De schoenmakersdochter SURROGAAT 2 ZONDAGSBLAD 25 NOVEMBER 1950 öoor leo j. Leeuwis (Slot). IEANETTE rolde een balletje zilver papier rond tussen vinger en duim. Haar stem verbrak abrupt zijn ge- dachtengang, toen zy vroeg: „Zal ik maar direct aan het werk gaan; u hebt het toch zo druk?" Hij sprong op. „Inderdaad. Als je voldoende bent uitgerust van oe reis." Zij nam plaats achter een klein bu reautje en begon met het overtypen van een verslag, vol aantekeningen en doorhalingen in de marge. Reigers berg borg de gramofooninstallatie in een lederen foudraal en werkte daarna a'an zijn correspondentie. Er was niets hoorbaar dan het felle tik- ketikken van de stalen letters op het papier. „Secretaresse" spotte de ma chine ratelend, „meer niet, meer niet Het stelde haar gerust, maar bracht tevens een diepe teleurstelling. Haar gejaagdheid bleef; nam toé, toen hij. het leek haar uren later achter haar kwam staan om een aanwijzing te geven. Zwijgend bleef hij staan, neerkijkend op haar haar. Toen ze zich naar hem omwendde, zag hij diep in haar hals een adertje driftig klop pen. Haar lippen waren smal, kramp achtig op elkaar geperst. „Jeanette," zei hij. Het woord klonk nieuw en teer. Het was een voorbode „Jeanette, secretaresse...." Het bloed begon te zingen in haar oren, maar ergens had haar waak zaamheid een antenne gespannen, die speurde en speurde „Kleine typiste", vroeg hij, „heb je het niet begrepen?" „Die stem", dacht ze, „Budapest, zijn vertelling voor mij in het restaurant". Het warme timbre stemde samen met de donkere suizing van haar bloed, maar wekte tegelijk een lichte weer zin, die haar zelf verbaasde. Zij schud de het hoofd en toen waren daar zijn armen en de weke stem, heel dicht bij nu: „Meisje, ik heb het niet druk. Ik verlangde zo naar jou De wereld begon sneller en sneller te draaien in de duizeling van vreug de die haar beving. Maar <Je antenne in haar hersenen ving ongewenste en hinderlijke signalen op. Een ongeken de innerlijke tweespalt en verscheurd heid plaagde haar. „Dit moet het zijn", zei ze tot zichzelf, „het grote, pure geluk, waaraan ik me moet overgeven. Hij heeft me lief; alles is goed Maar tegelijk maakten haar gedach ten een vreemde reis. Zij zag het kerkje in suikergoedkleuren van de wandprent, dat de deuren voor haar opende. Haar vader verscheen in d"e omlijsting van het raamkozijn en ze hoonde zijn stem. „Genoeg gewaar schuwd. De stem verdween, maar in de 6nelle wemeling van beeld en geluid zag en hoorde zij haar moeder, verscheen het hamerinterieur, de werkplaats. „Vlinder", dacht ze. „moeder zei dat ik een vlinder was Pas op, kleine tere vlinder, verschroei je vleugels niet" „Ik ben dwaas en kinderachtig", zei ze tot zichzelf. „Ik ben bang. Waarom. Ben iV een dorpemeisje?" "r was geen ontkomen aan. Zij maakte zich bevend k* uit zijn armen, terwijl zij toch een zachte weemoed voelde, een erlangen naar zijn fluisteringen. Maar '•leenrs vond haar wantrouwen voedsel en "oor ze 't wist, had ze gevraagd: „Was je ve^er écht schoenmaker?" "»t onverwachte van de vraag ont- n terde en ergerde hem. „Nee, aaiz- antwoorde zy, mdat jij je voor je vader schaamde! Ik -vilde jou cn hem geruststellen". ...Ta", dacht 2e. ..ik schaamde me. Maar toch heeft hij gelogen. O, het wa6 niet err, maar hij hééft gelogen. En waarom m-e?t ik naar Amsterdam komen? Waar om kwam hij zelf niet, naar mij?" 'arcus Reigersberg stak een sigaret op cn wachtte. Zijn ogen war zacht tegelijk. 