SLAVENJACHT
stads- en dorpsjongeren
ft
ft
De gevloekte straat
4
ZONDAGSBLAD 9 SEPTEMBER 1950
Nieuw-Guinea vóór de komst van ons gezag
DOOR RESIDENT M. KLAASSEN
GEVANGEN tussen haar oevers ligt
de rivier te dromen in de avond
stilte.
Aan beide zi)den vormt een weelderige
woekering van lianen op takken en
stammen een donker, dicht gordgn,
waarachter de geheimen van het woud
sluimeren.
Een enkele late vogel glipt nog sui
zend op weg naar zon nest het water
over en een paar papoese prauwtjes,
terugkerend uit de sagobossen drijven
stil met de stroom mee en verdwgnen
dan in de dampen, die over de rivier
trekken.
Met het daglicht sterven ook de ge
luiden uit het bos weg.
Langs de oever doemen aan de grens
der nederzetting spookachtige gestalten
op. Geraamten en brokstukken van
krijgsprauwen, die reeds lang afgedankt
zgn en op de wal getrokken werden om
geen obstakels te vormen, liggen half
weggezonken in de modder te vergaan.
De naakte ribben der schuiten steken
omhoog als de karkassen van rèuze
grote paarden, die op hun rug liggende
de doodstrijd zagen naderen.
Hier liggen de vergeten resten van de
Waropen-vloot, die thans haar laatste
strijd voert: tegen de tijd, welke als
machtige bondgenoot de eeuwigheid
heeft.
Niet pluis
De papoea's fluisteren, dat het des
nachts in deze omgeving niet pluis moet
zgn.
Dorpelingen, die laat huiswaarts keer
den, hebben bij het licht van bliksem
stralen uit de donkerte van het woud
langs de rivier schimmen zien sluipen.
Men mompelt, dat 's nachts het ver
leden ontwaakt.
De geesten van de voorouders, die zich
niet uit hun oude sfeer hebben kunnen
losrukken, hokken in het duister bijeen
op de rompen van de prauwresten om
aldaar samen kostelijke verhalen op te
halen over de oude tgd.
Tot het aanbreken van de dag wordt
daar geluisterd naar opwindende jach
ten en glorieuze tochten uit vroeger
jaren, toen zeeroverij en krijg nog wat
kleur gaven aan het aards bestaan.
En als de bandjirs hongerig aan de
oevers knagen en in wilde drift een der
oude prauwen mee naar zee gesleept
hebben, fluistert men de volgende dag
in het dorp, dat de geesten er weer op
uitgetrokken zijn en het de eerste tgd
niet veilig is op het grote water buiten.
Offers worden gebracht om de geesten
gunstig te stemmen en dreigend gevaar
af te wenden.
Sedert de komst van het gouvernement
te het in de War open met bepaalde
vrijheden gedaan.
De oorlogstrom hangt beschimmeld en
gebarsten, met spinnewebben bedekt, in
een donkere hoek van het gemeenschaps-
Niemand kijkt meer om naar dit stukje
herinnering aan een trots verleden.
Verdwenen is een brokje romantiek,
dat aan slavenjachten en oorlogvoeren
hing.
De woeste hartstochten zijn door de
Invoering van een geordend bestuur ge
breideld.
1Hoe 't eens was
Maar toch herinnert nog veel aan de
voorbije jaren.
By maanavond, als de dorpsjeugd zich
met zang en dans vermaakt en flirt, zo
opgewekt als men alleen maar in de
Waropen kan flirten, zitten de ouderen
by elkaar hokkend te luisteren naar
oude verhalen.
•I Waaropen: Streek aan de Oostzijde van
berucht vanwege
Met pathos in de stem en met geest
driftige gebaren schildert de verteller,
hoe eens de Waropen was en hoe het
helaasniet meer is.
Oude krygsgezangen weerklinken en
als de klanken weggestorven zyn, ligt
er even stilte over het gezelschap en
heeft men even tgd nodig om terug te
keren naar het heden met volksschool
tjes, belastingaanslag en bestuursassis-
tenten, die een andere opinie over ge
zag hebben dan de sera-baba, het dorps
hoofd met zyn medebestuurders.
