e an 't kleine real Stormen op de zon oorzaak van storingen op kortegolf Wilde eenden en duiven brengen de gewassen een enorme schade toe Niet 't konijn, maar de hyacint NIEUWE LEIDSCHE COURANT 3 DINSDAG 22 AUGUSTUS 1950 (Van een onzer verslaggevers mA'j nooit van de Linge ien de Bêtuw gebeurd hadt. dan zou'j op 't hele ding geen arg hebben, zo'n onneuzel schaop van 'en ding as 't is. Toch is 't 'en aorig dingske en as ie praten kos. jong mins/ wat zou ie oe veul van de Bêtuw vertellen." Ja. die Jacobus Jan Cremer hield van de Linge en in zijn Overbetuwse novelle „Oan 't kleine Revierke" bezingt hij in lyrische ontboezeming de lol van het stroompje, dat de malse Betuwse landouwen doorsnijdt. Toch kende hij de Linge nog niet voldoende, anders zou hij geweten hebben, dat het revierke wèl praten kon. Wij hebben het trouw vergezeld van de oorsprong tussen de machtige armen van Rijn en Waal af tot aan de sluizen in Gorinchem. waar het eigen bestaan prijsgeeft om op te gaan in de Merwede. Op die tocht beeft het ons verteld, wat het gezien heeft tijdens zijn lange leven in de Betuwe en daarvan willen wij nu wat navertellen. hadden. Zo werd de Linge van zijn boven loop beroofd en zo peinst hij nu samen met de burcht over vergane glorie. Droeve dag De burcht zou echter nog dieper wor den vernederd In 1865 overleed Maria Clara von Delwich, weduwe van de laat ste baron Van Bemmel en daarna zag het geen adellijke bewoners meer in zijn sombere zalen. Vergeten stond hij daar onder de glooiing van de Waaldijk, de zware muren brokkelden af, de hang- torens van de hoofdburcht stortten in de grachten, die langzaam dichtgroeiden en als goede vrienden zich niet over» de res ten ontfermd hadden, zou het slot roem loos zijn ondergegaan. Van 1865 pleitten minnaars van onze oude kastelen voor herstel van de Door nenburg en eindelijk, in 1937, werden weer ladders tegen de oude muren gezet en begon weer een aanval op de burcht, maar nu met de bedoeling om hem in zijn oude luister te herstellen. In 1942 Stil en bescheiden gaat het zijn weg Stil en bescheiden gaat de Linge zijn weg daar ten Oosten van Eist. Het water tje zinkt in het niet bij de twee grote en oudere broers, de Rijn en de Waal, die hier het vlakke land doorsnijden en daar om houdt het zich maar stilletjes op de achtergrond. Hoe die grote broers daai kwamen, weet het ook maar van horei zeggen. Lang, heel lang geleden zouden twee reuzen eendrachtig de Rijn gegra ven hebben om het water, dat in Zwit serland van de bergen kwam naar zee te doen stromen. Honderd jaar we aan de grens van ons land gekomen zagen ze in de verte de zee. „Nu schieten we op," riep de jongste vol vreugde uit, maar o wee, dat viel niet in goede aarde. „Met zo'n kletskous als jij bent is niet te wertcen," zei de oudste. „Jij hebt nog maar net honderd jaar je mond gehou den en daar begin je al weer te kletsen Ga maar alleen verder." Zo groeven ze toen verder op een afstand van elkaar De jongste, de kletskous, op z'n gemak en de andere vol ijver. Vandaar dat de Waal zo veel beter is uitgevallen dan de Rijn. De Linge Ss niet van zo hoge kom-af. VlaJk achter de hoge Waaldijk, even ten Westen van Pannerden, liggen de resten van de middeleeuwse Doornenburg en onder de brokkelige muren is een brede sloot, die doodloopt in een moerassig 6tukje rietland. Dit is de oorsprong de Linge en van hieruit kronkelt het revierke zich als een smal en ondiep 6lootje Westwaarts. Hier en daar kui met één grote stap de andere oever reiken en 's zomers schep je hoogsl je schoenen vol als je wadend de o kant bereiken wilt. 's Winters is het vaak heel anders. Dan kan het onbeduidende stroompje aangroeien tot een flinke ri vier en daarom is het niet zo gek als het lijkt, dat hier en daar vrij grote bruggen de beide oevers verbinden. Fiere burcht Ze zijn samen oud geworden, de Linge en de Doornenburg. Eens werd met beide gerekend en nu hebben ze beide vrij- afgedaan. In de dertiende eeuw bouwden de heren Van Doorninok de fiere burcht, die eeuwenlang het omliggende land be heerste. Meermalen beukte de stormram de zware muren en vielen zware blijde stenen met een doffe klap op de binnen plaats neer. Dan suisden pijlen ter de kantelen en kokende olie droop op de drieste aanvallers neer uit de schiet gaten in de Langeracktoren. Met