De schoenmakersdochter
SURROGAAT
2
ZONDAGSBLAD 25 NOVEMBER 1950
öoor leo j. Leeuwis
(Slot).
IEANETTE rolde een balletje zilver
papier rond tussen vinger en duim.
Haar stem verbrak abrupt zijn ge-
dachtengang, toen zy vroeg: „Zal ik
maar direct aan het werk gaan; u
hebt het toch zo druk?"
Hij sprong op. „Inderdaad. Als je
voldoende bent uitgerust van oe reis."
Zij nam plaats achter een klein bu
reautje en begon met het overtypen
van een verslag, vol aantekeningen
en doorhalingen in de marge. Reigers
berg borg de gramofooninstallatie
in een lederen foudraal en werkte
daarna a'an zijn correspondentie. Er
was niets hoorbaar dan het felle tik-
ketikken van de stalen letters op het
papier. „Secretaresse" spotte de ma
chine ratelend, „meer niet, meer
niet
Het stelde haar gerust, maar bracht
tevens een diepe teleurstelling. Haar
gejaagdheid bleef; nam toé, toen hij.
het leek haar uren later achter
haar kwam staan om een aanwijzing
te geven. Zwijgend bleef hij staan,
neerkijkend op haar haar. Toen ze
zich naar hem omwendde, zag hij diep
in haar hals een adertje driftig klop
pen. Haar lippen waren smal, kramp
achtig op elkaar geperst.
„Jeanette," zei hij.
Het woord klonk nieuw en teer.
Het was een voorbode
„Jeanette, secretaresse...."
Het bloed begon te zingen in haar
oren, maar ergens had haar waak
zaamheid een antenne gespannen, die
speurde en speurde
„Kleine typiste", vroeg hij, „heb je
het niet begrepen?"
„Die stem", dacht ze, „Budapest, zijn
vertelling voor mij in het restaurant".
Het warme timbre stemde samen met
de donkere suizing van haar bloed,
maar wekte tegelijk een lichte weer
zin, die haar zelf verbaasde. Zij schud
de het hoofd en toen waren daar zijn
armen en de weke stem, heel dicht bij
nu: „Meisje, ik heb het niet druk.
Ik verlangde zo naar jou
De wereld begon sneller en sneller
te draaien in de duizeling van vreug
de die haar beving. Maar <Je antenne
in haar hersenen ving ongewenste en
hinderlijke signalen op. Een ongeken
de innerlijke tweespalt en verscheurd
heid plaagde haar. „Dit moet het zijn",
zei ze tot zichzelf, „het grote, pure
geluk, waaraan ik me moet overgeven.
Hij heeft me lief; alles is goed
Maar tegelijk maakten haar gedach
ten een vreemde reis. Zij zag het
kerkje in suikergoedkleuren van de
wandprent, dat de deuren voor haar
opende. Haar vader verscheen in d"e
omlijsting van het raamkozijn en ze
hoonde zijn stem. „Genoeg gewaar
schuwd.
De stem verdween, maar in de 6nelle
wemeling van beeld en geluid zag en
hoorde zij haar moeder, verscheen het
hamerinterieur, de werkplaats.
„Vlinder", dacht ze. „moeder zei dat ik
een vlinder was Pas op, kleine tere
vlinder, verschroei je vleugels niet"
„Ik ben dwaas en kinderachtig", zei ze
tot zichzelf. „Ik ben bang. Waarom. Ben
iV een dorpemeisje?"
"r was geen ontkomen aan. Zij maakte
zich bevend k* uit zijn armen, terwijl zij
toch een zachte weemoed voelde, een
erlangen naar zijn fluisteringen. Maar
'•leenrs vond haar wantrouwen voedsel en
"oor ze 't wist, had ze gevraagd: „Was je
ve^er écht schoenmaker?"
"»t onverwachte van de vraag ont-
n terde en ergerde hem. „Nee, aaiz-
antwoorde zy,
mdat jij je voor je vader schaamde!
