SLAVENJACHT stads- en dorpsjongeren ft ft De gevloekte straat 4 ZONDAGSBLAD 9 SEPTEMBER 1950 Nieuw-Guinea vóór de komst van ons gezag DOOR RESIDENT M. KLAASSEN GEVANGEN tussen haar oevers ligt de rivier te dromen in de avond stilte. Aan beide zi)den vormt een weelderige woekering van lianen op takken en stammen een donker, dicht gordgn, waarachter de geheimen van het woud sluimeren. Een enkele late vogel glipt nog sui zend op weg naar zon nest het water over en een paar papoese prauwtjes, terugkerend uit de sagobossen drijven stil met de stroom mee en verdwgnen dan in de dampen, die over de rivier trekken. Met het daglicht sterven ook de ge luiden uit het bos weg. Langs de oever doemen aan de grens der nederzetting spookachtige gestalten op. Geraamten en brokstukken van krijgsprauwen, die reeds lang afgedankt zgn en op de wal getrokken werden om geen obstakels te vormen, liggen half weggezonken in de modder te vergaan. De naakte ribben der schuiten steken omhoog als de karkassen van rèuze grote paarden, die op hun rug liggende de doodstrijd zagen naderen. Hier liggen de vergeten resten van de Waropen-vloot, die thans haar laatste strijd voert: tegen de tijd, welke als machtige bondgenoot de eeuwigheid heeft. Niet pluis De papoea's fluisteren, dat het des nachts in deze omgeving niet pluis moet zgn. Dorpelingen, die laat huiswaarts keer den, hebben bij het licht van bliksem stralen uit de donkerte van het woud langs de rivier schimmen zien sluipen. Men mompelt, dat 's nachts het ver leden ontwaakt. De geesten van de voorouders, die zich niet uit hun oude sfeer hebben kunnen losrukken, hokken in het duister bijeen op de rompen van de prauwresten om aldaar samen kostelijke verhalen op te halen over de oude tgd. Tot het aanbreken van de dag wordt daar geluisterd naar opwindende jach ten en glorieuze tochten uit vroeger jaren, toen zeeroverij en krijg nog wat kleur gaven aan het aards bestaan. En als de bandjirs hongerig aan de oevers knagen en in wilde drift een der oude prauwen mee naar zee gesleept hebben, fluistert men de volgende dag in het dorp, dat de geesten er weer op uitgetrokken zijn en het de eerste tgd niet veilig is op het grote water buiten. Offers worden gebracht om de geesten gunstig te stemmen en dreigend gevaar af te wenden. Sedert de komst van het gouvernement te het in de War open met bepaalde vrijheden gedaan. De oorlogstrom hangt beschimmeld en gebarsten, met spinnewebben bedekt, in een donkere hoek van het gemeenschaps- Niemand kijkt meer om naar dit stukje herinnering aan een trots verleden. Verdwenen is een brokje romantiek, dat aan slavenjachten en oorlogvoeren hing. De woeste hartstochten zijn door de Invoering van een geordend bestuur ge breideld. 1Hoe 't eens was Maar toch herinnert nog veel aan de voorbije jaren. By maanavond, als de dorpsjeugd zich met zang en dans vermaakt en flirt, zo opgewekt als men alleen maar in de Waropen kan flirten, zitten de ouderen by elkaar hokkend te luisteren naar oude verhalen. •I Waaropen: Streek aan de Oostzijde van berucht vanwege Met pathos in de stem en met geest driftige gebaren schildert de verteller, hoe eens de Waropen was en hoe het helaasniet meer is. Oude krygsgezangen weerklinken en als de klanken weggestorven zyn, ligt er even stilte over het gezelschap en heeft men even tgd nodig om terug te keren naar het heden met volksschool tjes, belastingaanslag en bestuursassis- tenten, die een andere opinie over ge zag hebben dan de sera-baba, het dorps hoofd met zyn medebestuurders. Op de achtergrond luisteren we geïn teresseerd toe en ook al begrijpen we niets van het verhaal, de levendige wyze, waarop het gedaan wordt, de aandacht, waarmee de menigte het volgt, en de sfeer waarin het speelt, donker, spook achtig en flauw verlicht door een paar ongedurige toortsen, dit alles boeit ons meer dan we hadden kunnen dromen: Zie hier wat de tolk ons de volgende dag