4 voor óe vrouw
TWEED en JERSEY
VACANTIE
4 onze jeuqó-p&qin& f
Keesje
KNOBBELTJE LANGOOB
ZONDAGSBLAD 29 JULI 1950
DE sloffen voor de wintermodellen
Engeland propageert de verbrede heuplijn
en houdt de rokken op maat
(Van onze moderedactrice)
WE hebben nu drie dagen op onge
makkelijke vergulde stoeltjes ge
zeten. Dat was bij de kleermaker van
de Koningin van Engeland in de spie
gelende salons van Hartnell, tussen de
gouden luchters bij Victor Stiebel, in
het trappenhuis van oud-eiken bij Peter
Russell en in het popperige huisje,
waar Creed zijn militante inspiratie
uitwerkt tot volmaakte tailleurs.
We zullen in ieder geval heel slank
moeten zijn om aan de wensen van
deze modekoningen te voldoen. Geen
greintje medelijden zal de wintermode
1950 met ons hebben. De mantelpak
ken van alle Engelse modehuizen ver
tonen strakke rokken en manteltjes
met iets uitstaande zakjes op heup
hoogte. Vooral Stiebel accentueerde
deze lijn, door de jasjes een typisch
jacquetsnit te geven. Hoornen of hou-
|en knopen op de panden vestigden
nog eens extra de aandacht op zijn
queue-idee.
Ook de geklede dinertoiletten, van
achteren neerruisend tot op de grond,
meestal van zware damast en bro-
caatstoffen, hadden die queue de Paris
die echter niets, maar dan ook niets
gemeen heeft met de New-Look, die
we weer zo spoedig hebben afgedankt.
De mantelpakken zijn al dan niet met
een bijpassende jas van het prachtig
ste tweed, dat men zich maar denken
kan. Over het algemeen zijn de pa
troontjes heel fijn, bruin met lavendel
blauw, staalgrijs of donker flessen-
groen. Manchetten en kraag zagen we
dikwijls van fluweel. Dat prachtige
materiaal wordt veel gebruikt. Ook in'
de variaties van velours en zelfs op
zijde, een soepel zachtglanzende stof
van zeldzame distinctie. Worth had
hier prachtige voorbeelden van. De
fluwelen mantels waren hoog gesloten
in prinsesmodel met een klein op
staand kraagje. Voor de geklede mid
dagtoiletten wordt het plechtige flu
weel een lichte toets gegeven door zil
verlamé of wit satijn; maar uiterst
somber is de Engelse ontwerper met
dergelijke onderbrekingen van zijn
lijn.
De mantels zullen de komende win
ter niet meer zo enorm wijd zijn als de
vorige jaren. Laat men echter nu niet
denken, dat er een centimetertje min
der stof in verwerkt zal worden, want
overal waar men het maar bedenken
kan zijn zakken aangebracht. Enorme
opgestikte exemplaren laag onder de
•taille, coquette uitstaande op heup
hoogte, driedubbel gestikte bij de
^schouder en zelfs in het rugpand en
'even boven de rokzoom heeft men deze
.versiering, dikwijls allerdwaast, aan
gebracht.
Alleen bij de tailleurs en de slanke
figuurtjes staan die heupzakjes aller
liefst. Een tresgalonnetje op fluweel
of effen randje langs een ruitje ver-
hoogde nog het effect.
De halsuitsnijdingen van de mantels
zijn zeer diep, dikwijls tot aan de
taille, met de revers wordt daardoor
de dubbele V lijn gemarkeerd, een ty
pisch modeverschijnsel. Shawls van
het zelfde materiaal als de japon zor
gen voor de nodige warmte.
Met de spiraallijn, die de geklede
zwaardere vrouw alleen maar belache
lijk maken. Kort zijn de rokken echter
in geen geval. Victor Stiebel laat zelfs
de middagtoiletten, die van voren een
normale lengte hebben, van achteren
tot slechts even boven de grond neer
komen. De historie herhaalt zich, want
zagen we dat in de jaren 1930 ook al
niet?
Het is een wonderlijk verrassend en
grillig wezen, de mode, dat blijkbaar
tegelijk totaal verschillende mensen,
zoals de Londense modeontwerpers, die
we zagen, toch zijn, dezelfde inspira
tie kan inblazen, want hoe zou er an
ders ooit een nieuwe wet voor de kle
ding van de vrouw gebracht kunnen
worden?
