HET GOUDEN
KERSTGESCHENK
CÜBÜSS®
onze jeuqó-p&qin& f
iweéuwmamM
HANS en GRIETJE
2
ZONDAGSBLAD 9 DECEMBER 1950
P. DE ZEEUW J.Gzn.
VERHAAL VIT DE TUD VAN CROMWELL
ALSTUBLIEFT juffrouw Dorothy, daar
heb je het beestje, houd het goed
vast."
„Dank je wel Jacob, ja wees maar niet
bang, ik zal het duifje niet loslaten. Wat
een prachtexemplaar; wacht hier Ja
cob, dat is voor je moeite." Dit zeggende-
stopte het meisje de oude tuinman een
zilverstuk in de hand. Met een tik tegen
de muts wordt het geld aanvaard.
Schuw kijkt Dorothy naar het hoge
landhuis en tot haar schrik ontdekt ze
voor een der hoge ramen haar vader, die
de wenkbrouwen fronst.
„Och heden, dat Vader dit nu ook juist
weer zien moet," zucht ze, „nu zal er
straks weer een vermaning voor me op
zitten, maar eerst ga ik mijn duifje in z'n
kooi brengen, dan is die ajvast veilig."
Het meisje snelt het huis in, onderweg
bedenkend, wat zij straks tegen haar Va
der zal moeten zeggen.
Mattheüs Howard is een beste man en
sinds hij zijn vrouw verloor is Dorothy,
zijn enige dochter, zijn een en zijn al.
Maar Howard is wat hoekig, en hij wil
niet dat zijn dochter, die nu al achttien
jaar is, zich bezig houdt met duiven. Er
zijn wel ernstiger dingen in het leven,
waarmee de mens zich kan bezig houden,
meent deze strenge Puritein. Meermalen
heeft hij dan ook reeds gezegd, dat Do
rothy niet haar geld moet verspillen aan
duiven, 't Is waar, zij doet er de oude
Jacob een genoegen mee. Die man fokt
duiven en Dorothy is een klant van hem.
Maar evenwel wil Howard die mallig
heid met duiven niet hebben.
Maar het is geen malligheid van Do
rothy, integendeel het is dodelijke ernst.
In het huis van Howard woont ook een
neef. Lucas geheten, en de oude man
heeft er zijn zinnen op gezet, dat zijn
dochter met Lucas zal trouwen. Daaraan
denkt het meisje echter niet. Lucas is
laf en kruiperig envals. Ze trouwt
liever nooit, dan met zo'n weinig ridder
lijk man het leven in te gaan.
Zij heeft een heel andere keus: Guy
Lacy, dat is de jongen waarvan zij houdt
en die liefde is wederkerig.
't Zal echter de vraag zijn. of deze
twee elkander ooit zullen krijgen. Van
kindsbeen af hebben zij elkander gekend
en liefgehad; ze hebben gespeeld, ge
stoeid. gedroomd
Maar de politiek heeft deze vriend
schap verstoord. De vader van Guy was
koningsgezind. Hij nam het op voor Ko
ning Karei I en tegen Cromwell met z'n
Rondkoppen.
In de slag bij Naseby is de oude Lacy,
de dappere oude royalist, met zijn beide
oudste zonen gesneuveld. Guy had geen
deel genomen aan de burgeroorlog. Zijn
vader wilde dat niet. En de jongen voel
de er ook niet veel voor. Hij leefde lie
ver als een rustig burger op het land,
las veel, verzamelde platen en schilde
rijen, maar bemoeide zich nooit met de
politiek.
En toch staat hij vandaag te boek als
een royalist. En dit is voor de oude Puri
tein Howard, die Cromwell hoog ver
eert, reden genoeg, om zijn dochter alle
omgang met Guy te verbieden. Hij leeft
nog in de dagen van ouds en tot vervelens
toe vertelt bij het meisje de verhalen
over de slagen bij Naseby en Preston,
Dunbar en Worcester. En altijd weer
hemelt hij de deugden van Cromwell
daarbij op.
Het in'ewiwrt Dorothy niet in *t
minst Zij houdt van Guy, als zij hem
maar heeft, ligt de wereld haar verder
best, zoals ze ligt.
Toen Vader haar alle omgang met
Guy verbood, is oude Jacob, de tuinman
haar redder geworden. En onder de
schijn van duivenliefhcbberij, heeft
Dorothy briefwisseling gehouden met
Guy.
