e
an 't kleine real
Stormen op de zon oorzaak van
storingen op kortegolf
Wilde eenden en duiven brengen de gewassen
een enorme schade toe
Niet 't konijn, maar de hyacint
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
3
DINSDAG 22 AUGUSTUS 1950
(Van een onzer verslaggevers
mA'j nooit van de Linge ien de Bêtuw gebeurd hadt. dan zou'j
op 't hele ding geen arg hebben, zo'n onneuzel schaop van
'en ding as 't is. Toch is 't 'en aorig dingske en as ie praten
kos. jong mins/ wat zou ie oe veul van de Bêtuw vertellen."
Ja. die Jacobus Jan Cremer hield van de Linge en in zijn
Overbetuwse novelle „Oan 't kleine Revierke" bezingt hij in
lyrische ontboezeming de lol van het stroompje, dat de malse
Betuwse landouwen doorsnijdt. Toch kende hij de Linge nog
niet voldoende, anders zou hij geweten hebben, dat het revierke wèl
praten kon. Wij hebben het trouw vergezeld van de oorsprong tussen de
machtige armen van Rijn en Waal af tot aan de sluizen in Gorinchem.
waar het eigen bestaan prijsgeeft om op te gaan in de Merwede. Op die
tocht beeft het ons verteld, wat het gezien heeft tijdens zijn lange leven
in de Betuwe en daarvan willen wij nu wat navertellen.
hadden. Zo werd de Linge van zijn boven
loop beroofd en zo peinst hij nu samen
met de burcht over vergane glorie.
Droeve dag
De burcht zou echter nog dieper wor
den vernederd In 1865 overleed Maria
Clara von Delwich, weduwe van de laat
ste baron Van Bemmel en daarna zag
het geen adellijke bewoners meer in zijn
sombere zalen. Vergeten stond hij daar
onder de glooiing van de Waaldijk, de
zware muren brokkelden af, de hang-
torens van de hoofdburcht stortten in de
grachten, die langzaam dichtgroeiden en
als goede vrienden zich niet over» de res
ten ontfermd hadden, zou het slot roem
loos zijn ondergegaan.
Van 1865 pleitten minnaars van onze
oude kastelen voor herstel van de Door
nenburg en eindelijk, in 1937, werden
weer ladders tegen de oude muren gezet
en begon weer een aanval op de burcht,
maar nu met de bedoeling om hem in
zijn oude luister te herstellen. In 1942
Stil en bescheiden gaat
het zijn weg
Stil en bescheiden gaat de Linge zijn
weg daar ten Oosten van Eist. Het water
tje zinkt in het niet bij de twee grote en
oudere broers, de Rijn en de Waal, die
hier het vlakke land doorsnijden en daar
om houdt het zich maar stilletjes op de
achtergrond. Hoe die grote broers daai
kwamen, weet het ook maar van horei
zeggen. Lang, heel lang geleden zouden
twee reuzen eendrachtig de Rijn gegra
ven hebben om het water, dat in Zwit
serland van de bergen kwam naar
zee te doen stromen. Honderd jaar we
aan de grens van ons land gekomen
zagen ze in de verte de zee. „Nu schieten
we op," riep de jongste vol vreugde uit,
maar o wee, dat viel niet in goede aarde.
„Met zo'n kletskous als jij bent is niet
te wertcen," zei de oudste. „Jij hebt nog
maar net honderd jaar je mond gehou
den en daar begin je al weer te kletsen
Ga maar alleen verder." Zo groeven ze
toen verder op een afstand van elkaar
De jongste, de kletskous, op z'n gemak
en de andere vol ijver. Vandaar dat de
Waal zo veel beter is uitgevallen dan
de Rijn.
De Linge Ss niet van zo hoge kom-af.
VlaJk achter de hoge Waaldijk, even ten
Westen van Pannerden, liggen de resten
van de middeleeuwse Doornenburg en
onder de brokkelige muren is een brede
sloot, die doodloopt in een moerassig
6tukje rietland. Dit is de oorsprong
de Linge en van hieruit kronkelt het
revierke zich als een smal en ondiep
6lootje Westwaarts. Hier en daar kui
met één grote stap de andere oever
reiken en 's zomers schep je hoogsl
je schoenen vol als je wadend de o
kant bereiken wilt. 's Winters is het vaak
heel anders. Dan kan het onbeduidende
stroompje aangroeien tot een flinke ri
vier en daarom is het niet zo gek als
het lijkt, dat hier en daar vrij grote
bruggen de beide oevers verbinden.
Fiere burcht
Ze zijn samen oud geworden, de Linge
en de Doornenburg. Eens werd met beide
gerekend en nu hebben ze beide vrij-
afgedaan. In de dertiende eeuw bouwden
de heren Van Doorninok de fiere burcht,
die eeuwenlang het omliggende land be
heerste. Meermalen beukte de stormram
de zware muren en vielen zware blijde
stenen met een doffe klap op de binnen
plaats neer. Dan suisden pijlen
ter de kantelen en kokende olie droop op
de drieste aanvallers neer uit de schiet
gaten in de Langeracktoren. Met be
bloede koppen moesten de belegt
telkenmale het veld ruimen.