Badpakje
voor kleuter» van ongeveer 3 jaar
Gekleed japonnetje van biocaal mei
diepe uitwaaierende plooien van
achteren, die belangrijk langer vallen.
japonnen typeert, zijn dat wel de meest
aanvaarde modesnufjes. Die spiraal is
heel bijzonder. Aan een der schouders
hecht zich een brede volant, die dwars
over de corsage tot in de taille loopt,
zich voortzet en op heuphoogte weer
op het voorpand komt om te eindigen
in de rokzoom. Het geeft iets elegants
aan het toilet en tegelijk iets mysteri
eus, want tijdens het lopen is het bijna
ondoenlijk om nu eens kort en goed te
zeggen hoe en waar, die spiraal zich nu
precies kronkelt.
Het handwerk, broderie in pailletten,
edelstenen, gitten en parlemoer even
als fijne naaldplooitjes in de ragdun
ne georgettes maken de creaties van
Hartnell zo bijzonder. Bij de kanten
japonnen gedragen over glanzend sa
tijn is het kantpatroon op de corsage
stijf geborduurd met pailletten, waar
door niet alleen een glinsterend en
schitterend effect verkregen wordt,
doch ook het contrast tussen het stijf
staande strakke lijfje en de uitwaaie
rende soepele rok groter wordt.
Onze schetsen tonen duidelijk de
nieuwe modelijnen. Hierbij is ook tc
zien, dat de gevreesde rokverkorting,
althans naar de Engelse mode, geen
doorgang heeft gevonden. Bijna alle
modeontwerpers hebben ronduit ver
klaard, dit detail liever over te laten
aan de draagsters. Ieder type, zo rede
neren zij, heeft een eigen roklengte
nodig, wat voor de lange slanke vrouw
noodzakelijk is kan de kleine dikke
plomp maken en waar het frêle figuur
tje er jong mee uit ziet, dat kan de
De boordjes en de verdere afwerking
brert men 1 verdraaid recht, 1 st ave-
Het verdere gedeelte met 3 kleuren als
le naald: met geel; geheel recht breien.
2e naald: met geel; geheel averecht
breien.
3e naald: met groen; 3 st. recht brei
en, 2 st. aver, afhalen (de draad soepel
aan achterkant van het werk houden)
van af herhalen; eindigen met 3 r.
4e naald: met groen; geheel aver.
5e naald: met geel: geheel r.
6e naald: met geel; gehee'l aver.
7 naald: met bruin: 3 st. aver. afh.. 2 st.
r., van af herhalen.
8e naald: met bruin; geheel aver. br.
Deze 8 naalden worden steeds herhaald.
VOORPAND: Men begint onder aan
het broekje en zet met bruin 19 st. op en
breit hierop in tricot (heen recht, terug
aver.) aan 't einde van iedere naald (dus-
aan beide zijden) zet men 4 X 6 en 2 X
7 st. bij. Met de nu verkregen 95 st. breit
men in het 3-kleuren-patroon verder, aan
het begin en einde van elke naald 1 kant-
Als 't werk 20 cm.
lang is-in 't midden ge
meten, mindert men in
één naald tot 75 st door
elke 4e en 5e st samen
te breien.
Op deze 75 st breit
men de taille met bruin,
1 st verder, 1 st aver.,
gedurende 1% cm, dan
breit men een gaatjes-
1 st verdr., 1 st aver.,
omsl. maken, 2 st. r. sa-
menbr. van af herha
len.
Na deze gaatjesnaald
nog 1% cm. 1 st. verdr.
r. 1 st aver, breien
Dan kan men aan 't be
gin der eerstvolgende 2
nld. 14 st af. Op de
overblijvende 47 st breit
men nog 10 cm. in 3
kleuren-patroon, (joch in
plaats van één kantsteek
heeft men er nu 2 aan
beide kanten, deze breit
men in de kleur als wel
ke de patroonnaald aan
geeft.
Ons model is in drie kleu
ren gebreid op pennen
2'A. We hebben totaal 100
gram nodig
Dan neemt men de kantlussen van dat
stukje aan beide kanten op, en zet deze
elk op één naald.