Nu heeft ze weer zo'n lief diertje in
de handen. Dit beestje brengt weer be
richt van Guy en over enkele dagen
neemt het haar antwoord mee naar de
geliefde. Daarom brengt ze het vlug
naar z'n kooi.
Als Vader nu straks
Maar daar schiet haar iets te binnen.
Vader is op deze warme Julimiddag
te opgewonden, om haar straks nog
eens te onderhouden over de duiven-
liefhebberij Dat ze daaraan niet eer
der gedacht heeft
Cromwell, de grote Olivier Cromwell
moet hier ergens in de buurt zijn en
heeft Howard bericht gestuurd, dat hi3
hem deze middag zal kunnen bezoeken,
om nog eens over de oude tik te spre
ken Howard heeft naast C. n veil ge
vochten bij Maston Moor en 'Vorcester
en nooit raakt hij daarover uitgepraat.
Zo is dit bezoek voor Dorothy enerzijds
een gewenste afleiding, maar ander
zijds denkt zij er met schrik aan.
Uit flarden van gesprekken, die zy
heeft opgevangen en die gevoerd wer
den tussen haar Vader en neef Lucas,
heeft zij begrepen, dat zij Cromwell
willen waarschuwen voor een samen
zwering tegen zijn leven. De Anabaptis
ten, onder leiding van de beruchte ko
lonel Sexby en de Roomsen schijnen sa
men te spannen en neef Lucas heeft
verzekerd, dat Guy Lacy daarbij ook
betrokken ic.
Dorothy is er in haar ziel van over
tuigd, dat dit niet het geval is. Guy
bemoeit zich niet met de politiek en bo
vendien is hij een veel te nobel mens.
©m mee te willen doen met een samen
zwering. Maar ja, de laster kan veel
ankte raampje. Dan ziet ze door de
oprijlaan de grote Protector te paard
aankomen Hij is geheel alleen, zonder
Nu moet Dorothy vlug naar beneden,
zij moet de rol van gastvrouw vervul
len, maar dat zal haar niet gemakkelijk
afgaan, vreest ze. Vlug wordt de japon,
die die morgen uit Londen voor de ge
legenheid is aangekomen, aangetrokken
en dan met de waardigheid van een
deftige lady. stapt Dorothy de kamei
binnen, waarin Cromwell, Howard en
Lucas bij elkaar zitten.
Doch zodra zij zich tegenover de ge
vreesde Cromwell bevindt, zinkt haar
al de moed in de schoenen. Straks
meende zij. dat zij voor haar Guy wel
tegen vijftig Protectors durft opnemen
en nu voelt ze. dat ze deze ene op geen
stukken na zal aandurven. Zulk een in
druk maakt de grote man op haar
Wilskracht, beslistheid en kracht spre
ken uit zijn gehele persoonlijkheid en
tegenover zulk een figuur voelt Dorothy
zich ineens een heel klein en bedeesd
meisje.
Cromwell groet haar vriendelijk, hij
aanvaardt eenvoudig de verversingen,
die zij hem aanbiedt en toch en toch
Dan opeens komt de slag.
Howard begint te spreken over de sa
menzwering én hij uit het vermoeden,
dat ook Guy Lacy daarbij betrokken is
en dat Dorothy van hem houdt. Het
meisje wil nu opeens duizend dingen
zeggen om de geliefde jongen te verde
digen, maar helaas ze kan geen woord
uitbrengen en als Cromwell haar aan
kijkt, staan er tranen in haar ogen en
zijn haar wangen hoogrood gekleurd.
„Zo, zo, meisje", begint Cromwell
„we zullen deze zaak eens nauwkeurig
onderzoeken en als je vriend werkelijk
schuldig wordt bevonden, zal je toch
zeker wel zo wijs zijn je aan Vaders
wens te onderwerpen?"
En nu ineens heeft zij de woorden,
die zij zoéven niet kon vinden.
„Excellentie!" zegt ze met nadruk, „ik
kan U verzekeren, dat Guy onschuldig
is. Van huis uit is hij een Royalist, dat
is zo, maar hij is veel te veel een man
van eer. om zich af te geven met moor
denaars en oproermakers. Zoiets doét
Guy Lacy niet!"