Ik -vilde jou cn hem geruststellen".
...Ta", dacht 2e. ..ik schaamde me. Maar
toch heeft hij gelogen. O, het wa6 niet
err, maar hij hééft gelogen. En waarom
m-e?t ik naar Amsterdam komen? Waar
om kwam hij zelf niet, naar mij?"
'arcus Reigersberg stak een sigaret
op cn wachtte. Zijn ogen war
zacht tegelijk.
1 hard
keek hem
beeld prentte zich op het nelvlies van
haar ogen. De schoenmaker hief zijn
vinger. „Denk om je opvoeding". Zij trok
schielijk haar handen uit zijn greep, be
seffende ineens, dat het spinsel van haar
dromen wae verscheurd. Dit was niet het
grote; hij was als de anderen.
De grote journalist zag hoe zij «feroevig
het hoofd schudde en stamelde: .Jeanette.
ik heb me vergist".
En ze zei zachtjes, aloof er een ander
sprak: „Ja. je hebt je vergist".
Hij keek haar aan en begreep opeens,
dat hii zich inderdaad had vergist. Dat
het hem ditmaal ernst was geworden,
hier, in Amsterdam. Niet in Parijs of
Buenos Aires. Cairo of New-York, maar
hier in zijn eigen kam^r. waar hij onder
rouge en verf de onverklaarbare zuiver
heid van een jonge vouw ontdekte. Een
liefde, die als door ccn vreemde macht
beschermd, ongerept ontbloeid was op
een bodem vol woekerend bederf.
.Jeanette, vergeef my. Ik heb je lief,
maar nu is het te laat. Geloof, dat ik dit
nooit zal vergeten".
„Vergeven9" vroeg zij, „ik ben immers
niet beter. Maarlaat one. nu niet meer
praten daarover".
Hij reisde mee terug naar haar woon
plaats, gaf aan ouders cn werkgevers een
verklaring voor de onverwachte terug
keer. Hij moest plotseling vertrekken
voor een actuele berichtgeving. Daarna
namen zij afscheid, zonder veel woorden.
Ze ging terug naar kantoor, beschreef
weer haar vaste baan tussen schoen
makerij en birreeci. maar het was alsof
niet zij, maar een ander het pleintje
overstak. Zij lette niet op de nieuwsgie
rige blikken van het personeel, ging stil
haar gang, met naar binnen gekeende
blik.
De vader zat nog voor het raam cn
lapte schoenen of laarzen. V001 haar
verwonderde gedachten groeide zijn klei
ne gestalte uit tot een machtig mens. Er
was dus een achtergrond. Zijn stil ge
preveld „Onze Vader" ging niet verloren
in het gewoel van de stad; als zij Mm
vermaningen uitspraken waren de ouders
slechts een echo van een grote Opdracnt-
gever, de halfsleetse wandteksten waren
handwijzers en het simpele geloof lééfde
dus. Et was een achtergrondGod".
Hij was het. Die stond achter de zwakken
en kreupelen, de armen van geest, de
kleinen en schuehteren zodat hun scha
duwen groot, indrukwekkend en machtig
verschenen op de muur van het leven.
Zó machtig, dat zij meer invloed hadden
dan de lokkende verten van het leven.
De verwondering sprak uit haar ogen,
als ze weer in het achterkamertje zat,
waarin niets was veranderd. De oudere
maakten zich bezorgd over haar houding,
spraken van hun onrust.
,Er is niets gebeurd", zei ze met een
glimlacht.
Najaar in de Haarlemmerhout
„Dawk God daarvoor", antwoordden zy,
haar in hun naieviteit direct gelovend.
,Ja", zei de dochter, „en Jullie".
Er verschenen reportages van Marcus
Reigersberg in de bladen; foto's, waarop
de stümakende schoonheid ven het land
schap uitkwam en andere van de weelde
en het vertier der badplaatsen. Zij las en
meende tussen de regels door zijn heim
wee te ontdekken. Zij streed tegen die
gedachten het was immers voorbij.
