4 voor óe vrouw TWEED en JERSEY VACANTIE 4 onze jeuqó-p&qin& f Keesje KNOBBELTJE LANGOOB ZONDAGSBLAD 29 JULI 1950 DE sloffen voor de wintermodellen Engeland propageert de verbrede heuplijn en houdt de rokken op maat (Van onze moderedactrice) WE hebben nu drie dagen op onge makkelijke vergulde stoeltjes ge zeten. Dat was bij de kleermaker van de Koningin van Engeland in de spie gelende salons van Hartnell, tussen de gouden luchters bij Victor Stiebel, in het trappenhuis van oud-eiken bij Peter Russell en in het popperige huisje, waar Creed zijn militante inspiratie uitwerkt tot volmaakte tailleurs. We zullen in ieder geval heel slank moeten zijn om aan de wensen van deze modekoningen te voldoen. Geen greintje medelijden zal de wintermode 1950 met ons hebben. De mantelpak ken van alle Engelse modehuizen ver tonen strakke rokken en manteltjes met iets uitstaande zakjes op heup hoogte. Vooral Stiebel accentueerde deze lijn, door de jasjes een typisch jacquetsnit te geven. Hoornen of hou- |en knopen op de panden vestigden nog eens extra de aandacht op zijn queue-idee. Ook de geklede dinertoiletten, van achteren neerruisend tot op de grond, meestal van zware damast en bro- caatstoffen, hadden die queue de Paris die echter niets, maar dan ook niets gemeen heeft met de New-Look, die we weer zo spoedig hebben afgedankt. De mantelpakken zijn al dan niet met een bijpassende jas van het prachtig ste tweed, dat men zich maar denken kan. Over het algemeen zijn de pa troontjes heel fijn, bruin met lavendel blauw, staalgrijs of donker flessen- groen. Manchetten en kraag zagen we dikwijls van fluweel. Dat prachtige materiaal wordt veel gebruikt. Ook in' de variaties van velours en zelfs op zijde, een soepel zachtglanzende stof van zeldzame distinctie. Worth had hier prachtige voorbeelden van. De fluwelen mantels waren hoog gesloten in prinsesmodel met een klein op staand kraagje. Voor de geklede mid dagtoiletten wordt het plechtige flu weel een lichte toets gegeven door zil verlamé of wit satijn; maar uiterst somber is de Engelse ontwerper met dergelijke onderbrekingen van zijn lijn. De mantels zullen de komende win ter niet meer zo enorm wijd zijn als de vorige jaren. Laat men echter nu niet denken, dat er een centimetertje min der stof in verwerkt zal worden, want overal waar men het maar bedenken kan zijn zakken aangebracht. Enorme opgestikte exemplaren laag onder de •taille, coquette uitstaande op heup hoogte, driedubbel gestikte bij de ^schouder en zelfs in het rugpand en 'even boven de rokzoom heeft men deze .versiering, dikwijls allerdwaast, aan gebracht. Alleen bij de tailleurs en de slanke figuurtjes staan die heupzakjes aller liefst. Een tresgalonnetje op fluweel of effen randje langs een ruitje ver- hoogde nog het effect. De halsuitsnijdingen van de mantels zijn zeer diep, dikwijls tot aan de taille, met de revers wordt daardoor de dubbele V lijn gemarkeerd, een ty pisch modeverschijnsel. Shawls van het zelfde materiaal als de japon zor gen voor de nodige warmte. Met de spiraallijn, die de geklede zwaardere vrouw alleen maar belache lijk maken. Kort zijn de rokken echter in geen geval. Victor Stiebel laat zelfs de middagtoiletten, die van voren een normale lengte hebben, van achteren tot slechts even boven de grond neer komen. De historie herhaalt zich, want zagen we dat in de jaren 1930 ook al niet? Het is een wonderlijk verrassend en grillig wezen, de