Nu bij de 47 steken van het stukje deze
aan beide kanten opgenomen lussen (bij
ons model 33) bij breien in bruin, en op
deze verkregen 113 steken één bies van
8 10 nld. (1 Va cm.) breien, in 1 verdr. r.,
1 averecht. Op de hoekjes wordt steeds
op goede kant 2 st. gemeerderd, door vóór
en na de hoeksteek, 1 st. te meerderen,
door een lus van de vorige toer op te ne
men en verdr. r. te breien.
Als het biesje 1V4 cm. as, alle steken af
kanten. Doch 3 steken van de hocksteken
af, laat men 8 steken op de naald voor de
schouderbandjes. Op deze 2x8 steken
breit men nog 24 cm. door in 1 verdr. r„
HET RUGPAND breit men precies zo
tot en met de taille. Daarna de steken
afkanten, zijnaden dichtnaaien. Dan on-
de pijpjes, de steken op-
De tailleur „winter 1950" heett een
rerbtede heuplijn en een laag uit
gesneden V-hals. Victor Stiebel geelt
rijn modellen bovendien een accent
door de wal uitslaande achterpandjes.
/*\P één van de weinige stralende lomer-
dagen, die Juli ons gegeven heeft be
zocht ik een jong meisje in een ziekenhuis.
Brede, koele gangen met soms aan weers
kanten zalen, waar rij-en bedden stonden.
Mannen, vrouwen, jongemensen, kinderen.
Allen ziek, gedwongen tot rusten, velen
pijn lijdend. Door geen mens te peilen in
nerlijke spanningen, vóór een operatie,
door een van dokter's gezicht afgelezen
diagnose, door het zeker weten, dat de
boel thuis mis loopt
Ik liep tussen de twee rijen bedden door
naar het eind van de zaal. waar voor de
geopende tuindeuren mijn vriendinnetje
lag. Toen gTeep ..het" me aan. In dat gan
getje tussen die rijen bedden. Aan weers
kanten pijn en lijden wetend liep ik regel
recht op die stralende wereld daarbuiten
af: een stukje Paradijs. En dit dit was
er van gekomen
Even later zei Marieke: „Fijn voor de
mensen, dio met vacantie gaan, dat 't
zulk mooi weer isl" en mij ontging de hun
kering in haar ogen niet.
Op weg naar 't ziekenhuis had ik óók
gehunkerd. Naar m'n vacantie. naar de
rust buiten in de bloeiende hei, waar ik
m.i. hard aan toe was en met die ver
wachtingsvolle blijdschap, waarmee vóór-
pret een mens vervullen kan. had ik de
dagen afgeteld.nog zóveel en dón
En hier lag dit meisje bijna kind nog
waarvan Kloos in weemoed zingt: „De
ween om bloemen in de knop gebroken".
Laten wij, die met vacantie zijn of gaan.
dit toch aanvaarden als een groot genade-*
geschenk van God en laten wij de zie
ken in onze familie- of kennissenkring eens
extra bedenken. Zij hebben het dubbel
zwaar in deze zomermaanden, nu an
deren er op uit trekken. Het „Waarom?"
kan hen naar de keel vliegonl Laat dat
WIJ met
en. de anderen.
„Waarom?" ons maar eens beschamend
benauwen. Waarom wij wèl en zoveel
duizenden niet? Om dan in grote dank
baarheid te knielen aan de voet van het
Kruis, waar onze Heer en Zaligmaker door
Zijn onpeilbaar lijden óók de schat van
onze gezondheid voor ons verwierL óók
deze heerlijke vacantie
En als het dan eens één of meer dagen
van de morgen tot de avond regent, géén
gemopper! Denk dón maar eens aan de
zieken, de gevangenen, de verdrukten en
benauwden achter het ijzeren gordijn,
de strijdende jongemannen op Korea.
Als wij zo'n rogendag eens benutten om
een zieke, een eenzame, een alleenwonend
oudje of iemand van wie wij weten, dat hij
of zij het moeilijk heeft in 't leven, om die
eens met een brief of extraatje te beden
ken, dan zal dat zéker geen verloren dag
zijn. Integendeell Hebben wij zo'n bekende
niet dan kunnen wij toch zéker voor al
die onbekende lijdenden bidden, vèèl bid
den en aan hen denken. God is bezig Zijn
oordeel aan deze wereld te voltrekken.