€5B3BS33
Wiolerlaars van Clatk mei schapen
vacht gevoeld. Opmerkelijk is de siu*-
ting mei 44a veler.
gURROGAAT is een woord met een
bijsmaak. Het doet denken aan de
oorlogstijd, toen w\j ons met allerlei
vervangingsmiddelen tevreden moes
ten stellen. Ersatz" zeiden de Duif-'
sers.
Surrogaat lijkt echt, maar is niet
echt. Het is vervanging, imitatie, schijn.
En het middel om hier achter te ko
men, en dit schijn-karakter te ont
dekken is: de proef te nemen, het te
keuren, dan maakt de smaak het open
baar
Zo is het ook met surrogaat-chris
tendom.
Eigenlijk: een vreselijk woord.'
Christendom dat iets schijnt te zijn,
maar niets is, niets doet, niefs uit-
werkt, dat schijn en imitatie is!
En toch: hoeveel van dit surrogaat
is er bij ons in omloop?
Het was er reeds in de dagen van
Christus.
Niet alleen by de Farizeeërs en
Schriftgeleerden, de geveinsden; maar
ook bij de volgelingen, de discipelen,
die er over twistten, wie de eerste en
de meeste onder hen was; wie de eer
ste plaats behoorde in te nemen.
Daarom heeft Christus bij de viering
van het laatste Avondmaal Zijn klede
ren afgelegd en een linnen doek ge
nomen en Zichzelven omgord, en zich
nederbuipende de iwetcn van Zijn dis
cipelen gewassen. En dit verricht heb
bende, vraagt Hij: verstaat gij hetgeen
Ik U gedaan heb? Indien Ik de Here en
de Meester U de voeten gewassen heb,
zo zijt gij ook schuldig elkander de
voeten te wassen. Ik heb V een voor
beeld gegeven, opdat pelykertuys Ik
V gedaan heb, gijlieden ook doet (Joh.
13 12—15).
Zie geen surrogaat zegt Chris
tus.
De Zoon des mensen is gekomen om
te dienen, en Hij roept de zijnen even
eens tot dienst. Een dienstknecht is
niet meer dan zijn heer.
Geen surrogaat, maar apostolaat
d.w.z. dienst.
Er zijn velen, die afgestoten wor
den door onze kilheid en stroefheid en
onverdraagzaamheid, door ons gebrek
nan dienende liefde en waarachtigheid;
en die toch zoekende zijn, en hef heim
wee in zich dropen naar het echte, het
eenvoudige en het ware, het zelfver
loochenende geloof van een levende
Kerk, die in de volle zin des woords
gemeenteis, gemeenschap der hei
ligen.
En daarom: geen surrogaat, d.w.z.
niet onze woorden maar ons hart, de
daad die de under zoekt in begrijpende
liefde.
Want het gaat Christus niet om een
kerk, die als een machtsinstituut de
creten uitvaardigt, en de mensen on
derwerpt en dwingt in een slaafs en
wettisch systeem. Het gaat Hem niet
om twistende en hoogmoedige jonge
ren, die voor elkaar niet buigen wil
len, en niet onder willen doen. Maar
het gaat Hem om mensen, die geloven.
Mensen, die Hem kennen en liefheb
ben en volgen willen.
Mensen, die zich bekeren van de
boosheid van hun hart tot een echt,
liefdevol en zelfverloochenend geloof.
Jezus heeft nederbuipende de voeten
van Zijn discipelen gewassen.
Ziet ge, by Hem was peen surrogaat,
maar het echte en zuivere. Altijd weer.
Tot in de dood des kruises heeft Hij
gediend, vriend er vyand, de panse
mensheid. En Hij zegt: Verstaat ge,
wat Ik V gedaan heb? Ik heb V een
voorbeeld gegeven, opdat pelykerwys
Ik U gedaan heb, pijlieden ook doet.