mode, dat blijkbaar tegelijk totaal verschillende mensen, zoals de Londense modeontwerpers, die we zagen, toch zijn, dezelfde inspira tie kan inblazen, want hoe zou er an ders ooit een nieuwe wet voor de kle ding van de vrouw gebracht kunnen worden? Badpakje voor kleuter» van ongeveer 3 jaar Gekleed japonnetje van biocaal mei diepe uitwaaierende plooien van achteren, die belangrijk langer vallen. japonnen typeert, zijn dat wel de meest aanvaarde modesnufjes. Die spiraal is heel bijzonder. Aan een der schouders hecht zich een brede volant, die dwars over de corsage tot in de taille loopt, zich voortzet en op heuphoogte weer op het voorpand komt om te eindigen in de rokzoom. Het geeft iets elegants aan het toilet en tegelijk iets mysteri eus, want tijdens het lopen is het bijna ondoenlijk om nu eens kort en goed te zeggen hoe en waar, die spiraal zich nu precies kronkelt. Het handwerk, broderie in pailletten, edelstenen, gitten en parlemoer even als fijne naaldplooitjes in de ragdun ne georgettes maken de creaties van Hartnell zo bijzonder. Bij de kanten japonnen gedragen over glanzend sa tijn is het kantpatroon op de corsage stijf geborduurd met pailletten, waar door niet alleen een glinsterend en schitterend effect verkregen wordt, doch ook het contrast tussen het stijf staande strakke lijfje en de uitwaaie rende soepele rok groter wordt. Onze schetsen tonen duidelijk de nieuwe modelijnen. Hierbij is ook tc zien, dat de gevreesde rokverkorting, althans naar de Engelse mode, geen doorgang heeft gevonden. Bijna alle modeontwerpers hebben ronduit ver klaard, dit detail liever over te laten aan de draagsters. Ieder type, zo rede neren zij, heeft een eigen roklengte nodig, wat voor de lange slanke vrouw noodzakelijk is kan de kleine dikke plomp maken en waar het frêle figuur tje er jong mee uit ziet, dat kan de De boordjes en de verdere afwerking brert men 1 verdraaid recht, 1 st ave- Het verdere gedeelte met 3 kleuren als le naald: met geel; geheel recht breien. 2e naald: met geel; geheel averecht breien. 3e naald: met groen; 3 st. recht brei en, 2 st. aver, afhalen (de draad soepel aan achterkant van het werk houden) van af herhalen; eindigen met 3 r. 4e naald: met groen; geheel aver. 5e naald: met geel: geheel r. 6e naald: met geel; gehee'l aver. 7 naald: met bruin: 3 st. aver. afh.. 2 st. r., van af herhalen. 8e naald: met bruin; geheel aver. br. Deze 8 naalden worden steeds herhaald. VOORPAND: Men begint onder aan het broekje en zet met bruin 19 st. op en breit hierop in tricot (heen recht, terug aver.) aan 't einde van iedere naald (dus- aan beide zijden) zet men 4 X 6 en 2 X 7 st. bij. Met de nu verkregen 95 st. breit men in het 3-kleuren-patroon verder, aan het begin en einde van elke naald 1 kant- Als 't werk 20 cm. lang is-in 't midden ge meten, mindert men in één naald tot 75 st door elke 4e en 5e st samen te breien. Op deze 75 st breit men de taille met bruin, 1 st verder, 1 st aver., gedurende 1% cm, dan breit men een gaatjes- 1 st verdr., 1 st aver., omsl. maken, 2 st. r. sa- menbr. van af herha len. Na deze gaatjesnaald nog 1% cm. 1 st. verdr. r. 1 st aver, breien Dan kan men aan 't be gin der eerstvolgende 2 nld. 14 st af. Op de overblijvende 47 st breit men nog 10 cm. in 3 kleuren-patroon, (joch in plaats van één kantsteek heeft men er nu 2 aan beide kanten, deze breit men in de kleur als wel ke de patroonnaald aan geeft. Ons model is in drie