aan boord over het oude verhaal vertelde: Men moet ei op uit Het is nog de goeie oude tyd De Waropen-kampong leidt een onbe kommerd bestaan. De rgke sago-bossen raken nimmer uitgeput, de rivier en het woud bieden vis, varkens, cusuarissen, kangoeroes, kroonduiven en wat niet al, zodat men zich in de keuken voor de dag van morgen geen zorgen hoeft te maken. Jonge kerels hebben van al het luieren en eten een dikke buik gekregen en glimmen van het vet. Een vadsige en lome sfeer ligt over het dorp uitgespreid en de sera-baba, een oud en wgs man, voelt het aan: in zyn volkje ligt thans te veel energie opge hoopt! Er moet .eens stoom afgeblazen worden en men moet er op uit. Anders is het vandaag of morgen mis Een groot feest wordt aangericht en als men flink gegeten en gedronken heeft, begint het dorpshoofd te spreken. Het is niet moeilijk in deze feeststem ming de hartstochten te doer ontwaken en wanneer het idee geopperd wordt om weer eens op rooftocht uit te gaan, is de byval geweldig. Laat in de nacht peddelen de feest gangers naar hun paalwoningen terug met het grote nieuws, dat men binnen kort op slavenjacht gaat. Reeds vroeg in de ochtend is het al weer een en al bedrgvigheid. De krygsprauwen worden uit de atappenloodsen te voorschyn gehaald; er wordt geklopt en gehamerd, gebreeuwd en gestopt tot na enkele dagen alle vaartuigen in conditie zgn. Dan is het grote moment aangebro ken, dat de medicgnman zal gaan wiche len. Een der zware prauwen wordt door honderd krijgers opgeheven en met het midden op een houten bok gelegd, zó dat de beide helften vrg in de lucht hangen en het geheel in evenwicht ligt. Na een serie mysterieuze formules ge preveld te hebben, schrgdt de medicgn- man langzaam naar voren om tegen de rand van de prauw te kloppen. In spanning volgen allen deze cere monieZal de boot rustig blgven....? Dan zit er niets anders op dan de voor genomen rooftocht tot een gunstiger voorteken uit te stellen. Ondanks de waarschuwing doorzetten zou ongeluk betekenen, storm, verlies van prauwen en krggers. Wanneer het lot de krggers welgezind is en de boot na het bekloppen, be roerd door onzichtbare geesteshand, duidelgk begint te wiebelen, zodat zij in toom gehouden moet worden, stggt er een geweldig gejuich uit de verzamelde menigte op. Onder luid gejoel worden ook de andere oorlogsprauwen naar de rivier gesleept, waar vrouwen en kinde ren reeds met proviand komen aan dragen. De krggers stappen in volle oorlogs uitrusting in, de roeiers grijpen de pagaaien en op een commando van de stuurman schieten de boten vooruit, ter- wgl de achterblgvenden zo ver als moge- Igk is langs de oever meelopen en de beste wensen naschreeuwen. Op zee Op zee gekomen worden de zeilen ont rold, primitieve van atap gevlochten lappen, waarmee men slechts vóór de wind varen kan, daar de Papoea's, hoe wel aan de kust levende en met het water vertrouwd, nog steeds niet weten wat laveren is, dat men zwaarden kan maken om afdrgven te voorkomen enz. Achter een landtong gaat men dan schuil en een uitkgk, hoog in de mast gezeten, wisselt van plaats en nestelt zich in een zee-den, vanwaaruit hg de om geving mglen ver in het rond kan af speuren. Onbewust van het dreigende gevaar naderen vanuit de verte een aantal han delsprauwen. De inzittenden hebben met naburige kustbewoners een winst volle ruilhandel gedreven en in opper beste stemming keert men huiswaarts. Maar plotseling verstomt het vrolgke gezang! De voorste boot heeft een aan tal grote prauwen ontdekt, die in snelle vaart naderen. Er is geen hoop meer, slechts be nauwende zekerheid: oorlogsprauwen Dat betekent verlies van alles, ook van de vrgheid, vechten op leven en dood.zonder uitzicht op overwin ning Met een ruk gooien de stuurlui het roer om, de bamboemast wordt gekapt en het zeil overboord gegooid om alle beschikbare handen vrg te hebben voor de ontvluchting. Met dc wind mee is het zonder meer