OUD VAN JAREN, oAandacht roor de VOLKSGEZONDHEID in laatste decennia zeer vergroot maar jong van hart Leiden vooruitstrevend in de kunst NIEUWE LEIDSCHE CÓURAN* 1 JUBILEUM-UITGAVE 1950 Gespiek met di D. L. Kedde PHARMACIE ONTWORSTELT ZICH AAN DE WET VAN 1865 Leiden had al spoedig een keuringsdienst Het begrip volksgezondheid heeft een veel ruimere betekenis dan afwezig heid van ziekte zonder meer. Dr D. L. Kedde te Leiden, een van de vijfphar- maceutische inspecteurs voor de volksgezondheid in ons land, met wie wij een onderhoud mochten hebben over de maatregelen, die in de laatste de cennia op dit gebied zijn getroffen, kon de definitie van de wereldgezond heidsorganisatie, dat volksgezondheid een toestand onderstelt van geeste lijk, lichamelijk en sociaal welzijn ten volle onderschrijven. Het staatstoe zicht op de volksgezondheid in ons land berust op de gezondheidswet van 1919 en is samengesteld uit de volgende vier diensten: de dienst o.m. be last met zaken rakende de besmettelijke ziekten, kinderhygiëne, tubercu losebestrijding enz. (geneeskundige inspectie); de dienst belast met de vleeskeuringswet (veterinaire inspectie); de dienst betreffende de drank bestrijding en ten vierde de dienst, waarvan dr Kedde deel uitmaakt en die belast is met de zaken rakende de artsenijbereidkunst, de opiumwet, de warenwet en de hygiëne van water, bodem en lucht. De hygiëne van water, bodem en lucht is ook al een onderwerp, dat de aandacht de inspecteur gespannen houdt. On der de drie soorten water drinkwater, afvalwater cn zwemwater neemt ons drinkwater een zeer belangrijke plaats in. Vroeger was de grootte van het lei- dingwaternet aanzienlijk kleiner. Dus de mogelijkheden van minder goed water vele. Nog zijn tal van woningen niet aangesloten. Deze mensen wonen vaak in de onrendabele gebieden. De kosten om hier leidingen aan te leggen zouden schrikbarend hoog zijn. Toch wor den deze gebieden nu in kaart gebracht ïen zal elke mogelijkheid om de men- hier van goed drinkwater te voor zien ernstig onder ogen zien. In het dis trict van dr Kedde, dat de keuringsge- Een van de objecten ten aanzien waar van voortdurende waakzaamheid geboden Is, is het geneesmiddel. De pharmacie zucht nog altijd onder de totaal verouder de wet van 1865. Er is vrijwel geen en kele bescherming van de bevolking in verband met het geneesmiddel. De ver koop kan nagenoeg ongelimiteerd ge schieden. Deze misstand is door zijn lange duur wel heel duidelijk aan het licht getreden. Dr Kedde drukte het zo uit: het lijkt er vaak op, dat wie in de maatschappij geen perspectief heeft maar gaat proberen „geneesmiddelen" aan de man te brengen. Op onze vraag, of de nadelige gevolgen hiervan direct zijn aan te wijzen, antwoordde dr Kedde beves tigend. Op z'n zachtst gezegd zijn veel geneesmiddelen geheel overbodig'. Er zijn ook zeer gevaarlijke, vooral wanneer de verkoop onbeperkt kan plaatsvinden. In Nederland bestaat op dit gebied nog een zeer grote achterstand. Alleen voor de apotheken is toezicht. Het begint er echter1 op te lijken, dat in deze laakbare toestand binnen niet al te lange tijd ver andering zal komen. De Tweede Kamer zal namelijk in de naaste toekomst een wetsontwerp behandelen op de artsenij bereidkunst, waarby ook het vraagstuk de mensen dus, die gecontroleerd wer den. De diensten bleven, alleen werd hun aantal verminderd. Ook Leiden sneuvel de. Achteraf is wel gebleken, dat men met deze vermindering geen bezuiniging heeft bereikt. De bestaande diensten moesten door het vele werk worden uit gebreid. Er wordt voortdurend op gelet, dat de burger geen waren koopt of binnen krijgt, waarvan de deugdelijkheid niet vast staat. Tevens heeft de keuringsdienst het oog op de handel gericht in zijn bescher ming tegen deloyale concurrentie. Dan is hij onvermoeid waakzaam tegen gewe tenloze individuen. Derhalve zijn deze diensten organen waar de bevolking groot belang bij heeft. Ondanks de de