1 hard keek hem beeld prentte zich op het nelvlies van haar ogen. De schoenmaker hief zijn vinger. „Denk om je opvoeding". Zij trok schielijk haar handen uit zijn greep, be seffende ineens, dat het spinsel van haar dromen wae verscheurd. Dit was niet het grote; hij was als de anderen. De grote journalist zag hoe zij «feroevig het hoofd schudde en stamelde: .Jeanette. ik heb me vergist". En ze zei zachtjes, aloof er een ander sprak: „Ja. je hebt je vergist". Hij keek haar aan en begreep opeens, dat hii zich inderdaad had vergist. Dat het hem ditmaal ernst was geworden, hier, in Amsterdam. Niet in Parijs of Buenos Aires. Cairo of New-York, maar hier in zijn eigen kam^r. waar hij onder rouge en verf de onverklaarbare zuiver heid van een jonge vouw ontdekte. Een liefde, die als door ccn vreemde macht beschermd, ongerept ontbloeid was op een bodem vol woekerend bederf. .Jeanette, vergeef my. Ik heb je lief, maar nu is het te laat. Geloof, dat ik dit nooit zal vergeten". „Vergeven9" vroeg zij, „ik ben immers niet beter. Maarlaat one. nu niet meer praten daarover". Hij reisde mee terug naar haar woon plaats, gaf aan ouders cn werkgevers een verklaring voor de onverwachte terug keer. Hij moest plotseling vertrekken voor een actuele berichtgeving. Daarna namen zij afscheid, zonder veel woorden. Ze ging terug naar kantoor, beschreef weer haar vaste baan tussen schoen makerij en birreeci. maar het was alsof niet zij, maar een ander het pleintje overstak. Zij lette niet op de nieuwsgie rige blikken van het personeel, ging stil haar gang, met naar binnen gekeende blik. De vader zat nog voor het raam cn lapte schoenen of laarzen. V001 haar verwonderde gedachten groeide zijn klei ne gestalte uit tot een machtig mens. Er was dus een achtergrond. Zijn stil ge preveld „Onze Vader" ging niet verloren in het gewoel van de stad; als zij Mm vermaningen uitspraken waren de ouders slechts een echo van een grote Opdracnt- gever, de halfsleetse wandteksten waren handwijzers en het simpele geloof lééfde dus. Et was een achtergrondGod". Hij was het. Die stond achter de zwakken en kreupelen, de armen van geest, de kleinen en schuehteren zodat hun scha duwen groot, indrukwekkend en machtig verschenen op de muur van het leven. Zó machtig, dat zij meer invloed hadden dan de lokkende verten van het leven. De verwondering sprak uit haar ogen, als ze weer in het achterkamertje zat, waarin niets was veranderd. De oudere maakten zich bezorgd over haar houding, spraken van hun onrust. ,Er is niets gebeurd", zei ze met een glimlacht. Najaar in de Haarlemmerhout „Dawk God daarvoor", antwoordden zy, haar in hun naieviteit direct gelovend. ,Ja", zei de dochter, „en Jullie". Er verschenen reportages van Marcus Reigersberg in de bladen; foto's, waarop de stümakende schoonheid ven het land schap uitkwam en andere van de weelde en het vertier der badplaatsen. Zij las en meende tussen de regels door zijn heim wee te ontdekken. Zij streed tegen die gedachten het was immers voorbij. €5B3BS33 Wiolerlaars van Clatk mei schapen vacht gevoeld. Opmerkelijk is de siu*- ting mei 44a veler. gURROGAAT is een woord met een bijsmaak. Het doet denken aan de oorlogstijd, toen w\j ons met allerlei vervangingsmiddelen tevreden moes ten stellen. Ersatz" zeiden de Duif-' sers. Surrogaat lijkt echt, maar is niet echt. Het is vervanging, imitatie, schijn. En het middel om hier achter te ko men, en dit schijn-karakter te ont dekken is: de proef te nemen, het te keuren, dan maakt de smaak het open baar Zo is het ook met surrogaat-chris tendom. Eigenlijk: een vreselijk woord.' Christendom dat iets schijnt te zijn, maar niets is, niets doet, niefs uit- werkt, dat schijn en imitatie is! En toch: hoeveel van dit surrogaat