een verloren zaak, aangezien de vgand veel meer zeil voert. Er is nog kans op redding, als men van koers verandert en met roeien tracht te bereiken wat met zeilen onmogelgk is. De zucht naar zelfbehoud zegeviert over het saamhorigheidsgevoel; de achtervolgde handelsprauwen, die samen misschien nog een kans zouden hebben, slaan diverse richtingen in en daarmee is het pleit voor een deel meteen be slecht. Het is een fantastisch gezicht deze jacht van een troep zeerovers, die hun prooi ruiken en dc wanhopige strijd van de anderen, die roeien voor hun leven. De prauwen trillen in hun voegen en de golven slaan in grote schuimende bonken water op de boeg los. De glimmende lichamen van de roeiers gaan in één ruk naar voren en dan schieten als grote blinkende messen de pagaaien weer uit het water Zienderogen verliezen de achtervolg den terrein. Het vonnis gaat zich vol trekken. Bloedige botsing Als bezetenen gillen de aanvallers en elke ruk brengt hen dichter bg hun buit. Hun krijgskreten gillen over het water en een ieder tracht de eerste te zgn om over te springen en een vgand neer te slaan. Want door deze daad stggt men geweldig in aanzien, speciaal bg de vrouwen. Van enige slagorde of tactiek is nu geen sprake meer. Het is één hysterische bende wilden, die bloed ruikt, wil moor den en plunderen, een troep rovers, die geen genade kent. De eerste stoot mislukt, doordat men in volle vaart op elkaar botste en de lek- rakende prauw als een baksteen zinkt. Op de woelige zee kost het enige moeite om de in het water liggende strijders over te laden en niet erg enthousiast wordt men aan boord ge haald van de volgende boot, welker be manning woedend is, omdat zg door de onhandige manoeuvre van de andere haar kostelijke kansen in rook ziet op gaan. (Zie voor vervolg pag. 6) Wiet vertolken van liederen vereiót veel Belangrijke studie over Franse liederencomponisten Papoea's in hun snelle bootjes aan de kust van Waropen. Het vertolken van liederen is meer dan alleen maar het zingen van een melodie. Als deze melodie niet op muzikale wijze wordt voorgedragen, zal de zang een vrij eentonige dreun worden. Laat me ter toelichting twee bekende voorbeelden geven. Allereerst het haast populaire lied van Sohubert „Erlkönig" op tekst van Goethe. Wie de melodie van dit lied zonder enige bewogenheid en zonder enig reliëf zingt, het eentonig en in een gelijkmatig tempo voordraagt, zal niet de minste indruk maken met zijn vertolking. Het dramatische in dit lied wordt dan veronachtzaamd. De angst van de knaap, door Schubert zo geniaal uitgebeeld, moet in de voordracht tot uiting komen. De woorden van het „Mein Vater, mein Vater, jetzt' faszt er mich an! Erlkönig hat mir ein Leids getan!" zijn door Schubert maar op enkele tonen gezet (de eerste regel maar op twee) en zonder muzikale voordracht is het onmogelijk hiervan iets goeds te maken. Als tweede voorbeeld noem ik het ook zeer bekende lied van Schumann „Die beiden Grenadiere" op tekst van Heine. Het verhalende karakter in het begin van het lied eist een geheel andere voordracht, dan de heroiek van het derde deel bij de woorden „So will ich liegen und horchen still, wie eine Schildwach', im Grabe". Hoe prachtig verwerkte hier Schumann het Franse volkslied en hoeveel ver mogen is er nodig om juist dit deel op de juiste wijze voor te dragen. Er zijn nog veel meer en ook nog veel betere voorbeelden te geven, doch ik nam slechts deze twee omdat vrüwel iedereen ze één- of meerdere malen gehoord heeft. Wat we hieruit leren is dat de melodie niet zo maar zonder diepere zin is geschreven. Elk üied. dat de grote componisten schre ven. beeldt iets uit, zowel melodisch als harmonisch. Er zijn heus wel zangeressen of zangers, die zich voor die harmonie weinig interesseren. Als ze de melodie en die woorden van een lied kennen, menen ze voldoende te weten en te begrijpen. Toch getuigt deze instelling van weinig