be bloede koppen moesten de belegt telkenmale het veld ruimen. In later eeuwen verstomde het krijgs- gedruis rond de muren van de burcht e de deftige heren Van Bylandt, Van H< moet en Van Voorst woonden hier i ongestoorde rust temidden van hun oi derzaten. Een heer uit het geslacht An stel van Mijnden zag in het rampjaar 1672 de legioenen van de trotse Zonne koning langs de muren van zijn burcht trekken, nadat ze bij Lobith de Rijn waren overgestoken. Maar hij behoefde zijn kasteel niet in staat van verdediging te brengen. Pijlen noch kokende olie kon den de opmars van de getergde Lodewijk stuiten. De Linge en zijn grote broers namen die taak over en het water ver mocht, wat de burcht niet meer kon. De Linge stroomde toen fier langs de mu ren van het slot, want hij had toen nog zijn oorsprong meer Oostelijk, bij Her wen. Hij werd echter het slachtoffer van de handelspolitiek der hoge heren, die hem zijn bovenloop afnamen als dank voor de in 1672 aan den lande bewezen diensten. Handige heren Waal en Rijn splitsten zich destijds niet bij Pannerden, maar een eindweegs stroomopwaarts by Schenkenschans. De Waal voerde bijna al het Rijnwater naar zee en de Neder-Rijn. slechts door een smalle bedding gevoed, was in de zomer onbevaarbaar. De roodbonte koeien in het Gelderse en in Overijsel wandelden ongestoord in de Gelderse IJsel rond. De Rijn- en IJselsteden wilden hier graag verandering in brengen, maar de Waal steden met Dordrecht voorop wilden hiervan niets weten. Toen verzonnen de Gelderse héren een listig plan. In 1701 bouwden zij een zware dijk, tussen Rijn en Waal bij Angeren, geflankeerd door een brede gracht. Dat was dan zogenaamd om een nieuwe aan val door de Betuwe te verhinderen en daar de geschiedenis van 1672 nog vers in het geheugen lag, ontmoetten ze hier bij geen tegenstand, ook al had de „ver- dedigingswal" merkwaardig veel weg van een rivierdijk. In 1707 brak „heel toe vallig" de Waaldijk door, net tegenover de verdedigingsgracht en het water stort te zich in het kanaal, verbrak ook de Rijndijk en de nieuwe verbinding was tot stand gekomen. Het nieuwe kanaal werd ook aan de Oostzijde van een dijk voorzien en daar stonden de vroede va deren van Dordrecht voor een voldongen feit, waarbij ze zioh maar neer te leggen mm was het werk voltooid en de murei torens spiegelden zich weer in het w van de Linge, als een sprookje uit oude tijden, dat tot nieuw leven was gewekt Helaas, het zou maar kort duren. In Maart 1945 'brachten Duitse vernielings commando's zware springladingen aan in de kelders en muren. De muren van het hoofdgebouw, aan de voet bijna twee meter dik, die zoveel aanvallen hadden weerstaan, waren tegen de geweldige krachten van deze twintigste-eeuws vijand niet opgewassen en met een davi rend geraas stortten muren en poorten in. Slechts de uit de veertiende eeuv terende kapel bleef als door een wonder gespaard. Zo begint de Linge zijn loop bij puinhoop, maar ook op zijn verdere t ontmoet hij vele wonden, die door het oorlogsgeweld in het vredige Betuwse land werden geslagen. De beide torens van Angeren verdwenen, de mooie vyf- tiende-eeuwse kerk van Eist werd zwaar beschadigd. Geen wonder, dat het re vierke liever herinneringen ophaalt aan vroeger tijden, toen hij van bommen, springladingen en vernietigingscomman do's nog niet af wist. „En as ie zoo stillekes voortkruupt en kabbelt en knab belt oan zien boord, dan smuuspelt ie toch zuutjes tegen 't lies, dat hun groet en fluustert ie heel wat oarigs." Ernstige handicap voor vliegtuigen van transatlantische lijnen Bij de Radio-nieuwsberichten dezer dagen, hoorden wij, dat door magne tische storingen de ultrakortegolf-ontvangst aan ernstige storingen onder hevig was. Velen zullen zich afgevraagd hebben, wat nu eigenlijk de oorzaak is van dit soms geheel, wegvallen van de radioverbindingen. De oorzaak van deze storingen moeten wij zdeken bij onze lioht- en warmte bron: de zon. quentde over moet gaan, wil een goede ontvangst verzekerd worden. De keuze van de juiste frequentie, die gebruikt moet worden bij dag of nacht, van maand tot maand en van jaar tot jaar, is gebaseerd op een nauwkeurige bestudering en analysering van weten schappelijke gegevens, welke samenge steld en uitgegeven zijn door instellingen als bijv. de „Central Radio Propagation Laboratory", of het „National Bureau of Standards" te Washington en het „Na tional Physical Laboratory" te Tedding- ton in Engeland. Hoe verkrijgen deze laboratoria nu hun Inlichtingen? Er zijn ongeveer 60 „observatoria" in verschillende delen van de wereld, die voortdurend gegevens optekenen over de itaillen zonnevlekken en berekeningen In hoofdzaak worden dergelijke sto ringen namelijk veroorzaakt door zc vlekken op het oppervlak van de zo men neemt aan. dat deze zonnevlekken in wezen geweldige cyclonen zijn, v over een afstand van billioenen vierkante kilometers over het zonneoppei razen. Hierbij schijnt het centrum zo'n enorme wervelwind op te treden als een electro-magneet en een geweldig electrisch veld op te wekken, dat in vloed uitoefent op het magnetische veld de aarde en hierdoor storingen in de radioverbindingen veroorzaakt. Een andere uiting van een dergelijke lagnetische storm is het z.g. Noorder licht. dat een enkele maal tot in onze streken te zien 1s. Daar vóór 1930 vrijwel geen ultrakorte golf gebruikt werd, is men pas sedert betrekkelijk korte tijd radiotechnische belangstelling gaan koesteren voor 1 n van de zonnevlekken. De ondi zoekers hadden echter het voordeel, dat zij konden voortbouwen op gegevens, die reeds sinds het begin der 19e eeuw (vooral te Greenwich en Ziirich) waren opgetekend. Grote zonnevlek Zo had men reeds geconstateerd, dat i het aantal zonnevlekken een bepaalde cyclus optreedt van ongeveer lm jaar. Het laatste maximum werd in 1947/48 bereikt. ar wij nu echter wederom met een Intense storing In de ultrakortegolf-uit- :endingen te maken hebben, zou dit er op wijzen, dat zich een bijzonder grote onnevlek, dus een enorme cycloon, op Ie zon heeft ontwikkeld en zich in de buurt van de centrale meridiaan bevindt. Deze vlek nu, zendt krachtige magne tische trillingen uit, welke het etectrisch inwicht van onze hoger gelegen atmos- feerlagen (de Ionosfeer) verstoort en daar juist deze laag van groot belang >or onze radiogolven, worden deze ongunstig beïnvloed, daar het geleidend mogen verstoord wordt en soms zelfs geheel verloren gaat. Een belangrijke rol bij de storing van radiouitzendingen, speelt de bestendig heid of ontstuimigheid van de uitgezon den trillingen. een grote zonnevlek-activiteit is het aantal ultra-violette lichttrillingen ook groot en hierdoor wordt de atmosfeer- laag, die wij de Ionosfeer noemen, met electriciteit geïnduceerd dan bij een gering aantal zonnevlekken. moet elk uitzendstation, dat met de ultrakortegolf uitzendt, in haar tril lingsfrequentie (die van 6 millioen tot illioen variëren) rekening houden de electrische toestand van de Iono sfeer, d.w.z. is deze laag sterk geïndu ceerd dan zal men met een grotere fre quentie moeten uitzenden. Juiste frequentie Daar de electrische lading van de Iono sfeer doorlopend aan veranderingen on derhevig is (bijv. overdag een grotere lading van 's nachts, enz.) zult u bij het beluisteren van de ultrakortegolf vaak genoodzaakt zijn uw toestel bij te stel len, daar het station tijdens de uitzen dingen soms op een andere trillingsfre- de dichtheid van de ioni6atie. ier, zoals nu het geval schijnt plotselinge storing optreedt. Maar'wi te zijn, dan duurt het vanzelfsprekend enige tijd, voordat men voldoende gegevens heeft verzameld om te kunnen nagaan op wel ke frequentie uitgezonden moet worden, ten einde deze verandering te niet te Deze zgn. „blackouts" kunnen kort du» ren, als de storing van een constante kracht Is en zy kunnen langer de uitzen ding verminken, wanneer de storing een wisselende kracht heeft, zodat het on mogelijk is om vast te stellen op welke frequentie uitgezonden moet worden, daar dit bij wijze van spreken elk half uur verandert. Een groot gevaar kunnen dergelijke storingen opleveren voor vliegtuigen van transatlantische lijnen, daar de piloot plotseling alle verbindingen met de aar de kan verliezen en daardoor niet ge waarschuwd kan worden voor bepaalde ongunstige weersomstandigheden. Door internationale samenwerking is men echter steeds bezig om het gevaar dat dergelijke magnetische storingen te weegbrengen, tot een minimum te redu- Moh. Natsir aangewezen als kabinetsformateur President Soekarno heeft gisteren Mo hammed Natsir van de Masjoemi (Indo nesische