„Zwijg, Dorothy", zegt Howard streng,
„denk er aan. jij bent nog maar een
kind en jij weet van dergelijke zaken
niets af. Daar komt nog bij, dat ik de
overtuigende bewijzen heb. dat Guy wel
medeplichtig is. Hij behoort bij een
bende samenzweerders, die. als zij wisten,
dat Zijne Excellentie zich thans hier
bevindt, zeker niet zouden aarzelen, hein
naar het leven te staan."
„Ja. zo is het precies, Oom", valt Lucas
nu bij, „de gedachtenis aan onze vroe
gere vriendschap heeft mij tot nu toe
mijn mond doen houden, daar schaam
ik mij thans voor. Maar nu moet ik U
beiden waarschuwen voor deze gevaar
lijke jongeman. Ik behoef Uwe Excel
lentie niet te vragen of zij de gevaarlijke
en beruchte Anabaptist Colonel Sexby
„Ja, die ken ik; ik heb vaak van hem
gehoord", zegt Cromwell grimmig.
„Welnu, deze man, die al zo vaak
betrokken is geweest in samenzweringen
tegen het leven van Uwe Excellentie, is
thans weer in Engeland teruggekeerd
en schijnt druk bezig te zyn nieuwe
Molens in de Kiimpenerwaaid
Glannen te smeden. Als *t U blieft, wilt
deze eens inzien?"
Dit zeggend overhandigt Lucas Crom
well een bundel papieren.
„Hier zijn de bewijzen", gaat Lucas
voort, „dat hij kort geleden een nieuw
complot gesmeed heeft. Er is een lijst
bij van personen, die bij deze samen
zwering betrokken zijn en U zult zien
dat op die lijst ook de naam voorkomt
van Guy Lacy! Ik heb zelfs personen
gesproken, die er hun verwondering over
uitspraken, dat zij Guy meer dan eens
in gesprek hebben gezien met Sexby.
Niet eens. maar verscheidene malen moet
dat gebeurd zijn."
„Zo zo", zegt Cromwell, „we zullen
eens zien", en terwijl hij de papieren
voor zich op de tafel uitspreidt, begint
hij ze ernstig door te zien.
Dorothy kan het op het ogenblik wel
uitschreeuwen van angst en ellende. Ze
ziet de donkere wolk op het voorhoofd
van Cromwell, ze ziet de harde strenge
uitdrukking in zijn ogen, die kort tevoren
nog zo vriendelijk op haar gericht waren
en zij vreest het ergste.
O, hoe haat ze op dit ogenblik Lucas,
die valse gluiperd. Ze haat hem nu
dieper, dan ze ooit heeft gedaan. Hij
weet wel. dat het meisje nooit met hem
zal trouwen, dat Guy de liefde van
haar hart heeft en dat vervult hem met
Leven en overvloed
1657.
zulk een jalouzie. dat hij graag Guy in
het ongeluk wil storten.
Cromwell heeft intussen de papieren
doorgekeken en terwyl hij ze van zich
schuift zegt hij: „Deze zaak vereist de
meeste spoed, we moeten dadelijk maat
regelen nemen" en terwijl hij Dorothy
scherp aankijkt, zegt hij: „Je zult er
goed aan doen. juffrouw Dorothy, door
niet meei
uitroeien, vóór het hen ge
lukt, het land opnieuw in de ellende
van een burgeroorlog te storten. En dat
alles terwille van de beweerde rechten
van de jonge man, die de zoon is van
de gestorven koning" Hy neemt een
stuk papier en schrijft daar vlug enkelo
regels op. Dan vouwt hij het papier in
vieren en overhandigt het aan Lucas.
„Ga hiermee snel naar Farmwood en
overhandig deze order aan de be
velvoerende officier van mijn escorte.
Maar maak haast, want het is van het
grootste belang, dat de officier dit be
richt onmiddellijk leest."
Bedoeld is de latere Karei II, die
destijds in ons land vertoefde en wel
te Breda.
(Vervolg op pag. 4)
op Zich neemt, dan is het een voorbij
lopen van Hem, als we zelf ook nog
wat willen meedragen. Dit is juist de
strijd voor ons geloof, dat we het moe
ten aandurven de volle verlossing en
de grote blijdschap te aanvaarden.
Temidden van een wereld, die het
merk van de dood draagt, midden in
een samenleving, die ingesteld raakt
op ontbering en leven aan de grens
van het noodzakelijke, moet het Evan
gelie weer gaan klinken. De dood is
verslonden tot overwinning. En de
rijkdom van Christus is uitbundig.