pressies die zij hebben gekend is er sprake van een enorme vooruitgang. Practisch elk land heeft keuringsdien sten, in welke vorm dan ook. Dr Kedde legde in ons gesprek de na druk op het sociale element van al deze maatregelen. De kapitaalkrachtigen ko pen toch wel goede producten, maar de minder goed gesitueerden moeten vooral in deze tijd vaak met het minder kost bare genoegen Dit behoort ech- Het Waaggebouw3 October! bieden van de keuringsdiensten van Wa ren te Haarlem, Amsterdam en Utrecht omvat, zijn niet minder dan ongeveer veertig waterleidingen. Veel gemeenten hebben hun eigen bedrijf. Over het alge meen verkeren de bedrijven in zeer goede toestand. Mede daardoor is de ge zondheidstoestand van de bevolking sterk bevorderd. Wat Leiden betreft, die nen wij uiterst zuinig te zijn op onze duinwatervoorraad. We zitten hier feite lijk met een tekort en het verbruikscijfer beweegt zich nog altijd in stijgende lijn. De kwestie van het afvalwater wordt hoe langer hoe meer een pijnlijke ge schiedenis. Leiden is in dit opzicht zeker niet achterlijk. Wij hebben een moderne rioolwaterzuiveringsinstallatie, maar dé ze is te klein. Het is van het grootste belang, dat af valwater op doeltreffende wijze wordt ge zuiverd en afgevoerd. Vrijwel overal in de omgeving van Leiden laat dit te wen sen over. De tweede wereldoorlog heeft in de voorziening hiervan een grote ach- and gebracht. In Alplien aan den Rijn wordt deze zaak krachtig ter hand men en dr Kedde hoopte, dat spoe dig andere gemeenten zullen volgen. Over het zwemwater valt ook heel wat te zeggen. Onfris en zelfs gevaarlijk blijft het om in openbaar water te zwemmen. Dit wordt immers vaak op ontstellende wijze vervuild. Op het officiële zwemwa- s voortdurend toezicht. Er zijn he laas inrichtingen die nog steeds niet aan alle redelijke eisen voldoen. Het water moet zo schoon zijn als het maar enlgs- ns kan, aldus dr Kedde. Binnenkort krijgt het toezicht op de veminrichtingen misschien een wette lijke achtergrond, zo deelde dr Kedde mee. Ofschoon zwemmen in ongecontro leerd water beslist af te keuren is, toe gegeven moet worden, dat het aantal zwembaden om vermeerdering schreeuwt. Dit geldt uiteranrd ook voor de bad huizen. Er zjjn enkele gemeenten die het grote hygiënische belang hiervan nog niet inzien. Zelfs bij sluitende begrotin gen wordt daar het stichten van een zwembad of badhuis nog niet overwogen. Al met al wordt aan onze volksgezond heid in ruime mate aandacht besteed. En het is te wensen, dat het volk zelf in al zijn geledingen zal meewerken de be lemmeringen op de weg naar een hoger peil tot een minimum te reduceren. Het zijn beste jongens Litteiaii nog wat in te halen ER ZIJN STEDEN EN DORPEN in ons kleine vaderland, die op het terrein van de kunst groter naam hebben op te houden dan Leiden, laten wij dat eerlijk bekennen. Maar laten we daar dan meteen aan toe voegen, dat Leiden onder de (nog) niet bekende of beroemde plaatsen tot de vooruitstrevende behoort, zeer zeker gedurende de laatste 30 jaar. Dat geldt zowel op het terrein van de muziek als op dat van de beeldende kunsten;, en óók op het gebied van film en toneel. denken 'hier niet alleen aan de werke lijk belangwekkende exposities, die de Lakenhal organis.eerdè, maar ook aan de belangstelling, die, dc overheid voor Dr D. L. KEDDE van het verpakte geneesmiddel en de kwestie van de verkoop van geneesmid delen geregeld zullen worden. De voor bereidingen zijn reeds zo ver, dat thans het laatste overleg aan de gang is. Een uitzondering op dit alles vormen de geneesmiddelen die onder de Opium wet vallen. De maatregelen van deze wet, die in 1928 tot stand kwam en o a. in 1933 een belangrijke wijziging onderging, zijn zeer scherp, zodat de handel in verdo vende middelen in de meest uitgebreide vorm aan banden is gelegd. De Opiumwet is ontstaan door Inter nationale verdragen; er is gezamenlijk overleg tussen de landen aan vooraf gegaan. Nog