En daar staan wij. die het nog zo goed
hebben en iedere Zondag nog zo knus in
ons kerkje zitten, niet nóasf God beware
ons voor zó'n levenshouding, want dan
zal het Sodom vordragelijkcr zijn in het
oordeel
Ja, dat Sodom Wat heeft Abraham
voor dié goddeloze stad gebeden, toen
God klaar stond Zijn oordeel aan haar te
voltrekken. In ontzag'lijke geloofsbrutali-
teit wierp Abraham zich tussen Gods
oordeel en die stad in. Kennen wij zulk
bidden Niet alleen voor Zuid- maar óók
voor Noord-Koréa. voor rood-China, voor
Rusland Of zijn we als lona tegenover
Ninivé? Denken wij óók: voor mijn part
wordt Moskou als een blokkendoos om
gekeerd Zouden óók daar nog geen
kinderen Gods zijn Of mensen, die zich
nog tot God kunnen bekeren
Ik geloof, dat wij vrouwen véél meer
moesten bidden voor ól onze medemen
sen en zó de dingen in het „groot" zien.
Zullen we dan geen geweldiger dingen
bereiken dan met dat egoïstisch en
a-sociale hamsteren, dat van puur onge
loof en zelfzucht getuigt
Zieke, die dit leest, u hebt het wellicht
erg moeilijk voor uzelf in deze maanden.
Uw Vader ként uw nood. Béter nog dan
uzèlf die peilen kunt Zeg Hem ólles
maar. Hij wordt nooit moe naar u te
luisteren. En denk nooit, dat u daar maar
nutteloos neerligt I U kunt zóveel doen
tot de bevordering van de komst van
Gods Koninkrijk I Wilt u het concreter
u kunt met ons gezonden meebidden voor
de wereld-in-nood. u kunt een gezonde
tot daadwerkelijke naastenliefde brengen
en tot dankbaarheid, waar hij of zij ónders
wellicht de gezondheid en de vacantie-
genoegens als vanzelfsprekend aanvaard
had.
Zó alleen zal het mogelijk zijn. dat wij,
die in gezondheid mogen genieten van
die nog altijd luid de heerlijkheid van
haar Schepper verkondigt, mét de zieken,
de eenzamen en zélfs met hen, die in zeer
donkere lijdensnacht verkeren. Gods lof
zingen I
MARGAR1THA.
ZONDAGSBLAD 29 JULI 1950
7
Niet VIER
maar TIEN prijzen
Beste Neven en Nichten.
Allemaal*vacantic zeker? Ik heb ten
minste een geweldige hoeveelheid
kleurplaten gekregen. Goed zo, jon
gens en meisjes, dat houden we voort
aan zo, hoor! Maar ja, ik voelde het
als mijn plicht, om van mijn kant toch
ook iets extra's te doen, nu jullie zo
bijzonder je best gedaan hebben alle
maal- Vandaar dat ik als beloning voor
jullie ijver dit keer niet vier maar
tien prijzen heb verzonden.
De gelukkigen zijn: Elsje v. d- Does,
D. ter Wee, Hendri Korbijn, Nellie
Mopman, Ineke Knoester, Daan van
Oosten, Anke Westra, Rudi van Oorc,
Piet Konings en Sjaneke Jilleba.
Heel veel neven en nichten hebben
hun tekening ingelijst, zoals Mappie
Neeleman. Ik heb er een heleboel
mensen plezier mee gedaan en op mijn
eigen kamer hangen ec zelfs drie.
Fijn hoor!
Het werd me letterlijk groen en
geel voor ogen, toen ik jullie tekenin
gen bekeek. Er zijn zulke prachtige
plailen bij!
Ik durf eigenlijk niemand een pluim
te geven, omdat het allemaal even
mooi was. Nu komt dan mijn weke
lijks babbeltje met een paar brief-
schTij ventjes:
Jan Vos: Fijn dat je bent overge
gaan, zeg. Arend Scheffel: Nog veel
goede wensen voor je verjaardag.
Arend. WiUie Rodenburg: Leuk, zo'n
stelletje broertjes en zusjes thuis, vina
je niet? Stoei je wel eens flink met
ze? Jan Balt; Ik hoop, dait ze op de
ambachtsschool een flinke vakman
van je maken. Annie Timmers: Met
zo'n rapport kun je voor de dag ko
men, zeg! Heb je zo lang vacantie?
Dan maar flink meedoen aan de wed
strijden van oom Karei. Jan Schyi.