artistiek begrip. Elke vertolking van een com positie, ook van een lied, dient te worden voorafgegaan door analyse. Eerst dan zal men de diepere be tekenis van de müziek begrijpen. De componist van liederen is natuurlijk gebonden aan de tekst. Hij moet de woorden en de zan van het gedicht muzikaal uitbeelden en bij het lied is er dus nog een andere opdracht voor de vertolker. Ook hij moet de tekst begrijpen. Dat lijkt heel erg eenvoudig, maar in werkelijkheid zijn hier tal van moeilijkheden. Het is heus niet te gewaagd als ik op merk, dat er talrijke zangeressen zijn, die de teksten van de liederen van Duparc, Fauré en Debussy niet vol ledig begrijpen. En nu ben ik eindelijk waar ik zijn moest. De Leidse musicus Hennie Schouten heeft begrepen, dat juist de Franse poëzie, die door deze drie com ponisten is getoonzet, voor veel zang kunstenaars moeilijkheden opleverde en bij de Uitgevers Mij. Holland te Amsterdam liet hij een boek ver schijnen onder de titel „Drie Franse liederencomponisten". Dit is de eerste studie op dat gebied in onze taal en Hennie Schouten heeft de zaak zeer grondig aangepakt. Na een inleidend hoofdstuk over de ontwikkeling der Franse poëzie sedert de Romantiek met tal van toelichtingen bij afzonder lijke gedichten, gaat hij stuk voor stuk de liederen van Duparc, Fauré en Debussy verklaren. En bij deze studie wordt men maar al te goed ge waar, dat melodiek, harmoniek en muzikale vorm geheel in dienst staan van de tekstuitbeelding. Voor zangeressen en zangers een onmisbaar boek, ook voor pianisten. Maar het is ook van belang voor een ieder die zich enigszins wil oriënteren op het gebied van de Franse poëzie en de Franse muziek. Deze studie voorziet in een leemte. Schrijver en uitgever verdienen hiervoor hulde. CORN. BASOSKL ZONDAGSBLAD 9 SEPTEMBER 1950 5 Onderscheid en overeenstemming tussen onöeR en zonöeR het woorö UW vraagteken-schryver heeft een deel van zijn vacantie doorgebracht in één van die talloze kustplaatsen, die vanaf de Belgische grens tot nabij de Dollard-monding de vreugde van ontelbare bevrijde zwoegers uitmaken. Behalve de nodige slokken van het zilte nat en kriebelende plekken ver brande huid, heeft hij daar ook allerlei indrukken opgedaan, die met zijn rubriek in dit blad te maken hebben. een zware stryd zijn die mensen zon der geloof mijns inziens niet kunnen volbrengen". Een winkelmeisje schrijft: „Ongeoorloofd op grond van Gods woord" en een boerenmeisje denkt al niet anders: „God vraagt iets anders". Genoeg antwoorden om te conclu deren: deze dorpsjeugd is in wezen werkelijk rtiet anders dan de stads jeugd; dezelfde driften en verlangens bevliegen ook hen, maar zy weten Misschien wel allermeest deze, dat er zich geremd door Gods gebod en ge- IN DE GROTE VRAAG geen groter vraagteken is dan ons hele vacantieprobleem! Maar daarover wil ik het vandaag niet hebben, om dat we immers nog volop in een andere kwestie zitten: die van het meisje, dat haar horoscoop te baat moet nemen om uit allerlei gevreesde nes ten te raken! Het vacantie-oord in kwestie be zorgde mij trouwens genoeg stof om daaarovcr verder te praten, aangezien ik hier 'van naby in aanraking kwahr 'met twee groepen jeugd. De badplaats is ty- denS'de zomermaan den wonderlijk twee slachtig van struc tuur: enerzijds wordt ze bevolkt door een nijvere bevolking van vissers, zakenlieden, burgers en land bouwers, anderzijds is ze overstroomd door machtige groepen stedelingen. Hoe oneindig verschillend gedragen zich die beide groepen. Niet alleen de ouderen daar is het verschil tussen werker en vacantie- ganger vanzelfsprekend. Maar ook de jongeren, al zijn ze even oud, en al bestaat het hele verschil in uiterlijk hoogstens in de huidskleur, die bij de stedelingen soms wat al te gewild bruin is! Doch dat daargelaten, hun levenshouding is anders. Ik bedoel niet, dat ik daarmee de dorpsjeugd boven de stadsjeugd ga stelllen. Ik geloof