Voor ieder, die in Christus gelooft, is
er een leven in overvloed. In de schat
van Gods barmhartigheden.
Wie dit niet heeft, leeft niet vol
doende uit de verlossing van Christus.
Die laat zich door huurlingen van de
wijs brengen. Door de schijn van
vroomheid en van ootmoedigheid. Dit
is ootmoed, dat ik dit woord geloof en
me als een kind laat rijk maken. Mijn
doodsangst moet ik weggeven aan
Hem. Mijn gebrek moet ik laten ver
vullen door Hem. Ik moet weer een
kind worden, dat de armen vol heeft
met geschenken, en er nog bij lacht
ook. Dat niet angstig is voor verplich
tingen. Bang is, dat het weer zal wor
den afgenomen. Dat niet doet als de
grote mensen, die het „heus veel te erg
vinden". Ons leven is vaak een be
schamende verloochening van de rijk'
dom van Christus. En hoe zal een mens
zonder God de weg vinden tot dit
royale en heerlijke, als we zelf leven
op een minimum?
Ds. H. DE MOOR.
Ik ben gekomen, opdat zij
het leven hebben, en over
vloed hebben.
Joh. 10:10b.
MERKWAARDIGE woorden. Is het
dan niet zo, dat we als Christenen
ons leven moeten afleggen, ons moeten
verliezen? En is het niet een typisch-
werelds begrip dat een mens overvloed
moet hebben? Het klinkt zo uitbundig.
En we zijn het niet gewoon in onze
Christelijke samenleving deze woor
den te gebruiken. Het leven is een ge
stadige dood. We leven in een tranen
dal. En we durven alleen maar te bid
den om dat wat we hard nodig hebben.
Geloof vragen we. Maar we vragen
alleen om een sterking van het geloof,
zodat we er precies mee toekomen. Het
allernoodzakelijkste mogen we wel
van Jezus vragen. Maar we zijn erg
voorzichtig. Als we volkomen geluk
kig zijn en alles in ons werk en gezin
is, zoals we het graag zouden willen,
worden we er wat huiverig van. Dat
kan eigenlijk niet. Daar moet een reac
tie op komen. En midden in de blijd
schap overvalt ons de angst, dat het
zo toch eigenlijk niet kan. Er zijn wel
mensen zoals Luther, die kon genieten
van het leven en kon roemen en zin
gen. Maar dat zijn vreemde eenden in
de bijt. We zijn wel wat jaloers op
hen, maar hebben toch ook de gedach
te, dat het zo toch niet normaal is.
Leven op de grens van de dood. Leven
aan de grens van de armoe, dat is het
leven van de Christen.
Het is geen wonder, dat het voor ons
vreemde woorden zijn, die Christus
hier gebruikt. Het wordt ook zo vaak
heel anders voorgesteld. We hebben
geleerd te beginnen met de armoe en
dan tevreden te zijn als het nog wat
meevalt. Maar Jezus stelt hier een
heel andere regel. Leven en overvloed-
Dat komt Hij brengen. De dood is voor
Zijn rekening. De armoe en het gebrek,
dat is Zijn deel. Er zijn huurlingen, die
doen alsof ze herders zijn. Zij willen
er zelf een mooi leven op na houden
en gaan dan de schapen scheren en
slachten. Zij moeten in het middelpunt
staan. En het geluk en de blijdschap
van de schapen deert hen niet. En
midden tussen deze kwade herders
staat Jezus. Ik ben de Goede Herder.
Ik offer alles op, opdat zij het leven
hebben en overvloed hebben.
Dit is helaas nog volle realiteit. Het
is erg goedkoop om de mensen het
leven in al zijn volheid af te nemen.
We vinden zelfs dat het ernstige men
sen zijn, die ons voortdurend de don
kere doodschaduwen doen zien. Die
ons prediken, dat we maar erg sober
moeten leven. Dat we al blij moeten
zijn, als er een straaltje hemellicht op
ons leven valt.