Islamitische Partij) officieel als kabinetsformateur aangewezen. lagen een geduldweik vol spanning Met ruw weer is de jager in zijn element (Van een onzer verslaggevers) 't Waait jager Biemond van De Kaag nog lang niet hard genoeg en wy vinden juist, dat we een mooiere dag hadden kunnen uitzoeken, om eens van dichtbij een jachtpartij te kunnen meemaken. „Hoe harder de wind, hoe lager de houtduiven vliegen", legt hy uit. „Nu vliegen ze te hoog en kan ik ze niet raken." We moeten enkele laagvliegers afwachtenöf de opstekende wind. Behaaglijk nestelen we ons In een grote hoop gemaaid koren en zoeken de blauwe hemel af, waar grote wolkenmassa's voortijlen, als moesten ze vóór het donker thuis zijn. Boef, de jacht hond, komt bij ons liggen. Monotoon slaat zyn kwispelende staart op de kleigrond van de Haarlemmermeer. Ook hij loert vol jachtlust de lucht af. Zullen we geluk hebben vanmiddag? Zoals een visser goede plekjes weet. zo heeft ook een jager een aantal stuk ken grond in zijn brein gegrift 6taan. waar het wild „invalt", d w z. gewoon is neer te strijken. Bij zo n strategisch punt zitten we nu verdekt opgesteld de heer Biemond vertelt hoe de hout duiven hun dag indelen. 's Ochtends vroeg komen de duiven, die de Haar lemmermeer tot hun eetzaal gemaakt hebben, van de bossen bij Lisse en die kanten uit. Bij honderden, duizenden trekken zij er dan op uit om hun krop pen te vullen met graan of eTWten, al naar gelang het de tijd is. Ze blijven zo de gehele dag in de Meer en tegen Vraag niet hoeveel kostbaar graan ze dan van de velden hebben opgesnoept! Een jager moet geduld hebben, dat blijkt ons wel gauw, want soms gaat er een aardig tijdje voorbij, voor er één enkele duif in zicht komt. Die moeite wordt dikwijls beloond Al6 we plotse ling een duif zien aankomen Boef had hem al lang in de gaten kruipt onze gastheer snel weg achter de korenhoop en zet zijn groene jagershoedje af. zodat hij met minder kans om gezien te wor den boven het koren uit kan kijken. Ook Boef. die er al op uit zou willen, krijgt bevel zich terug te trekken, iets wat hij helemaall niet. plezierig vindt, nu het juist spannend begint te worden „Komt die duif dicht genoeg langs of Vlaegt hij weer zo hoog" denk je. Je kruipt achter het koren weg, alsof dae duif terug zou schieten en van span ning houd je je adem in. Déar komt hij langs, binnen het bereik van de hagel een 30 tot 40 meter. In een fractie van een 6econde zit de kolfplaat van het ge weer tegen de schouder gedrukt, loert een oog langs de loop en davert eeri Schot over het polderlandschap. Lood recht tuimelt de getroffen duif omlaag en komt met een fikse klap op de grond terecht, wat veertjes dwarrelen nog in de lucht. Boef schiet als een pijl uit de boog op de buit af en komt met de duif in zijn bek terug. Zijn buit afstaan doet hij met tegenzin, maar als 2ijn baa; „apporr" roept, moet hij het wel over zijn hart verkrijgen het duifje voor de voeten van de baas te leggen. Dan kijkt hij er niet meer naar om. Handen vol duiven over, maar zij zijn alle te hoog. Van de vuurpauze maakt de heer Bie mond gebruik, om ons te leren hoeveel een duif wel opeet. Hij plukt het beestje en wijst op de volle krop. Omdat geen van beiden een mes in onze hebben, prikt hy maar met een potloodje het vel stuk en schut de kop leeg. Een flinke mannenhand vol graankorrels rolt er uit. Dit eet een duif zo'n twee maal per dag en het begrip „schadelijk gedierte" begint tot ons te spreken. Iets wat men alleen goed in de prak tijk kan leren, is het onderscheiden var de vogelsoorten in de vlucht. Als wij zeggen: „Daar kom* er weer een'.", krij gen we nog wel eens te horen: „Dat is een tamme" of „Dat is een tortelduif", maar na enkele uurtjes in het veld brengt zelfs de leek het al zo ver, dat hij een tamme van een wilde duif kan onderscheiden. Een keer passeert er een wilde eend en jager Biemond begint luid ,jnèk, mèk, mèk" te roepen. Deze list wil nog al eens lukken, vertel* hij. De eend denkt dan, dat er een kameraad van haar zit en komt op dit geluid af met alle nood lottige gevolgen voor haar. Deze keer gaat de vlieger echter niet op. De dom me eend reageerde wel even, maar kwam niet terug. Duiven zijn bepaald niet dom. Al6 er een paar aankomen zien we ze dikwijls plotseling van koers veranderen en mert een