Op de achtergrond luisteren we geïn
teresseerd toe en ook al begrijpen we
niets van het verhaal, de levendige wyze,
waarop het gedaan wordt, de aandacht,
waarmee de menigte het volgt, en de
sfeer waarin het speelt, donker, spook
achtig en flauw verlicht door een paar
ongedurige toortsen, dit alles boeit ons
meer dan we hadden kunnen dromen:
Zie hier wat de tolk ons de volgende
dag aan boord over het oude verhaal
vertelde:
Men moet ei op uit
Het is nog de goeie oude tyd
De Waropen-kampong leidt een onbe
kommerd bestaan. De rgke sago-bossen
raken nimmer uitgeput, de rivier en het
woud bieden vis, varkens, cusuarissen,
kangoeroes, kroonduiven en wat niet al,
zodat men zich in de keuken voor de dag
van morgen geen zorgen hoeft te maken.
Jonge kerels hebben van al het luieren
en eten een dikke buik gekregen en
glimmen van het vet.
Een vadsige en lome sfeer ligt over
het dorp uitgespreid en de sera-baba, een
oud en wgs man, voelt het aan: in zyn
volkje ligt thans te veel energie opge
hoopt! Er moet .eens stoom afgeblazen
worden en men moet er op uit. Anders
is het vandaag of morgen mis
Een groot feest wordt aangericht en
als men flink gegeten en gedronken
heeft, begint het dorpshoofd te spreken.
Het is niet moeilijk in deze feeststem
ming de hartstochten te doer ontwaken
en wanneer het idee geopperd wordt om
weer eens op rooftocht uit te gaan, is de
byval geweldig.
Laat in de nacht peddelen de feest
gangers naar hun paalwoningen terug
met het grote nieuws, dat men binnen
kort op slavenjacht gaat.
Reeds vroeg in de ochtend is het al
weer een en al bedrgvigheid.
De krygsprauwen worden uit de
atappenloodsen te voorschyn gehaald; er
wordt geklopt en gehamerd, gebreeuwd
en gestopt tot na enkele dagen alle
vaartuigen in conditie zgn.
Dan is het grote moment aangebro
ken, dat de medicgnman zal gaan wiche
len.
Een der zware prauwen wordt door
honderd krijgers opgeheven en met het
midden op een houten bok gelegd, zó dat
de beide helften vrg in de lucht hangen
en het geheel in evenwicht ligt.
Na een serie mysterieuze formules ge
preveld te hebben, schrgdt de medicgn-
man langzaam naar voren om tegen de
rand van de prauw te kloppen.
In spanning volgen allen deze cere
monieZal de boot rustig blgven....?
Dan zit er niets anders op dan de voor
genomen rooftocht tot een gunstiger
voorteken uit te stellen. Ondanks de
waarschuwing doorzetten zou ongeluk
betekenen, storm, verlies van prauwen
en krggers.
Wanneer het lot de krggers welgezind
is en de boot na het bekloppen, be
roerd door onzichtbare geesteshand,
duidelgk begint te wiebelen, zodat zij in
toom gehouden moet worden, stggt er
een geweldig gejuich uit de verzamelde
menigte op. Onder luid gejoel worden
ook de andere oorlogsprauwen naar de
rivier gesleept, waar vrouwen en kinde
ren reeds met proviand komen aan
dragen.
De krggers stappen in volle oorlogs
uitrusting in, de roeiers grijpen de
pagaaien en op een commando van de
stuurman schieten de boten vooruit, ter-
wgl de achterblgvenden zo ver als moge-
Igk is langs de oever meelopen en de
beste wensen naschreeuwen.
Op zee
Op zee gekomen worden de zeilen ont
rold, primitieve van atap gevlochten
lappen, waarmee men slechts vóór de
wind varen kan, daar de Papoea's, hoe
wel aan de kust levende en met het
water vertrouwd, nog steeds niet weten
wat laveren is, dat men zwaarden kan
maken om afdrgven te voorkomen enz.