Een pluim voor je waterverftekening.
Ella Hageman: Wat een enige fantasie
heb jij, Ella. Dicky Blijleven: Zij gaat
met September naar de grote school
en nu heeft Moeder voor haar een
briefje geschreven. Zij heeft om haar
tekening een keurig lijstje gevlochten
en daar ben ik erg blij mee, Dicky!
Ike Bakker: Nu was je briefje op tijd.
Bedankt voor waterverfplaatje, Tke.
Ina den Hartog schrijft: „Er is feest
in 't kabouterland er was al vroeg
parade. Oom Karei was verslaggever
bij deze serenade". Leuk, hoor. Corrie
Hageman: Nee, ik zit niet de hele dag
bij de brievenbus, maar ik heb wel da
gen nodig, om al jullie post door te
lezen. En je begrijpt zeker wel, dat ik
dat maar al te graag doe? „Marianne
Ik ben heel erg benieuwd naar de cij
fers van je rapport. Vast en zeker vex--
tel je mij nog even, hoe ze waren.
Anny Houwaart: Zo, gelooft jouw
broertje nog in kaboutertjes? Dan
moet je hem maar veel sprookjes voor
lezen. W- A. Meurs: Zul je namens
Oom Kare! je Vader hartelijk felici
teren met zijn verjaardag? Willy
Ambtman: Vind je het fijn, om naar
een dierenpark te gaan? Joke Werk
meester: Heel aardig, dat gedichtje
van jou, zeg. Zeker zelf gemaakt, hè?
Ada Kiuiper: Zeker, meid het moet
maar gauw beter vacantieweer wor
den. Jan Frits de Knoop vertelt, dat
zijn Moeder in Indië is. Je schrijft haar
zeker veel, Jan? Doe haar dan ook
mijn groeten en vertel, dat je in de
krant hebt gestaan. Tineke van Har-
berden: Nou, je Vader en Moeder heb
ben gelijk, hoor: Je rapporrt is prima.
Er staat geen enkele onvoldoende op.
Henny van Rij: Ik krijg in de vacantie
juist zo geweldig veel brieven van
jullie. Had je niet gedacht, hè? Jan
de Vries: Nee, Jan, natuurlijk ben ik
niet boos als ik eens een kleurplaat
zie, die niet zo mooi is als andere pla
ten. Maar jouw tekening was helemaal
niet lelijk. Hoe kom je daar nou bij,
Jan? Tenslotte krijgt Anke Westra
nog een stevige hand van Oom Karei
voor haar tiende verjaardag en dan
heb ik voor deze week het mijne weer
gezegd- Veel plezier allemaal, geniet
maar echt van je vacantie!
Oom Karei
Een at kan men alleen gebruiken 's winters, als er een Hink pak sneeui
is. Maai 't kan ook anders. Dit ziet men op de weg van Rhoon naar Bi
Een mooie oude ar is daar omgetoverd in een prachtige bloem
jullie
PRAATJE
BU
PLAATJE
Ja, wat sou dit
plaatje nu voorstellen?
Wat doet dat manne
tje in die bloem met
die sleutel en wat beeft
die koning met dat
kasteel te maken Kijk,
jongens en meisjes,
dat is nu de grap ran
dit plaatje: jullie mo-
self
j laten
zijn
rtellen over wat
er op dit plaatje is
afgebeeld. Een kort
opstel dus, maar een.
opstel, dat moet gaan
over deze tekening. Is
dat geen aardig werkje
voor de vacantie? De
beste verhaaltjes ko
men in het blad en de
inzenders ervan krijgen
beloi
praatje bij uw pla<
OOM KAREL.
tVl*00* V
Josje's broertje, Keesje, heeft veel
vriendjes op het dorp. Kleinen en gro
ten. Maar er is één man, waar Keesje
niet erg veel van houdt. Die man heet
Taling. Een gekke naam, vindt Keesje.
Een paling is lang en glibberig en ge
niepig óók. Hij glipt zomaar tussen je
vingers door, nét als je denkt hem
stevig vast te hebben- Nee, Keesje
houdt niet van paling.
Meneer Paling is een kort, dik man
netje met een erg groot hoofd. Dat
klopt helemaal niet met z'n naamge
noot.