kleu ren gebreid op pennen 2'A. We hebben totaal 100 gram nodig Dan neemt men de kantlussen van dat stukje aan beide kanten op, en zet deze elk op één naald. Nu bij de 47 steken van het stukje deze aan beide kanten opgenomen lussen (bij ons model 33) bij breien in bruin, en op deze verkregen 113 steken één bies van 8 10 nld. (1 Va cm.) breien, in 1 verdr. r., 1 averecht. Op de hoekjes wordt steeds op goede kant 2 st. gemeerderd, door vóór en na de hoeksteek, 1 st. te meerderen, door een lus van de vorige toer op te ne men en verdr. r. te breien. Als het biesje 1V4 cm. as, alle steken af kanten. Doch 3 steken van de hocksteken af, laat men 8 steken op de naald voor de schouderbandjes. Op deze 2x8 steken breit men nog 24 cm. door in 1 verdr. r„ HET RUGPAND breit men precies zo tot en met de taille. Daarna de steken afkanten, zijnaden dichtnaaien. Dan on- de pijpjes, de steken op- De tailleur „winter 1950" heett een rerbtede heuplijn en een laag uit gesneden V-hals. Victor Stiebel geelt rijn modellen bovendien een accent door de wal uitslaande achterpandjes. /*\P één van de weinige stralende lomer- dagen, die Juli ons gegeven heeft be zocht ik een jong meisje in een ziekenhuis. Brede, koele gangen met soms aan weers kanten zalen, waar rij-en bedden stonden. Mannen, vrouwen, jongemensen, kinderen. Allen ziek, gedwongen tot rusten, velen pijn lijdend. Door geen mens te peilen in nerlijke spanningen, vóór een operatie, door een van dokter's gezicht afgelezen diagnose, door het zeker weten, dat de boel thuis mis loopt Ik liep tussen de twee rijen bedden door naar het eind van de zaal. waar voor de geopende tuindeuren mijn vriendinnetje lag. Toen gTeep ..het" me aan. In dat gan getje tussen die rijen bedden. Aan weers kanten pijn en lijden wetend liep ik regel recht op die stralende wereld daarbuiten af: een stukje Paradijs. En dit dit was er van gekomen Even later zei Marieke: „Fijn voor de mensen, dio met vacantie gaan, dat 't zulk mooi weer isl" en mij ontging de hun kering in haar ogen niet. Op weg naar 't ziekenhuis had ik óók gehunkerd. Naar m'n vacantie. naar de rust buiten in de bloeiende hei, waar ik m.i. hard aan toe was en met die ver wachtingsvolle blijdschap, waarmee vóór- pret een mens vervullen kan. had ik de dagen afgeteld.nog zóveel en dón En hier lag dit meisje bijna kind nog waarvan Kloos in weemoed zingt: „De ween om bloemen in de knop gebroken". Laten wij, die met vacantie zijn of gaan. dit toch aanvaarden als een groot genade-* geschenk van God en laten wij de zie ken in onze familie- of kennissenkring eens extra bedenken. Zij hebben het dubbel zwaar in deze zomermaanden, nu an deren er op uit trekken. Het „Waarom?" kan hen naar de keel vliegonl Laat dat WIJ met en. de anderen. „Waarom?" ons maar eens beschamend benauwen. Waarom wij wèl en zoveel duizenden niet? Om dan in grote dank baarheid te knielen aan de voet van het Kruis, waar onze Heer en Zaligmaker door Zijn onpeilbaar lijden óók de schat van onze gezondheid voor ons verwierL óók deze heerlijke vacantie En als het dan eens één of meer dagen van de morgen tot de avond regent, géén gemopper! Denk dón maar eens aan de zieken, de gevangenen, de verdrukten en benauwden achter het ijzeren gordijn, de strijdende jongemannen op Korea. Als wij zo'n rogendag eens benutten om een zieke, een eenzame, een alleenwonend oudje of iemand van wie wij weten, dat hij of zij het moeilijk heeft in 't