In later eeuwen verstomde het krijgs-
gedruis rond de muren van de burcht e
de deftige heren Van Bylandt, Van H<
moet en Van Voorst woonden hier i
ongestoorde rust temidden van hun oi
derzaten. Een heer uit het geslacht An
stel van Mijnden zag in het rampjaar
1672 de legioenen van de trotse Zonne
koning langs de muren van zijn burcht
trekken, nadat ze bij Lobith de Rijn
waren overgestoken. Maar hij behoefde
zijn kasteel niet in staat van verdediging
te brengen. Pijlen noch kokende olie kon
den de opmars van de getergde Lodewijk
stuiten. De Linge en zijn grote broers
namen die taak over en het water ver
mocht, wat de burcht niet meer kon. De
Linge stroomde toen fier langs de mu
ren van het slot, want hij had toen nog
zijn oorsprong meer Oostelijk, bij Her
wen. Hij werd echter het slachtoffer van
de handelspolitiek der hoge heren, die
hem zijn bovenloop afnamen als dank
voor de in 1672 aan den lande bewezen
diensten.
Handige heren
Waal en Rijn splitsten zich destijds
niet bij Pannerden, maar een eindweegs
stroomopwaarts by Schenkenschans. De
Waal voerde bijna al het Rijnwater naar
zee en de Neder-Rijn. slechts door een
smalle bedding gevoed, was in de zomer
onbevaarbaar. De roodbonte koeien in
het Gelderse en in Overijsel wandelden
ongestoord in de Gelderse IJsel rond. De
Rijn- en IJselsteden wilden hier graag
verandering in brengen, maar de Waal
steden met Dordrecht voorop wilden
hiervan niets weten.
Toen verzonnen de Gelderse héren een
listig plan. In 1701 bouwden zij een zware
dijk, tussen Rijn en Waal bij Angeren,
geflankeerd door een brede gracht. Dat
was dan zogenaamd om een nieuwe aan
val door de Betuwe te verhinderen en
daar de geschiedenis van 1672 nog vers
in het geheugen lag, ontmoetten ze hier
bij geen tegenstand, ook al had de „ver-
dedigingswal" merkwaardig veel weg van
een rivierdijk. In 1707 brak „heel toe
vallig" de Waaldijk door, net tegenover
de verdedigingsgracht en het water stort
te zich in het kanaal, verbrak ook de
Rijndijk en de nieuwe verbinding was
tot stand gekomen. Het nieuwe kanaal
werd ook aan de Oostzijde van een dijk
voorzien en daar stonden de vroede va
deren van Dordrecht voor een voldongen
feit, waarbij ze zioh maar neer te leggen
mm
was het werk voltooid en de murei
torens spiegelden zich weer in het w
van de Linge, als een sprookje uit oude
tijden, dat tot nieuw leven was gewekt
Helaas, het zou maar kort duren. In
Maart 1945 'brachten Duitse vernielings
commando's zware springladingen aan in
de kelders en muren. De muren van
het hoofdgebouw, aan de voet bijna twee
meter dik, die zoveel aanvallen hadden
weerstaan, waren tegen de geweldige
krachten van deze twintigste-eeuws
vijand niet opgewassen en met een davi
rend geraas stortten muren en poorten
in. Slechts de uit de veertiende eeuv
terende kapel bleef als door een wonder
gespaard.
Zo begint de Linge zijn loop bij
puinhoop, maar ook op zijn verdere t
ontmoet hij vele wonden, die door het
oorlogsgeweld in het vredige Betuwse
land werden geslagen. De beide torens
van Angeren verdwenen, de mooie vyf-
tiende-eeuwse kerk van Eist werd zwaar
beschadigd. Geen wonder, dat het re
vierke liever herinneringen ophaalt aan
vroeger tijden, toen hij van bommen,
springladingen en vernietigingscomman
do's nog niet af wist. „En as ie zoo
stillekes voortkruupt en kabbelt en knab
belt oan zien boord, dan smuuspelt ie
toch zuutjes tegen 't lies, dat hun groet
en fluustert ie heel wat oarigs."
Ernstige handicap voor vliegtuigen van
transatlantische lijnen
Bij de Radio-nieuwsberichten dezer dagen, hoorden wij, dat door magne
tische storingen de ultrakortegolf-ontvangst aan ernstige storingen onder
hevig was. Velen zullen zich afgevraagd hebben, wat nu eigenlijk de
oorzaak is van dit soms geheel, wegvallen van de radioverbindingen. De
oorzaak van deze storingen moeten wij zdeken bij onze lioht- en warmte
bron: de zon.
quentde over moet gaan, wil een goede
ontvangst verzekerd worden.
De keuze van de juiste frequentie, die
gebruikt moet worden bij dag of nacht,
van maand tot maand en van jaar tot
jaar, is gebaseerd op een nauwkeurige
bestudering en analysering van weten
schappelijke gegevens, welke samenge
steld en uitgegeven zijn door instellingen
als bijv. de „Central Radio Propagation
Laboratory", of het „National Bureau of
Standards" te Washington en het „Na
tional Physical Laboratory" te Tedding-
ton in Engeland.