Paling wordt vaak door de grote jon
gens geplaagd. Dat vindt Keesje niet
erg leuk. Stilletjes, schuw-kijkend, een
grote bocht makend, loopt Keesje al
tijd om hem heen. Als hij dan voor
bij is, ademt hij verlicht op. Dat „ge
vaar" is ook weer geweken. Als de
grote jongens plagend roepen: „Paling,
Paling, wanneer duik je in de kreek?"
krijgt Paling zo'n rood hoofd, dat
Keesje bang is, dat het zal barsten.
Een diep medelijden bekruipt hem
dar. met de man, die zo alléén is en
altijd zo sluipend door de straten gaat.
Mammie zegt dikwijls: „Keesje, jij
mag nooit meedoen met dat geplaag.
Meneer Paling kan er niets aan doen,
dat hij zo'n groot hoofd heeft."
Keesje begrijpt dit wel niet zo goed,
maar hij belooft Mammie, nooit mee
te doen.
Op Muizenschool
In de school van Meester Weel-al
Krijgt de maizenjeugd baar les I
Meester stelt haar thans de vragen
Van les acht. tot nummer zes.
..Knabbel, kan jij mij ook zeggen:
Waar ligt Spek en waar ligt Ham
Langstaart, wat moest er gebeuren
Als au Kater Snor eens kwam?
Hoe ontwijkt men muizenvallen?
Waar staat 't meelvat, waar de kaast
Door welk gaatje kun je kruipen
Met bel allerminst geraas?
Puntneus, zit niet zo te draaien I
Pieper I Hou je staart eens stil I
Doe zoals je wordt bevolen
En als Meester Weel-al 't wil T
AVONTUREN VAN
JANNY H. v. d. SCHOOR
5)
Het maantje keek eens
naar het ondeugende tweetal,
dat daar zo rustig lag te
slapen. Hij schudde zijn wijze
hoofd: „Domme, domme klein
tjes", dacht hij.
De sterretjes keken naar
hen met afkeurende blikken:
„Domme, domme kleintjes",
dachten zij.
4. WAAR IS
KNOBBELTJE?!
„Eén, twee, drie, vier. vijf,
zesjongens, waar is
Knobbeltje? Knobbeltje is er
niet riep moeder Langoor
verschrikt uit.
Ze waren bjj het nieuwe
nest aangekomen en daar
deed moeder de vreselijke
ontdekking, dat Knobbeltje er
niet was. Ze wist. dat ze hem
niet kwijtgeraakt waren,
maar dat hij zelf weggelopen
„O, vader, wat moeten we
nu toch doen", riep ze rade
loos uit. Ze haalde zich al
reeds allerlei vreselijke dingen
ln 't hoofd: Hg was natuurlijk
door de drukte van 't verhui
zen in staat geweest om er
stilletjes vandoor te gaan en
nu werd hij misschien wel
door Kronkel, de slang of
door Sluwardi, de bunzing
gedood! O, had ze nu toch
maar beter op hem gelet Ze
maakte zich steeds ongerus
ter. Vader probeerde haar
gerust te stellen: „Ach,
vrouwtje, zei hij, wees toch
kalm. We gaan nu met z'n
allen hem zoeken en dan zul
len we hem best vinden, hoor."
Zo gingen ze dan zoeken.
Maar na een poosje kwamen
ze weer thuis, ze hadden
niets gevonden. Moedertje
wist zich geen raad van angst.
Ze kende haar kind te goed
om niet te wetên, dat hij een
waaghals was en alles durfde.
Vader zei: „Vrouw, ik ga van
middag weer zoeken en dan
blijf j'j hg de kinderen." Na
het eten ging vader dus weer
op weg. Moeder bleef thuis
bij de haasjes. Die waren erg
stil, ze zagen het verdrietige
gezicht van hun moedertje
wel. „Wat Is Knobbeltje toch
erg stout, hè Mammie?'
vroeg er één.
„Ja, kind, antwoordde moe
der, maar hij zal er wel erge
spijt van hebben, denk ik."
Ze kreeg tranen in haar ogen.
toen ze opeens bedacht, dat
hij er misschien niet eens
meer spijt van zou kunnen
krijgen! O, ze moest er niet
aan denken, dat ze hem dan
nooit weer zou zien. „Ik hoop,
dat jullie niet eerder alleen
er vandoor zult gaan, voordat
vader en ik jullie daar toe
stemming voor gegeven heb
ben. Nu zijn jullie daar nog
veel te klein voor." Beloven
jullie Mammie dat?" „Ja,
Mammie", zeiden ze allemaal.