leven, om die eens met een brief of extraatje te beden ken, dan zal dat zéker geen verloren dag zijn. Integendeell Hebben wij zo'n bekende niet dan kunnen wij toch zéker voor al die onbekende lijdenden bidden, vèèl bid den en aan hen denken. God is bezig Zijn oordeel aan deze wereld te voltrekken. En daar staan wij. die het nog zo goed hebben en iedere Zondag nog zo knus in ons kerkje zitten, niet nóasf God beware ons voor zó'n levenshouding, want dan zal het Sodom vordragelijkcr zijn in het oordeel Ja, dat Sodom Wat heeft Abraham voor dié goddeloze stad gebeden, toen God klaar stond Zijn oordeel aan haar te voltrekken. In ontzag'lijke geloofsbrutali- teit wierp Abraham zich tussen Gods oordeel en die stad in. Kennen wij zulk bidden Niet alleen voor Zuid- maar óók voor Noord-Koréa. voor rood-China, voor Rusland Of zijn we als lona tegenover Ninivé? Denken wij óók: voor mijn part wordt Moskou als een blokkendoos om gekeerd Zouden óók daar nog geen kinderen Gods zijn Of mensen, die zich nog tot God kunnen bekeren Ik geloof, dat wij vrouwen véél meer moesten bidden voor ól onze medemen sen en zó de dingen in het „groot" zien. Zullen we dan geen geweldiger dingen bereiken dan met dat egoïstisch en a-sociale hamsteren, dat van puur onge loof en zelfzucht getuigt Zieke, die dit leest, u hebt het wellicht erg moeilijk voor uzelf in deze maanden. Uw Vader ként uw nood. Béter nog dan uzèlf die peilen kunt Zeg Hem ólles maar. Hij wordt nooit moe naar u te luisteren. En denk nooit, dat u daar maar nutteloos neerligt I U kunt zóveel doen tot de bevordering van de komst van Gods Koninkrijk I Wilt u het concreter u kunt met ons gezonden meebidden voor de wereld-in-nood. u kunt een gezonde tot daadwerkelijke naastenliefde brengen en tot dankbaarheid, waar hij of zij ónders wellicht de gezondheid en de vacantie- genoegens als vanzelfsprekend aanvaard had. Zó alleen zal het mogelijk zijn. dat wij, die in gezondheid mogen genieten van die nog altijd luid de heerlijkheid van haar Schepper verkondigt, mét de zieken, de eenzamen en zélfs met hen, die in zeer donkere lijdensnacht verkeren. Gods lof zingen I MARGAR1THA. ZONDAGSBLAD 29 JULI 1950 7 Niet VIER maar TIEN prijzen Beste Neven en Nichten. Allemaal*vacantic zeker? Ik heb ten minste een geweldige hoeveelheid kleurplaten gekregen. Goed zo, jon gens en meisjes, dat houden we voort aan zo, hoor! Maar ja, ik voelde het als mijn plicht, om van mijn kant toch ook iets extra's te doen, nu jullie zo bijzonder je best gedaan hebben alle maal- Vandaar dat ik als beloning voor jullie ijver dit keer niet vier maar tien prijzen heb verzonden. De gelukkigen zijn: Elsje v. d- Does, D. ter Wee, Hendri Korbijn, Nellie Mopman, Ineke Knoester, Daan van Oosten, Anke Westra, Rudi van Oorc, Piet Konings en Sjaneke Jilleba. Heel veel neven en nichten hebben hun tekening ingelijst, zoals Mappie Neeleman. Ik heb er een heleboel mensen plezier mee gedaan en op mijn eigen kamer hangen ec zelfs drie. Fijn hoor! Het werd me letterlijk groen en geel voor ogen, toen ik jullie tekenin gen bekeek. Er zijn zulke prachtige plailen bij! Ik durf eigenlijk niemand een pluim te geven, omdat het allemaal even mooi was. Nu komt dan mijn weke lijks babbeltje met een paar brief- schTij ventjes: Jan Vos: Fijn dat je bent overge gaan, zeg. Arend Scheffel: Nog veel goede wensen voor je verjaardag. Arend. WiUie Rodenburg: Leuk, zo'n stelletje broertjes en zusjes