Damesjumper in kantpatroon KNOBBELTJE LANGOOR t ZONDAGSBLAD I JULI 1950 VOOR öe VROUW Wifi- W" J ar, hele dagen ichtbai boder kind. Ik bedoel me! dit saaien geen zede- preckjes. die wij te pas oi te onpas ai- Onze jeugd hecht weinig oi geen waarde i wóórden. Zij beoordeelt ons veeleer dader stond knappe, veelgelezer jullie nog vóór 't eten fijn lurtjo 't nèt wee Je hengel overwon voor ogenblik de angst. Maar die vader en moeder van Henkl Die zou ik met pleizier eens even door elkaar rammelen I Oi ik dan struis vogelpolitiek vóórsta? Natuurlijk niet I Wet spreekt vanzeli. dat wij volwassenen „-is aivragen: „Wal zal hieruit voort komen?" en dat wij in deze oorlog op Korea een bedreiging van de internatio nale VTede zien. En als wij letten op de tekenen der tijden (o-m. dat de mensen hebbers van zicbzolvej HÏÏF" Ve spreken als vader en «uilen zijn!), J-ld-IIJk de roeder samen m zelis onze angst aan elkaar meedelen en wat het beste is: dit allemaal aan God zeggen en rustig in Zijn Vaderhanden leggen, maar wee ons, als wij onze kleinen de stuipen op het lijf jagen met onze dramatische, sensationele verhalenl De jonge kinderen zomin als onze pubers r dit geestelijk vei Zó ist. En »dt schrijfster Diet Kramer. In dit heeft mevrouw Muller—Kramer van de tegenwoordige jeugd, naar wie haar volle belangstelling uitgaat, gezegd, dat zij zo egocentrisch is. In gedachten zag ik vele moeders van bijna of nauwelijks vol wassen kinderen instemmend knikken. Ik deed het zélf ookl Bij al hun charmante eigenschappen, die culmineren in het: „eerlijkheid voor alles", draait hun hele bestaan om het eigen Ik. Maar is dat wonder? Hoe hebben de ouders van deze jongemensen zich ■vijf. zes. zeven jaar geleden gedragen? Viert tijdens oorlog en hongersnood hel menselijk egoisme geen hoogtij? Is ieder dan niet louter en alleen bedacht op eigen voordeel? Wat wij tóén onbewust gezaaid hebben. Ik zag een tafereeltje voor me uit de winter '44'45, toen we honger en kou leden. De bomen uit onze laan werden omgehakt De stammen en dikke takken waren voor de ziekenhuizen bestemd, de rest was voor de burgers. En d i (hoofd zakelijk vrouwen) weerden zich. Soms grepen twee, drie vrouwen zich aan één tak vast en zodra deze dóórgezaagd was. begon het lieve leven. „Néé. i k had 'm bet eerst vuile diefI" Dat was dan nog maar het begin vera po'n gevecht om een takl Kinderen ston den er tussenin. Zij schreeuwden en trok ken en scholden óók mee. Ze sagen hun Moeders meer gelijkenis vertonen met hyena's dan met de échte moeder van (huis. die zacht en lief was Op een gegeven moment stond ik óók te rukken aan een tak, die een ander met mij beet had en ik riep óók: „Néé. ik had 'm het eerst I" Toen keek ik plotseling in de grote, verwonderde, angstige ogen van een klein meisje en ik liet los in het plotseling besef, dat wat wij op dat moment in die kinderharten zaaiden, veel en véél erger was, dan het gemis van een £aar takken. Als wij er ons over beklagen, dat onze grote kinderen zo zelfzuchtig zijn. vragen we onszelf dan wel al, of wij hen altijd zijn vóórgegaan in het onzelf zuchtig dienen en helpen van onze mede mensen? Hoeveel slecht zaad wij óók met onze woorden kunnen strooien, bleek wijze. Gisteren is door de radio het bericht van de oorlog op Korea wereldkundig gemaakt. En vandaag komen m'n jongens me in zenuwachtige bezorgdheid vertellen: .