is er bij ons in omloop? Het was er reeds in de dagen van Christus. Niet alleen by de Farizeeërs en Schriftgeleerden, de geveinsden; maar ook bij de volgelingen, de discipelen, die er over twistten, wie de eerste en de meeste onder hen was; wie de eer ste plaats behoorde in te nemen. Daarom heeft Christus bij de viering van het laatste Avondmaal Zijn klede ren afgelegd en een linnen doek ge nomen en Zichzelven omgord, en zich nederbuipende de iwetcn van Zijn dis cipelen gewassen. En dit verricht heb bende, vraagt Hij: verstaat gij hetgeen Ik U gedaan heb? Indien Ik de Here en de Meester U de voeten gewassen heb, zo zijt gij ook schuldig elkander de voeten te wassen. Ik heb V een voor beeld gegeven, opdat pelykertuys Ik V gedaan heb, gijlieden ook doet (Joh. 13 12—15). Zie geen surrogaat zegt Chris tus. De Zoon des mensen is gekomen om te dienen, en Hij roept de zijnen even eens tot dienst. Een dienstknecht is niet meer dan zijn heer. Geen surrogaat, maar apostolaat d.w.z. dienst. Er zijn velen, die afgestoten wor den door onze kilheid en stroefheid en onverdraagzaamheid, door ons gebrek nan dienende liefde en waarachtigheid; en die toch zoekende zijn, en hef heim wee in zich dropen naar het echte, het eenvoudige en het ware, het zelfver loochenende geloof van een levende Kerk, die in de volle zin des woords gemeenteis, gemeenschap der hei ligen. En daarom: geen surrogaat, d.w.z. niet onze woorden maar ons hart, de daad die de under zoekt in begrijpende liefde. Want het gaat Christus niet om een kerk, die als een machtsinstituut de creten uitvaardigt, en de mensen on derwerpt en dwingt in een slaafs en wettisch systeem. Het gaat Hem niet om twistende en hoogmoedige jonge ren, die voor elkaar niet buigen wil len, en niet onder willen doen. Maar het gaat Hem om mensen, die geloven. Mensen, die Hem kennen en liefheb ben en volgen willen. Mensen, die zich bekeren van de boosheid van hun hart tot een echt, liefdevol en zelfverloochenend geloof. Jezus heeft nederbuipende de voeten van Zijn discipelen gewassen. Ziet ge, by Hem was peen surrogaat, maar het echte en zuivere. Altijd weer. Tot in de dood des kruises heeft Hij gediend, vriend er vyand, de panse mensheid. En Hij zegt: Verstaat ge, wat Ik V gedaan heb? Ik heb V een voorbeeld gegeven, opdat pelykerwys Ik U gedaan heb, pijlieden ook doet. Dienst, d.w.z. het moet op de knieën gedaan worden. Je moet er bij bukken, zoals Jezus zich nederboog; een ieder op zyn eigen plaats, en in de taak waartoe hy geroepen is. Dienen, dat is: de Grondwet van Zijn Koninkrijk. Aan machtswellust en heerszucht en onvrede gaat de wereld ten onder. Niets kan ons helpen dan dit ENE: dit geloof, deze dienst, dit eenvoudige en waarachtige en echte zichzelf ver loochenen ter wille van Hem, die ons gediend heeft naar lichaam en ziel. „Indien gy deze dingen weet, 2alig zo gij dezelve doet!" Valkenburg. L. J. Baas. Er kwam een dag, waarop de postbode een brief hracht met vreemde postzegels en hot stempel Menton. Hij verontschul digde zich niet, maar bood zijn excuses aan, zonder de gebruikelijke termen. De woorden lééfden. Zijn eigen gedrag was scherp afgewogen tegen haar houding. „Zwamt-wit", dacht zij, jnaar dat ie niet Zij vroeg zich af, of ze het hom zou kunnen uitleggen, dat zijzelf er buiten stond, dat hij niet slechter was dan zij. „Er was iets", dacht ze, „dat mij tegen hield. Niet iets, maar Iemand. Vader, moeder. God". Er kwam hoop in haar harten maanden later, toen znj hoorde, dat hij was thuis gekomen, reisde ze naar Amsterdam. Hy verbleekte toen ze binnentrad. Er was iets met zyn ogen