Hoe verkrijgen deze laboratoria nu hun
Inlichtingen?
Er zijn ongeveer 60 „observatoria" in
verschillende delen van de wereld, die
voortdurend gegevens optekenen over de
itaillen zonnevlekken en berekeningen
In hoofdzaak worden dergelijke sto
ringen namelijk veroorzaakt door zc
vlekken op het oppervlak van de zo
men neemt aan. dat deze zonnevlekken
in wezen geweldige cyclonen zijn, v
over een afstand van billioenen vierkante
kilometers over het zonneoppei
razen. Hierbij schijnt het centrum
zo'n enorme wervelwind op te treden als
een electro-magneet en een geweldig
electrisch veld op te wekken, dat in
vloed uitoefent op het magnetische veld
de aarde en hierdoor storingen in
de radioverbindingen veroorzaakt.
Een andere uiting van een dergelijke
lagnetische storm is het z.g. Noorder
licht. dat een enkele maal tot in onze
streken te zien 1s.
Daar vóór 1930 vrijwel geen ultrakorte
golf gebruikt werd, is men pas sedert
betrekkelijk korte tijd radiotechnische
belangstelling gaan koesteren voor 1
n van de zonnevlekken. De ondi
zoekers hadden echter het voordeel, dat
zij konden voortbouwen op gegevens, die
reeds sinds het begin der 19e eeuw
(vooral te Greenwich en Ziirich) waren
opgetekend.
Grote zonnevlek
Zo had men reeds geconstateerd, dat
i het aantal zonnevlekken een bepaalde
cyclus optreedt van ongeveer lm jaar.
Het laatste maximum werd in 1947/48
bereikt.
ar wij nu echter wederom met een
Intense storing In de ultrakortegolf-uit-
:endingen te maken hebben, zou dit er
op wijzen, dat zich een bijzonder grote
onnevlek, dus een enorme cycloon, op
Ie zon heeft ontwikkeld en zich in de
buurt van de centrale meridiaan bevindt.
Deze vlek nu, zendt krachtige magne
tische trillingen uit, welke het etectrisch
inwicht van onze hoger gelegen atmos-
feerlagen (de Ionosfeer) verstoort en
daar juist deze laag van groot belang
>or onze radiogolven, worden deze
ongunstig beïnvloed, daar het geleidend
mogen verstoord wordt en soms zelfs
geheel verloren gaat.
Een belangrijke rol bij de storing van
radiouitzendingen, speelt de bestendig
heid of ontstuimigheid van de uitgezon
den trillingen.
een grote zonnevlek-activiteit is het
aantal ultra-violette lichttrillingen ook
groot en hierdoor wordt de atmosfeer-
laag, die wij de Ionosfeer noemen, met
electriciteit geïnduceerd dan bij een
gering aantal zonnevlekken.
moet elk uitzendstation, dat met
de ultrakortegolf uitzendt, in haar tril
lingsfrequentie (die van 6 millioen tot
illioen variëren) rekening houden
de electrische toestand van de Iono
sfeer, d.w.z. is deze laag sterk geïndu
ceerd dan zal men met een grotere fre
quentie moeten uitzenden.
Juiste frequentie
Daar de electrische lading van de Iono
sfeer doorlopend aan veranderingen on
derhevig is (bijv. overdag een grotere
lading van 's nachts, enz.) zult u bij het
beluisteren van de ultrakortegolf vaak
genoodzaakt zijn uw toestel bij te stel
len, daar het station tijdens de uitzen
dingen soms op een andere trillingsfre-
de dichtheid van de ioni6atie.
ier, zoals nu het geval schijnt
plotselinge storing optreedt.
Maar'wi
te zijn,
dan duurt het vanzelfsprekend enige tijd,
voordat men voldoende gegevens heeft
verzameld om te kunnen nagaan op wel
ke frequentie uitgezonden moet worden,
ten einde deze verandering te niet te
Deze zgn. „blackouts" kunnen kort du»
ren, als de storing van een constante
kracht Is en zy kunnen langer de uitzen
ding verminken, wanneer de storing een
wisselende kracht heeft, zodat het on
mogelijk is om vast te stellen op welke
frequentie uitgezonden moet worden,
daar dit bij wijze van spreken elk half
uur verandert.
Een groot gevaar kunnen dergelijke
storingen opleveren voor vliegtuigen van
transatlantische lijnen, daar de piloot
plotseling alle verbindingen met de aar
de kan verliezen en daardoor niet ge
waarschuwd kan worden voor bepaalde
ongunstige weersomstandigheden.