^Moeder, binnen een week hebben we hier oorlog. De vader en moeder van Henk hebben or vanmorgen aan tafel samen over gepraat en gezegd, dat Rus land nu aan Amerika de oorlog gaat verklaren en dat dan de atoombommen hier komen en dan wordt het allemaal heel erg en misschien vergaat de wereld 't volgend jaar al, want Henlcs moeder zegt, dat de Heere Jezus nu heel gauw komt." Lachende en zo luchtig mogelijk zei ik: „Tjonge, wat 'n knappe moeder heeft die Henk zegl In de Bijbel staat, dat a ie dag komt als een dief in de nacht, maar Henks moeder weet alvast dat het volgend jaar zover zal zijn. Dwaasheid, cngensl Naar zulke praatjes moeten ullie niet eens luisteren. We leven rustig en blij bij de dag en zolang er hier geen oorlog is. mogen we ons niet bang maken. daarvan do oogst? Een hyper-n onevenwichtig geslacht I Als deze regels gepubliceerd worden kan het er in de wereld nog wel donkerder uitzien, dan vandaag, 't Kan ook zijn, dat de hemel in het Verre Oosten opgeklaard is. Wie zal het zeggen Moeders, laten we óllemaal ons best doen. in rustig Godsvertrouwen bij de dag te leven I En laten we onze bekommernissen op Hém werpen en onze kinderen géén lasten op leggen, te zwaar om te dragen. Zó alleen zullen wij in woord en daad het goede zaad. dat we van God in Zijn Woord ontvangen hebben, kunnen zaaien, in de harten van onze kinderen en van allen, die in onze omgeving leven. MARGARITHA. IETS OVER MATEN Wanneer heb ik maat 42 of 48? Dat wordt wel eens gevraagd bij het bestellen der knippatronen. We laten daarom een staatje volgen, waardoor men weet voor welke maten de patronen bedoeld zijn. Maat 42: Bovenwijdte 96; taillewydte 74; heupwijdte 104. Maat 44: Bovenwijdte 106; taillewijdte 80; heupwijdte 112. Maat 46: Bovenwijdte 112; taillewijdte 86; heupwijdte 116. Maat 48: Bovenwijdte 118; taillewijdte 94; heupwijdte 124. Versiering van de handen De Romeinen beschouwden als grote schoonheid een fraaie hand en voet. en wanneer r.ij spraken, gesticuleerden' zij mei opget, om maar do hand in haar tuurlijk de blote hand met 3?s te meer attentie verzorgd. Zo werden de nagels rondaf gesneden en in het oog lopend glinsterend gemaakt. Volgens Ovidius moest een schone met grote vingers en ruwe nagels vooral niet veel gebaren maken. Uitsluitend voor vinger- en na gel verzorging was een sla vin bestemd. De nagels werden met een klein mesje afgesneden, doch niet ge knipt en het snijdsel werd zorgvuldig verzameld, om o.a. gebruikt te worden voor Plinius' raadgeving: men menge de afgesneden nagels met was. make daarvan een soort deeg en hechte het op de deur van een vreemd huis. dan zal de koorts onfeilbaar uit uw huis overgaan in de andere woning! Zelf verzorgde men echter de nagels niet. Dat liet men slavinnen doen en wie niet kapitaalkrachtig genoeg was. begaf zich er voor naar een barbier. Ook rin gen droeg men tot verfraaiing van de Volgens Steenbergen van Goor is de oorsprong van dit gebruik zo oud. dat het zich in het duister van de voortijd verliest. Uit Egypte kwam dit gebruik tot de Grieken en van dezen via de Etruriërs tot de Romeinen. De oudste ringen waren van ijzer en alleen de krijgsman droeg ze. aan de voorlaatste vinger van de linkerhand. Deze kreeg de naam van ringvinger. Ten tijde van de Slag van Cannae, verhaalt de historie, zond Hannibal aan de Se naat van Carthago een hele bezending gouden ringen. Ook de Romeinse sena toren droegen deze. De Plebejers volgden deze gewoonte na. ofsdhoon zij eerst ijzeren ringen droegen. De gouden ring was alleen een bewijs van onderscheiding. Onder de regering der Romeinse kei zers droegen zelfs slaven die vrijgelaten waren, gouden ringen, doch. alleen was dit geoorloofd, wanneer zij deze uit de keizerlijke hand hadden ontvangen. Handboxduuiweik versier! dese fraai japon, ontworpen dooi Carry de Jong— Kiaan: de jonge kunstenaar Cees Loom voerde bef uiL Justinianus stond toe. dat ieder ze schenken mocht. Zo werd het dragen van de gouden ring algemeen of len de pennen tikken splitst en men breit elk deel afzonder lijk af. doch men kant voor hals om de naald nog 1 x 6. 