Jezus noemt hen huurlingen. Want
ze verloochenen de rijkdom van Chris
tus. Als Hij onze dood en onze armoe
ZONDAGSBLAD 9 DECEMBER 1950
7,
V-let cjeóprek in de naaideoó
„Hè, hè, zucht Moeder, al die ka
potte kleren en kousen van die rak
kers. Een mens is nooit klaar, van de
morgen tot de avond werken en
koken en 's avonds naaien en stop
pen. Toch zou ik die lieverds niet
willen missen. Maar nu ga ik naar
bed, 't is voor vandaag welletjes."
De deur van de kinderkamer, waar
Moeder heeft zitten naaien, gaat dicht
en alles is nu donker en doodstil.
Floep, zegt de deksel van de naai
doos en twee ogen van de schaar
kijken over de rand heen
„Hè, ik wou, dat ik een eind kon
gaan wandelen. Ik heb twee ogen en
twee benen en toch kan ik niet lopen.
Altijd maar in de handen als er ge
naaid wordt of in de naaidoos." En de
schaar blijft mopperend over de rand
hangen.
..Nu", zegt het rolletje rijggaren, „jij
hebt geen klagen, knipschcar. Jij
blijft altijd dezelfde, maar ik word
steeds magerder en als er geen garen
meer op me zit, gooien ze me weg."
„Foei, wat mopperen jullie toch",
zegt het speldekussen. „Dan ik. Ik
heb een naar leven. Altijd wordt er
in mijn lichaam geprikt en spelde-
prikken zijn nog wel te verdragen,
maar die dikke stopnaalden. Oh, dat
is verschrikkelijk, dan voel ik me
's avonds zo ziek. Gelukkig is er
steeds een nacht om weer bij te
komen".
„Zeg Vingerhoed, wat zeg jij van
dat alles", vraagt Knipschaar.
»n<?"
„Wat zal ik zeggen. Ze kunnen mij
nooit missen. Altijd zit ik aan zo'n
vinger geplakt. Af en toe rol ik eens
op de grond. Dat vindt ik fijn. Dan
voel ik me veel vrijer dan in de naai
doos en dan komt Minetje met me
spelen en rollen we om het hardst
door de kamer. Maar doordat ik zo'n
lawaai maak tegen de stoelpoten,
heeft Moeder me gauw weer ge
vonden. Och, 't leven is nog niet zo
kwaad."
„Ik wou, dat jullie maar eens gin
gen slapen, dat gebabbel altijd",
zuchtte de klos lichtblauw garen. „Ie
dere avond hetzelfde gemopper. We
zijn toch op de wereld am te werken?"
„Poeh", zei de stopnaald, „dat noemt
ze werken. Ze ligt de hele dag keu
rig in hetzelfde vakje in de naaidoos,
't Is een echt luxe-poppetje. Dan wij.
stopnaalden. Ieder dag trekken ze ons
door knollen van gaten, al maar heen
en weer met meestal een dikke draad
door m'n hoofd gehaald".
Het klosje garen draait zich nuffig
om. Ze wil niets meer met dat ge
mopper te maken hebben. Ze voelt
zich trouwens nooit op haar gemak
in deze doos tussen al dat grove
gedoe. Eens, lang geleden, lag ze on
der glas in een Warenhuis en nadat
ze een lange reis gemaakt had in een
donkere boodschappentas, was ze in
deze doos terecht gekomen, ver be
neden haar stand.
De andere morgen schijnt de zon
vrolijk in de kinderkamer. De naai
doos is dicht. Alles slaapt daarbin
nen. Ook de schaar heeft zich maar
in z'n lot geschikt en is gaan slapen,
na eerst nog een blik op dat hoog
moedige garenklosje geworpen te
hebben.
Moeder komt binnen. Ze moet van
daag hard naaien, want Guusje moet
naar een feest en r.u zou ze een
lichtblauw jurkje krijgen. Fijn, dat er
nu net nog een blauw klosje garen in
de naaidoos is.
Even later staat het nuffige klosje
op de machine. Wat zou er nu gaan
gebeuren. Ze begint langzaam in hel
rond te draaien. Dan al maar harder
en harder. Ze wordt er duizelig van.
Ze voelt zich zo naar en zo ziek. Knap.
De machine staat stil. Even later weer
draaien en draaien. Knap. Weer stiL
Moeder pakt het klosje van de ma
chine, bekijkt het goed, trekt aan de
zijde en gooit dan boos het klosje in
de prullemand. Natuurlijk nog van
die oorlogszijde, die is niets waard,
rommel. Dan maar gauw even een
nieuw gaan kopen. Moeder trekt haar
mantel aan en gaat vlug naar de ma
nufacturenwinkel. 't Is weer stil in de
kinderkamer. Behalve in de naaidoos.