steeds is er overleg en de verdragen worden ook nog steeds uit gebreid. Deze wet leert o.m., dat men door internationale samenwerking tot uitstekende resultaten kan komen. Pro ductie en verbruik zijn thans volledig gelimiteerd. Het eerste verdrag van 1925 werd ondertekend door 58 landen en dit regelt de handel, de vervaardi ging en de bereiding van verdovende middelen. Het tweede verdrag kwam in 1931 tot stand. Toen waren er 68 landen die bereid waren hun signatuur er onder te plaatsen. Men verplichtte zich om jaarlijks te ramen hoe groot het ver bruik zou zijn en tevens dat verbruik te beperken. Het effect is geweest, dat de handel in verdovende middelen nauw keurig wordt gecontroleerd. Wel blijft er enige sluikhandel bestaan, maar van po litiële zijde is men diligent. Strijd om de deug delijkheid Als dr Kedde dan het onderwerp „Wa renwet" aansnijdt, begint hij met te zeg gen, dat er in de afgelopen dertig jaar zeer veel is gebeurd. In de loop van de historie is men geleidelijk aan voor el kaar levensmiddelen gaan maken. Bij uitbreiding hiervan dreigden al spoedig drie gevaren: 1. het gevaar van verval singen, 2. dat er schadelijke producten zouden ontstaan, 3. dat de bonafide han delaren door deloyale concurrentie ge dwongen zouden worden mee te doen. Vooral in de jaren van 1914 tot 1918 liepen de overtredingen de spuigaten uit. Vóór de eerste wereldoorlog echter wa ren al enige keuringsdiensten in het le ven geroepen: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag. Groningen, Dordt, Arnhem, Utrecht, Hilversum, Deventer, Nijmegen, Amersfoort en Leiden. Zij beperkten hun activiteiten aanvankelijk slechts tot de stad, zodat het platteland al spoedig met minderwaardige en ondeugdelijke pro ducten werd overstroomd. De reactie van de bevolking aldaar was, dat zij aanslui ting bij de steden ging zoeken. Gelukkig heeft do Regering toen In gezien, dat zij hier niet te maken had met een plaatselijke aangelegenheid. In 1919 werd de Warenwet geboren en op grond van deze wet zijn de keurings diensten, zoals wy ze nu kennen, ln het leven geroepen. In de economische crlBls van omstreeks 1930 dreigde een ramp, toen de Regering met het voorstel kwam uit het oogpunt van bezuiniging de keu ringsdiensten op te heffen. De protester, waren in zoverre merkwaardig, dat zij evenzeer kwamen van de handel zelf, tok zo te zjjn, dat het de gezond heid ten goede komt en de prys ten volle waard is. Leiden en zijn omgeving ressorteren inder de keuringsdienst van Haarlem. In de binnendienst werken de directeur, scheikundigen en analysten (vanzelfspre kend ook administratief personeel) en in de buitendienst zes keurmeesters en 'eearts. Allen hebben de handen vol. De vraag of het is aan te bevelen, dat aantal keuringsdiensten wordt op- ;rd, beantwoordde dr Kedde niet be vestigend, wel is hij er van overtuigd, dat de bestaande moeten worden uitge breid. De samenleving is gecompliceerd e mogelijkheden om te sjacheren enigvuldigen zich. Talrijke nieuwe n ontstaan en vragen om nieuwe analyse-metboden. Vol trots kan Leiden thans bogen op een aantal zeer goede organisten: dat mag de al te nederige Leidse burger wel eèns gezegd worden, vinden wij. Daarbij komt een zeer- opgewekt muzi kaal levens een verheugende 'belangstel ling in abonnementsconcerten, zowel bij volwassenen als bij. jonge- mensen, en een vreugde voor- het zelf-musiceren, die zich uit in een bloeiend koorleven, en -de vorming van -muziek-ensembles- We kunnen (en moeten), het-natuur lijk betreuren, dat vóór en in de oorlog enkele koren sneuvelden, maar die blé ven toonden hun levenskracht in uit- voeringen, die het beste deden verwach ten. Wie denkt hier bijvoorbeeld niet aan „Ex Animo" met zijn Mattheus- passion in onverkorte uitvoering en aan de Cbr. oratoriumvereniging „Con Amore"? In het Toonkunstkoor bezit Leiden verder een uitstekend amateur-orkest, terwijl de studenten er met „Sempre Crescendo" óók