4 x 3. 6 x 2 en 8 x 1 st. af. Breien tot 't armgat in rechte lijn gemeten 18 cm is, dan de overgebleven 12 st. voor schouder afkanten. Andere kant van de hals afbreien als deze. MOUW: 86 st. opzetten nld. 2. Eerst Ons model van deze week heeft een ronde pas, zoals de nieuwe mode veel toepast. Er is 300 gram materiaal nodig en pennen 2 en 2'A. Het kantpatroon telt 35 steken op 10 cm breedte en 9 raaiden op 2 cm hoogte. Het kantpatroon bestaat uit 12 steken 1 steek: le naald: 4 recht, 2 samenbreien, om slag. 1 r„ omsl., overhaling. (dit is: 1 st. afhalen, 1 st. breien, de afgehaalde steek over de gebreide heenhalen), 3 r. Van af herhalen eindigen met 4 r. inplaats 2e naald: 3 aver., 2 aver., samenbr., 1 aver., omsl., 1 aver., omsl. 1 aver, sa menbr., 2 aver. Van af herhalen, eindi gen met 3 aver, inplaats van 2 aver. 3e naald: 2 r„ 2 samenbr., 2 r., omsl., 1 r., omsl., 2 r., overh., 1 r. Van af her halen, eindigen met 2 r. inpl. van 1 r. 4e naald: 1 aver., 2 aver, samenbr.. 3 aver., omsl., 1 aver., omsl. 3 aver., 2 aver., samenbr. Van J af herhalen,_ein- digen met 1 aver. 5e naald: 2 samenbr. 4 r„ omsl.. 1 r., omsl., 4 r., dubbele mindering: (dit is: 1 st. af., 2 st. samenbr., de afgehaalde over de saamgobreide steek halen). Van heiihalen, eindigen met 1 overh. i.p.v. 1 dubbele mind. 6e naald: 1 aver., omsl,, 2 aver, samenbr., 7 aver., 2 aver., samenbr., omsl., van af herhalen, eindigen met 1 aver. 7e naald: 1 r., omsl., 1 r„ overhaling, 5 r., 2 samenbr., 1 r., omsl. Van af her halen, eindigen met 1 r. 8c naald: 1 aver., omsl., 2 aver., 2 aver, samenbr., 3 aver., 2 aver, samen- breien, 2 aver., omsl., van af herhalen, eindigen met 1 aver. 9c naald: 1 r., omsl., 3 r., overh., 1 r., 2 samenbn, 3 r.. omsl. Van af herhalen, eindigen met 1 r. 10e naald: 1 aver„ omsl., 4 aver., 3 aver, samenbr., 4 £ver., omsl. Van af herhalen. Deze 10 naalden voor het kantpatroon steeds herhalen, zorgen dat het patroon na het meerderen en minderen goed doorloopt. VOORPAND: Opzetten 135 st. nld. 2. Eerst breit men een boord van 12 cm als volgt: le naald: 2 st aver„ 1 st. verdr. r., 1 st. aver., 1 st. vordr. r., 1 st. aver., 1 st. verdr. r. Van af herhalen, eindi- 2e naald: breit men recht op recht averecht op averecht. Eindigen met de le naald. Dan meerdert men in één naald, welke averecht gebreid wordt tot 145 st. door uit elke 13e steek 2 st. te imaken. Nu op naalden 2% verder breien in het kantpatroon als boven omschre ven. doch iedere 1V4 cm aan 't begin en einde der naald 1 st. meerderen 12 x (169 st.). Breien tot 't werk een lengte- heeft van 31 cm. Aan 't begin der eerst- lolgende 2 naalden 8 st. afkanten, daar na aan beide kanten nog 1 x 4, 1 x 3, 2 x 2 en 3 x 1 st. afkanten (125 st.). Breien tot 't werk een lengte heeft van 36 cm. Op de goede kant voor de hals de middelste 19 st. afkanten, naald uit- breien, naald terugbreien. Het weTk is door deze afkanting ge splitst en men breit elk deel afzonder lijk af. Voor de hals kant men nog om