Door internationale samenwerking is
men echter steeds bezig om het gevaar
dat dergelijke magnetische storingen te
weegbrengen, tot een minimum te redu-
Moh. Natsir aangewezen
als kabinetsformateur
President Soekarno heeft gisteren Mo
hammed Natsir van de Masjoemi (Indo
nesische Islamitische Partij) officieel als
kabinetsformateur aangewezen.
lagen een geduldweik vol spanning
Met ruw weer is de jager in zijn element
(Van een onzer verslaggevers)
't Waait jager Biemond van De Kaag nog lang niet hard genoeg en wy vinden
juist, dat we een mooiere dag hadden kunnen uitzoeken, om eens van dichtbij een
jachtpartij te kunnen meemaken. „Hoe harder de wind, hoe lager de houtduiven
vliegen", legt hy uit. „Nu vliegen ze te hoog en kan ik ze niet raken." We moeten
enkele laagvliegers afwachtenöf de opstekende wind. Behaaglijk nestelen we
ons In een grote hoop gemaaid koren en zoeken de blauwe hemel af, waar grote
wolkenmassa's voortijlen, als moesten ze vóór het donker thuis zijn. Boef, de jacht
hond, komt bij ons liggen. Monotoon slaat zyn kwispelende staart op de kleigrond
van de Haarlemmermeer. Ook hij loert vol jachtlust de lucht af. Zullen we geluk
hebben vanmiddag?
Zoals een visser goede plekjes weet.
zo heeft ook een jager een aantal stuk
ken grond in zijn brein gegrift 6taan.
waar het wild „invalt", d w z. gewoon is
neer te strijken. Bij zo n strategisch
punt zitten we nu verdekt opgesteld
de heer Biemond vertelt hoe de hout
duiven hun dag indelen. 's Ochtends
vroeg komen de duiven, die de Haar
lemmermeer tot hun eetzaal gemaakt
hebben, van de bossen bij Lisse en die
kanten uit. Bij honderden, duizenden
trekken zij er dan op uit om hun krop
pen te vullen met graan of eTWten, al
naar gelang het de tijd is. Ze blijven
zo de gehele dag in de Meer en tegen
Vraag niet hoeveel kostbaar graan ze
dan van de velden hebben opgesnoept!
Een jager moet geduld hebben, dat
blijkt ons wel gauw, want soms gaat er
een aardig tijdje voorbij, voor er één
enkele duif in zicht komt. Die moeite
wordt dikwijls beloond Al6 we plotse
ling een duif zien aankomen Boef had
hem al lang in de gaten kruipt onze
gastheer snel weg achter de korenhoop
en zet zijn groene jagershoedje af. zodat
hij met minder kans om gezien te wor
den boven het koren uit kan kijken. Ook
Boef. die er al op uit zou willen, krijgt
bevel zich terug te trekken, iets wat
hij helemaall niet. plezierig vindt, nu het
juist spannend begint te worden
„Komt die duif dicht genoeg langs of
Vlaegt hij weer zo hoog" denk je.
Je kruipt achter het koren weg, alsof
dae duif terug zou schieten en van span
ning houd je je adem in. Déar komt hij
langs, binnen het bereik van de hagel
een 30 tot 40 meter. In een fractie van
een 6econde zit de kolfplaat van het ge
weer tegen de schouder gedrukt, loert
een oog langs de loop en davert eeri
Schot over het polderlandschap. Lood
recht tuimelt de getroffen duif omlaag
en komt met een fikse klap op de grond
terecht, wat veertjes dwarrelen nog in
de lucht. Boef schiet als een pijl uit de
boog op de buit af en komt met de duif
in zijn bek terug. Zijn buit afstaan doet
hij met tegenzin, maar als 2ijn baa;
„apporr" roept, moet hij het wel over
zijn hart verkrijgen het duifje voor de
voeten van de baas te leggen. Dan kijkt
hij er niet meer naar om.
Handen vol
duiven over, maar zij zijn alle te hoog.
Van de vuurpauze maakt de heer Bie
mond gebruik, om ons te leren hoeveel
een duif wel opeet. Hij plukt het beestje
en wijst op de volle krop. Omdat
geen van beiden een mes in onze
hebben, prikt hy maar met een potloodje
het vel stuk en schut de kop leeg. Een
flinke mannenhand vol graankorrels
rolt er uit. Dit eet een duif zo'n twee
maal per dag en het begrip „schadelijk
gedierte" begint tot ons te spreken.
Iets wat men alleen goed in de prak
tijk kan leren, is het onderscheiden var
de vogelsoorten in de vlucht. Als wij
zeggen: „Daar kom* er weer een'.", krij
gen we nog wel eens te horen: „Dat is
een tamme" of „Dat is een tortelduif",
maar na enkele uurtjes in het veld
brengt zelfs de leek het al zo ver, dat
hij een tamme van een wilde duif kan
onderscheiden.
Een keer passeert er een wilde eend
en jager Biemond begint luid ,jnèk, mèk,
mèk" te roepen. Deze list wil nog al
eens lukken, vertel* hij. De eend denkt
dan, dat er een kameraad van haar zit
en komt op dit geluid af met alle nood
lottige gevolgen voor haar. Deze keer
gaat de vlieger echter niet op. De dom
me eend reageerde wel even, maar
kwam niet terug.
Duiven zijn bepaald niet dom. Al6 er
een paar aankomen zien we ze dikwijls
plotseling van koers veranderen en mert
een grote boog om de plaats waar wij
zitten, heenvliegen. „Ze zien je!", zegt
de heer Biemond dan en daarom gaan
we aan de and-ere kant van de koren-
hoop zitten. Vanuit deze positie lukt het
hem nog een aantal duiven neer te leg
gen, maar de meesten trekken te hoog
over, omdat het weer niet rauw ge
noeg is.