grote boog om de plaats waar wij zitten, heenvliegen. „Ze zien je!", zegt de heer Biemond dan en daarom gaan we aan de and-ere kant van de koren- hoop zitten. Vanuit deze positie lukt het hem nog een aantal duiven neer te leg gen, maar de meesten trekken te hoog over, omdat het weer niet rauw ge noeg is. Duiven schieten vindt een jager spor tiever dan de hazenjacht en met ge rechtvaardigde trots vertelt de heer Biemond, dat hij bijna nooit een haas mist. Van af zijn jeugd gaat hij al op jacht, t Zit hem in het bloed. Toen hij in dienst was, waren de schietresultaten zo goed, dat de kapitein het niet nodig vond hem méér dan vijf patronen t ten verschieten. Dat zou zonde geweest zijn Jagen vergt ook veel zelfbeheersing. Heel dikwijls vliegt een duif op een tamelijk korte afstand voorbij kort zelfs, dat jager Biemond het ge weer aan de schouder brengt en toch bij nader inzien niet vuurt. „Die zou ziek geschoten hebben", zegt hij dan daarmee wil hij zeggen, dat de hagel het dier weliswaar getroffen zou heb ben. doch niet dodelijk. Zondagsjagers willen er nog wel eens maar op los schieten. Dat is nadelig voor het wild terwijl men munitie verspeelt, waar men niets aan heeft. Omdat we 's avonds ons geluk nog eens op de eendenjacht willen beproev gaan we bij tijds naar huis. Onderweg zet de heer Biemond zijn auto sti grijpt zijn geweer. Met één voet op de treeplank schiet hij ener tuimelt een duif neer. Over jagersbloed gespro - Eendenjacht Omdat we zo graag ook een eenden- jacht zouden meemaken, gaat de heer Biemond er 's avonds een schieten. We glibberen door de polder en kijken langs sloten en in de lucht. Geen eend te zien. Terwijl we druk lopen te praten en we leren, dat eenden 's avonds gaan vlie gen, schoudert de jager plotseling zijn 11 Maestro di Musica Eerste optreden in het Kurhaus van Kameropera „Camerata" Het ts omstreeks 1730 i» Italië. In een der kleine steden woont de zang- paedagoog Lamberto. Zijn meest talentrijke leerlinge, Lauretta, wordt voor een dilemma geplaatst. Aan de ene kant wil haar leraar haar uitzon derlijk talent tot ontplooiing brengen, aan de andere kant is zij niet geheel bestand tegen de aanbieding van de impresario Colagianni, die haar als Prima Donna aan zijn theater te Napels wil verbinden. Aanvankelijk weet zij haar juiste hou ding nog niet te bepalen en probeert beide heren tegen elkaar uit te spelen. Nadat Lamberto voor Colagianni een demonstratie met zijn leerlingen heeft gegeven, waarbij Lauretta de lichtzin nige levenshouding van de impresario als scherpe tegenstelling heeft kunnen zien tegenover de eerlijke bedoelingen van haar leraar, wordt zy voor Lamberto diepere gevoelens gewaar en in een prachtige samenspraak spreken zij hun liefde voor elkaar uit. Lauretta besluit b\j Lamberto te blijven en Colagianni troost zich met de andere leerlingen, die *":j mee neemt naar Napels. Dit verhaal is het libretto zangspel „II Maestro di Musica", dat op 29 Augustus in het Kurhaus te Scheve- ningen wordt opgevoerd. Dan treedt teer jonge groep voor het eerst In Den Haag op, nl. de Kameropera „Camerata", waarvan Max van Doorn KLEURENFOTOGRAFIE voor de leek (Van een onzer medewerkers) CTEEDS meer film-maatschappijen gaan er toe over om in plaats van de gewone zwart-wit-films, gekleurde producten op de markt te brengen met het doel de werkelijkheid zo dicht mogelijk te benaderen. Ook In de amateurfotografie begint de kleurenfilm zich een steeds hech tere plaats te veroveren, maar des ondanks is voor de leek de kleuren fotografie nog in een waas van onbe kendheid gehuld. Om een. uiteraard zeer globaal, beeld te geven van wat er bij het fotograferen in kleuren te pas komt, hebben wij eens een bezoek gebracht aan de ontwikkel-centrale van een Haagse firma, één der wei nige In Nederland, die zich op dit terrein geheel heeft gespecialiseerd. Voor de oorlog reeds werd avond aan avond in het laboratorium geëx perimenteerd met fixeer, ontwikke laar en zuren, totdat uiteindelijk een resultaat bereikt werd, dat betrekke lijk goed genoemd kon worden Na de tweede wereldoorlog kon onmiddellijk nauw contact worden opgenomen met de grote buitenlandse fabrikanten. Het resultaat is geweest, dat men nu in staat is om elk soort kleurenfilm te ontwikkelen en af te drukken. Wij schrijven met opzet „elke soort", want ook op dit terrein bestaat een grote verscheidenheid van kwaliteit en hoe danigheid. waardoor ieder filmpje zijn eigen bepaalde behandeling nodig heeft. Voor de leek Is het zo eenvoudig. Hij koopt een kleurenfilmpje, maakt sijn opnamen on brengt de film weg om te laten ontwikkelen. Voor hem is daarmede de kous af. Maar nu be gint pas het eigenlijke werk. Het ont wikkelen en afdrukken van een kleu renfilm komen namelijk in hoofdzaak neer op ervaring en intuïtie. In theo rie is dit onderdeel van de fotografie betrekkelijk snel geleerd, maar de practijk tovert ons soms de vreemdste resultaten voor ogen. Het kan gebeu- dat i sveld t t klei op sseld hebben. Een kleine tem, andering in de verschillende ontwik kel- en fixeerbaden kan hier de oor zaak zijn, ter\.(jl minimale spannings verschillen van het lichtnet tijdens de bewerkingen, eveneens de zotste com binaties te voorschijn kunnen roepen. Evenals de smid, heeft ook de kleu renfotograaf zijn geheim en over de samenstelling van i.e verschillende baden wordt dan ook het diepste stil zwijgen bewaard. Wij hadden het voorrecht, het ont wikkelen te mogen bijwonen van op namen, gemaakt tijdens het vuurwerk op Scheveningen. Het was werkelijk verbluffend, zoals plotseling op het materiaal de meest fantastische kleu ren te voorschijn kwamen van uiteen spattende bollen en vuurpijlen. Zowel de amateur-fotograaf als de ontwikkelcentrale moet by het kleu- renprocedé veel geduld hebb _i, daar de zorg, die een klAirenfilm vereist, zeer groot is en het ontwikkelen en afdrukken ruim twaalf maal zoveel tijd vorderen als bij de gewone zwart wit film. de dirigent is en Otto Couperus de re gisseur. De bedoeling van deze groep ii om die delen van ons land, die verstoken zijn van grote operavoorstellingen, toch de kans te geven eens een opera te En hiervoor is de keus gevallen op de kleine zangspelen, die vrijwel nooit den opgevoerd en toch zo verrukkelijk kunnen zijn. Hoeveel prachtige werkjes op dit ge bied zijn er niet onbekend gebleven en met wat voor eenvoudige middelen kan zo'n werkje worden uitgevoerd? Prof. Wallerstein heeft dat een jaar geleden eens gedaan met Clmarosa's „Een presario in angst" en de Kameropera „Camerata" doet dit thans o.m. bovengenoemd werk van de 18e ee Italiaanse componist Giovanni Battista Pergolesi, die ook zo'n prachtig „Stabat Mater" schreef. In het stuk wordt op kostelijke wijze de draak gestoken met de ijdelheid zangeressen en de oppervlakkigheid impresario's en als zodanig is het nog steeds actueel. Dat „Camerata" het na jaren weer voor het voetlicht brengt, kan niet anders dan toegejuicht worden. Hierdoor krijgen we weer eens de moge lijkheid echt speelse muziek te horen en een werk te zien, zonder moorden, be denkelijke dwaasheden en onechte lief desscènes van verschillende grote opera's. „Camerata" speelt thans ook in en kele grote steden, en wel noodgedwon gen. De provincie vraagt nu eenmaal om critieken uit de grotere plaatsen alvo rens men iets op touw zet. Maar eerlijk gezegd geloof ik dat we er ook in de steden wel eens behoefte aan hebben. Vooral als het door zo'n voortreffelijk gezelschap als „Camerata" wordt ge speeld. De regisseur en zanger Otto Couperus heeft bewezen op dit gebied grote dingen te bereiken, dingen die wellicht de Ned. Opera kunnen bescha men. En Max van Doorn heeft zijn sporen als musicus reeds lang verdiend. Als medewerkenden heeft men enkele toonaangevende figuren in de zangwe reld, zoals de zangeressen Erna Spooren- berg. Dora van Doorn Lindeman. Jeanne van der Rosière en Aafje Heynis en de zangers Wiebe Drayer, Arthur Hoogveld Otto Couperus. Deze namen spreken >r zichzelf en de toneelmuziek staat onder leiding van Hans Philips, een grote kenner der oude muziek. Daarnaast wordt nog opgevoerd het komische spel „Huis te koop" van de Franse componist Nicolas Dalayrac, een bekende figuur uit het begin van dé 19e eeuw. Het stuk speelt omstreeks 1800 in Bordeaux en in de muziek liggen talrijke prachtige vondsten. Beide stukken wor den gezongen in de Ned. taal, hetgeen natuurlijk zeer belangrijk is voor het publiek. We twijfelen niet aan het wel slagen van deze voorstellingen, waar door een tot heden vrijwel braak liggend terrein wordt ontgonnen. Groep A'damse bouw weer aan het werk Anderen