Is het prettig winkelen in Leiden?
DERTIG JAAR MODE,
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
JUBILEUM-UITGAVE 1950
VRAAGGESPREK
MET BOWlENTjE
„Bowientje," zei ik, „vertel jij me
ereis hoe jij over Leiden denkt als
winkelstad."
En omdat ze op deze woorden een
bepaald soort vuur in haar ogen
kreeg, waardoor de enkele rijksdaal
ders in m'n portefeuille begonnen te
schroeien, haastte ik me er aan toe
te voegen: „Ik bedoel, lieve Bowien
tje, alleen maar of het nog een ver
schil is voor jou en voor alle
eh.... normale vrouwen of je hier
winkelt of in Den Haag, Rotterdam,
Utrecht, Amsterdam, of waar ook.
Zijn er, als je hier winkelt, bepaalde
dingen, waarvan je zegt: kijk, daar
.moet je nou echt voor in Leiden zijn!
Of is het in onze stad net als in alle
andere steden?"
Bowientje keek even nadenkend
voor zich uit, en ik kon wel raden,
dat haar gedachten in een tourde-
franscaal tempo Imgs en door alle
dameszaken snelden. Daarom ver
volgde ik bedeesd: „Ik zou jouw oor
deel graag willen weten, lieve, over
alle soorten van zaken, begrijp je
Niet alleen wat betreft de modehui
zen en parfumeriewinkels, en zo."
„Allicht!" huichelde ze volmaakt.
„Jullie vinden natuurlijk de sigaret
tenwinkels en de koffyhuizen on
met Elias te spreken het voor
naamste. Maar weet je wat? Vraag
den aangesmeerd van een dikke hon
derd gulden.
„Wèl speciaal Leids," ging ze
voort, „vind ik de gewoonte om als je
eindelijk toch geen keus kunt maken
en zonder iets gekocht te hebben
weggaat, met éen slag een paar gra
den minder hartelijk te zijn; en vaak
ook minder beleefd. Laatst was ik
nog op de Breestraat bij...."
.Liefste," interrumpeerde ik „we
mogen geen namen noemen! Vanwege
de reclame, weet je wel?"
.Maar over 't algemeen vind ik,
wat het personeel betreft, 't winkelen
hier niet gek. Behalve natuurlijk in
de apotheken. Maar daar heeft de
Baljuw al over geschreven. En dat is
trouwens een nationale kwaal, geloof
ik."
„Als jij nu een jurk mocht kopen,
ik zeg: als, zou je dan aan. de Leidse
zaken voldoende hebben, of gaf je er
de voorkeur aan naar een andere stad
te gaan?"
„Kijk eens, je kunt natuurlijk nooit
teveel winkels bekijken, voor je je
keus doet," vond Bowientje. En op
eens herinnerde ik me tivee gevallen.
In het eerste geval ging ik alleen voor
mezelf een costuum kopen. Ik zag
precies wat ik wenste voor een raam
staan, stapte naar binnen, en toen het
paste, stond ik twee minuten later
de studenten. Ik vind zelfs dat Den
Haag, dat toch altijd toonaangevend
genoemd wordt, en ook de andere
universiteitssteden niet beter zijn, op
Bowientje moge het winkelen in de Leidse zaken prettig vinden, ook
de Zaterdagmarkt mag er wezen naar de smaak van de vrouwen
der Sleutelstad. Het is maar de kunst, de koopjes er uit te halen.
jjij maar. Dan zal ik wel antwoor-
k j den-!-"
En aangezien gebleken-wSs, inftnfrt
houwelijksjaren,.dat Bowientje nog
k nooit te verlegen was geweest óm mij
Ivan repliek te dienen, leek mij' dit
inderdaad de beste weg.
„Welaan," begon ik welgemoed,
„vertel me dan eerst maar eens hoe
je de bediening hier vindt."
Bowientje haalde haar schouder-
Ie \tjes- op. „Da's nou weer een echte
mannenvraag," zei ze. „De bediening
its hier al precies eender als overal.