Dienst, d.w.z. het moet op de knieën
gedaan worden. Je moet er bij bukken,
zoals Jezus zich nederboog; een ieder
op zyn eigen plaats, en in de taak
waartoe hy geroepen is.
Dienen, dat is: de Grondwet van Zijn
Koninkrijk.
Aan machtswellust en heerszucht en
onvrede gaat de wereld ten onder.
Niets kan ons helpen dan dit ENE:
dit geloof, deze dienst, dit eenvoudige
en waarachtige en echte zichzelf ver
loochenen ter wille van Hem, die ons
gediend heeft naar lichaam en ziel.
„Indien gy deze dingen weet, 2alig zo
gij dezelve doet!"
Valkenburg. L. J. Baas.
Er kwam een dag, waarop de postbode
een brief hracht met vreemde postzegels
en hot stempel Menton. Hij verontschul
digde zich niet, maar bood zijn excuses
aan, zonder de gebruikelijke termen. De
woorden lééfden. Zijn eigen gedrag was
scherp afgewogen tegen haar houding.
„Zwamt-wit", dacht zij, jnaar dat ie niet
Zij vroeg zich af, of ze het hom zou
kunnen uitleggen, dat zijzelf er buiten
stond, dat hij niet slechter was dan zij.
„Er was iets", dacht ze, „dat mij tegen
hield. Niet iets, maar Iemand. Vader,
moeder. God".
Er kwam hoop in haar harten maanden
later, toen znj hoorde, dat hij was thuis
gekomen, reisde ze naar Amsterdam.
Hy verbleekte toen ze binnentrad. Er
was iets met zyn ogen gebeurd, zag zij,
want ze keken naar binnen.
,Jy, Jeanette", zei bij, „dat kan toch
niet?"
„Waarom niet?" vroeg ze dapper.
„Zoiets kan je niet vergeten", ant
woordde hij. „Je hebt toch je trots".
,Je begrijpt het niet Wy waren bond
genoten. Ik wilde immers meegaan, en
dat ik niet ginghet lag eigenlijk niet
aan mijGod".
„Mijn moeder leerde me ook die naam",
zei hij, „ik ben alles vergeten. Maar
er is meer Jeanette. Er waren anderen
je weet niet alles van mij".
„Ik begrijp het".
„MaarZijn stem sloeg over. „Wat
kom je hier dóén?"
„Hij houdt van me", dacht ze en haar
hart begon te kloppen. „Heb je nog een
secretaresse nodig?"
„Dat kan niet", antwoordde hij, pijnlijk
getroffen, ,jy niet".
„Het is goed Marcus".
„Nee" Hij echreeuwde het bijna, „nee,
het is niet goed. Begrijp je niet
„Ik begrijp het. Houd je van ine?"
„Jeanetteja, maar
„Ik wil je secretaresse niet zyn,
jongen".
„Natuurlijk niet".
„Maar je vrouw".
Hij stond op. begon dTiftig heen en
weer te lopen. „Je weet niet wat je zegt.
Dit allesen ik heb een verleden",
„Ik heb óók een verleden, waarvoor ik
me schaam. Diep schaam. Déórom
omdat ik jou gelijk was, kon ik terug
komen. Hoe kon ik je verachten, hoe kon
ik in mijn eer gekrenkt zijn, terwijl wy
samen hetzelfde pad gingen, wilden gaan
tenminste. Nu kunnen wy samen op
nieuw beginnen. Ik heb óók zoveel goed
te maken.... myn oudere en zoveel....
Een heel leven is daarvoor niet lang
genoeg. Daarom is er vergeving nodig,
voor mij, voor jou, voor iedereen. Ik
begin het nu te begrijpen en jij moet het
ook leren, zoals mijn vader, die schoen
maker is en mijn moeder en jouw moe
der, die Je psalmveredes leerde. Er staat
iets achter hen, Marcus, „Iemandeen
kruis. Ik geloof.... voor je iets goed
wilt gaan maken, moet je dóór terecht
„Het Kruis", antwoordde bij peinzend,
„dat wordt mieechien de langste reis die
ik ooit maakte, Jeanette. Ik ben dat allc6
zo ontgroeid".