Daar is het een gebabbel van jewelste.
„Lekker, net goed, die nuf. In de
prullemand, daar hoort ze", zegt de
Knipschaar.
„Luxe poppetjes, daar heb je niets
aan; als ze moeten werken worden
ze ziek", zegt het speldekussen.
Allemaal zyn ze het er over eens,
dat de nuf nu op haar plaats is. In
de prullemand, daar hoort ze.
Alleen de vingerhoed heeft mede
lijden. „Als ik weer eens op de grond
rol", zegt hij, „ga ik maar eens een
bezoekje bij haar brengen, want ze
kan het toch ook niet helpen, dat ze
in de oorlog gemaakt is en niet
sterk is."
En het klosje zegt niets terug, wat
ook het verstandigste is. Even later
komt Guusje in de kinderkamer. Ze
vindt het klosje in de prullemand en
vraagt aan Moeder of ze nu ook mag
naaien. Dat mag en als het klosje in
Guusjes handjes is, voelt het zich
dankbaar en tevreden, dat het toch
nog ergens nuttig voor kan zijn.
NETTY VAN DER ZWAN.
Onze wekelijkse Brievenbus
Beste Neven i
Nichten!
O, jongens, kyk czens door deVurtent
Alles is zo wit daar buiten.t
Moeder had wel goed gedacht:
het heeft heel dik gesneeuwd vannacht!
'V' i
MoorMoedor roept al van benedenk
„Jongens,nu vlug 33n gaan kleden1
dan kun je vóór de school aangaat
een sneeuwpop maken op de straat.
Hup.een-twee-drie daarqaan 2cdar>:
Roel en Klaas en kleine Jawj
2e eten vlug... dan jassen aan... o'
hoera! 2e kunnen spelen gaan 'o
2e kneden en ze rollen maar
<zn heel gauw is een sneeuwpop klaar.. i
Ben winterpeen^e wordt zijn neus o A.
kijk...lachen nu zyn ogen heusW
- Moe zoekt een heel oud jasjz op °.\- t
>,4 en zelfs <2cn hoedje voor de pop. F
V* Nouzie eens aaneen keurig heer
Maar., hoor! de schoolbel luidt alweer! 4
r Oef.als de school is uitgegaanf
zien zy geen sneeuwmijnheer meer staan.
fly had het met de zon zo kwaad...
het dooit weer in de natte straat
Allemaal goede Sint Nicolaas gehad,
zeker? Ik dacht: jullie zijn allemaal nog
zó vol van het feest van deze week, dat
ik maar geen grote puzzle zal plaatsen.
Ik heb een leuk verhaaltje van juffrouw
v. d. Zwan, een gedichtje en een bab
beltje met jullie. Lena de Vrij vertelt
me. dat zij nieuwe schoenen heeft ge
kregen van de Sint, een sjaaltje en nog
veel meer. Nou, Lena, óf jy een goede
dag hebt gehad! Jacob Verzaal zou zo
graag, als Hans en Grietje afgelopen is,
het sprookje van Sneeuwwitje of van
Kleinduimpje in de krant willen hebben.
Nou, Jacob, beloven kan ik niets, maar
we zullen eens zien, hoor! Leuk, Rinkie
Duiker, dat jullie allemaal zo graag de
jeugdpagina lezen. Zaterdagsavonds gaan
zij bij haar thuis om de beurt kijken, of
de krant er al is. LucM Potman is toch
zó blij. met het boek dat zii van Oom Ka-
rel gekregen heeft. Het ging over poes
jes en nu moet je weten, dat Lucij zo
erg veel van dieren houdt! Nou. Jopie
Voskamp, je had je oploss'ng helemaal
goed hoor. En blijf je nu ook verder mee
doen met de neven en nichten van Oom
Karei? Corrie Den Hoed: mijn petje af
voor je mooie handschrift, hoor. Je vraagt
of ik blokschrift mooi vind. Ik moet daar
ja op antwoorden, maar mooier vind ik
een gewoon handschrift. Dat staat sier
lijker vind ik. Piëta Karsemeyer schrijft,
dat zy al tante is over vier nichtjes en
drie neefjes. Aardig, Piëta!