Achter een landtong gaat men dan
schuil en een uitkgk, hoog in de mast
gezeten, wisselt van plaats en nestelt zich
in een zee-den, vanwaaruit hg de om
geving mglen ver in het rond kan af
speuren.
Onbewust van het dreigende gevaar
naderen vanuit de verte een aantal han
delsprauwen. De inzittenden hebben
met naburige kustbewoners een winst
volle ruilhandel gedreven en in opper
beste stemming keert men huiswaarts.
Maar plotseling verstomt het vrolgke
gezang! De voorste boot heeft een aan
tal grote prauwen ontdekt, die in snelle
vaart naderen.
Er is geen hoop meer, slechts be
nauwende zekerheid: oorlogsprauwen
Dat betekent verlies van alles, ook
van de vrgheid, vechten op leven en
dood.zonder uitzicht op overwin
ning
Met een ruk gooien de stuurlui het
roer om, de bamboemast wordt gekapt
en het zeil overboord gegooid om alle
beschikbare handen vrg te hebben voor
de ontvluchting.
Met dc wind mee is het zonder meer
een verloren zaak, aangezien de vgand
veel meer zeil voert. Er is nog kans
op redding, als men van koers verandert
en met roeien tracht te bereiken wat
met zeilen onmogelgk is.
De zucht naar zelfbehoud zegeviert
over het saamhorigheidsgevoel; de
achtervolgde handelsprauwen, die samen
misschien nog een kans zouden hebben,
slaan diverse richtingen in en daarmee
is het pleit voor een deel meteen be
slecht.
Het is een fantastisch gezicht deze
jacht van een troep zeerovers, die hun
prooi ruiken en dc wanhopige strijd van
de anderen, die roeien voor hun leven.
De prauwen trillen in hun voegen
en de golven slaan in grote schuimende
bonken water op de boeg los.
De glimmende lichamen van de roeiers
gaan in één ruk naar voren en dan
schieten als grote blinkende messen de
pagaaien weer uit het water
Zienderogen verliezen de achtervolg
den terrein. Het vonnis gaat zich vol
trekken.
Bloedige botsing
Als bezetenen gillen de aanvallers en
elke ruk brengt hen dichter bg hun buit.
Hun krijgskreten gillen over het water
en een ieder tracht de eerste te zgn om
over te springen en een vgand neer te
slaan. Want door deze daad stggt men
geweldig in aanzien, speciaal bg de
vrouwen.
Van enige slagorde of tactiek is nu
geen sprake meer. Het is één hysterische
bende wilden, die bloed ruikt, wil moor
den en plunderen, een troep rovers, die
geen genade kent.
De eerste stoot mislukt, doordat men
in volle vaart op elkaar botste en de lek-
rakende prauw als een baksteen zinkt.
Op de woelige zee kost het enige
moeite om de in het water liggende
strijders over te laden en niet erg
enthousiast wordt men aan boord ge
haald van de volgende boot, welker be
manning woedend is, omdat zg door de
onhandige manoeuvre van de andere
haar kostelijke kansen in rook ziet op
gaan.
(Zie voor vervolg pag. 6)
Wiet vertolken van liederen vereiót veel
Belangrijke studie over Franse liederencomponisten
Papoea's in hun snelle bootjes aan de kust van Waropen.
Het vertolken van liederen is meer
dan alleen maar het zingen van een
melodie. Als deze melodie niet op
muzikale wijze wordt voorgedragen,
zal de zang een vrij eentonige dreun
worden. Laat me ter toelichting twee
bekende voorbeelden geven.
Allereerst het haast populaire lied
van Sohubert „Erlkönig" op tekst van
Goethe. Wie de melodie van dit lied
zonder enige bewogenheid en zonder
enig reliëf zingt, het eentonig en in
een gelijkmatig tempo voordraagt,
zal niet de minste indruk maken met
zijn vertolking.
Het dramatische in dit lied wordt
dan veronachtzaamd. De angst van
de knaap, door Schubert zo geniaal
uitgebeeld, moet in de voordracht tot
uiting komen. De woorden van het
„Mein Vater, mein Vater, jetzt'
faszt er mich an!