Y Men is hier correct, over 't algemeen,
I zonder overmaat van vriendelijkheid.
Een verschil bijvoorbeeld met Frank
rijk, waar je
„Zeker, zeker," wuifde ik gauw af.
moest me niet over Frankrijk be-
1yinnen te praten. Maar al te goed
herinnerde ik me de verwenste vrien
delijkheid en aanprijsvaardigheid van
ten paar juffies in een damesjurken-
winkel in Menton vórig jaar, waar ze
Dns d-w.z. Bowientje een spin-
newebachtig lila dingsigheidje had-
weer buiten, dankbaar nageoogd door
de bediende, die ook wel eens man-
heti-.vergezebL-va,n>-vrouwen te hel
pen kreeg..
Het andere geval speelde zich af,
toen'Bowientje een mantel moest
hebben, onmiddellijk iets heel ge
schikts zag en nochtans „eerst nog
even wat anders" wilde zien, waar
door.de koopvreugde tot een dik uur
uitgesmeerd werd.
„Wat japonnen betreft," zei Bo
wientje, „kun je hier te kust en te
keur gaan. Tenminste, mensen zoals
wij. Behoor je tot de afdeling groot
kapitaal, wel, dan is er hier eigenlijk
maar éen zaak, die jè je van hèt het
heeft. Dat is
Jajaop de Breestraat. Denk om
de. reclame!"
„Nou, en dat geldt eigenlijk voor
alles, wat dameszaken betreft. Leiden
is geen Den Haag, op dit gebied. Maar
het hoeft voor Amsterdam niet onder
te doen."
„En wat herenmodezaken betreft?"
„Prima! Dat komt natuurlijk door
dit gebied. Elke fat zelfs kan hier zijn
hart ophalen. Typisch, tussen twee
haakjes, dat dergelijke eersteklasza
ken hier zich zo van hun stand be
wust zijn. Je bent daar echt een
cliënt. De e uit te spreken op zijn
laanvanmeer der voorts: a. Terwijl je
in de tweedeklaszaken gewoon een
klant bent. Die het zelf maar moet
uitzoeken."
„En de boek- en muziekwinkels,
en zo?"
„Dat is eveneens o.k. Dank zij de
universiteit alweer. De boekwinkels
vooral en daarbij reken ik ook de an
tiquariaten, zijn fantastisch. En voor
al wat de eersteklaszaken betreft: de
bediening is voortreffelijk. Men voelt
er zich gast. Men kijkt je niet op de
vingers. En laat je de tijd"
„Als ik het dus goed begrijp, ben
I je over 't algemeen nogal tevreden?'
„Nou ja, je hebt natuurlijk altijd
I kaf onder 't koren. Ik denk bijvoor-
beeld aan sommige galanteriezaken,
waar men je per gratie bedienen wil.
Er kan geen vriendelijk, en zelfs geen
beleefd woord af. En groeten vinden
ze doorgaans niet nodig. Maar ja, dat
tref je ook in sommige kruideniers
zaken. Het is bij ons, vind ik, altijd
dadelijk te merken of direct-belang-
hebbenden bij de zadk je helpen, of
„maar" ondergeschiktenVooral in de
gewonere zakqn tref je.-de uitersten.
Öf naardemrfndpraterifie vriendelijk^.
heid óf Stugheid. EehrgrooTverschil
met Amsterdam."
„Ligt dat ook niet vaak aan de
klant?" waagde ik schuchter op .te
merken. Ik ivéet hoe lastig, maar ook
hoe praatziek Bowientje kan zijn.
„Onzin," vond Bowientje. Dat is
speciaal Leids. Komt denk ik door
hun gebrek aan humor. Iemand, die
gevoel voor humor heeft, vindt elke
klant interessant. En dan gedraag je
je ook andèrs-"
„Dan is het voor jou tóch wel een
beetje een marteling, dat winkelen,
dunkt me; want als ik me niet ver
gis, kom jij toch niet uitsluitend in
de eersteklaszaken," zei ik.