niet in het oude motto „Terug naar de natuur" noch in „Op het land is alles beter". Ook hier geldt het schriftuurlijke „dat ze beiden gezondigd hebben en Gods heerlijkheid derven". Maar nochtans: er is onderscheid en men doet goed daarop te letten! WAT zijn de oorzaken van deze verscheidenheid? Je kunt niet nalaten je die vraag te stellen, wan neer je op beide groepen let. Ener zijds de stadsjongeren, samen trekkend, samen badend, samen zonnend, samen in 'n kleine tent. Anderzijds de dorps jongeren en hun hevigst amusement is het op en neer kuieren van de hoofd straat! En dan maak ik op een avond een soort openluchtevangelisatiedienst mee en meteen krijg ik antwoord een eerste antwoord op mijn vragen. Want 'terWijl de predikant spreekt, en het koor zingt en de muziek schalt, zie ik heel genoeglijk een dorps- paartjë hét zeer nuttige en het zeer aangename verenigen: hand in hand zitten ze naast elkaar, en ze kijken zo gelukzalig, alsof ze de eerste minnende mensenkinderen zijn, en zij klemt zich bij wylen aan hem vast, alsof ze onge veer schipbreuk lijdt en hy slaat zyn arm om haar heen .alsof zij in levens gevaar verkeert! Maar ondertussen luisteren ze naar het Woord, en onder wijl zingen ze mee de liederen uit de schat der Kerk. Goed, ze vryen zo nu en dan een potje, maar ze vryen tenminste onder het Woord! En ter wijl ze dat doen zie ik reeksen vacan- tievierende jongeren voorbij gaan, óók hand in hand, maar ze denken er niet over om ook maar één moment te blijven staan: zy vrijen zonder het Woord! En nu kan Nurks me natuur lijk vertellen, dat de eerste combinatie ook niet gepast is, en ik wil hem best gelyk geven, maar de cijfers uit de bekende enquête van C. D. Saai waarover we al enkele malen spraken voor ogen, voeg ik aan dat betoog toe: de binding aan Gods Woord is de hoogste zo al niet de enige garantie voor een behouden zedelijk leven! Over de vraag naar geslachtelijke omgang tussen verloofden of tussen toevallige kennissen, hebben jongeren uit het midden der kerk opmerkelijke dingen gezegd. Een student antwoordt: „Omgang is ongeoorloofd; het gezin is een gave Gods, waarvoor Hij ons het huwelijk schenkt". Een studente zegt: „Ongeoorloofd als ongehoorzaam heid tegenover God". Een jong onder wijzer: „Juist omdat we zeker zijn van onze liefde, brengen we elkaar niet in verleiding. Maar juist op dat punt voelen we, dat we Gods steun in bijzondere mate nodig hebben!" Een verpleegster oordeelt: „Het zal leid door Gods kracht. En hier duikt de grote misvatting op van vroegere geslachten, die nog steeds het zedelijk oordeel vergiftigt. Rond de eeuw wisseling is wel allermeest via de roman het praatje ontstaan, dat al die formaliteiten van trouwboekje en overtrouw er tenslotte niet toe deden, als er maar waarachtige liefde was! Dat praatje is een kletspraatje: de waarachtige liefde stroomt ons maar niet zo vanzelve toe; die liefde is geschenk en opdracht Gods en kan alleen in de weg van Zijn ge hoorzaamheid wor den ontvangen. En daarom heb Ik voor alsnog betere ver wachtingen van dat paartje onder het Woord, dan van die andere paartjes zonder het Woord! BETEKENT dit nu, dat jiiermee de kous af is; dat in het kerkelijke milieu geen ellende op dit gebied voorkomt én dat daarbuiten alles persé mis moet gaan? Het zou wat al te gemakkelijk zijn, als we de zaken zo stelden. Ook in dat stranddorp werden horoscopen bestudeerd en waarlijk niet door badgasten alleen! Trouwens, de cijfers, die we een vorige maal gaven, waren verontrustend genoeg! Maar dan is het de moeite waard om uit te zoeken, waarom toch zo velen voor de verleidingen bezwijken; in de stad vooral, maar ook op het land! Een eerste aanleiding vormt hier het huisvestingsvraagstuk. Er zijn ontel bare verloofden, die nog jaren zullen moeten wachten op een eigen woning. zo die er al ooit van komt! Over in- wdüing bij de ouders hebben ze wei nig verheffends gehoord. Laten