Erlkönig hat mir ein Leids getan!"
zijn door Schubert maar op enkele
tonen gezet (de eerste regel maar op
twee) en zonder muzikale voordracht
is het onmogelijk hiervan iets goeds
te maken.
Als tweede voorbeeld noem ik het
ook zeer bekende lied van Schumann
„Die beiden Grenadiere" op tekst van
Heine. Het verhalende karakter in
het begin van het lied eist een geheel
andere voordracht, dan de heroiek
van het derde deel bij de woorden
„So will ich liegen und horchen still,
wie eine Schildwach', im Grabe". Hoe
prachtig verwerkte hier Schumann
het Franse volkslied en hoeveel ver
mogen is er nodig om juist dit deel
op de juiste wijze voor te dragen.
Er zijn nog veel meer en ook nog
veel betere voorbeelden te geven,
doch ik nam slechts deze twee omdat
vrüwel iedereen ze één- of meerdere
malen gehoord heeft. Wat we hieruit
leren is dat de melodie niet zo maar
zonder diepere zin is geschreven. Elk
üied. dat de grote componisten schre
ven. beeldt iets uit, zowel melodisch
als harmonisch. Er zijn heus wel
zangeressen of zangers, die zich voor
die harmonie weinig interesseren. Als
ze de melodie en die woorden van een
lied kennen, menen ze voldoende te
weten en te begrijpen. Toch getuigt
deze instelling van weinig artistiek
begrip. Elke vertolking van een com
positie, ook van een lied, dient te
worden voorafgegaan door analyse.
Eerst dan zal men de diepere be
tekenis van de müziek begrijpen.
De componist van liederen is
natuurlijk gebonden aan de tekst. Hij
moet de woorden en de zan van het
gedicht muzikaal uitbeelden en bij
het lied is er dus nog een andere
opdracht voor de vertolker. Ook hij
moet de tekst begrijpen. Dat lijkt heel
erg eenvoudig, maar in werkelijkheid
zijn hier tal van moeilijkheden. Het
is heus niet te gewaagd als ik op
merk, dat er talrijke zangeressen zijn,
die de teksten van de liederen van
Duparc, Fauré en Debussy niet vol
ledig begrijpen.
En nu ben ik eindelijk waar ik zijn
moest. De Leidse musicus Hennie
Schouten heeft begrepen, dat juist de
Franse poëzie, die door deze drie com
ponisten is getoonzet, voor veel zang
kunstenaars moeilijkheden opleverde
en bij de Uitgevers Mij. Holland te
Amsterdam liet hij een boek ver
schijnen onder de titel „Drie Franse
liederencomponisten". Dit is de eerste
studie op dat gebied in onze taal en
Hennie Schouten heeft de zaak zeer
grondig aangepakt. Na een inleidend
hoofdstuk over de ontwikkeling der
Franse poëzie sedert de Romantiek
met tal van toelichtingen bij afzonder
lijke gedichten, gaat hij stuk voor
stuk de liederen van Duparc, Fauré
en Debussy verklaren. En bij deze
studie wordt men maar al te goed ge
waar, dat melodiek, harmoniek en
muzikale vorm geheel in dienst staan
van de tekstuitbeelding.
Voor zangeressen en zangers een
onmisbaar boek, ook voor pianisten.
Maar het is ook van belang voor een
ieder die zich enigszins wil oriënteren
op het gebied van de Franse poëzie
en de Franse muziek. Deze studie
voorziet in een leemte. Schrijver en
uitgever verdienen hiervoor hulde.
CORN. BASOSKL
ZONDAGSBLAD 9 SEPTEMBER 1950
5
Onderscheid en overeenstemming tussen
onöeR en zonöeR het woorö
UW vraagteken-schryver heeft een
deel van zijn vacantie doorgebracht
in één van die talloze kustplaatsen,
die vanaf de Belgische grens tot nabij
de Dollard-monding de vreugde van
ontelbare bevrijde zwoegers uitmaken.