thuis, vina je niet? Stoei je wel eens flink met ze? Jan Balt; Ik hoop, dait ze op de ambachtsschool een flinke vakman van je maken. Annie Timmers: Met zo'n rapport kun je voor de dag ko men, zeg! Heb je zo lang vacantie? Dan maar flink meedoen aan de wed strijden van oom Karei. Jan Schyi. Een pluim voor je waterverftekening. Ella Hageman: Wat een enige fantasie heb jij, Ella. Dicky Blijleven: Zij gaat met September naar de grote school en nu heeft Moeder voor haar een briefje geschreven. Zij heeft om haar tekening een keurig lijstje gevlochten en daar ben ik erg blij mee, Dicky! Ike Bakker: Nu was je briefje op tijd. Bedankt voor waterverfplaatje, Tke. Ina den Hartog schrijft: „Er is feest in 't kabouterland er was al vroeg parade. Oom Karei was verslaggever bij deze serenade". Leuk, hoor. Corrie Hageman: Nee, ik zit niet de hele dag bij de brievenbus, maar ik heb wel da gen nodig, om al jullie post door te lezen. En je begrijpt zeker wel, dat ik dat maar al te graag doe? „Marianne Ik ben heel erg benieuwd naar de cij fers van je rapport. Vast en zeker vex-- tel je mij nog even, hoe ze waren. Anny Houwaart: Zo, gelooft jouw broertje nog in kaboutertjes? Dan moet je hem maar veel sprookjes voor lezen. W- A. Meurs: Zul je namens Oom Kare! je Vader hartelijk felici teren met zijn verjaardag? Willy Ambtman: Vind je het fijn, om naar een dierenpark te gaan? Joke Werk meester: Heel aardig, dat gedichtje van jou, zeg. Zeker zelf gemaakt, hè? Ada Kiuiper: Zeker, meid het moet maar gauw beter vacantieweer wor den. Jan Frits de Knoop vertelt, dat zijn Moeder in Indië is. Je schrijft haar zeker veel, Jan? Doe haar dan ook mijn groeten en vertel, dat je in de krant hebt gestaan. Tineke van Har- berden: Nou, je Vader en Moeder heb ben gelijk, hoor: Je rapporrt is prima. Er staat geen enkele onvoldoende op. Henny van Rij: Ik krijg in de vacantie juist zo geweldig veel brieven van jullie. Had je niet gedacht, hè? Jan de Vries: Nee, Jan, natuurlijk ben ik niet boos als ik eens een kleurplaat zie, die niet zo mooi is als andere pla ten. Maar jouw tekening was helemaal niet lelijk. Hoe kom je daar nou bij, Jan? Tenslotte krijgt Anke Westra nog een stevige hand van Oom Karei voor haar tiende verjaardag en dan heb ik voor deze week het mijne weer gezegd- Veel plezier allemaal, geniet maar echt van je vacantie! Oom Karei Een at kan men alleen gebruiken 's winters, als er een Hink pak sneeui is. Maai 't kan ook anders. Dit ziet men op de weg van Rhoon naar Bi Een mooie oude ar is daar omgetoverd in een prachtige bloem jullie PRAATJE BU PLAATJE Ja, wat sou dit plaatje nu voorstellen? Wat doet dat manne tje in die bloem met die sleutel en wat beeft die koning met dat kasteel te maken Kijk, jongens en meisjes, dat is nu de grap ran dit plaatje: jullie mo- self j laten zijn rtellen over wat er op dit plaatje is afgebeeld. Een kort opstel dus, maar een. opstel, dat moet gaan over deze tekening. Is dat geen aardig werkje voor de vacantie? De beste verhaaltjes ko men in het blad en de inzenders ervan krijgen beloi praatje bij uw pla< OOM KAREL. tVl*00* V Josje's broertje, Keesje, heeft veel vriendjes op het dorp. Kleinen en gro ten. Maar er is één man, waar Keesje niet erg veel van houdt. Die man heet Taling. Een gekke naam, vindt Keesje. Een paling is lang en glibberig en ge niepig óók. Hij glipt zomaar tussen je vingers door, nét als je denkt hem stevig vast te hebben- Nee, Keesje