„O", antwoordde zy, „ik ook, belaas.
Maar wy kunnen samen gaan. En er is
lkht op die weg".
ZONDAGSBLAD 25 NOVEMBER-1950
7
4 onze jeuqó-p&qinó,
St. Nicolaas in 'n stortbui
en onze
GROTE KLEURWEDSTRIJD
Beste i
nichten!
Ja, Sint Nicolaas nadert nu met rasse
schreden! En nu we zó dicht de 5e De
cember genaderd zijn, schiet me een
vertiaaltjc in mijn geheugen, dat ik eens,
jaren geleden, over de Sint heb gehoord.
Op een avond, toen hij met zijn zwarte
knechten op de daken reed, was er een
geweldige storm. De board van de Sint
wapperde en de manen van het paard
kon je, bij een harde windstoot, horen
klapperen. „Dat is me een windje, jon
gens", zei Sint Nicolaas. „Ik kan me bijna
niet staande houden. Ik ben ook al een
oud man en jullie hebben tenslotte nog
jonge benen". „Zullen we er voor van
avond dan maar mee ophouden. Sint?"
schreeuwde één van de Pieten door het
geweld van de rtorm heen. „Niks ervan"
zei Sint, „de kinderen verwachten ons
en wc mogen hen niet teleurstellen".
Voorwaarts ging het weer; de hoofden
van Sint Nicolaas en de Zwarte Pieten
waren gebogen tegen het geweld van de
storm in. Als ze bij een schoorsteen
kwamen, legden ze hun oor wel te luis
teren, maar er was niets te horen van
kinderliedjes. Dat vond de Sint wel jam
mer, want hij hoort niets liever dan de
stemmen van aardige kinderen. Plotse
ling begon het zó te onweren en te stort
regenen bovendien, dat het paard van
Sint Nicolaas ging steigeren van angst.
En dat dier was toch wel heel wat ge
wend in al die jaren. „Laten we maar
even gaan schuilen", riep de Sint
Wat bakt hij
Uier is weer een plaatje, waarin letters
verborgen syn. Als jullie goed zoeken,
knn je te weten komen, welke lekkernij
dete kok bakt. De kellnet ran een poos
je geleden bracht RANIA. IE WEET
HET: Geen oplossingen insturen, want
biervoor worden geen prijsea gegeven.
daór in dat grote duivenhok is nog .wel
ruimte voor ons." Terwijl de bliksem
schichten de omtrek verlichtten, kroop
Sint Nicolaas met zijn vier Pieten in het
duivenhok. Jullie kennen die bokken
wel. Het zijn van die hele grote, waar
je gemakkelijk in kunt staan. De bewor
ners van de til waren al op het nacht
hok, maar ze schrokken toch wel van
dat vreemde bezoek. Sint Nicolaas had
echter overal voor gezorgd en liet één
van zijn knechten wat duivenvoer uit
zijn zak halen. Nou, je begrijpt, dat de
geschrokken beestjes daarvan opknap
ten, hè. Dat echte Spaanse duivenvoer
hadden ze nog nooit gehad en hun angst
voor de Sint en zijn Zwarte knechten
was dan ook gauw verdwenen. Het paard
stond buiten in de stromende regen,
maar een van de Zwarte Pieten had de
schimmel toegedekt met een zeil. Zo
doende bleet het paard toch nog droog.
Toen de bui weer wat was afgedreven
gingen Sint en de Pieter weer op pad.