gebeurd, zag zij, want ze keken naar binnen. ,Jy, Jeanette", zei bij, „dat kan toch niet?" „Waarom niet?" vroeg ze dapper. „Zoiets kan je niet vergeten", ant woordde hij. „Je hebt toch je trots". ,Je begrijpt het niet Wy waren bond genoten. Ik wilde immers meegaan, en dat ik niet ginghet lag eigenlijk niet aan mijGod". „Mijn moeder leerde me ook die naam", zei hij, „ik ben alles vergeten. Maar er is meer Jeanette. Er waren anderen je weet niet alles van mij". „Ik begrijp het". „MaarZijn stem sloeg over. „Wat kom je hier dóén?" „Hij houdt van me", dacht ze en haar hart begon te kloppen. „Heb je nog een secretaresse nodig?" „Dat kan niet", antwoordde hij, pijnlijk getroffen, ,jy niet". „Het is goed Marcus". „Nee" Hij echreeuwde het bijna, „nee, het is niet goed. Begrijp je niet „Ik begrijp het. Houd je van ine?" „Jeanetteja, maar „Ik wil je secretaresse niet zyn, jongen". „Natuurlijk niet". „Maar je vrouw". Hij stond op. begon dTiftig heen en weer te lopen. „Je weet niet wat je zegt. Dit allesen ik heb een verleden", „Ik heb óók een verleden, waarvoor ik me schaam. Diep schaam. Déórom omdat ik jou gelijk was, kon ik terug komen. Hoe kon ik je verachten, hoe kon ik in mijn eer gekrenkt zijn, terwijl wy samen hetzelfde pad gingen, wilden gaan tenminste. Nu kunnen wy samen op nieuw beginnen. Ik heb óók zoveel goed te maken.... myn oudere en zoveel.... Een heel leven is daarvoor niet lang genoeg. Daarom is er vergeving nodig, voor mij, voor jou, voor iedereen. Ik begin het nu te begrijpen en jij moet het ook leren, zoals mijn vader, die schoen maker is en mijn moeder en jouw moe der, die Je psalmveredes leerde. Er staat iets achter hen, Marcus, „Iemandeen kruis. Ik geloof.... voor je iets goed wilt gaan maken, moet je dóór terecht „Het Kruis", antwoordde bij peinzend, „dat wordt mieechien de langste reis die ik ooit maakte, Jeanette. Ik ben dat allc6 zo ontgroeid". „O", antwoordde zy, „ik ook, belaas. Maar wy kunnen samen gaan. En er is lkht op die weg". ZONDAGSBLAD 25 NOVEMBER-1950 7 4 onze jeuqó-p&qinó, St. Nicolaas in 'n stortbui en onze GROTE KLEURWEDSTRIJD Beste i nichten! Ja, Sint Nicolaas nadert nu met rasse schreden! En nu we zó dicht de 5e De cember genaderd zijn, schiet me een vertiaaltjc in mijn geheugen, dat ik eens, jaren geleden, over de Sint heb gehoord. Op een avond, toen hij met zijn zwarte knechten op de daken reed, was er een geweldige storm. De board van de Sint wapperde en de manen van het paard kon je, bij een harde windstoot, horen klapperen. „Dat is me een windje, jon gens", zei Sint Nicolaas. „Ik kan me bijna niet staande houden. Ik ben ook al een oud man en jullie hebben tenslotte nog jonge benen". „Zullen we er voor van avond dan maar mee ophouden. Sint?" schreeuwde één van de Pieten door het geweld van de rtorm heen. „Niks ervan" zei Sint, „de kinderen verwachten ons en wc mogen hen niet teleurstellen". Voorwaarts ging het weer; de hoofden van Sint Nicolaas en de Zwarte Pieten waren gebogen tegen het geweld van de storm in. Als ze bij een schoorsteen kwamen, legden ze hun oor wel te luis teren, maar er was niets te horen van kinderliedjes. Dat vond de Sint wel jam mer, want hij hoort niets liever dan de stemmen van aardige kinderen. Plotse ling begon het zó te onweren en te stort regenen bovendien, dat het paard van Sint Nicolaas ging steigeren van angst. En dat dier was toch wel heel wat ge wend in al die jaren. „Laten we maar even gaan schuilen", riep de Sint Wat bakt hij Uier is weer een plaatje, waarin letters verborgen syn. Als jullie goed zoeken, knn je te weten komen, welke lekkernij dete