Behalve de nodige slokken van het
zilte nat en kriebelende plekken ver
brande huid, heeft hij daar ook allerlei
indrukken opgedaan, die met zijn
rubriek in dit blad te maken hebben.
een zware stryd zijn die mensen zon
der geloof mijns inziens niet kunnen
volbrengen". Een winkelmeisje schrijft:
„Ongeoorloofd op grond van Gods
woord" en een boerenmeisje denkt al
niet anders: „God vraagt iets anders".
Genoeg antwoorden om te conclu
deren: deze dorpsjeugd is in wezen
werkelijk rtiet anders dan de stads
jeugd; dezelfde driften en verlangens
bevliegen ook hen, maar zy weten
Misschien wel allermeest deze, dat er zich geremd door Gods gebod en ge-
IN DE GROTE
VRAAG
geen groter vraagteken is dan ons
hele vacantieprobleem! Maar daarover
wil ik het vandaag niet hebben, om
dat we immers nog volop in een andere
kwestie zitten: die van het meisje,
dat haar horoscoop te baat moet
nemen om uit allerlei gevreesde nes
ten te raken!
Het vacantie-oord in kwestie be
zorgde mij trouwens genoeg stof om
daaarovcr verder te praten, aangezien
ik hier 'van naby in
aanraking kwahr 'met
twee groepen jeugd.
De badplaats is ty-
denS'de zomermaan
den wonderlijk twee
slachtig van struc
tuur: enerzijds wordt
ze bevolkt door een
nijvere bevolking van
vissers, zakenlieden, burgers en land
bouwers, anderzijds is ze overstroomd
door machtige groepen stedelingen.
Hoe oneindig verschillend gedragen
zich die beide groepen.
Niet alleen de ouderen daar is het
verschil tussen werker en vacantie-
ganger vanzelfsprekend. Maar ook de
jongeren, al zijn ze even oud, en al
bestaat het hele verschil in uiterlijk
hoogstens in de huidskleur, die bij de
stedelingen soms wat al te gewild
bruin is! Doch dat daargelaten, hun
levenshouding is anders. Ik bedoel
niet, dat ik daarmee de dorpsjeugd
boven de stadsjeugd ga stelllen. Ik
geloof niet in het oude motto „Terug
naar de natuur" noch in „Op het land
is alles beter". Ook hier geldt het
schriftuurlijke „dat ze beiden gezondigd
hebben en Gods heerlijkheid derven".
Maar nochtans: er is onderscheid en
men doet goed daarop te letten!
WAT zijn de oorzaken van deze
verscheidenheid? Je kunt niet
nalaten je die vraag te stellen, wan
neer je op beide groepen let. Ener
zijds de stadsjongeren, samen trekkend,
samen badend, samen zonnend, samen
in 'n kleine tent. Anderzijds de dorps
jongeren en hun hevigst amusement is
het op en neer kuieren van de hoofd
straat! En dan maak ik op een avond
een soort openluchtevangelisatiedienst
mee en meteen krijg ik antwoord
een eerste antwoord op mijn vragen.
Want 'terWijl de predikant spreekt, en
het koor zingt en de muziek schalt,
zie ik heel genoeglijk een dorps-
paartjë hét zeer nuttige en het zeer
aangename verenigen: hand in hand
zitten ze naast elkaar, en ze kijken zo
gelukzalig, alsof ze de eerste minnende
mensenkinderen zijn, en zij klemt zich
bij wylen aan hem vast, alsof ze onge
veer schipbreuk lijdt en hy slaat zyn
arm om haar heen .alsof zij in levens
gevaar verkeert! Maar ondertussen
luisteren ze naar het Woord, en onder
wijl zingen ze mee de liederen uit
de schat der Kerk. Goed, ze vryen zo
nu en dan een potje, maar ze vryen
tenminste onder het Woord! En ter
wijl ze dat doen zie ik reeksen vacan-
tievierende jongeren voorbij gaan, óók
hand in hand, maar ze denken er niet
over om ook maar één moment te
blijven staan: zy vrijen zonder het
Woord! En nu kan Nurks me natuur
lijk vertellen, dat de eerste combinatie
ook niet gepast is, en ik wil hem best
gelyk geven, maar de cijfers uit de
bekende enquête van C. D. Saai
waarover we al enkele malen spraken
voor ogen, voeg ik aan dat betoog
toe: de binding aan Gods Woord is de
hoogste zo al niet de enige
garantie voor een behouden zedelijk
leven!