de naald 2 x 4, 3 x 3, 5 x 2 en 14 x 1 st. af. Men heeft dan nog 12 st. over. Breien tot het armgat in rechte lijn ge meten 18V4 cm is, dan deze 12 st afkan ten. Andere kant van de hals evenzo afbreien. RUGPAND: 128 st. opzetten. Boord breien als bij voorpand op nld. 2. Dan ie. één naald meerderen tot 145 st. door plm. uit elke 7e st. 2 st. te maken. Nu op nld. 2% in het kantpatroon verder breien, doch iedere 2 cm aan 't begin en einde der nld. 1 »L meerderen, 7 x (159 st.). Breien tot het werk een gehele lengte heeft van 31 cm. Aan 't begin der eerst volgende 2 nld. 6 st. afkanten. Daarna aan beide kanten nog 1x4, 1x3, 1x2 en 2 x 1 st. afkanten (125 st.). Breien tot 't werk een lengte heeft van 40 cm. Voor de hals de middelste 25 st. afkan ten. naald uitbreicn, naald terugbreien. Het werk is door deze afkanting gc- als bij jumper een boordje Dan in één naald meerderen tot 109 st.. als volgt: 8 st. breien, dan uit elke volgende 3e st. 2 st. maken 23 x; 9 st. breien. Verder op nld. 2% in kantpatroon, doch elke 4 cm meerdert men aan 't begin en einde der naald, 1 steek 6 x in 't geheel (121 st.). Breien tot 't werk een gehele lengte heeft van 30 cm. Dan volgt Aan 't begin der eerstvolgende 4 naal den, 3 st. afkanten. Dan aan het begin van iedere naald 2 st. samenbreien tot er 95 st. over zijn. Volgende naald aan het begin en einde 2 st. samenbreien, 2 naalden overbreien zonder minderen. Deze laatste 3 naalden herhalen tot er 33 st. over zijn. Dan aan 't begin van iedere naald 2 st. samenbreien tot er 67 st. over zijn. Daarna aan het begin en einde van iedere naald 2 st. samenbreien tot er nog 35 st. over zijn. Deze st. ineens afkanten. Schouders dichtnaaien en op nld. 2'Ai te beginnen in t midden van het rug pand op goede kant de steken van hals Breiend opnemen tot aan schouder 63 st:; dan uit de gehele voorhals, 151 st. opnemen en uit <ie andere kant van de hals van rugpand ook 63 st. opnemen (277 in 't géheel). Hierop één naald averecht breien, doch aan 't einde 6 st. bijzetten voor de onderkant van 't split (283 st.), deze 6 st. breit men steeds 1 st ver draaid recht, 1 averecht, overige st. in kantpatroon, doch te beginnen met de 7e naald van het patroon, en eindigen met de 5e naald, dus gedurende 9 naal den. Na deze 9 naalden kantpatroon breit men één naald averecht, dus op averechte kant en in deze naald min deren tot 247 st., door plm. elke 6e en steek samen te breien. In de steken van de split-onderkant niet minderen. Nu op goede kant 6 st. 1 verdr. r., fl aver, dan in patroon als boord, doch ^beginnen me# 1 verdr. r., 1 aver., 1 verdr. r.. 2 aver., 1 ,verdr. r. 1 aver, enz. eindigen met 1 verdr. r., 1 aver., 1 verdr. r. Als men op deze manier 9 naalden gebreid heeft dus eindigen op de goede kant, dan breit men te be ginnen op de aver, kant 1 naald aver, en hierin minderen tot 201 steken door plm. elke 4e en 5e steek samen te breien. In de st van het split niet minderen. Nu weer 9 naalden in ejouipatroon breien te beginnen met de le t/m. 9e naald, doch de 6 st. van het split breit men 1 st. verdraaid r., 1 st. averecht Na deze 9 naalden op aver, kant in één naald, welke averecht gebreid wordt, minderen tot 155 door plm. elke 3e en 4e st samen te breien. Hierop 8 naal den breien als boord. Beginnen met de 6 st. van het splitje dan 2 aver.. 1 verdr. r, 1 aver., 1 verdr. r., 1 aver., 1 verdr. r. Na deze 8 naalden alle st. afkanten in patroon zoals het gebreid is. Nu op de goede kant bij het begin der