kok bakt. De kellnet ran een poos je geleden bracht RANIA. IE WEET HET: Geen oplossingen insturen, want biervoor worden geen prijsea gegeven. daór in dat grote duivenhok is nog .wel ruimte voor ons." Terwijl de bliksem schichten de omtrek verlichtten, kroop Sint Nicolaas met zijn vier Pieten in het duivenhok. Jullie kennen die bokken wel. Het zijn van die hele grote, waar je gemakkelijk in kunt staan. De bewor ners van de til waren al op het nacht hok, maar ze schrokken toch wel van dat vreemde bezoek. Sint Nicolaas had echter overal voor gezorgd en liet één van zijn knechten wat duivenvoer uit zijn zak halen. Nou, je begrijpt, dat de geschrokken beestjes daarvan opknap ten, hè. Dat echte Spaanse duivenvoer hadden ze nog nooit gehad en hun angst voor de Sint en zijn Zwarte knechten was dan ook gauw verdwenen. Het paard stond buiten in de stromende regen, maar een van de Zwarte Pieten had de schimmel toegedekt met een zeil. Zo doende bleet het paard toch nog droog. Toen de bui weer wat was afgedreven gingen Sint en de Pieter weer op pad. De duiven hadden hun buikje romdgege- ten cn vonden het helemaal niet jam mer, dat Sint ook bij hen op bezoek was geweest. Jullie snappen, dat de baas van de duiven nooit begrepen heeft, waarom zijn «lieren de volgende morgen lang niet zoveel aten als andere. Maar by kon toch weten, dat Sint Nicolaas bij men sen en dieTen nooit met lege banden komt! Kruiswoordraadsel De oplossing van het laatste kruis- woordraadsel was: Van links naar rechts: 1. hol; 4. poten; 5. das; 7. p.g.: 9 el; 11. I.O.; 12. a.o.; 13. kant; 15. elk; 16. ons. Van boven naar beneden: 1. hoed; 2. os; 3. leeeplank; 6. re; 8. goot; 10. lyfcen; 14. als; 16. os. DE BRIEVENBUS Jan de Mos zit op het ogenblik in de eerste klas en gaat met Januari naar de tweede klas. Op een morgen vond hy een suikerbeest in zijn schoen. Natuur lijk, omdat Jan zo goed zijn best doet op school; „Maartje" is dol op haar hond Kees, die alleen snoep aanneemt uit de rechterhand. Maar Maartje heelt met belde handen de chocolade aangepakt, die z4j in haar schoentje vond op een morgen, dat begrijpen jullie wel! Willie Koeter vertelt, dat zy zo graag balt met haar vriendinnetje Cobie de Bruin. Meester Tieleman vindt zij erg aardig en ze zit op school naast Lotta Schuller. Doe ze allemaal de groeten maar. Willie! Als we Beatrix Mali paard gefeliciteerd hebben met haar verjaardag, die zij kort geleden heeft gevierd, gaan we naar Rijnrtaurg, waar Jannie der» Haan een complimentje krijgt, omdat zij de Zwar te Pietenschool zo aardig heeft gekleurd, llenk foppens heeft de beer met het ballonnetje een beetje opgefleurd. Rina van der Ven: hartelijk dank voor Js prachtige ansichtkaart, hoor. Nellie van Vliet gaat graag naar ds Zondagsschool, waar ook haar oudste broer ondeTwyzer is. We zullen eens uit- kyken naar een ander sprookje, Nellie, ale Hans en Grietje algelopen is. Oom KareL En nu ik, beste jongens en meisjes! De stroom van nieuwe nichtjes en neefjes blijft maar aanhouden, prachtig hoor. Hoe meer hoe beter! We heten ze natuurlijk allemaal van harte welkom in onze kring. Eén van deze nieuwe nichtjes, Ploni Kweekei. schrijft me, dat ze op het orgel al versjes spelen kan. Doe maar goed je best hoor meid! Mis schien koopt vader ook wel een orgel voor je. of koop je er later zelf een! Die Dickie Bol dat is nog eens een bolleboos in het knikkeren. Eerst had hij maar 18 knikkers en nu heeft hy er al 201! Ik zou niet graag met je knikkeren hoor, dan verloor »k ze ook vast allemaal bij je. Natuurlyk mag het vriendinnetje van Pleunie Buyningh ook mee doen met