we gerust zeggen, dat deze ook onbijbels is: de man zal zijn eigen vrouw aan hangen en vader en moeder verlaten! Twee jonge mensen moeten een nieuwe styl vinden en niet een imitatie leve ren van de ouwelui onder derzelver toeziend oog. En dan voelen we, dat de stadsjongeren in dit opzicht ook weer terstond minder bevoordeeld zijn dan hun dorpse jaargenoten! Een volgend element van betekenis wordt gevormd door het tekort aan huwelijkskansen. Er is nu eenmaal een verschil in aantal tussen jonge vrouwen en jonge mannen. De oud-vaderlandse troost, dat er voor elk potje wel -en dekseltje te vinden valt, doet niet langer opgeld. Die situatie bestaat reeds lang: tijdens de oorlog verhe vigd door de vele tewerkstellingen in het buitenland en daarna door de uit zending van honderdduizend jonge mannen naar Indonesië, terwijl de voortgaande internationale ontwikke ling de vraag rechtvaardigt of dit alles vooralsnog niet blijvend zal zijn. Onder die omstandigheden kan het voorkomen, dat men het korte avon tuurtje uitbuit: men grijpt de kleine kans om niet kansloos uitgeschakeld te worden! En men grijpt deze te grager naarmate men minder zelfbe heersing heeft geleerd een „matig heid" in bijbelse zin, en daarom al leen onder het Woord te leren! Dat Woord trouwens alleen kan oog doen krijgen voor de volheid van het onge huwde leven al betekent dit op- zichzelf reeds weer een nieuwe 6rote vraag! Nog één belangrijke bijdrage tot de verwildering moet genoemd worden: de taal der ouderen in fabriek, bedrijf, kantoor en waar ook elders! En nier staat ook menig ouder kerkganger schuldig! Wat er gepraat wordt in de werkruimten valt niet over te vertel len; nog minder op welk een wijze dit alles pleegt besproken te worden! Over het algemeen kan men zeggen, dat driekwart van de jonge mensen in het eerste jaar na hun schoolplich tige leeftijd volkomen verknoeid •or den, dank zij de kwasi heldhaftige taal der oudere generaties! Ik denk nu werkelijk nog niet eens aan die christelijke werkgever, die zijn arbeid», sters dermate uitvloekt, dat je de haren te berge rijzen. En ik denk evenmin aan die kerkgangers, die in de fabriek niet durven bidden voor het eten. Het is alles nog intens veel vuiler, vernietigender. Maar misschien is het juist het hoopvolste, dat dit zo is: nu kan er tënminste reeds vandaag een tegenactie op gang komen! En tot die tegenweer zij iedere lezer groot of klein, arm of rijk gemobi liseerd! Werkelijk, dit is een strijd, waarbij atoombommen kinderspel zijn. Want hier worder» zielen verwoest! cautie-herinnering aan Wulpenburg bij Veeie 1 ook. de volkswijk heeft 2 zyn gradaties! We pra- 2 ten er nu wel keer op keer 2 over alsof dit alles één 2 grauwe, gelijke, eentonige 2 massa is, maar net zoals T een stad uiteenvalt in vil- 2 lawijken, en winkelstraten, 2 en kantoorcomplexen en 2 handelsterreinen, precies 2 zo is de volkswijk een ver- 2 zameling van talloze facet- ten. Daar heb je de straat j*, van louter oude heden, jij waar haast geen kinderen ja, spelen; een klein straatje maar. En daar heb je on- jAj ze winkelweg, waar de jAj etalages een lust voor de jAj ogen zijn. Er is een straat jAj voor beter gesitueerden en jv er is ook een gevloekte jAj straat. Laten we die dit- jAj maal eens de „Weiland- jAj straat" noemen in de hoop jAj dat in geen enkele stad die jAj naam al in gebruik is, want ik zou voor geen jAj geld willen dat ik ook maar één lezer het odium op- jjt drukte van in die allerver- schrikkelijkste 'der ver- schrikkelijkste buurten te moeten wonen Goed, het is dus de Wei- T landstraat of liever: X niet goed. maar slecht, on- X uitsprekelijk slecht! En dat T tveer niet omdat er in mijn jAj Weilandstraat enkel en al- leen maar misdadigers en X ontredderden wonen, maar jAj ik kan direct uit myn jAj hoofd dozijnen keurige fa- jAj milies opsommen, die hier jAj onderdak hebben gevonden. Maar doodgewoon hierom ft omdat deze