pa6. dus waar men 277 st. heeft, alle st opnemen, dus niet de steken van het split. Hierop 6 naalden recht breien. Dan alle st. soepel afkanten. De zij naden en mouwnaden dichtnaaien. Daar na de mouwen glad inzetten en het split sluiten met knoopjes en lusjes. ZONDAGSBLAD 1 JULI 1950 7 onze jeuqó-p&qin&f HE 7L ROS .M A laan is een deftige laan. Aan de ene kant staan statige villa's, mot groene gazons er voor en prachtige rotstui- nen. En aan de andere kant is het landgoed van de baron. Dat is nog deftiger, nóg statiger. Daar mag nie mand in. De baron wil geen vreemde mensen in zijn prachtige lanen heb ben. Te vaak heeft hij ondervonden dat ze de boel vernielen. Dat ze jonge takken rukken van z'n mooie struiken, en vreemde namen snijden in z'n gladde beuken. Nee, rondomheen heeft hij een ijzeren hek laten zetten. En bij de ingang staat een bordje met: Streng verboden toegang. Iedere dag, van en naar school, komt Nico van Leeuwen langs het landgoed van de baron. Dan kijkt hij met verlangende ogen tussen de spij len van het hek door. Wat vreselijk jammer, dat je er niet in mag. Je zou er nooit uitgekeken raken, zóveel moois is er. De prachtigste padde stoelen staan zomaar opeens in het donkere mos. De vreemdste bloemen, bloeien daar zomaar in het wild. En vogels! Bonte spechtenglanskop jes.gekraagde roodstaartenDe zwarte specht kan je hóren, maar die durft niet zo dicht by het hek te komen. Eens heeft hy zelfs een pur perreiger gezien. Vader gelooft het niet. Maar hij weet het zeker. Hij heeft het zélf in het vogelboek opge zocht Hè, als hjj toch eens lopen Wat schildert hij Zo nu en dan zal Oom Karei een plaatje op de jeugdpagina zetten, tvaar~ in letters verborgen zijn. Dit is het eerste plaatje. Jullie moeten maar eens goed zoeken of je kunt ontdekken, wat deze man hier schildert. Dit zijn zo kleine aardigheidjesgeen oplos singen insturen, want hiervoor wor den geen prijzen gegeven't Is alleen een leuk tijdverdrijf. mocht door dit prachtige park en al die zeldzaamheden van dichtbij zien. Hij zou heel voorzichtig sluipen. Geen vogel zou voor. hem opschrikken. Thuis plagen ze hem. Moeder is bang, dat ie zelf nog eens een vogel wordt Vader houdt meer van een lekkere, vette eend op z'n bord. En Jannie, z'n oudere zusje, zegt dat ie nog eens vastgroeit aan dat hek in de Generaal Karei van der Heydenlaan. Hij laat ze maar. Ze kunnen toch de grote liefde voor de natuur niet uit z'n hart wegplagen. In een boom, dicht achter het hek, in een holletje, zit een mezennest. De eitjes zijn al uitgekomen en Nico staat hele tijden te kijken hoe bedrijvig de ouden voedsel halen. Als hij op een keer uit school komt, hoort hij al in de verte een doordringend gesjilp. Er klinkt angst in de eentonige, hoge vo gelroep. Nico loopt wat harder. In de boom, achter het hek, zit de moeder mees en slaat onafgebroken het bekje open en dicht, 't Is of ze de hele vogelwereld wil laten weten dat haar kind verongelukt is. Want onder de boom zit, bang in elkaar gedoken, een heel Wein mezenkindje. Soms doet het hulpeloze pogingen om te vliegen, maar de vleugeltjes zijn nog veel te kort Nico hurkt bij het hek. „Arm diertje", vleit hij, kom maar hier. Ik zal v/el voor je zorgen!" Maar 't beestje blijft roerloos zitten. Zou 't nu dood gaan? 't Zit zo hard. En 's nachts zal het zo koud worden! 't Moet weer in het veilige holletje. Maar hoe? Aarzelend staat Nico op. Zou hij 't durven? Over het hek klimmen? Je mag niet in het bos. Maar als 't nu is om een klein vogeltje te helpen? Er is niemand te zien. Hij dóet het! Even over het hek. 