„Ik heb wèl gevoel voor humor,"
zei Bowientje waardig, „en daardoor
geniet ik altijd van prettige èn on
prettige bediening."
„En nu de algemene indruk: is het
prettig winkelen in Leiden?"
Bowientje keek me aan, alsof ik
n vreemdsoortig insect was.
„Natuurlijk," zei ze. Natuurlijk is
het hier prettig winkelen. Het is óver
al prettig winkelen! Winkelen is al
tijd een leuke bezigheid. Maar je be
doelt vermoedelijk of Leiden iets
aparts heeft, waardoor het winkelen
nog genoeglijker wordt? En dan
moet ik zeggen: ja. Want de winkels
hebben hier over 't algemeen smaak
volle etalages. Zelfs' vele mindere
zaken. Dat komt alweer door de stu
denten, denk ik. Want het is grappig,
maar de meeste Leidenaars zijn ge-
infecteerd door het studentendom,
zonder dat ze het zelf weten. Heel
begrijpelijk. Men neemt allicht iets
over. En dat kun je merken in vele
dingen. Ook in de wijze van etaleren.
In doorsnee ligt er iets beschaafds en
verfijnds in. Iets cultuurderigs, als je
begrijpt. Dat vind je soms zelfs in
een doodgewone boter- en kaaswin
kel of kruidenierszaak. Soms is het
maar een gewoon bijschriftje. Ik zag
ergens een schaaltje met stukjes kaas
staan. Met keurig handschrift stond
erbij geschreven: „Om wakker te
blijven, als U vannacht moet stude
ren." Is dat niet aardig?"
„Duszei ik.
„Ja," zei Bowientje. „Leiden mag
er zijn, op winkelgebied. En nu we
het er toch over hebben: kun je me
even een tientje geven? Ik moet nog
even een fijn kantje voor m'n jurk
kopen. Weet je wel, die donker
blauwe?"
Die van twee-en-negentig gul
den," zei ik.
Maar Bowientje was al weg.
dertig jaar afgedankte
japonnen
Onze garderobe vraagt overleg en zorg naast het geld
De ergste na-oorlogse modecrisis na 1914'18 hadden we juist zowat in,
1920 toen de jongenskop, de rok boven de knie en het lange sigaretten
pijpje als noodzakelijk werden beschouwd om aan te tonen, „dat je met
je tijd meeging". Maar met het uitslijten van de eerste excessen werden
kapsel en rokken weer langer. Het is typisch, dat juist de mode voor de
winter 1950 weer in een paar details teruggrijpt naar het verleden. De
kapsels zijn aanmerkelijk korter dan enige jaren geleden, al zijn de losse
krullen van nu duizendmaal vrouwelijker en prettiger om te zien dan de
herencoiffures, die in de twintiger jaren de vrouwen tot vogelverschrik-
sters maakten.
De roklengte is misschien het meest tailleerde mantels, die vragen
brandende vraagstuk van dit jaar. We
de meest verschillende voorschrif
ten, terwijl andere mode-ontwerpers zich
zorgvuldig van een uitspraak onthouden
hebben en hun mannequins, al naar fi
guur en lengte, een rok aanmaten.
We geloven, dat zij de verstandigsten
zijn. Het is dwaas om een te korte of
een lijzige rok te dragen, „omdat het
mode is". Zoals het altijd dwaas is om
die reden iets aan te trekken, dat de
draagster niet staat. Zo is het ook met de
mantels van dit seizoen, die in de meest
uiteenlopende vormen gepresenteerd zijn.
We zagen bijvoorbeeld gedurende de
wintershows van de vooraanstaande
Londense modehuizen de rechte tot aan
de zoom doorgeknoopte mantel, die op
kniehoogte zelfs iets nauwer wordt. Al
leen goed voor slanke, middelmatig grote
i. Kleine corpulente vrouwen zien
1 uit als een cocon; te lange
ïen parapluie. Het klinkt
r het is zo.