Duiven schieten vindt een jager spor
tiever dan de hazenjacht en met ge
rechtvaardigde trots vertelt de heer
Biemond, dat hij bijna nooit een haas
mist. Van af zijn jeugd gaat hij al op
jacht, t Zit hem in het bloed. Toen hij
in dienst was, waren de schietresultaten
zo goed, dat de kapitein het niet nodig
vond hem méér dan vijf patronen t
ten verschieten. Dat zou zonde geweest
zijn
Jagen vergt ook veel zelfbeheersing.
Heel dikwijls vliegt een duif op een
tamelijk korte afstand voorbij
kort zelfs, dat jager Biemond het ge
weer aan de schouder brengt en toch
bij nader inzien niet vuurt. „Die zou
ziek geschoten hebben", zegt hij dan
daarmee wil hij zeggen, dat de hagel
het dier weliswaar getroffen zou heb
ben. doch niet dodelijk. Zondagsjagers
willen er nog wel eens maar op los
schieten. Dat is nadelig voor het wild
terwijl men munitie verspeelt, waar men
niets aan heeft.
Omdat we 's avonds ons geluk nog
eens op de eendenjacht willen beproev
gaan we bij tijds naar huis. Onderweg
zet de heer Biemond zijn auto sti
grijpt zijn geweer. Met één voet op de
treeplank schiet hij ener tuimelt
een duif neer. Over jagersbloed gespro -
Eendenjacht
Omdat we zo graag ook een eenden-
jacht zouden meemaken, gaat de heer
Biemond er 's avonds een schieten. We
glibberen door de polder en kijken langs
sloten en in de lucht. Geen eend te zien.
Terwijl we druk lopen te praten en we
leren, dat eenden 's avonds gaan vlie
gen, schoudert de jager plotseling zijn
11 Maestro di Musica
Eerste
optreden in het Kurhaus van
Kameropera „Camerata"
Het ts omstreeks 1730 i» Italië. In een der kleine steden woont de zang-
paedagoog Lamberto. Zijn meest talentrijke leerlinge, Lauretta, wordt
voor een dilemma geplaatst. Aan de ene kant wil haar leraar haar uitzon
derlijk talent tot ontplooiing brengen, aan de andere kant is zij niet geheel
bestand tegen de aanbieding van de impresario Colagianni, die haar als
Prima Donna aan zijn theater te Napels wil verbinden.
Aanvankelijk weet zij haar juiste hou
ding nog niet te bepalen en probeert
beide heren tegen elkaar uit te spelen.
Nadat Lamberto voor Colagianni een
demonstratie met zijn leerlingen heeft
gegeven, waarbij Lauretta de lichtzin
nige levenshouding van de impresario
als scherpe tegenstelling heeft kunnen
zien tegenover de eerlijke bedoelingen
van haar leraar, wordt zy voor Lamberto
diepere gevoelens gewaar en in een
prachtige samenspraak spreken zij hun
liefde voor elkaar uit. Lauretta besluit
b\j Lamberto te blijven en Colagianni
troost zich met de andere leerlingen, die
*":j mee neemt naar Napels.
Dit verhaal is het libretto
zangspel „II Maestro di Musica", dat op
29 Augustus in het Kurhaus te Scheve-
ningen wordt opgevoerd. Dan treedt
teer jonge groep voor het eerst
In Den Haag op, nl. de Kameropera
„Camerata", waarvan Max van Doorn
KLEURENFOTOGRAFIE voor de leek
(Van een onzer medewerkers)
CTEEDS meer film-maatschappijen
gaan er toe over om in plaats van
de gewone zwart-wit-films, gekleurde
producten op de markt te brengen
met het doel de werkelijkheid zo dicht
mogelijk te benaderen.
Ook In de amateurfotografie begint
de kleurenfilm zich een steeds hech
tere plaats te veroveren, maar des
ondanks is voor de leek de kleuren
fotografie nog in een waas van onbe
kendheid gehuld. Om een. uiteraard
zeer globaal, beeld te geven van wat
er bij het fotograferen in kleuren te
pas komt, hebben wij eens een bezoek
gebracht aan de ontwikkel-centrale
van een Haagse firma, één der wei
nige In Nederland, die zich op dit
terrein geheel heeft gespecialiseerd.
Voor de oorlog reeds werd avond
aan avond in het laboratorium geëx
perimenteerd met fixeer, ontwikke
laar en zuren, totdat uiteindelijk een
resultaat bereikt werd, dat betrekke
lijk goed genoemd kon worden Na de
tweede wereldoorlog kon onmiddellijk
nauw contact worden opgenomen met
de grote buitenlandse fabrikanten.
Het resultaat is geweest, dat men nu
in staat is om elk soort kleurenfilm
te ontwikkelen en af te drukken. Wij
schrijven met opzet „elke soort", want
ook op dit terrein bestaat een grote
verscheidenheid van kwaliteit en hoe
danigheid. waardoor ieder filmpje zijn
eigen bepaalde behandeling nodig
heeft.