mogen zijn. De jeugd wordt thans in Leiden dan ook veel in tenser muzikaal opgevoed dan vóór de oorlog. De jeugdconcerteh trekken regel matig grote saharen èn op de middel bare scholen wordt (facultatief) wat meer aan muziek gedaan, dachten wij. Ook dat K. en O. het Rott Philh. Orkest naar Lelden heeft gebracht en dat dit orkest naast de series van het Residen tie-Orkest en de solistenreeksen zoveel belangstelling weet te trekken, mag dunkt onswel gememoreerd worden. Alsmede de activiteit van de Leidse -Kunstkring „Voor Allen". De beeldende kunsten vinden dc laatste jaren ln d'e 9tad van Rembrandt en Jan Steen weer een goed onthaal. Wij kunst gaat tonen, terwijl in de organi satie van de .kunstenaars in ,he.t-.Leids Kunst-Centrum een verheugend ontwa ken van de Leidse kunstenaars zélf mag worden begroet. Nu de burgerij nog wakker, zodat de tentoonstellingen ln de Lakenhal en de BöëfrhSavèzalen de 10.000 bezoekers halen Wat film en toneel betreft: hier dient toch wel een pluim op..de hoed van K. en O. te worden gestoken! Ook de perso neelsverenigingen met hun toneelclubs verdienen vaak lof. Het amateurtoneel trouwens in onze stad nogal geliefd- - deze liefde groeit nog steeds. Waarbij wij dan natuurlijk ook aan het av3nt- garde-toneel van de studenten moeten denken Sinds enkele Jaren is er te Lei den ook een afdeling van de CEFA, de Christelijke Film-actie. Dat het litteraire leven in deze stad van boekhandelaren en uitgevers bloeit, kunnen We 'helaas niet zeggen. Wel heeft de Ned. Maatsohappij er haar zetel, wel organiseert men er als overal elders ontmoetingsavonden met schrij vers, maar deze zijn niet zo daverend druk bezocht, als wel verwacht mocht worden, behalve natuurlijk als het ovei sport of reizen gaat. Of het Leidse pu bliek graag leest? De klanteh der boek handelaren zijn doorgaans studenten mensen uit universitaire kringen. En bij Reuvens haalt amen Sis men daar al komt detectives! Wij vermoeden dat de Leidenaar het voorlopig nog wel bij zijn krantje zal houden. Toen in 1920 de Nieuwe Leidsche Courant" als een schuchtere, wel geschapen baby tegen het licht der publiciteit te knipperen begon, was de sociëteit Minerva" op de Breestraat al 45 jaar het middelpunt van een groot gedeelte van het studentenleven. Ook in dat jaar stonden de Leidenaais met open monden te kijken naar het glimpje, dat ze van de ontgroening konden zien. of liepen ze hoofdschuddend en glimlachend voorbij het imposante gebouw, wanneer daarbinnen een of ander luid ruchtig leest aan de gang was. Ik heb eens een paar mensen aan geschoten, die daar toen al een of andere functie hadden en nu nog steeds, ondanks het grijzen van hun haren en het kaal worden van hun schedel, hun werk zijn blijven verrichten. JOHAN BARENDSE. commissie-bediende Eind Augustus jj., toen de eerste hand geslagen werd aan het in gereedheid brengen van de soos voor de komst der studenten, trof ik de heer Barendse aan, genoeglijk gezeten en uitrustend in de kroeg, die helemaal overhoop lag. „Ik ben vanaf 1912 op Minerva" en >n nu 58 jaar", zo vertelde-hij. „In 1920 laat eens kijkenja, toen zag ;t er hier wel iets anders uit. Ik be doel: aan de achterkant. Toen had je, waar nu het archief is, een tuin met ke gelbaan. Maar ja. er was ruimtegebrek en per slot kon die tuin gemist worden en het kegelen raakte wat op de achter grondHier in de zaal is weinig ver anderd. Alleen die ene rij zuilen, die vroeger rond waren, hebben nu een an dere vorm gekregen, net als de rest Of hier alles nog op dezelfde wijze als vroeger toegaat? Och nee, de tijden zijn er niet naar, weet U. Vroeger had je diners bij de vleet. Na elk met goed gevolg afgelegd examen hèd je er een tje. Tegenwoordig, vanwege de zuinig heid, doen er dat 4 of 5 tegelijk. Maar wat de mores betreft, dfit is gelukkig al lemaal hetzelfde gebleven,.Met de tradi tie wordt geen hand gelicht...... Öch. vroeger ging het naturlijk wel wat in tiemer. toè. 