Een Franse fongen, Jean Willerval uit Tóurcoing, maakte deze
tekening, toen hij gelogeerd was bij de heer F. Verstegen, Leidens
gemeente-ontvanger. Bezit de prent niet 'n ilinke dosis Franse geest?
Weg met de
TELEFOONJUFFERS.'
Onder de Brusselsche telefoon-juffers
heerscht er groote opschudding. Ook al
vanwege de levensduurte misschien? O,
neen. Zij zijn jaloersch, kwaad en al het
mogelijke wat een vrouw kan zijn, wan
neer er een mededingster in het spel is.
En de Brusselsche „Allo's" hebben een
ernstige concurrentie op haar weg zien
komen.
Sinds maanden was het reeds bekend,
dat het Belgische ministerie van post-,
tel.-, enz., plannen had nieuwe „postes",
d.w.z- telefoontoestellen in te voeren
waarbij de stem en heel de rest der
telefoon juffers o.a. ook de „lankmoedig
heid" worden -uitgeschakeld, omdat de
abonné met zijn nieuw toestel zélf het
gewenschte nummer kan inschakelen.
Verleden week is men in Groot Brus
sel begonnen deze plannen ti
lijken. In Uccle zijn reeds 'tal
toestellen met zelfinschakelaars
plaatst. De inrichting is zeer eenvoudig-
Aan het gewone toestel zijn toetsen aan
gebracht in den vórm van het klavier
eener schrijfmachine. De toetsen dragen
de nummers 012345678 9.
Wenscht men nu bijv. het nummer
116.26 te spreken, dan slaat men toets 1
tweemaal aan. daarop toets zes, dan num
mer twee en vervolgens weer zes- Is het
nummer in gesprek, dan hoort men eer
signaal.
Alles is zeer eenvoudig, veel eenvou
diger dan de telefoonjuffers, d-w.z. dar
de bediening door de levende inschake-
laressen, van wie er vele gedaan zullen
krijgen, als de concurrentie
heele veld de baas is.
Ook in ons land zullen verschillende
steden van dit nieuwe telefoonsysteem
In de tram naar Noordwijk en Katwijk
zijn afzonderlijke appartimenten
ingericht.
(N.L.C. 1 April 1920). ponnen
lief gezichtje boven de kleine opstaande
kraag en eeri krulletje uit het coquette
hoedje.
Maar ook de swaggers houden hun ter-
ïin. Gezellige schotse tweeds en ruiten
in zachte tinten worden daar voor ge
bruikt. De mouwen zijn öf aangeknipt
öf onder de schouderlijn aangezet. Parijs
bracht zelfs modellen, waarbij het arms
gat tot heuphoogte liep. Bij het exem
plaar. dat we zagen, was het werkelijk
schitterend, maar vergeet niet, dat de
stoffen zeer, zeer bijzonder zijn.
Wie een bescheiden beurs heeft,
doet beter niet te zeer naar excessen
te streven. Er zijn op het ogenblik
prachtige double-faced-stoffen. Fleu
rige ruiten, waarvan de achterzijde
effen is. Het voordeel is, dat de man
tels van deze stoffen geen voering
vragen en ook bontgarnering over
bodig is. Wie heel handig is, moet
eens denken aan een jas, die aan twee
zijden draagbaar is. Charles Creed,
die tot zijn ontwerpen geïnspireerd
wordt door de uniformen van huza
ren, grenadiers en kozakken, gaf daar
een prachtig voorbeeld van. Het was
een zwarte wijde mantel van soepele
wollen stof, die aan de binnenzijde
maisgeel is. De naden waren breed-
afgestikt en zowel op het geel als op
het zwart was een enorme zak aange
bracht. De mannequin, die hem de
monstreerde. had in enkele ogenblik
ken de jas gekeerd en trippelde
verder in het vrolijke geel.