Voor de leek Is het zo eenvoudig.
Hij koopt een kleurenfilmpje, maakt
sijn opnamen on brengt de film weg
om te laten ontwikkelen. Voor hem
is daarmede de kous af. Maar nu be
gint pas het eigenlijke werk. Het ont
wikkelen en afdrukken van een kleu
renfilm komen namelijk in hoofdzaak
neer op ervaring en intuïtie. In theo
rie is dit onderdeel van de fotografie
betrekkelijk snel geleerd, maar de
practijk tovert ons soms de vreemdste
resultaten voor ogen. Het kan gebeu-
dat i
sveld t
t klei
op
sseld
hebben. Een kleine tem,
andering in de verschillende ontwik
kel- en fixeerbaden kan hier de oor
zaak zijn, ter\.(jl minimale spannings
verschillen van het lichtnet tijdens de
bewerkingen, eveneens de zotste com
binaties te voorschijn kunnen roepen.
Evenals de smid, heeft ook de kleu
renfotograaf zijn geheim en over de
samenstelling van i.e verschillende
baden wordt dan ook het diepste stil
zwijgen bewaard.
Wij hadden het voorrecht, het ont
wikkelen te mogen bijwonen van op
namen, gemaakt tijdens het vuurwerk
op Scheveningen. Het was werkelijk
verbluffend, zoals plotseling op het
materiaal de meest fantastische kleu
ren te voorschijn kwamen van uiteen
spattende bollen en vuurpijlen.
Zowel de amateur-fotograaf als de
ontwikkelcentrale moet by het kleu-
renprocedé veel geduld hebb _i, daar
de zorg, die een klAirenfilm vereist,
zeer groot is en het ontwikkelen en
afdrukken ruim twaalf maal zoveel
tijd vorderen als bij de gewone zwart
wit film.
de dirigent is en Otto Couperus de re
gisseur. De bedoeling van deze groep ii
om die delen van ons land, die verstoken
zijn van grote operavoorstellingen, toch
de kans te geven eens een opera te
En hiervoor is de keus gevallen op de
kleine zangspelen, die vrijwel nooit
den opgevoerd en toch zo verrukkelijk
kunnen zijn.
Hoeveel prachtige werkjes op dit ge
bied zijn er niet onbekend gebleven en
met wat voor eenvoudige middelen kan
zo'n werkje worden uitgevoerd? Prof.
Wallerstein heeft dat een jaar geleden
eens gedaan met Clmarosa's „Een
presario in angst" en de Kameropera
„Camerata" doet dit thans o.m.
bovengenoemd werk van de 18e ee
Italiaanse componist Giovanni Battista
Pergolesi, die ook zo'n prachtig „Stabat
Mater" schreef.
In het stuk wordt op kostelijke wijze
de draak gestoken met de ijdelheid
zangeressen en de oppervlakkigheid
impresario's en als zodanig is het nog
steeds actueel. Dat „Camerata" het na
jaren weer voor het voetlicht brengt,
kan niet anders dan toegejuicht worden.
Hierdoor krijgen we weer eens de moge
lijkheid echt speelse muziek te horen en
een werk te zien, zonder moorden, be
denkelijke dwaasheden en onechte lief
desscènes van verschillende grote opera's.
„Camerata" speelt thans ook in en
kele grote steden, en wel noodgedwon
gen. De provincie vraagt nu eenmaal om
critieken uit de grotere plaatsen alvo
rens men iets op touw zet. Maar eerlijk
gezegd geloof ik dat we er ook in de
steden wel eens behoefte aan hebben.
Vooral als het door zo'n voortreffelijk
gezelschap als „Camerata" wordt ge
speeld. De regisseur en zanger Otto
Couperus heeft bewezen op dit gebied
grote dingen te bereiken, dingen die
wellicht de Ned. Opera kunnen bescha
men. En Max van Doorn heeft zijn
sporen als musicus reeds lang verdiend.
Als medewerkenden heeft men enkele
toonaangevende figuren in de zangwe
reld, zoals de zangeressen Erna Spooren-
berg. Dora van Doorn Lindeman. Jeanne
van der Rosière en Aafje Heynis en de
zangers Wiebe Drayer, Arthur Hoogveld
Otto Couperus. Deze namen spreken
>r zichzelf en de toneelmuziek staat
onder leiding van Hans Philips, een grote
kenner der oude muziek.
Daarnaast wordt nog opgevoerd het
komische spel „Huis te koop" van de
Franse componist Nicolas Dalayrac, een
bekende figuur uit het begin van dé 19e
eeuw. Het stuk speelt omstreeks 1800 in
Bordeaux en in de muziek liggen talrijke
prachtige vondsten. Beide stukken wor
den gezongen in de Ned. taal, hetgeen
natuurlijk zeer belangrijk is voor het
publiek. We twijfelen niet aan het wel
slagen van deze voorstellingen, waar
door een tot heden vrijwel braak liggend
terrein wordt ontgonnen.
Groep A'damse bouw weer
aan het werk
Anderen wachten nog uit vrees voor
molestaties.
