mijn veel- delige encyclopaedic is nog niet verschenen. Maar ik bedoel dit: de eerste brand ontstond in het radiotoe* stel. Dat schijnt te kunnen; Je leest er wel vaker van in de krant. Een of andere lamp wordt roodgloeiend, een knal, een rookwolk, y en weg Philips. En via de 2 verzekering: welkom nieu- 2 we Philips. De tweede 2 brand barstte los vanuit de 2 kachel. Ook dat is niet 2 onwaarschijnlijk: toen 2 moeder de vrouw 'm op 2 wilde rakelen, rolde er 'n *r venijnige spetterende vu- T rige kool uit midden op T het kleed. U begrijpt al: T „weg karpet", „welkom T karpet". De derde brand 2 ontplooide zijn talenten in g de bedstee, waarvan het dekgarnituur warm ge- jv stoofd placht te worden g door een heet strijkijzer, jjj Die avond was dit waar- schijnlijk één kwart graad te heet, en de gevolgen stonden vierentwintig uur jjt later in ons blad: „weg dekens"; „welkom dekens". De vierde spuit rukte uit j*c ter ere van een omgeval- y len spiritustheelichtje: y „weg tafelkleed"; „welkom 2 tafelkleed". We waren toen 2 al zo ver, dat we by elk 2 brandspuitgebolder door 2 onze straten blijmoedig 2 opmerkten: „Dat zal wel 2 weer bij Dinges wezen...." 2 en dat kwam steevast uit. 2 Ook de vijfde maal, toen 2 via een zelf ontvlammende 2 sigarettenaansteker 2 vreemd, want de mijne 2 doet hef niet, al sla je 'm 2 halfdood een oud pak g verdween en een nieuw g dessin zijn intree deed. g Ook de zesde en tiende g maal. En toen was het jaar g om en de polis werd niet y vernieuwd. Niemand had y daar meer behoefte aan. g Zelfs niet, waar dit pro- g bleem nu weer behandeld g WIJKPREDIKANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 10