Met het korte kapsel is er ook ee
kleine overeenstemming tussen de hoofd
deksels van zo omstreeks 1925-1930 en
Mqar de „pothoeden" van toen zijn
kleiner, lichter en worden niet zó diep
de ogen gedragen. Nooit komt
mode terug, maar wel worden details, in
moderne visie, overgenomen. Hoe hebben
beleefd in 1948 met de
look. Trouwens, de vleermuismouw is
ook niet dit jaar uitgevonden!
Dertig jaar mode, dertig jaar nieuwe
details, dertig afgedankte modes, dertig
maal: „Dat kun je niet meer dragen!"
We hebben ze nog eens opgediept, zo'r
paar jurken uit het verleden. We hebben
gelachen, ze gecritiseerd er
tocher ook wel wat goeds ingevon-
den. Daar waren de modieuze avond
toiletten uit 1924. Het onze was var
smalle baantjes goudkant en bronskleurig
tule gegarneerd met bruin bandfluweel.
De lage ronde hals en. de smalle schou
ders maakten een lange ketting, een paar
maal om de hals gedraaid, en een sierlijke
shawl.jioodzakelijk. Zonder die attributen
had je bepaald het gevoel alsof je ir
badpak liep. Er was een geweldige op
positie tegen deze mode en langzaam
zeker werden de rokken langer.
Ze groeiden eerst door losse langere slip
pen opzij af te laten hangen, later daalde
het achterpand als een staart en gestadig
aan kwam de hele rok weer tot de kuit.
Tot in 1932 bleef het elegant om koker
rokken te dragen. Een split tot de knie
was wel noodzakelijk wilde de
niet gedwongen zijn tot trippelpasjes. Er
werden veel driekwart mouwloze mantels
gedragen, die dan alleen een schouder
kapje hadden en van voren óf los open
vielen öf slechts één knoop hadden.
En die komen ook weer! De driekwart
tuniek is het nu. Een firma toonde
nog onlangs op haar eerste herfstshow
verschillende visies hiervan. De tuniek
kan los gedragen worden dus als
soort manteltje; het kan het idee van
overgooier zijn, met een strak rokje
ongeveer 25 cm langer er onderuit van
de zelfde kleur als het blousje; het kun
nen ook zijpanden zijn, die van onderen
alleen los vallen over de japonrok.
De mode 1950 is wel geschikt om, wan
neer we onze kleding zelf maken of een
handige naaister hebben, met weinig ja-
schijnbaar uitgebreide gar
derobe te hebben. Meer en meer wórden
effen en ruit- of streeppatronen in de
zelfde tinten en stoffen vervaardigd.
Hierdoor zijn alleraardigste variaties
maken. Wanneer lijf en rok afzonderlijk
worden gemaakt, is daar heel wat mee
te bereiken. We nemen bijvoorbeeld een
geruite rok met middenvoor en midden
achter een paar diepe stolpplooien met
bijpassende blouse, waarbij de slui
ting middenvoor weer in een stolpplooi
wegvalt Maar maken we een effen klok-
)k in passende tint met een blouse met
ijde aangeknipte driekwart mouw erbij,
dan hebben we al vier variaties. Met een
klein lapje extra kunnen we er bijvoor
beeld nog een leuk vestje bij maken. Van
de effen stof een gewoon herenmodel met
puntjes; van de ruit bijvoorbeeld
recht mouwloos lijfje met wijde
armsgaten, waarvan de voorpandjes op
borsthoogte met een clip bijeen zijn ge-
De effen blouse doet onder deze
combinatie dienst.
Vooral nu de wollen stoffen zo onrust
barend duur zijn geworden, is het wel
noodzakelijk om met zorg en verstand
garderobe samen te stellen. De
haute couture kunnen maar weinig vrou-
zich veroorloven. Maar de lessen van
de haute couture kunnen we allemaal
ter harte nemen. Neem altijd de beste
stof, die. uw beurs toestaat. Koop nooit
opvallende dessins, wanneer u de japon
of mantel dikwijls moet dragen. Let op
accessoires. Handschoenen, tas, hoed
schoenen in één kleur. Dus nooit
ine schoenen en zwarte handschoenen.