wachten nog uit vrees voor molestaties. Op drie grote bouwwerken te Amster dam, die ten gevolge van de staking stil lagen, is gisteren het werk hervat door een deel van de 500 arbeiders, die als ge dwongen stakers bij de Uniebonden s ingeschreven. Verscheidenen hebben uit angst voor molestaties nog geen gehoor gegeven aan de schriftelijke oproep het comité, dat Donderdag werd gevormd door vertegenwoordigers van de werk geversorganisaties en de bedrijfsunie. In totaal zullen zeven bouwobjecten worden opengesteld, voorlopig alleen voor arbei ders, die zyn aangesloten by een der drie bonafide bonden. geweer. Wat ziet hij dan? We moeten de loop van zijn geweer volgen om zijn doelwit te kunnen ontdekken. In een sloot zwemt een eend rond, die prompt opvliegt, als we nog een paar stappen doen. Dan klinkt een schot en Boef is al onderweg. „Eerst gaf ik hem gelegenheid weg te vliegen, anders is het niet sportief', legt de heer Biemond uit We pikken ondertussen nog een hout duif. die uit de Haarlemmermeerpolder terugkeert en zetten de speurtocht naar wilde eenden voort. Vooral voor de eendenjacht moet men zich heel wat on gerief getroosten, 's Avonds kan he* bar koud zijn in de open polder en omdat ook hier geldt: hoe rauwer het weer des te betere jacht, moet men niet erg kies keurig zijn. Als we midden op een gras vlakte zijn. krijg* de heer Biemond 'veer wat in het oog: een eend. Het is al vrij donker en men moet terdege geoefende ogen hebben, om bijtijtds zo'n vogel te kunnen signaleren. „Ga eens op de hur ken zittenzegt hij. We duiken neer en hij begint weer te mekkeren. Inder daad! De eend heeft hem gehoord en komt op het geluid af. Strijkt neer in de sloot en is juist onder he* bereik van he<t jachtgeweer. Nummer twee! Boef doet zijn jaohthondenplicht. Weer menen wij wat te zien. doch al le hoop wordt de bodem ingeslagen door de jagen .Dat is een uil". Dan is het weer een fluut, die beschermd is en dus niet geschoten mag worden. Er passe ren nog wat zaadduiven, tortelduiven, die evenmin verschalkt mogen worden. De heer Biemond vertelt ook, dat een vogel kan „steigeren". Dit doet hij als hij een longsohot heeft. De vogel vliegt dan hoe langer hoe hoger om daarna loodrecht naar beneden te vallen. Een regenbui, die klinkt als een klok. maakt een einde aan de jachtpartij, want wij waren er niet op gekleed. „An ders had ik de polstok meegenomen", zegt onze gastheer met een gulle lach op zijn jagersgezicht. Onze capaciteiten op dit gebied schijnt hy niet erg hoog aan te slaan. Eerlijkheidshalve moeten we vermel den. dat hy geen jagerslatijn-verhalen vertelde de gehele dag niet! Uitstekend boek voor „zwakkere" schakers Van de wedstrijd om het wereltBcam- pioenschap schaken voor dames, in 1949 te Moskou gehouden, is thans het tour- nooiboek verschenen. Het is verzorgd door dr M. Euwe, met medewerking van onze Hollandse deelneemster mevr. Heemskerk en van T. D. van Scheltinga. Het is een keurig verzorgde uitgave van Oost er baan en Le Cointre te Goes. De prijs is slechts 2.50. Dit zijn de zakelijke gegevens. Maar hiermede volstaan wy niet. Want dit tournooiboek is niet alleen de verzame ling van alle gespeelde partijen, voorzien van lezenswaardige aantekeningen, zoals andere tournooiboeken. Dit is o.i. boven dien een kostelijk leerboek voorde niet zo sterke spelers. Immers, we behoeven niet te verbloe men. dat het damesschaak nog niet die hoogte heeft bereikt als dat van de heren der schepping. Op enkele uitzon deringen na zijn de partijen zelfs van dit dames-wereldkampioenschapstournooi van de soort, zoals door onze eerste- en lagere-hoofdklassers wordt gespeeld. Een grondige bespreking van dergelijke par tijen, door niemand minder dan dr Euwe, betekent voor de zwakkere spelers alsof hun eigen partijen onder de loupe wor den genomen. En dat is vooral de reden, waarom wij dit boek in handen wensen van alle schakers, die verder willen komen, want men leert het meeste van een bespreking van partijen, zoals men die zelf had kun- W. H. van der Nat. Verbolgen jager schoot op 'meisjes Zaterdag heeft te Kortenhoef een ver bolgen jager van een schiethut uit op een aantal meisjes geschoten met een jachtgeweer. Hij had de meisjes verzocht weg te gaan omdat het wild verjaagd werd en toen zij aan dit verzoek geen gehoor