houdt niet van paling. Meneer Paling is een kort, dik man netje met een erg groot hoofd. Dat klopt helemaal niet met z'n naamge noot. Paling wordt vaak door de grote jon gens geplaagd. Dat vindt Keesje niet erg leuk. Stilletjes, schuw-kijkend, een grote bocht makend, loopt Keesje al tijd om hem heen. Als hij dan voor bij is, ademt hij verlicht op. Dat „ge vaar" is ook weer geweken. Als de grote jongens plagend roepen: „Paling, Paling, wanneer duik je in de kreek?" krijgt Paling zo'n rood hoofd, dat Keesje bang is, dat het zal barsten. Een diep medelijden bekruipt hem dar. met de man, die zo alléén is en altijd zo sluipend door de straten gaat. Mammie zegt dikwijls: „Keesje, jij mag nooit meedoen met dat geplaag. Meneer Paling kan er niets aan doen, dat hij zo'n groot hoofd heeft." Keesje begrijpt dit wel niet zo goed, maar hij belooft Mammie, nooit mee te doen. Op Muizenschool In de school van Meester Weel-al Krijgt de maizenjeugd baar les I Meester stelt haar thans de vragen Van les acht. tot nummer zes. ..Knabbel, kan jij mij ook zeggen: Waar ligt Spek en waar ligt Ham Langstaart, wat moest er gebeuren Als au Kater Snor eens kwam? Hoe ontwijkt men muizenvallen? Waar staat 't meelvat, waar de kaast Door welk gaatje kun je kruipen Met bel allerminst geraas? Puntneus, zit niet zo te draaien I Pieper I Hou je staart eens stil I Doe zoals je wordt bevolen En als Meester Weel-al 't wil T AVONTUREN VAN JANNY H. v. d. SCHOOR 5) Het maantje keek eens naar het ondeugende tweetal, dat daar zo rustig lag te slapen. Hij schudde zijn wijze hoofd: „Domme, domme klein tjes", dacht hij. De sterretjes keken naar hen met afkeurende blikken: „Domme, domme kleintjes", dachten zij. 4. WAAR IS KNOBBELTJE?! „Eén, twee, drie, vier. vijf, zesjongens, waar is Knobbeltje? Knobbeltje is er niet riep moeder Langoor verschrikt uit. Ze waren bjj het nieuwe nest aangekomen en daar deed moeder de vreselijke ontdekking, dat Knobbeltje er niet was. Ze wist. dat ze hem niet kwijtgeraakt waren, maar dat hij zelf weggelopen „O, vader, wat moeten we nu toch doen", riep ze rade loos uit. Ze haalde zich al reeds allerlei vreselijke dingen ln 't hoofd: Hg was natuurlijk door de drukte van 't verhui zen in staat geweest om er stilletjes vandoor te gaan en nu werd hij misschien wel door Kronkel, de slang of door Sluwardi, de bunzing gedood! O, had ze nu toch maar beter op hem gelet Ze maakte zich steeds ongerus ter. Vader probeerde haar gerust te stellen: „Ach, vrouwtje, zei hij, wees toch kalm. We gaan nu met z'n allen hem zoeken en dan zul len we hem best vinden, hoor." Zo gingen ze dan zoeken. Maar na een poosje kwamen ze weer thuis, ze hadden niets gevonden. Moedertje wist zich geen raad van angst. Ze kende haar kind te goed om niet te wetên, dat hij een waaghals was en alles durfde. Vader zei: „Vrouw, ik ga van middag weer zoeken en dan blijf j'j hg de kinderen." Na het eten ging vader dus weer op weg. Moeder bleef thuis bij de haasjes. Die waren erg stil, ze zagen het verdrietige gezicht van hun moedertje wel. „Wat Is Knobbeltje toch erg stout, hè Mammie?' vroeg er één. „Ja, kind, antwoordde moe der, maar hij zal er wel erge spijt van hebben, denk ik." Ze kreeg tranen in haar ogen. toen ze opeens bedacht, dat hij er misschien niet eens meer spijt van zou kunnen krijgen! O, ze moest er niet aan denken, dat ze hem dan nooit weer zou zien. „Ik hoop, dat jullie niet eerder alleen er vandoor