ons jeugdhoekje. Vraag haar maar, of ze me ook een lange, gezellige brief schrijft. Simon Rijndijk, hartelijk dank voor het mooie gedicht. Hob je het op school geleerd? Gerrit Klunder. ie het woord dat ik in moest vullen .scharen slijper"? Als ik het fout heb, schryf Je me het dan? Bas Wtfnands, jongen wat kan jij al mooi kleuren! Doe maar goed Je best dan zie ik je nog wel „meester" worden. Miep Meyer schrijft me. dat ze van haar leven nooit meer gaat varen, was het dan zó erg? Ik heb echt even cm je gelachen hoor! En het derde deel van je groeten heb ik overgebracht Jo- hait Vos is op school met nog vier vriend jes de klas al een heel eind voor met ieren. Knap hoor. Maar Johan, ik denk dat het met schoonschrijven niet zo is, wel? Het geeft niet hoor Adrie Roosen daal of je peT brief of briefkaart je op lossing stuurt. Alleen, als je het per brief doet, kun je er natuurlijk een ge zellig stukje bijschrijven. Je ziet maar hoor! Nee maar, dat is even wat. Betty Wispelwey gaat ons gauw verlaten Niet, «tot ze geen zin heeft om te schrijven. O heden, ja hoor, maar ze gaat helemaal naar Australië. Maar dan stuurt ze wel eens een briefje, om te laten weten hoe se bet daar vindt, niet Betty? En dan als laatste ons zieke nichtje Greta den Engelsman. Ze ligt in het sanatorium Sonnevanck te Harderwijk. Kindcrpa- viljoen. zaal 4. We wensen haas van harte beterschap en zullen we haar allemaal eens een kaart stuiui of «en leuk briefje? Smi Nicolaas heeft Oom Karei en Tante Lies opgebeld met de boodschap, dot hy voor de kleurwedstrijd van deze week een paar mooie extra-prijzen tevoorschijn heeft gehaald. Wat zeg gen jullie daarvan? En onze tekenaar, die heel goed weet, hoe aardig jullie allemaal het sprookje van Hans en Grietje vinden, maakte dit mooie plaatje voor jullie, om er met de kleur- doos of met verf uiat fleurigs van te maken. Daar doen ute toeh zeker alle maal aan mee? Dan komen hier de namen van de kinderen, die dit ketr tot de gelukkigen behoren. Kees Visser; Kees Stehouwer; Bennard Hoogen- dam; Annie Zandbergen en Afie Mid delburg. De troostprijzen gaan naar.' Geertje Verweij; Anneke Siebrecht; Tonnie van Aken Jan de Mos; A. C. M. v. d. Wel. Tot volgende week. TANTE LIES HIJ KRIJGT ALTIJD DE SCHULD! In de tuin is een grote boom omge waaid. Kleine Wim staat er met een benauwd gezicht bij te kijken. „Wat is er, Wim?" vraagt zijn vriend je „O", antwoordt Wim. „nu zullen ze wei weer zeggen, dot ik die boom heb uitgetrokken!!" BOUILLON Kapitein (in hotel): Kellner, wat ia dat voor goed? Kellner: Bouillon, mijnheer! Kapitein: Zo? Dan heb ik myn halvs leven op bouillon gevaren! TO#>*c«o#>jc>9DtD*>8oa&ic'SQRD*>go«p*>8oa>iDyc>«>iD9Df»>jDg^^ ff Aft S en GÜIETJE v€Bt€lö öoor inoó-BRitt óllCRt qctckenö öoor nils hónsson 74. Hans kreeg om het uur een portie heerlijke soep met dikke geklopte room er in, en ora te con troleren of hy wel dikker werd, moest Hans iedere dag xyn vinger door de tralies steken, zodat de heks dan kon voelen of er al meer vlees aan zat. 75. Maar in plaats van zyn vin- 76. Grietje begreep, dat als Hans 77. Toen Grietje d« keu- «er, stak Hans iedere da« een «iet dikker werd van die soep. de ken kippenbeentje toe. Eindelijk werd "is JS veile gansplukte.Haar gezang heks hem in ieder geval de kek. ongeduldig. 2e kad nog g" nooit zo'n mavere ionffen ffezicrv. uji. aiik ..aa> op- 6en vette gans nans in zat m„rr klonk alsof het hagelde magere Jongen gezien» Hans, die nu""i honingsoep te MM gen, dat zou wel helpen. verloor de moed niet. dit malse gansje hier."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 10