Beter is het soms om een extra paar
handschoenen en schoenen te bezitten
japon meer. Immers een grijs
toilet met een bruine set toont geheel
anders dan wanneer we het dragen met
blauwe of zwarte attributen. Wanneer
aanschaffen moeten we ons niet
alleen afvragen: „Vind ik dit mooi?",
ook: „Past dit bij de zaken die ik
reeds bezit?"
Een ander geheim van de goedgeklede
rouw met een bescheiden beurs is, dat
zij zoveel mogelijk iedere dag haar kle
ding wisselt. Dus niet een week aan één
stuk de zelfde japon en schoenen. Kleren
hebben ook rust nodig. Dat houdt echter
helemaal niet in, dat we een kast vol met
kleren moeten hebben. We zullen ons
alleen de moeite moeten geven om met
overleg te combineren. Het is dikwijls
de zorg dan het geld. dat er aan
besteed wordt, wat bepaalt of we al dan
niet goed gekleed gaan.
Stemmige kleeding
In de Roomsch-Katholieke kerken was
reeds vroeger meer dan eens aangekon
digd, dat de vrouwen, wier kleeding niet
stemmig genoeg was, te laag uitgesne
den bij voorbeeld, niet tot de heilige ta
fel zouden worden toegelaten.
Zondag is in de kerken van het Bis
dom Haarlem een schrijven van de bis
schop voorgelezen, waarin de ingrijpende
maatregel wordt aangekondigd, dat
vrouwen wier kleeding te doorzichtig is,
die te laag uitgesneden halsbedekking
dragen en te korte mouwen in het ver
volg uit de kerkgebouwen zullen wor
den geweerd. Zullen ook andere kerken
hier straks toe moeten overgaan?
(N.L.C. 15 April 1920).
Voor Moeders
Kriebel uw baby nooit. Natuurlijk
lacht hij, als ge 't doet. maar dat lachje
is zenuwachtigheid, niet vermaak. Krie
belen van een hulpeloos kind is bijna
martelen van een kind, en vele geval
len van stuipen zijn toe te schrijven aan
de domheid van verzorgsters en moe
ders, die het „goed meenden", en dia
het kind die kwelling aandeden, om
het eens te laten „lachen".
(N1..C. 28 April 1920).
f-,jrODE 1920—1950. De eerste opname toont twee galatoiletten uit
C/VjL 1924 en 1926- Eén is nog veheel recht, maar de witte japon heelt
lange slippen, die van achteren tot op de grond hangen. Ze werden
gedragen op een groot leest aan het Italiaanse Hol. De japon op de
- volgende lolo is van zacht gebloemde voile. Er wordt een satijnen onderjurk
ba gedragen, die terdege tot zijn recht komt. De geschulpte rand tipt coquet
onder de rokzoom uit en bij de corsage valt de japon laag open. De brede
volant om de mouw en de sierlijk gestrikte sjerp geven dit toiletje toch wel
iets heel charmants. Maar dan het moderne galatoiletl (derde aibeel-
ding). Wollen yersey met metaaldraad verweven is het materiaal. De heup
lijn wordt geaccentueerd door de iets uitstaande zakken. Een prachtige
creatie van Hardy Amies. Vervolgens de zwarte mantel van Charles
Creed, die evengoed te dragen is met de maisgele binnenzijde naar buiten.
De Engelse mode-ontwerpers hebben consequent getracht de „spiraal"-
lijn voor de winter 1950 te decreteren. Digby Morton oogstte er een enorm
succes mee in Parijs. We tonen tenslotte een typisch voorbeeld. Een kort
manteltje van Pruisisch blauw, waarin we een spoor terugzien van de taille-
loze mode van 1920