Op drie grote bouwwerken te Amster
dam, die ten gevolge van de staking stil
lagen, is gisteren het werk hervat door
een deel van de 500 arbeiders, die als ge
dwongen stakers bij de Uniebonden s
ingeschreven. Verscheidenen hebben uit
angst voor molestaties nog geen gehoor
gegeven aan de schriftelijke oproep
het comité, dat Donderdag werd gevormd
door vertegenwoordigers van de werk
geversorganisaties en de bedrijfsunie. In
totaal zullen zeven bouwobjecten worden
opengesteld, voorlopig alleen voor arbei
ders, die zyn aangesloten by een der drie
bonafide bonden.
geweer. Wat ziet hij dan? We moeten
de loop van zijn geweer volgen om zijn
doelwit te kunnen ontdekken.
In een sloot zwemt een eend rond, die
prompt opvliegt, als we nog een paar
stappen doen. Dan klinkt een schot en
Boef is al onderweg. „Eerst gaf ik hem
gelegenheid weg te vliegen, anders is
het niet sportief', legt de heer Biemond
uit
We pikken ondertussen nog een hout
duif. die uit de Haarlemmermeerpolder
terugkeert en zetten de speurtocht naar
wilde eenden voort. Vooral voor de
eendenjacht moet men zich heel wat on
gerief getroosten, 's Avonds kan he* bar
koud zijn in de open polder en omdat
ook hier geldt: hoe rauwer het weer des
te betere jacht, moet men niet erg kies
keurig zijn. Als we midden op een gras
vlakte zijn. krijg* de heer Biemond 'veer
wat in het oog: een eend. Het is al vrij
donker en men moet terdege geoefende
ogen hebben, om bijtijtds zo'n vogel te
kunnen signaleren. „Ga eens op de hur
ken zittenzegt hij. We duiken neer
en hij begint weer te mekkeren. Inder
daad! De eend heeft hem gehoord en
komt op het geluid af. Strijkt neer in de
sloot en is juist onder he* bereik van he<t
jachtgeweer. Nummer twee! Boef doet
zijn jaohthondenplicht.
Weer menen wij wat te zien. doch al
le hoop wordt de bodem ingeslagen door
de jagen .Dat is een uil". Dan is het
weer een fluut, die beschermd is en dus
niet geschoten mag worden. Er passe
ren nog wat zaadduiven, tortelduiven,
die evenmin verschalkt mogen worden.
De heer Biemond vertelt ook, dat een
vogel kan „steigeren". Dit doet hij als
hij een longsohot heeft. De vogel vliegt
dan hoe langer hoe hoger om daarna
loodrecht naar beneden te vallen.
Een regenbui, die klinkt als een klok.
maakt een einde aan de jachtpartij,
want wij waren er niet op gekleed. „An
ders had ik de polstok meegenomen",
zegt onze gastheer met een gulle lach
op zijn jagersgezicht. Onze capaciteiten
op dit gebied schijnt hy niet erg hoog
aan te slaan.
Eerlijkheidshalve moeten we vermel
den. dat hy geen jagerslatijn-verhalen
vertelde de gehele dag niet!
Uitstekend boek voor
„zwakkere" schakers
Van de wedstrijd om het wereltBcam-
pioenschap schaken voor dames, in 1949
te Moskou gehouden, is thans het tour-
nooiboek verschenen. Het is verzorgd
door dr M. Euwe, met medewerking van
onze Hollandse deelneemster mevr.
Heemskerk en van T. D. van Scheltinga.
Het is een keurig verzorgde uitgave van
Oost er baan en Le Cointre te Goes. De
prijs is slechts 2.50.
Dit zijn de zakelijke gegevens. Maar
hiermede volstaan wy niet. Want dit
tournooiboek is niet alleen de verzame
ling van alle gespeelde partijen, voorzien
van lezenswaardige aantekeningen, zoals
andere tournooiboeken. Dit is o.i. boven
dien een kostelijk leerboek voorde
niet zo sterke spelers.
Immers, we behoeven niet te verbloe
men. dat het damesschaak nog niet die
hoogte heeft bereikt als dat van de
heren der schepping. Op enkele uitzon
deringen na zijn de partijen zelfs van
dit dames-wereldkampioenschapstournooi
van de soort, zoals door onze eerste- en
lagere-hoofdklassers wordt gespeeld. Een
grondige bespreking van dergelijke par
tijen, door niemand minder dan dr Euwe,
betekent voor de zwakkere spelers alsof
hun eigen partijen onder de loupe wor
den genomen.
En dat is vooral de reden, waarom wij
dit boek in handen wensen van alle
schakers, die verder willen komen, want
men leert het meeste van een bespreking
van partijen, zoals men die zelf had kun-
W. H. van der Nat.
Verbolgen jager schoot op
'meisjes
Zaterdag heeft te Kortenhoef een ver
bolgen jager van een schiethut uit op
een aantal meisjes geschoten met een
jachtgeweer. Hij had de meisjes verzocht
weg te gaan omdat het wild verjaagd
werd en toen zij aan dit verzoek geen
gehoor gaven, sohoot hij met hagel in
haar richting. Vier van de dertien meis
jes werden getroffen, één zo ernstig dat
operatief ingrijpen nodig bleek. De jager,
de 19-jarige B. uit Hilversum, ls door
de Rijkspolitie gearresteerd. De meisjes
zijn uit Amsterdam afkomstig en kam
peerden in het centrum De Snip nabij
Kortenhoef.