'Toen waren' er zö'n 5 600 corpsleden. Nu zy'n er zo ongeveer 1200 Tja, ik heb hier wel dingen gemaakt, die je niet licht vergeet. Ik denk bijvoorbeeld, aan de diners.! waaraan Prins Hendrik, Prins Bernhardt Churchill en Smuts aanzaten.. Burge-j meester Van Kinschot? Ja, die heb ik hier ook nog als student meegemaakt En nu hebben we z'n zoonEn Him- pe, nou óf ik die meegemaakt heb Ik herinner me nog goed dat hy in Am sterdam eens geslapen heeft in een éta lage van een beddenwinkel. Soms ging hij een dag vijf op stap. Dan hoorde of zag je niets van 'm. 'n Type. Maar als hij spelen moest voor Sem pre Crescendo hij was een heel goed cellist was hij altijd even ernstig. Hij moet goed hebben kunnen leren, al je dat niet zeggen aan zijn langdurige studietijd. Ik geloof dat hij 27 ja; dent is geweestGoudriaan weer een heel ander type. Ook een te kerel. Die zou hier eens een lezing houden voor een of ander gezelschap, maar kwam 1M uur te laat hier aan. En hij had geen tijd gehad zich voor te bereiden- Toen deed hij 'het maar uit z'n hoofd. En het moét heel goed ge weest zijn, zeiden de -heren...." JOHAN VAN WIJK, collegium-bediende Zij, die ver buiten deze kringen staan, sneeren wel eens graag over de studenten. En voor de corpsleden haalt men nog wel eens spottend- de schouders op. Terwijl men graag de hoogheid de apartheid van het Collegium op de hak neemt. Doch wanneer men met ge wone mensen, als Barendse en Van Wijk, collegium-bediende, praat, men sen, die dag in dag uit met de studenten hebben omgegaan wordt men getrof fen door de sympathieke wijze, waarop deze dienstbaren over hun jeugdige meesters spreken. Ik zou het zelfs zó willen zeggen: ook in hun gedachten- sfeer en woordenkeus is iets studenti koos gekomen, ondanks hun veel rijpe re leeftijd. Met begrip en met vuur spre ken zij over hen, in wier dienst zij wa ren en zijn. Ge zoudt het Johan van Wijk niet aanzien, dat hy 10 Octobei a-s. 70 jaar wordt. Zeker, er komt wat zilverdraad door het goud en de hand. die hij U geeft, is wat gerimpeld; maar de frisse kleur van zijn gelaat, de guitigheid in z'n oogopslag en de joligheid in zijn manier van spreken, zouden U hem een zesti ger hoogstens doen schatten. Jleeft hij die eeuwige jeugd door zijn voortdu rende omgang met de jeugd? „Vroeger was het wel wat anders, meneer," zo zegt hij. „In de tijd, waarover U spreekt (1920) had ik een bos met 25 sleutels. Ik ging dan 's morgens de stad in naar de ver schillende adressen, waar m'n heren woonden. En terwijl meneer lekker lag te slapen want het werd wel eens laat, 's nachts! poetste ik de schoenen, borstelde de kleren, legde de post klaar en deed allerlei ake- fietjes voor hem, bijvoorbeeld een dictaatschrift halen, of wat ook Tegenwoordig is dat uitzondering.... De tijden zijn nu wat zorgelijker, me neer. Dat vindt ook zijn terugslag in het studentenlevenOf ik wel eens een aardig voorvalletje meegemaakt heb, in die tijd-? 's Even denkenO ja, ik denk aan die student, enfin, natuurlijk noem ik geen namen. Op een goeie (vroege) morgen kwam hij, na een nacht die nogal zwaar ge weest was, op een melkwagen Leiden binnen. Een studentenkoetsier, die 'm kende, bracht 'm toen met zijn vigilante naar z'n ploerterij. „Kom even boven op m'n kamer een borreltje drinken", stelde de student voor, die blijkbaar al- j weer dorst had. De koetsier mee. moet even weg," zei de student, toen hij de koetsier een flink glas ingeschonken had. „Je gaat zolan-g je gang maar." Wel, dat dééd de koetsier, maar een kwartiertje keek hij eens het ra uit waar de student bleef, en toen hij dat z'n voertuig verdwenen was. student was namelijk met de vigilante er van door gegaan. U moet weten, hij had nog nooit een rijtuig bestuurd! En fin, hij was de Hooigracht opgereden, had een paar meisjes, die juist de. fa-1 briek van Tieleman en Dros wilden bin- nengaan, galant uitgenodigd plaats te nemen, en was met haar een toertje door j de stad