Over de vraag naar geslachtelijke
omgang tussen verloofden of tussen
toevallige kennissen, hebben jongeren
uit het midden der kerk opmerkelijke
dingen gezegd. Een student antwoordt:
„Omgang is ongeoorloofd; het gezin
is een gave Gods, waarvoor Hij ons
het huwelijk schenkt". Een studente
zegt: „Ongeoorloofd als ongehoorzaam
heid tegenover God". Een jong onder
wijzer: „Juist omdat we zeker zijn
van onze liefde, brengen we elkaar
niet in verleiding. Maar juist op dat
punt voelen we, dat we Gods steun
in bijzondere mate nodig hebben!"
Een verpleegster oordeelt: „Het zal
leid door Gods kracht. En hier duikt
de grote misvatting op van vroegere
geslachten, die nog steeds het zedelijk
oordeel vergiftigt. Rond de eeuw
wisseling is wel allermeest via de
roman het praatje ontstaan, dat al
die formaliteiten van trouwboekje en
overtrouw er tenslotte niet toe deden,
als er maar waarachtige liefde was!
Dat praatje is een kletspraatje: de
waarachtige liefde stroomt ons maar
niet zo vanzelve toe;
die liefde is geschenk
en opdracht Gods
en kan alleen in de
weg van Zijn ge
hoorzaamheid wor
den ontvangen. En
daarom heb Ik voor
alsnog betere ver
wachtingen van dat
paartje onder het Woord, dan van
die andere paartjes zonder het Woord!
BETEKENT dit nu, dat jiiermee de
kous af is; dat in het kerkelijke
milieu geen ellende op dit gebied
voorkomt én dat daarbuiten alles persé
mis moet gaan? Het zou wat al te
gemakkelijk zijn, als we de zaken zo
stelden. Ook in dat stranddorp werden
horoscopen bestudeerd en waarlijk
niet door badgasten alleen! Trouwens,
de cijfers, die we een vorige maal
gaven, waren verontrustend genoeg!
Maar dan is het de moeite waard om
uit te zoeken, waarom toch zo velen
voor de verleidingen bezwijken; in de
stad vooral, maar ook op het land!
Een eerste aanleiding vormt hier het
huisvestingsvraagstuk. Er zijn ontel
bare verloofden, die nog jaren zullen
moeten wachten op een eigen woning.
zo die er al ooit van komt! Over in-
wdüing bij de ouders hebben ze wei
nig verheffends gehoord. Laten we
gerust zeggen, dat deze ook onbijbels
is: de man zal zijn eigen vrouw aan
hangen en vader en moeder verlaten!
Twee jonge mensen moeten een nieuwe
styl vinden en niet een imitatie leve
ren van de ouwelui onder derzelver
toeziend oog. En dan voelen we, dat
de stadsjongeren in dit opzicht ook
weer terstond minder bevoordeeld zijn
dan hun dorpse jaargenoten!
Een volgend element van betekenis
wordt gevormd door het tekort aan
huwelijkskansen. Er is nu eenmaal een
verschil in aantal tussen jonge vrouwen
en jonge mannen. De oud-vaderlandse
troost, dat er voor elk potje wel -en
dekseltje te vinden valt, doet niet
langer opgeld. Die situatie bestaat
reeds lang: tijdens de oorlog verhe
vigd door de vele tewerkstellingen in
het buitenland en daarna door de uit
zending van honderdduizend jonge
mannen naar Indonesië, terwijl de
voortgaande internationale ontwikke
ling de vraag rechtvaardigt of dit alles
vooralsnog niet blijvend zal zijn.
Onder die omstandigheden kan het
voorkomen, dat men het korte avon
tuurtje uitbuit: men grijpt de kleine
kans om niet kansloos uitgeschakeld
te worden! En men grijpt deze te
grager naarmate men minder zelfbe
heersing heeft geleerd een „matig
heid" in bijbelse zin, en daarom al
leen onder het Woord te leren! Dat
Woord trouwens alleen kan oog doen
krijgen voor de volheid van het onge
huwde leven al betekent dit op-
zichzelf reeds weer een nieuwe 6rote
vraag!