De middag duurde vreselijk
lang. Eindelgk, daar kwam
vader aan, maarzonder
Knobbeltje! Moeder maakte
zich vreselijk zenuwachtig.
„Stil toch, vrouwtje, suste
vader, hij is zo bij-de-hand,
hy zal best een plekje opzoe
ken, waar hg vannacht kan
slapen. Morgen gaan we weer
met nieuwe moed zoeken. Htj
zal heus wel weer terug
komen, hoor, maak je nu niet
zo ongerust." Zo probeerde
hij haar moed in te spreken.
De kinderen moesten eten en
naar bed. Lang zaten vader
en moeder nog op. Ze spraken
niet veel tegen elkaar. Allebei
dachten ze aan hun kind, dat
ze misschien wel nooit weer
zouden zien. Maar dkt zeiden
ze niet. Eindelijk gingen ook
vader en moeder naar bed,
maar geen van tweeën deed
een oog dicht, die nacht. De
maan schudde meewarig baar
wijze hoofd: „Arme vader en
moeder", dacht zij.
De sterretjes keken be
droefd naar hen: „Arme va
der en moeder", dachten zg.
5. SNEEUW EE'S AFSCHEID
De zon stond al hoog aan
de hemel, toen de twee deug
nieten wakker werden. Ze
rekten zich eens uit en wisten
eerst niet waar ze waren.
Maar toen ze hun oogjes eens
goed uitgewreven hadden,
zagen ze dat ze in een heel
andere omgeving wakker
werden, dan zij gewend waren.
Opeens herinnerden zg zich,
dat ze weggelopen waren en
nu in een vreemd holletje ge
slapen hadden.
„Ik wil vandaag naar huis.
Knobbeltje", zei Sneeuwie.
(Wordt vervolgd)
Op een dag, als Keesje rustig een
boodschap voor Mammie doet, staat hij
ineens midden in een groep jongens,
die meneer Paling zien aankomen en
sarrend joelen: „Paling, Paling, wan
neer duik je in de kreek?"
Angstig kijkt Keesje om zich heen.
Hoe moet hij hier uitkomen?
Sidderend ziet hij Paling aankomen.
Paling loert. Nü zal hij zijn slag
slaan. Hij is vlak bij zijn huis.
Eindelijk zal hij één van die ben
gels in z'n knuisten krijgen, hem mee
sleuren z'n huisje in en hem daar een
pak slaag geven.
Hij is het geplaag beu. Meer dan
beu.
Hij is vlak bij de jongens gekomen
en de jongens, die zich met z'n allen
sterk voelen en weten, dat het altijd
Paling is, die op de vlucht slaat, all
hy vlak bij hen is, schreeuwen nog
harder: „Paling, waarom duik je niet
in de kreek?"
Dan, met een sprong, staat Paling
midden in de groep.
Hij grijpt één bij de kraag. Het ge
joel verstomt. Dat is nog nooit ge
beurd enoch arme.daar sleurt
Paling Keesje mee. Keesje, de eni
ge, die nooit plaagt!
De jongens zetten het beduusd op
een lopen. Keesje hoort de klompen
en harde schoenen wegsterven. De
hand in z'n kraag knelt. Strompe
lend sukkelt hij met Paling mee.
Oh, wat is dal verschrikkelijk. En
hij heeft niks gedaan.
Hij zou wel willen schreeuwen,
maar z'n keel zit dicht. Pot-dicht.
Dan stoot Paling de deur van z'n
huisje open en duwt Keesje het por
taal in.
Keesje krimpt ineen als hij de haat
ziet, die in Palings ogen is. Die ogen
gaan glinsteren. „Nu krijg ik een pak
slaag", weet Keesje. Hij heeft niks ge
daan. Dat is niet eerlijk. De j o n g e ai
plaagden, hij nóóit. Het is geméén en
plotseling gaat hy rechtop staan ln
het kleine portaaltje en zegt wanho-
pig-dapper:
„Paling, pas op, dat je me niet
slaat, hoor, want m'n Vader kan
nog veel harder slaan."
Dan schiet hij als een haas de deur
uil en rent naar huis.
TONNIJ WEST-VEE&-