Weilandstraat ft nu eenmaal de slechte ft naam heeft, net zoals een- 2 maal Nazareth in Israël: Uit de VOLKSWIJK „Kan daar iets goeds uit voort komen?" Laat varen alle hoop, gij, die daar ge huisvest zijl! ,jiou, nou", zegt de bui tenstaander, ,Jiou. nou, geen rook. als er geen vuur is. Dat zal me er dan ook wel een straat naar wezen; daar is zeker wel iets ge beurd!" Natuurlijk, daar is heel veel gebeurd. In de oorlogsjaren bijvoorbeeld, toen uit alle betere, tot uit de allernetste buurten toe zwarthandelaars daar sa mendromden om hun beurs te houden. Dat moest er gens kunnen gebeuren en omdat er nu eenmaal wat wonderlijke kroegjes in deze straat staan, en ook omdat er een paar gewiek ste voormannen hier rond dolen, daarom zijn ze naar de Weilandstraat getrok ken. Maar al stonden er honderd groot-kapitalisten met geld, zo duister als de stikdonkere nacht, dan kgn je er toch hoogstens een dozijn inboorlingen uitha len. En toch is daarmee voorgoed die straat ver pest! Want wee. die daar woont! Hij was een flinke jonge knul uit een prima gezin. Dat ze in de Weilandstraat woonden, was enkel maar een oorlogsgevolg. Vroeger hadden ze een gezellig huisje in de binnenstad ge had, maar toen die af brandde, konden ze ner gens zo gauw onderdak vinden en dus zijn ze hier beland, bly dat ze tenmin ste warm en droog zaten! Met de straat bemoeiden ze zich zelfs niet. Vader heeft met zwarte handel nooit iets te maken gehad en moeder alleen maar in zoverre dat ze in de honger winter haar nieuwe dres soir geruild heeft voor brood en dat hebben er meer gedaan! U zelf mis schien ook. En de jongen leerde: op de lagere school altijd nummer een van de klas en later op de MULO al niet minder. En dit jaar is hij klaar gekomen en heeft 'n baan gezocht. Een leuke, frisse jongen met een gezellige krulkuif en een open oogopslag. Voor banen ga je naar 'n arbeidsbureau. Je staat daar in de rij todat je aan de beurt bent en er zit een meneer voor het loket en die vraagt je alles wat hij weten moet„En jonge man, vertel het eens", be gon h\j. De jongeman ver telde het en de ondervra ger knikte. Juistzei hij toen, ,Je naam?" De jon gen noemde zijn naam en de ambtenaar schreef. Hij schreef met kloeke, nauw keurige letters op een mooi, blank formulier. Oplei ding?" wilde h\j voorts weten en weer kreeg hij het gewenste antwoord. De informatie ging verder: wat vader deed, en wat de jongen zelf graag wilde worden. Het was allemaal even prettig en goed. Maar toen op het laatste moment, „O ja, en waar woon je?" ,,De Wei- 2 landstraat"zei de jongen 2 en meteen schoof een 2 tvolk voor de zon. Want 2 de meneer zei ineens kort- 2 af: ,Jn die rotzooi? Nou je 2 hoort er dan wel verder 2 van; wie vollegt?" 2 Nochtans hoorde de jon- 2 gen er verder van: na twee 2 weken kwam er een kaart 2 dat hy zich tot die en die 2 werkgever moest wenden. 2 Het was 'n grote, zware kerel, waar hij belandde 2 en eerst liep alles goed. 2 Toen hij zijn woonadres 2 noemde, zei de baas echter: 2 „Weilandstraai? Nee, die 2 mot ik niet!" En zo is het 2 vier keer gegaan, want 2 wee, die in de gevloekte en 2 gebrandmerkte buurt zijn X tenten opsloeg! Lang geleden was Wijk- predikant zelf een kwajon- gen en op een dag heeft hij X in een kleine provinciestad jv wat uitgehaald: hij heeft met zijn schoolgenoten van jV het gymnasium de naam- bordjes van de leraars af- a geschroefd en die allemaal bevestigd op de schooldeur Je had de docenten die volgende morgen moeten zien kijken! Maar soms zou jjc hij graag tegen de gevels jjc op klimmen en alle bord- jes met ..Weilandstraat" ijc afschroeven en die dan ft vervangen dor de bordjes van nette straten en lanen y en pleinen' Of het helpen v zou? „Ach", zouden de ft autoriteiten zeggen, „de ft Weilandstraat is weer be- ft zig, hoor! Stuur de over- ft valwagen er maar naar 2 toe!" y Wijkpredikant. ft

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 10