Nog één belangrijke bijdrage tot de
verwildering moet genoemd worden:
de taal der ouderen in fabriek, bedrijf,
kantoor en waar ook elders! En nier
staat ook menig ouder kerkganger
schuldig! Wat er gepraat wordt in de
werkruimten valt niet over te vertel
len; nog minder op welk een wijze
dit alles pleegt besproken te worden!
Over het algemeen kan men zeggen,
dat driekwart van de jonge mensen
in het eerste jaar na hun schoolplich
tige leeftijd volkomen verknoeid •or
den, dank zij de kwasi heldhaftige
taal der oudere generaties! Ik denk
nu werkelijk nog niet eens aan die
christelijke werkgever, die zijn arbeid»,
sters dermate uitvloekt, dat je de
haren te berge rijzen. En ik denk
evenmin aan die kerkgangers, die in
de fabriek niet durven bidden voor
het eten. Het is alles nog intens veel
vuiler, vernietigender. Maar misschien
is het juist het hoopvolste, dat dit zo
is: nu kan er tënminste reeds vandaag
een tegenactie op gang komen! En
tot die tegenweer zij iedere lezer
groot of klein, arm of rijk gemobi
liseerd! Werkelijk, dit is een strijd,
waarbij atoombommen kinderspel zijn.
Want hier worder» zielen verwoest!
cautie-herinnering aan Wulpenburg bij Veeie
1 ook. de volkswijk heeft
2 zyn gradaties! We pra-
2 ten er nu wel keer op keer
2 over alsof dit alles één
2 grauwe, gelijke, eentonige
2 massa is, maar net zoals
T een stad uiteenvalt in vil-
2 lawijken, en winkelstraten,
2 en kantoorcomplexen en
2 handelsterreinen, precies
2 zo is de volkswijk een ver-
2 zameling van talloze facet-
ten. Daar heb je de straat
j*, van louter oude heden,
jij waar haast geen kinderen
ja, spelen; een klein straatje
maar. En daar heb je on-
jAj ze winkelweg, waar de
jAj etalages een lust voor de
jAj ogen zijn. Er is een straat
jAj voor beter gesitueerden en
jv er is ook een gevloekte
jAj straat. Laten we die dit-
jAj maal eens de „Weiland-
jAj straat" noemen in de hoop
jAj dat in geen enkele stad die
jAj naam al in gebruik is,
want ik zou voor geen
jAj geld willen dat ik ook maar
één lezer het odium op-
jjt drukte van in die allerver-
schrikkelijkste 'der ver-
schrikkelijkste buurten te
moeten wonen
Goed, het is dus de Wei-
T landstraat of liever:
X niet goed. maar slecht, on-
X uitsprekelijk slecht! En dat
T tveer niet omdat er in mijn
jAj Weilandstraat enkel en al-
leen maar misdadigers en
X ontredderden wonen, maar
jAj ik kan direct uit myn
jAj hoofd dozijnen keurige fa-
jAj milies opsommen, die hier
jAj onderdak hebben gevonden.
Maar doodgewoon hierom
ft omdat deze Weilandstraat
ft nu eenmaal de slechte
ft naam heeft, net zoals een-
2 maal Nazareth in Israël:
Uit de
VOLKSWIJK
„Kan daar iets goeds uit
voort komen?" Laat varen
alle hoop, gij, die daar ge
huisvest zijl!
,jiou, nou", zegt de bui
tenstaander, ,Jiou. nou,
geen rook. als er geen vuur
is. Dat zal me er dan ook
wel een straat naar wezen;
daar is zeker wel iets ge
beurd!" Natuurlijk, daar is
heel veel gebeurd. In de
oorlogsjaren bijvoorbeeld,
toen uit alle betere, tot uit
de allernetste buurten toe
zwarthandelaars daar sa
mendromden om hun beurs
te houden.