't Vogeltje in het nest. En dan gauw weer terug. Hij trekt zich op aan de hoge, ijzeren punten. Even later staat hij aan de andere kant, het vogeltje in z'n beide handen, 't Kleine hartje hamert tegen zTn vingers, en 't hele lijfje gaat angstig op en neer. „Ben je dan zo bang, hè? 'k Zal je heus niks doen. 'k Breng je fijn weer bij je moeder. En dan wacht je maar met uit wandelen gaan tot je wat groter bent hoor!" Hij reikt naar het nest. 't Zit toch hoger dan hij dacht. Zoekend kijkt hij rond. Misschien is er een dikke steen, waar hij op kan staan. Dan laat hij van schrik 't vogel tje bijna vallen. Want achter hem klinkt een zware stem. „Zo, eindelijk heb ik je dan, hè? Op heterdaad betrapt! Je bent wel brutaal om op klaarlichte dag nestjes uit te halen!" „Ik heb geen nestje uitgehaald!", zegt Nico verontwaardigd. „O, nee? Je bent zeker ook niet over het hek geklommen, en dat vogeltje daar, is zeker vanzelf in je hand gaan zitten. En die zwaneneieren heb jij zeker ook niet gestolen, en je bent ook niet dwars door het begoniaperk gelopen. Nee, mannetje, houd maar gauw op met je leugens. Meneer de baron zal blij zijn dat ik je gesnapt heb. Kom maar mee naar het kasteel!" „Maar ik heb alleen „Houd je mond! Geef hier dat vogel tje!" De boswachter zet het in 't nest. „En Verslagen volgt Nico de woedende man. Hij krijgt geen kans om de zaak uit te leggen. Nu lóópt hij dan in het prachtige bos. De dennetakjes knap pen onder zijn voeten. De bloemen geuren en de vogels fluiten. Maar hij merkt van dat alles niets. Meneer de baron zit buiten, in de schaduw van een grote, rode beuk. De boswachter vertelt triomfantelijk van z'n vangst. De baron kykt Nico niet eens aan. Met een deftige kraak- stem zegt hij: „Sluit hem op in de bijkeuken, en telefoneer de politie. Er moet een eind komen aan dat ver- Daar staat Nico, op de stenen vloer van de kale bijkeuken. Hij wordt min stens drie maanden opgesloten, heeft de boswachter gezegd. Er is de laatste tijd veel vernield in het bos van de baron. En 't helpt niet, of Nico nu al zegt, dat ie 't heus niet gedaan heeft. Door een klein raam kan hij naar buiten zien. Daar komt een jeep aan met politie agenten. Er zit ook een jongen in. Zouden ze hem komen halen? Zouden ze hem heus opsluiten? In een cel? 's Nachts? Hij is nu net zo angstig, als dat vogeltje van straks. Als ze hem nu niet geloven? Hij heeft wel eens ge hoord van iemand, die een jaar on schuldig in de gevangenis gezeten heeft. Hij Voelt zich benauwd en mis selijk. Dan gaat de deur open. De bos wachter komt hem halen. Hij moet mee naar de baron. Twee agenten zit ten op een tuinbank. De jongen staat er slungelachtig bij. „Wat deed jij in mijn bos?" vraagt de baron. Zijn stem klinkt niet boos. Nico krijgt weer moed. Hij vertelt van - het vogeltje en hij kijkt de baron met Oom Kaïel zit diep in de put Daar is me toch wat ergs gebeurd, beste kinderen. Ik had deze week zo'n alleraar digste tekening gekregen voor de Jeugd rubriek. Een kattekopje was het. Een he le lieve tante had die tekening gemaakt en ik weet zeker, dat ze er een paar avon den op heeft zitten zwoegen. Eergisteren kwam ze er mee bij mij thuis. Ze was zelf trots op haar tekening. Nou ik verzeker jullie, dat die tekening het waard was, om trots op te zijn, hoor! Zoals die kattenogen je aankeken van die tekening! Nèt echt. Maar goed. laat ik verder gaan met mijn droef