De duiven hadden hun buikje romdgege-
ten cn vonden het helemaal niet jam
mer, dat Sint ook bij hen op bezoek was
geweest. Jullie snappen, dat de baas van
de duiven nooit begrepen heeft, waarom
zijn «lieren de volgende morgen lang
niet zoveel aten als andere. Maar by kon
toch weten, dat Sint Nicolaas bij men
sen en dieTen nooit met lege banden
komt!
Kruiswoordraadsel
De oplossing van het laatste kruis-
woordraadsel was: Van links naar rechts:
1. hol; 4. poten; 5. das; 7. p.g.: 9 el; 11.
I.O.; 12. a.o.; 13. kant; 15. elk; 16. ons.
Van boven naar beneden: 1. hoed; 2.
os; 3. leeeplank; 6. re; 8. goot; 10. lyfcen;
14. als; 16. os.
DE BRIEVENBUS
Jan de Mos zit op het ogenblik in de
eerste klas en gaat met Januari naar de
tweede klas. Op een morgen vond hy
een suikerbeest in zijn schoen. Natuur
lijk, omdat Jan zo goed zijn best doet
op school; „Maartje" is dol op haar hond
Kees, die alleen snoep aanneemt uit de
rechterhand. Maar Maartje heelt met
belde handen de chocolade aangepakt,
die z4j in haar schoentje vond op een
morgen, dat begrijpen jullie wel! Willie
Koeter vertelt, dat zy zo graag balt met
haar vriendinnetje Cobie de Bruin.
Meester Tieleman vindt zij erg aardig
en ze zit op school naast Lotta Schuller.
Doe ze allemaal de groeten maar. Willie!
Als we Beatrix Mali paard gefeliciteerd
hebben met haar verjaardag, die zij kort
geleden heeft gevierd, gaan we naar
Rijnrtaurg, waar Jannie der» Haan een
complimentje krijgt, omdat zij de Zwar
te Pietenschool zo aardig heeft gekleurd,
llenk foppens heeft de beer met het
ballonnetje een beetje opgefleurd. Rina
van der Ven: hartelijk dank voor Js
prachtige ansichtkaart, hoor.
Nellie van Vliet gaat graag naar ds
Zondagsschool, waar ook haar oudste
broer ondeTwyzer is. We zullen eens uit-
kyken naar een ander sprookje, Nellie,
ale Hans en Grietje algelopen is.
Oom KareL
En nu ik, beste jongens en meisjes!
De stroom van nieuwe nichtjes en
neefjes blijft maar aanhouden, prachtig
hoor. Hoe meer hoe beter! We heten ze
natuurlijk allemaal van harte welkom
in onze kring. Eén van deze nieuwe
nichtjes, Ploni Kweekei. schrijft me,
dat ze op het orgel al versjes spelen kan.
Doe maar goed je best hoor meid! Mis
schien koopt vader ook wel een orgel
voor je. of koop je er later zelf een! Die
Dickie Bol dat is nog eens een bolleboos
in het knikkeren. Eerst had hij maar 18
knikkers en nu heeft hy er al 201! Ik
zou niet graag met je knikkeren hoor,
dan verloor »k ze ook vast allemaal bij
je. Natuurlyk mag het vriendinnetje
van Pleunie Buyningh ook mee doen
met ons jeugdhoekje. Vraag haar maar,
of ze me ook een lange, gezellige brief
schrijft. Simon Rijndijk, hartelijk dank
voor het mooie gedicht. Hob je het op
school geleerd? Gerrit Klunder. ie het
woord dat ik in moest vullen .scharen
slijper"? Als ik het fout heb, schryf Je
me het dan? Bas Wtfnands, jongen wat
kan jij al mooi kleuren! Doe maar goed
Je best dan zie ik je nog wel „meester"
worden. Miep Meyer schrijft me. dat ze
van haar leven nooit meer gaat varen,
was het dan zó erg? Ik heb echt even
cm je gelachen hoor! En het derde deel
van je groeten heb ik overgebracht Jo-
hait Vos is op school met nog vier vriend
jes de klas al een heel eind voor met
ieren. Knap hoor. Maar Johan, ik denk
dat het met schoonschrijven niet zo is,
wel? Het geeft niet hoor Adrie Roosen
daal of je peT brief of briefkaart je op
lossing stuurt. Alleen, als je het per
brief doet, kun je er natuurlijk een ge
zellig stukje bijschrijven. Je ziet maar
hoor! Nee maar, dat is even wat. Betty
Wispelwey gaat ons gauw verlaten Niet,
«tot ze geen zin heeft om te schrijven.