gaven, sohoot hij met hagel in haar richting. Vier van de dertien meis jes werden getroffen, één zo ernstig dat operatief ingrijpen nodig bleek. De jager, de 19-jarige B. uit Hilversum, ls door de Rijkspolitie gearresteerd. De meisjes zijn uit Amsterdam afkomstig en kam peerden in het centrum De Snip nabij Kortenhoef. Niet Stockholm, maar Amsterdam De proefnemingen van 't echtpaar dr De Mol Men schrijft ons: Het principe van de bevruchtingsmo- gelijkheid met geslachtskernen, di» kunstmatig tot verdubbeling worden ge bracht, d w.z. waarvan het aantal chro mosomen door opzettelijk ingrijpen wordt verdubbeld, is niet onlangs Stockholm ontdekt, maar in de jaren 19181921 te Amsterdam, door het echtpaar De Mol. en wel aan de hyacint. De rode hyacint Gertrude is het eer ste levende wezen, dat grote nakomelin gen heeft voortgebracht na succesvolle bevruchting met tot verdubbeling dwongen geslachtskernen van de hyacint Yellow Hammer. Bij de 70ste verjaardag De MolRijnveld in dit voorjaar is hier nog uitvoerig op gewezen Dr De Mol werkte echter niet colchine, de stof. die die de laatste jaren voor chromosomen verdubbeling wordt gebruikt, maar met hoge en later met lage temperaturen; hetgeen vanzelf sprekend aan het principe niets afdoet En, zoals de Stockholmse geleerden uit diploïde konynenouders triploïde deren fokten, zo kweekte het echtpaar De Mol triploïde hyacinten-zaailingen Met 3x8 chromosomen in plaats van met 2x8 chromosomen. Gevolg: gro tere celkernen, grotere cellen (.de bouw stenen van het plantenhuisgrotere planten. Al was hun techniek anders, al was hun proefobject een cultuurplant en niet een cultuurzoogdier, de belangrijkheid was er tooh zeker niet minder om. Dr De Mol bouwde zijn onderzoekin gen hoe langer hoe verder uit. zelfs ..lot een bijna ongelooflijke hoogte", zoals o.a. getuigd werd na een voordracht van deze onderzoeker op de bollendag der Neversie te Limmen «22 April 1950) Men tij verwezen naar zijn talrijke wetenschap pelijke en zijn algemeen bevattelijke pu blicaties: waarvan de eerste, die het bewuste probleem aanboort, verschenen is in de verslagen van de Kon. Academie van Wetenschappen te Amsterdam (1921). Enige jaren later wendde dr De MoJ met goed gevolg ook Röntgenbestraling aan (Tulp, 1928); daarna verrichtte hij proefnemingen met colchicine en acenaphteen op hetzelfde gebied- In 1941 verscheen zijn eerste publicatie over de toepassing van hoge druk van gassen. Het waren deze experimenten, welke tenslotte aanleiding gaven tot zijn ont dekking van de koolzuur zuurstof drukmethode (verdelging Narcisvlieg). Onafgebroken, van 1918 tot heden, daarbij zeer veel tegenwerking trotse rend, is dr De Mol verder gegaan. De resultaten der laatste jaren zijn zó, dat men uit de praktijk, uit kwekersmond en in vakpers, uitroepen verneemt als: „Hoe bestaat het!" Inderdaad, daar is reden voor. De ex perimentator is er om na maar één voorbeeld te noemen in geslaagd een z.g. Belgische Hyacint, Scilla campanu- lal» te vormen van verwonderlijke af metingen (bollen met een omtrek van ruim 23 cm). Juist dezer dagen bereikte dr De Mol een verzoek van het Linnaeus-gezelschap in Zweden om. evenals in 1947. weer tulpen en hyacinten uit vroegere eeuwen te laten zenden, van de Hortus Bulbo- rum te Limmen uit, met bestemming: de Linnaeustuin te Upsala. Hij zal nu trachten, tevens een aan tal van zijn grote hyacinten-variëteiten met sterk verhoogd aantal chromoso men. ontstaan als gevolg van zijn voort gezette experimenten (combinatie van meerchromosomige geslachtskernen) bij deze zending te voegen. Dit zal echter niet de eerste keer zijn, dat de Zweden zijn nieuwe, robuste creaties aanschouwen. Toen de jonge Zweedse professor Müntzing in 1938 dr De Mol bezocht, voerde hij in het vlieg tuig, dat hem naar zijn vaderland terug bracht, reeds een aantal nieuwe reuzen- Muscari's (Blauwe Druifjes) mee, ten einde deze te kunnen tonen aan' iyn oude leermeester, de bekende veredelaar professor Nilson Ehle. En in de verslagen van het Stock holmse Cytologencongres (1948) kan men lezen, hoe het de Amsterdamse ex perimentator tenslotte ook gelukt is tul pen te kweken, die zelfs bij onze normal# temperatuur een groot aantal verdut* belde geslachtskernen voortbrengen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 3