verhaal. Nadat de tante weer bij mij was weg gegaan, legde ik de tekening op mijn bureau. Onder een vloeihobbel nog wel liefst. Maar wat gebeurt er? Ik heb een klein hondje. Een fox-terrier. Een best beest, maar alleen nog een beetje speels. z'n eerlijke ogen open aan. Hij vertelt dat ie iedere dag door het hek kijkt naar de vogels en de bloemen. En als hij merkt, dat de baron vriendelijk luistert, vertelt hij van z'n natuurver- zameling en dat hij nooit, nooit iets van de natuur vernielen zal. „Jongen", zegt de baron, „ik geloof je. Ik weet dat je 't niet gedaan hebt. De politie heeft de ware schuldige gevonden. Hij zal z'n straf niet ont gaan. 't Spijt me, dat we je verdacht hebben. Maar ik zal 't weer goed maken". Hij haalt een kaart uit z'n zak. „Hoe heet je?" „Nico van Leeuwen!" 't Is stil, als de baron schrijft. Dan geeft hij Nico de kaart. „Kijk eens, dit is een toegangsbe wijs. Op deze kaart mag je in het bos wandelen, wanneer, en zo lang je maar wilt. Maar niet over het hek gaan. hoor!" Als Nico naar huis gaat, lijkt het of hij gedroomd heeft. Maar aan de kaart kan hij zien, dat alles toch echt ge beurd is. Co van der Steen-Pypers. Zijn mandje staat in de keuken, doch tl morgens, als wij allemaal nog slapen, heeft Robbie de gewoonte, de deur open te duwen met zijn neus en dan het hele huis door te snufelen. Een brutale ge woonte. maar ik heb nog helemaal geen kans gezien, zulke streken by Robbie af Ik had ook allang eens naar een tim merman moeten gaan met het slot van die deur. want dat is niets waard. Enfin. Robbie is gisteren al snuffelend bij mijn bureau gekomen, heeft met zyn brutale pootjes op mijn stoel gestaan en zag toen die tekening. Robbie kin ge woon geen kat zien. Dan wordt hij woest. Nou. hij zag nog nèt die lieve katte- oogjes onder de vloeihobbel vandaan glu- Jullie begrijpt wel. wat er toen gebeur de. Hij is grommend en brommend met die tekening in zijn bek door de kamer gaan rennen en heeft er net zo lang aan zitten knabbelen, tot er een stukje meer heel was. Overal lagen de snippers, toen ik, gewekt door het gebrom in de huis kamer. uit mijn bed was gesprongen en Robbic daar onder de tafel zag liggen. Nou ja, je kan zo'n hondje geen slaag geven. Dat doe je niet. Maar ik ben op mijn beurt gaan brommen. Die prachtig* tekening kapot! Ik heb met een bedroefd gezicht alle 6niDpers zorgvuldig bU elkaar geraapt. Jullie zien ze hier op de jeugdpagina afgedrukt. En nou vraagt Oom Karei aan alle neven en nichten: help me asjeblieft die tekening weer heel te krijgen. Ik weet zeker, dat zulke handige nevpn en nich ten als jullie best die snippers weer zo kunnen leggen, tot het kattekopje weer te zien is Ik heb er graag vier hele mooie prijzen voor over. als er soms ne ven en nichten zijn. die er weer een kat- tekop van kunnen maken. Doen jullie al lemaal mee? Dan ben ik ondertussen, nu ik mijn nood heb geklaagd, een beetje minder bedroefd geworden. Want ik weet zeker: dat Jullie me niet in de steek la ten. Knippen jullie de snippers maar uit, leg ze goed en plak ze op. En schrijf er maar ern leuk briefje bij. gericht aan jullie aller Oom Karei. AVONTUREN VAN JANNY H. v. d. SCHOOR 2. „Ja, hoor vader", zei moe der tegen haar man, „ze heb ben zich erg stil gehouden, dat is waar". „O, dat is fijn, nu, je zult wel in angst gezeten hebben, is het niet, vrouwtje?", vroeg vader en gaf moedertje een lief duwtje met zijn snuit. „Nou en of, maar 't is ge lukkig goed afgelopen", ant woordde zij. Dan vervolgde