zult gaan, voordat vader en ik jullie daar toe stemming voor gegeven heb ben. Nu zijn jullie daar nog veel te klein voor." Beloven jullie Mammie dat?" „Ja, Mammie", zeiden ze allemaal. De middag duurde vreselijk lang. Eindelgk, daar kwam vader aan, maarzonder Knobbeltje! Moeder maakte zich vreselijk zenuwachtig. „Stil toch, vrouwtje, suste vader, hij is zo bij-de-hand, hy zal best een plekje opzoe ken, waar hg vannacht kan slapen. Morgen gaan we weer met nieuwe moed zoeken. Htj zal heus wel weer terug komen, hoor, maak je nu niet zo ongerust." Zo probeerde hij haar moed in te spreken. De kinderen moesten eten en naar bed. Lang zaten vader en moeder nog op. Ze spraken niet veel tegen elkaar. Allebei dachten ze aan hun kind, dat ze misschien wel nooit weer zouden zien. Maar dkt zeiden ze niet. Eindelijk gingen ook vader en moeder naar bed, maar geen van tweeën deed een oog dicht, die nacht. De maan schudde meewarig baar wijze hoofd: „Arme vader en moeder", dacht zij. De sterretjes keken be droefd naar hen: „Arme va der en moeder", dachten zg. 5. SNEEUW EE'S AFSCHEID De zon stond al hoog aan de hemel, toen de twee deug nieten wakker werden. Ze rekten zich eens uit en wisten eerst niet waar ze waren. Maar toen ze hun oogjes eens goed uitgewreven hadden, zagen ze dat ze in een heel andere omgeving wakker werden, dan zij gewend waren. Opeens herinnerden zg zich, dat ze weggelopen waren en nu in een vreemd holletje ge slapen hadden. „Ik wil vandaag naar huis. Knobbeltje", zei Sneeuwie. (Wordt vervolgd) Op een dag, als Keesje rustig een boodschap voor Mammie doet, staat hij ineens midden in een groep jongens, die meneer Paling zien aankomen en sarrend joelen: „Paling, Paling, wan neer duik je in de kreek?" Angstig kijkt Keesje om zich heen. Hoe moet hij hier uitkomen? Sidderend ziet hij Paling aankomen. Paling loert. Nü zal hij zijn slag slaan. Hij is vlak bij zijn huis. Eindelijk zal hij één van die ben gels in z'n knuisten krijgen, hem mee sleuren z'n huisje in en hem daar een pak slaag geven. Hij is het geplaag beu. Meer dan beu. Hij is vlak bij de jongens gekomen en de jongens, die zich met z'n allen sterk voelen en weten, dat het altijd Paling is, die op de vlucht slaat, all hy vlak bij hen is, schreeuwen nog harder: „Paling, waarom duik je niet in de kreek?" Dan, met een sprong, staat Paling midden in de groep. Hij grijpt één bij de kraag. Het ge joel verstomt. Dat is nog nooit ge beurd enoch arme.daar sleurt Paling Keesje mee. Keesje, de eni ge, die nooit plaagt! De jongens zetten het beduusd op een lopen. Keesje hoort de klompen en harde schoenen wegsterven. De hand in z'n kraag knelt. Strompe lend sukkelt hij met Paling mee. Oh, wat is dal verschrikkelijk. En hij heeft niks gedaan. Hij zou wel willen schreeuwen, maar z'n keel zit dicht. Pot-dicht. Dan stoot Paling de deur van z'n huisje open en duwt Keesje het por taal in. Keesje krimpt ineen als hij de haat ziet, die in Palings ogen is. Die ogen gaan glinsteren. „Nu krijg ik een pak slaag", weet Keesje. Hij heeft niks ge daan. Dat is niet eerlijk. De j o n g e ai plaagden, hij nóóit. Het is geméén en plotseling gaat hy rechtop staan ln het kleine portaaltje en zegt wanho- pig-dapper: „Paling, pas op, dat je me niet slaat, hoor, want m'n Vader kan nog veel harder slaan." Dan schiet hij als een haas de deur uil en rent naar huis. TONNIJ WEST-VEE&-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 8