Dat moest er
gens kunnen
gebeuren en
omdat er nu
eenmaal wat
wonderlijke kroegjes in
deze straat staan, en ook
omdat er een paar gewiek
ste voormannen hier rond
dolen, daarom zijn ze naar
de Weilandstraat getrok
ken. Maar al stonden er
honderd groot-kapitalisten
met geld, zo duister als de
stikdonkere nacht, dan kgn
je er toch hoogstens een
dozijn inboorlingen uitha
len. En toch is daarmee
voorgoed die straat ver
pest! Want wee. die daar
woont!
Hij was een flinke jonge
knul uit een prima gezin.
Dat ze in de Weilandstraat
woonden, was enkel maar
een oorlogsgevolg. Vroeger
hadden ze een gezellig
huisje in de binnenstad ge
had, maar toen die af
brandde, konden ze ner
gens zo gauw onderdak
vinden en dus zijn ze hier
beland, bly dat ze tenmin
ste warm en droog zaten!
Met de straat bemoeiden
ze zich zelfs niet. Vader
heeft met zwarte handel
nooit iets te maken gehad
en moeder alleen maar in
zoverre dat ze in de honger
winter haar nieuwe dres
soir geruild heeft voor
brood en dat hebben er
meer gedaan! U zelf mis
schien ook. En de jongen
leerde: op de lagere school
altijd nummer een van de
klas en later op de MULO
al niet minder. En dit jaar
is hij klaar gekomen en
heeft 'n baan
gezocht. Een
leuke, frisse
jongen met
een gezellige
krulkuif en
een open oogopslag.
Voor banen ga je naar
'n arbeidsbureau. Je staat
daar in de rij todat je aan
de beurt bent en er zit een
meneer voor het loket en
die vraagt je alles wat hij
weten moet„En jonge
man, vertel het eens", be
gon h\j. De jongeman ver
telde het en de ondervra
ger knikte. Juistzei hij
toen, ,Je naam?" De jon
gen noemde zijn naam en
de ambtenaar schreef. Hij
schreef met kloeke, nauw
keurige letters op een mooi,
blank formulier. Oplei
ding?" wilde h\j voorts
weten en weer kreeg hij
het gewenste antwoord. De
informatie ging verder:
wat vader deed, en wat de
jongen zelf graag wilde
worden. Het was allemaal
even prettig en goed. Maar
toen op het laatste moment,
„O ja, en
waar woon je?" ,,De Wei- 2
landstraat"zei de jongen 2
en meteen schoof een 2
tvolk voor de zon. Want 2
de meneer zei ineens kort- 2
af: ,Jn die rotzooi? Nou je 2
hoort er dan wel verder 2
van; wie vollegt?" 2
Nochtans hoorde de jon- 2
gen er verder van: na twee 2
weken kwam er een kaart 2
dat hy zich tot die en die 2
werkgever moest wenden. 2
Het was 'n grote, zware
kerel, waar hij belandde 2
en eerst liep alles goed. 2
Toen hij zijn woonadres 2
noemde, zei de baas echter: 2
„Weilandstraai? Nee, die 2
mot ik niet!" En zo is het 2
vier keer gegaan, want 2
wee, die in de gevloekte en 2
gebrandmerkte buurt zijn X
tenten opsloeg!
Lang geleden was Wijk-
predikant zelf een kwajon-
gen en op een dag heeft hij X
in een kleine provinciestad jv
wat uitgehaald: hij heeft
met zijn schoolgenoten van jV
het gymnasium de naam-
bordjes van de leraars af- a
geschroefd en die allemaal
bevestigd op de schooldeur
Je had de docenten die
volgende morgen moeten
zien kijken! Maar soms zou jjc
hij graag tegen de gevels jjc
op klimmen en alle bord-
jes met ..Weilandstraat" ijc
afschroeven en die dan ft
vervangen dor de bordjes
van nette straten en lanen y
en pleinen' Of het helpen v
zou? „Ach", zouden de ft
autoriteiten zeggen, „de ft
Weilandstraat is weer be- ft
zig, hoor! Stuur de over- ft
valwagen er maar naar 2
toe!" y
Wijkpredikant. ft