ze tegen de haasjes: „Kom kin dertjes, nu eten en dan vlug naar bed hoor". Na het eten, bracht moeder hen naar bed. Knobbeltje zr/, nu het gevaar geweken was, om het hardst te beweren, dat hfl helemèèJ niet bang ge weest was. Maar dat was na tuurlijk alleen bluf van hem. Ze sliepen spoedig als ro zen. Vader en moeder gingen nog niet naar bed. De maan, die juist om het hoekje van een grote beuk kwam gluren, knipoogde eens tegen vader en moeder Langoor, 't Was net of ze zeggen wilde: „Ja, ja, jullie hebt lieve kindertjes, en moeder Langoor besloot, om hen nu de omgeving eens te leren kennen. „Maar, zei ze, jullie moeten achter mij aan komen en jullie mogen er niet op je eigen houtje van door gaan. Denk hier ook vooral aan, bjj elkaar blij ven!". Moeder Langoor ging hen voor het nest uit. Wat was dat een opwinden de gebeurtenis voor de haas jes. Ze kwamen oogjes te kort, om naar alles te kijken. Wat was die wereld toch groot en mooi Ze vroegen hon derd uit aan hun moe der, alles wilden ze weten en alles moesten ze zien. Ze genoten, dat begrijp je wel. Ze stoeiden in het gras. maakten malle sprongetjes, tot ze moe werden en hijgend in de schaduw van een struik gin gen rusten. Moe, maar erg te vreden over hun uitstapje, kwamen ze thuis. Moeder moest hen eerst flink was sen. want o, wat waren ze vuil! Toen vader thuis kwam, wilden ze hem allemaal tege lijk vertellen, hoé heerlijk het geweest was. Alleen Knobbeltje was erg stil. Zó stil zelfs, dat het zijn moe der opviel. Ze dacht bij zich zelf: die Knobbeltje heeft weer een of andere ondeu gende streek in de zin. Ik zal hem goed in de gaten houden. Inderdaad was het weinig goeds, wat Knobbeltje zat te denken. Luister maar Hij had de middag in het bos erg fijn gevonden, maar hij was toch niet helemaal tevreden. Zo klein als hij was, had hy een willetje en als dat wil letje iets bedacht had, dan moest dat gebeuren ook. Hij wilde nu zo heel graag eens zelf iets beleven, er helemaal zelf op uit gaan. Niet. zoals vanmiddag, achter moeder aanhuppelen, neen, daar vond hij niets aan! Steeds werd je dan gewaarschuwd: „Denk nu hierom of denk daarom". Nu hij daar zo aan zat te denken, terwijl de anderen druk aan 't vertellen waren, kwam er een heel, ondeugend plannetje ,in zijn hazenbolle- tje. Luister! Als ik de kans krijg ga ik er alleen van door. zonder dat iemand er iets van merkt! Dat was erg stout van Knobbeltje, om weg te willen lopen. Maar h»j had het zich nu eenmaal vast voorgeno men, en dan moest het ge beuren ook, vond hij. Met dit plan in zijn kleine hoofdje sliep Knobbeltje die avond in. Vader en moeder hadden besloten, om te gaan verhul zen. Eindelijk had vader een geschikt plekje voor hen alle maal gevonden, dicht by een oude stenen put, waar het erg dicht begroeid was. Dat was Juist wat ze hebben moesten! 't Was vandaag stralend weer en vader en moeder be sloten nu maar naar het an dere nest te gaan verhuizen. De kinderen vonden het heer lijk natuurlijk! Vader was al vooruit gegaan en moeder zou met de kinderen volgen. „Nu, daar gaan we dan", zei moeder Langoor en ging hen voor het nest uit. Dat dacht Knobbeltje ook en toen zc een eind op weg waren, nam hij een onverwachte zijsprong en was in het kreupelhout ver dwenen! Toen vader en moeder het hun de avond van te voren verteld hadden, dat ze zd&- den gaan verhuizen, had nfa hartje gebonsd van vreugtK Nu was zijn kans gekoirfOTl (Wordt vervolgd».

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 8