gaan maken. Een uu-r later kwam j hij pas terug. Wonder boven wonder! zonder brokken. Ja, dat was een leuke tijd. In 1900 kwam ik op „Minerva". Eerst als oppas ser. Vanaf 1915 ben dk collegium-be diende. Ik heb altijd goed met ze kun nen opschieten. Het zijn beste jongens, die heren. Ze zijn altijd goed voor me geweest. En attent." Ik moet dan even een klok bewonde-| ren. En een Delfts-blauwe asbak. En eenl zilveren tabaksdoos. En glaswerk. En nog veel meer. Ook een present-exemplaar j van het „Geschiedboek van het Leidsche Studenten Corps", dat dit jaar ver-' scheen. Met de namen van de redactie-i „Allemaal geschenken van de heren," zegt hij trots. v. TVI.| „Het Levendaal een der mooiste, maar tevens het minst frissche van de I Leidsche grachten. Het hierboven afgebeelde gedeelte is dat bij het Van der Wer'ff-park". Aldvs het onderschrift van deze foto uit 1920, bewaard in Leidens gemeente-archief Met enige trots zetten we bo ven deze overigens al weer wat verouderde). K.L.M.-foto: het hart van Leiden. In het midden ziet men namelijk de Beesten markt, de Steenstraat en o geving. RECHTSZAKEN De schietende Leidsche student In hooger beroep is behandeld de zaak tegen den 23-jarigen Leidschen student S., die eënige maanden geleden terecht had gestaan voor de Haagsche rechtbank wegens poging tot doodslag, subs, poging tot zware mishandeling, subs, bedreiging met doodslag In den nacht van 7 op 8 Juli van het vorige jaar was het op de kamer van genoemden student aan het Rapenburg Leiden nogal rumoerig toegegaan. Eenige buren verzochten toen de politié daar een eind aan te maken. Eenige agenten hebben toen twee meisjes, die zich op zijn kamer bevonden, meegeno men naar het politiebureel. Aangezien het op die kamer rumoerig bleef, is nogmaals de hulp van de politie ingeroepen en begaven zich drie agenten beklaagdes kamer. De student was toen met een met scherp geladen revol- aan het schieten en zou volgens de agenten eenige schoten vanuit zijn kamer op hen, die aan den overkant op meter afstands stonden, hebben af gevuurd. De officier van justitie bij de Haagsche rechtbank had de poging tot doodslag bewezen verklaard en een gevangenis straf van 9 maanden gevorderd. De rechtbank had echter geen enkele der ten laste gelegde feiten bewezen ver klaard en beklaagde vrijgesproken. Van dit vrijsprekend vonnis was de officier in _hooger beroep gegaan. procureur-generaal, mr Mazel, achtte het ten laste gelegde bewezen, door de verklaring van drie agenten. Dezen hadden beklaagde zien staan, den gestrekten arm in de richting waar zij stonden. Twee agenten zagen vuurstra- 'n hun richting, de andere agent een vuurkolom. De agenten en ook de inspecteur Bal- foort verklaarden, dat men aan de blin kende knoopen kon zien, dat het agen- waren en dat beklaagde het heeft kunnen zien. Dat beklaagde op de agen ten heeft geschoten is zeer verklaarbaar, want hij was op hen gebeten. Verder voerde de proc.-gen. aan. dat toen de agenten eindelijk naar beklaagdes kamer gingen, beklaagde zijn revolver had ver stopt. Had hy zijn huisjuffrouw willen plagen, dan had hij zijn revolver niet behoeven te verstoppen. Hij heeft dan ook dit wapen verstopt toen hij zag, dat de agenten zouden komen. Daaruit leidt de procureur-generaal af, dat hij ver moedde, dat de agenten zouden binnen-1 komen. De bedoeling is duidelijk. Al wilde hij niet op de drie agenten schie ten, hij heeft in ieder geval geschoten op drie personen, die daar stonden, Spreker wil niet zeggen, dat poging tol doodslag heeft voorgezeten, zooals de officier van justitie als bewezen aan-1 nam, maar wel achtte hij bewezen poging tot zware mishandeling. Spreker eischte 2 jaar gevangenisstraf (Door dezen eisch wordt het recht vaardigheidsgevoel beter voldaan dan door de uitspraak van den Haagschei: rechter. Red. 1920). (N.L.C. 1 April 1920)1 r. -Ti'Ti I™ ïWjÉM* Pieter Gerrit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 10