Niet Stockholm, maar Amsterdam
De proefnemingen van 't
echtpaar dr De Mol
Men schrijft ons:
Het principe van de bevruchtingsmo-
gelijkheid met geslachtskernen, di»
kunstmatig tot verdubbeling worden ge
bracht, d w.z. waarvan het aantal chro
mosomen door opzettelijk ingrijpen
wordt verdubbeld, is niet onlangs
Stockholm ontdekt, maar in de jaren
19181921 te Amsterdam, door het
echtpaar De Mol. en wel aan de hyacint.
De rode hyacint Gertrude is het eer
ste levende wezen, dat grote nakomelin
gen heeft voortgebracht na succesvolle
bevruchting met tot verdubbeling
dwongen geslachtskernen van de
hyacint Yellow Hammer.
Bij de 70ste verjaardag
De MolRijnveld in dit voorjaar is hier
nog uitvoerig op gewezen
Dr De Mol werkte echter niet
colchine, de stof. die die de laatste jaren
voor chromosomen verdubbeling wordt
gebruikt, maar met hoge en later met
lage temperaturen; hetgeen vanzelf
sprekend aan het principe niets afdoet
En, zoals de Stockholmse geleerden uit
diploïde konynenouders triploïde
deren fokten, zo kweekte het echtpaar
De Mol triploïde hyacinten-zaailingen
Met 3x8 chromosomen in plaats van
met 2x8 chromosomen. Gevolg: gro
tere celkernen, grotere cellen (.de bouw
stenen van het plantenhuisgrotere
planten.
Al was hun techniek anders, al was
hun proefobject een cultuurplant en niet
een cultuurzoogdier, de belangrijkheid
was er tooh zeker niet minder om.
Dr De Mol bouwde zijn onderzoekin
gen hoe langer hoe verder uit. zelfs ..lot
een bijna ongelooflijke hoogte", zoals o.a.
getuigd werd na een voordracht van deze
onderzoeker op de bollendag der Neversie
te Limmen «22 April 1950) Men tij
verwezen naar zijn talrijke wetenschap
pelijke en zijn algemeen bevattelijke pu
blicaties: waarvan de eerste, die het
bewuste probleem aanboort, verschenen
is in de verslagen van de Kon. Academie
van Wetenschappen te Amsterdam (1921).
Enige jaren later wendde dr De MoJ
met goed gevolg ook Röntgenbestraling
aan (Tulp, 1928); daarna verrichtte hij
proefnemingen met colchicine en
acenaphteen op hetzelfde gebied- In 1941
verscheen zijn eerste publicatie over de
toepassing van hoge druk van gassen.
Het waren deze experimenten, welke
tenslotte aanleiding gaven tot zijn ont
dekking van de koolzuur zuurstof
drukmethode (verdelging Narcisvlieg).
Onafgebroken, van 1918 tot heden,
daarbij zeer veel tegenwerking trotse
rend, is dr De Mol verder gegaan. De
resultaten der laatste jaren zijn zó, dat
men uit de praktijk, uit kwekersmond
en in vakpers, uitroepen verneemt als:
„Hoe bestaat het!"
Inderdaad, daar is reden voor. De ex
perimentator is er om na maar één
voorbeeld te noemen in geslaagd een
z.g. Belgische Hyacint, Scilla campanu-
lal» te vormen van verwonderlijke af
metingen (bollen met een omtrek van
ruim 23 cm).
Juist dezer dagen bereikte dr De Mol
een verzoek van het Linnaeus-gezelschap
in Zweden om. evenals in 1947. weer
tulpen en hyacinten uit vroegere eeuwen
te laten zenden, van de Hortus Bulbo-
rum te Limmen uit, met bestemming: de
Linnaeustuin te Upsala.
Hij zal nu trachten, tevens een aan
tal van zijn grote hyacinten-variëteiten
met sterk verhoogd aantal chromoso
men. ontstaan als gevolg van zijn voort
gezette experimenten (combinatie van
meerchromosomige geslachtskernen) bij
deze zending te voegen.
Dit zal echter niet de eerste keer zijn,
dat de Zweden zijn nieuwe, robuste
creaties aanschouwen. Toen de jonge
Zweedse professor Müntzing in 1938 dr
De Mol bezocht, voerde hij in het vlieg
tuig, dat hem naar zijn vaderland terug
bracht, reeds een aantal nieuwe reuzen-
Muscari's (Blauwe Druifjes) mee, ten
einde deze te kunnen tonen aan' iyn
oude leermeester, de bekende veredelaar
professor Nilson Ehle.
En in de verslagen van het Stock
holmse Cytologencongres (1948) kan
men lezen, hoe het de Amsterdamse ex
perimentator tenslotte ook gelukt is tul
pen te kweken, die zelfs bij onze normal#
temperatuur een groot aantal verdut*
belde geslachtskernen voortbrengen.