Aan alle jongens en meisjes moet ik
nog even vertellen, dat zij post voor Oom
Karei en Tante Lies ALTIJD kunnen
sturen naar het bureau van de krant.
Schrijf er maar op: Voor Oom Karei en
Tante Lies en het komt voor elkaar!
Hier komt Tante Lies
Wim Mcls, dat was een moeilijk raad
sel hoor. maar ik geloof, dat ik het wel
weet. zijn het 21 letters? Greetje v. d.
Hoeven en nog wat jongens en meisjes
vragen of ze ook mee mogen doen met
onze puzzles. Natuurlijk, dat hoef je niet
eens te vragen, maar er wel om denken,
dat je je oplossing altijd vroeg instuurt,
dus voor Woensdag. Nou Tonny Bogaards.
ik vind het heel flink van Nico dat hij
zijn vriendje uit het water gehaald heeft.
Is Keesje niet ziek geworden na zo'n
koud bad? Bertje van Wageningen, ik
geloof toch wel dat St Nicolaas ook
jouw brief heeft gelezen. Ik meen nog,
dat hij zei. dat je al zo mooi kon schry-
ven. Hé. Alie Bakker, ik schrik er van,
waarom wil Je zusje niet met ons mee
doen? Ik denk vast wel, dat ze er spijt
van zal krijgen en volgende week ook
een oplossing inzendt! Bedankt voor j©
leuke tekening Henny van Ry. nee, het
was heus niet overdreven, alleen zitten
we er nooit zo gezellig bij. Ja hoor Dick
v. d. Burg, het adres op je brief is goed
en we vinden het erg leuk, dat jij ook
bij onze neefjes hoort. Simon Rijsdijk, zo
geef Jy Kees gelijk. Nou ik niet hoor.
Want ik had St. Nicolaas toch heus zelf
gezien! Truus ter Haar. bedankt voor je
foto. Je staat er echt leuk op hoor. Willy
en Bram Koppert, jullie zijn vast ont
zettend lief geweest, want jullie hebben
zoveel gekregen deze week. Feliciteer je
broertje maar van me. Jammer, Henk
Kardol dat je de rebus niet begrepen
hebt Volgende keer maar béter!
De oplossing van de puzzle van de vo
rige week is:
1. SLINGERAAP; 2. NEUSHOORN;
BRILSLANG; 4. ZEELEEUW; 5. REN
DIER; 6. STRUISVOGEL.
De winnaartjes zyn: Rini de Koning,
Pim Kempje, Annie van der Kaaden,
Huib Noordzij en Rudolf van Dam en de
troostprijsjes zijn voor: Geesje de Rui
ter. Chrisje Gans. Ria Starre. Tineke v.
d. Velde en Wim Oosterbeek.
Voor deze week hebben we een
„schuifraadsel". De onderstaande negen
plaatsnamen moet je onder elkaar zetten
en dan zo verschuiven, dat je van boven
naar beneden de naam van een dex
grootste steden in Nederland kunt lezen.
De i
Baarn, Hilversum, Vlissingen, Tiel,
Roermond, Oosterbeek, Oudenbosch,
Wageningen en Helmond.
Jongens en meisjes, doe je best en vóór
Woensdag insturen en dan allemaal maar
weer de hartelijke groeten en tot vol
gende week.
TANTE LIES.
veRteLb öoor inqA-BRitt dLLeRt qetekenö öoor nils hansson
81. „Dank U wel", snikte Grietje. 82. Grietje begon nu water te 83. Maar ze was nauwelijks bij 84. Grietje maakte een lange rij
„Maar als u mij toch opeet, wil ik halen, maar steeds liep ze te be- de deur of de heks riep haar te- allermooiste bollen, maar inplaats
liever samen met Hans opgegeten denken, hoe ze Hans zou kunnen rug. „Nu gaan we bakken, want
worden". „Gekkigheid. Denk je helpen. De boze heks was juist ik wil lekker brood by het eten
dat ik jullie beiden ineens opkan? bezig haar wratten wat te fatsoen- hebben. Stop jy krenten in 1
Wil je me soms pijn in mijn buik neren. Zou Grietje even de keuken deeg en maak kleine bolletjes
bezorgen?" uitdurven om Hans te spreken? het deeg."
i krenten had ze stenen in het
deeg gestopt. De heks zou ten
minste een flinke maagpijn op
lopen als straf voor haar boos
aardigheid.