O heden, ja hoor, maar ze gaat helemaal
naar Australië. Maar dan stuurt ze wel
eens een briefje, om te laten weten hoe
se bet daar vindt, niet Betty? En dan
als laatste ons zieke nichtje Greta den
Engelsman. Ze ligt in het sanatorium
Sonnevanck te Harderwijk. Kindcrpa-
viljoen. zaal 4. We wensen haas van harte
beterschap en zullen we haar allemaal
eens een kaart stuiui of «en leuk
briefje?
Smi Nicolaas heeft Oom Karei en
Tante Lies opgebeld met de boodschap,
dot hy voor de kleurwedstrijd van deze
week een paar mooie extra-prijzen
tevoorschijn heeft gehaald. Wat zeg
gen jullie daarvan? En onze tekenaar,
die heel goed weet, hoe aardig jullie
allemaal het sprookje van Hans en
Grietje vinden, maakte dit mooie
plaatje voor jullie, om er met de kleur-
doos of met verf uiat fleurigs van te
maken. Daar doen ute toeh zeker alle
maal aan mee? Dan komen hier de
namen van de kinderen, die dit ketr
tot de gelukkigen behoren. Kees Visser;
Kees Stehouwer; Bennard Hoogen-
dam; Annie Zandbergen en Afie Mid
delburg. De troostprijzen gaan naar.'
Geertje Verweij; Anneke Siebrecht;
Tonnie van Aken Jan de Mos; A. C. M.
v. d. Wel. Tot volgende week.
TANTE LIES
HIJ KRIJGT ALTIJD DE SCHULD!
In de tuin is een grote boom omge
waaid. Kleine Wim staat er met een
benauwd gezicht bij te kijken.
„Wat is er, Wim?" vraagt zijn vriend
je
„O", antwoordt Wim. „nu zullen ze
wei weer zeggen, dot ik die boom heb
uitgetrokken!!"
BOUILLON
Kapitein (in hotel): Kellner, wat ia
dat voor goed?
Kellner: Bouillon, mijnheer!
Kapitein: Zo? Dan heb ik myn halvs
leven op bouillon gevaren!
TO#>*c«o#>jc>9DtD*>8oa&ic'SQRD*>go«p*>8oa>iDyc>«>iD9Df»>jDg^^
ff Aft S en GÜIETJE v€Bt€lö öoor inoó-BRitt óllCRt qctckenö öoor nils hónsson
74. Hans kreeg om het uur een
portie heerlijke soep met dikke
geklopte room er in, en ora te con
troleren of hy wel dikker werd,
moest Hans iedere dag xyn vinger
door de tralies steken, zodat de
heks dan kon voelen of er al meer
vlees aan zat.
75. Maar in plaats van zyn vin- 76. Grietje begreep, dat als Hans 77. Toen Grietje d« keu-
«er, stak Hans iedere da« een «iet dikker werd van die soep. de ken
kippenbeentje toe. Eindelijk werd "is JS veile gansplukte.Haar gezang
heks hem in ieder geval
de kek. ongeduldig. 2e kad nog g"
nooit zo'n mavere ionffen ffezicrv. uji. aiik ..aa>
op- 6en
vette gans
nans in zat m„rr klonk alsof het hagelde
magere Jongen gezien» Hans, die nu""i
honingsoep te MM
gen, dat zou wel helpen.
verloor de moed niet.
dit malse gansje hier."