VADERDAG r BOEKENWURM BOEKENJOOD S r ZONDAGSBLAD 17 JUNI 1950 werd ¥- mijn eRVARinqen als m&Rktkoopm&n ER zijn mensen, op wie een boeken stalletje dezelfde aantrekkings kracht uitoefent als de kaars op een mug en de kroeg op een dronkelap. Zodra zy een dergelijke nederige tem pel der wetenschap ontwaren weten zy niet meer van tijd of plaats. Zij denken niet meer aan treinen, die ge haald of afspraken, die gehouden moe ten worden. Dat de inhoud van hun portemonnaie hun nog tot het eind van de maand het nodige zal moeten ver schaffen is volmaakt uit hun geheu gen gewist. Een boekenmarkt is voor dezulken een geestelijk luilekkerland, waarbij de rijstebrijberg pas bij de uitgang gepasseerd behoeft te worden. Met deze berg wordt dan zeer oneer biedig gedoeld op de egaas van deze ongelukkigen, egaas die geleerd heb ben ieder met kranten omwikkeld pak of ieder extra bultige actetas met wan trouwen te bezien. Bij dezulken is het gemakkelijker met een naar het edel gerstenat riekende adem dan met één onnozel en o zo listig verborgen boek je de huisdeur te passeren. Hoe ik dit alles zo goed weet? Wel, waarde lezer omdat de ervaring me zulks met harde hand heeft geleerd. Ja, laat ik het maar meteen bekennen, ook ik ben zo'n ongelukkige, die door een boekenstalletje wordt gebiologeerd gelijk de onnozele kikvors door de adder. Ook ik behoor tot de broeder schap van hen, die hun eigen woning besluipen als een dief in de nacht om te trachten ongezien de boekenkast te bereiken en de nieuwe aanwinsten on gezien tussen de oude vrienden weg te smokkelen. Ook ik moet onder het aanvoeren van duizend valse voorwend sels mijn woning trachten te ontvluch ten op de avonden, dat een boeken veiling gehouden wordt, daarbij zelfs het risico lopend, dat getwijfeld wordt aan mijn echtelijke trouw. Kortom ik ben een lijder aan de ongeneeslijke kwaal genaamd bibliomania, zo'n ver slaafde waaraan zelfs de heren van de Blauwe Knoop zich niets gelegen la ten liggen. WIJ, boekenwurmen hebben slechts weinig vrienden naast die papie ren kameraden, die tegelijk de bela gers van onze portemonnaie en onze huiselijke vrede zijn. Slechts één groep mensen is ons zeer goed gezind. Ik doel hief op de lieden, die op de boeken markt aan de andere zijde van de kraampjes staan om met een welwil lende grijns de penningen, die wy hun bieden, in hun broekzakken te la ten verdwijnen. Puur eigenbelang, die voorkeur vart deze lieden voor mij 'en mijns gelijken. Nog geen droog brOöd zouden zij kunnen verdienen als zij slechts moesten bestaan van die toe vallige klanten, die één bepaald boek zoeken en kieskeurig naar laatste drukken kyken. De gegeselde staat graag eens in de schoenen van de beul, zo zegt men. Zo was het dan, dat ik een lotgenoot opzocht, ook een nederige dienaar van de Koningin der Aarde, die eveneens een te groot deel van de luttele bezol diging, die deze machtige hem voor zijn arbeid pleegt te geven, offert aan kraamhouders en veilingmeesters. Wij besloten samen en in vereniging een aantal boeken bijeen te brengen om deze dan via een kraam op de markt aan de man te brengen. Daar bij zouden wij dan het genot smaken nu zelf eens de zuur verdiende pen ningen van lotgenoten in onze zakken te laten verdwijnen en bovendien had den we zo de gelegenheid het speci men boekenwurm nu eens met een ob jectieve blik door de bril eens boeken verkopers te kunnen gadeslaan. Een boekenwurm koopt altijd veel te gauw en veel te veel. Het viel ons dan ook in het geheel niet moeilijk enkele honderden boeken en brochu res bijeen te brengen uit het midden van onze boekenschat, waarvan we zonder veel smart zouden kunnen scheiden. Dit temeer, daar deze schei ding immers door de ontvangst van de nodige kopeken zou worden ver goed en dus reeds visioenen voor onze ogen oprezen van nieuwe aankopen, die de gaten op onze planken spoedig met vurig gewenste exemplaren zou den opvullen. De afgekeurde boeken werden inge deeld in enkele groepen, kartons wer den beschreven met de ons zo ver trouwde opschriften: 5 cent, drie voor een dubbeltje, 10 cent, 25 cent en 1 gulden, drie voor een riks. Na deze voorbereidende werkzaamheden kon de grote dag met vertrouwen worden afgewacht. *JO zag de stad onzer inwoning ons dan op de vroege morgen van die gedenkwaardige Zaterdag met een vol geladen bakfiets marktwaarts tijgen. Helaas, reeds spoedig bleek ons, dat het pad van een'marktkoopman ook niet immer over rozen gaat. Immers, reeds zeer vroeg hadden we ons aan de ar men des heren Morpheus ontworsteld en reeds om half acht liet, ik mijn vriend in een zijstraatje achter om de wacht over onze koopwaar te houden, terwijl mijn persoontje op zoek ging naar de marktmeester, die als een dic tator in dit rijk van kramen en schra gen heerst. Deze autoriteit verzekerde mij echter, dat het aantal kooplieden dat der kramen verre overtrof en dat VOORPRET BEGINT BIJ NAPRET IK weet nog goed, hoe het verleden jaar was, zo tegen vaderdag. Mijn kinderen hadden de laatste dagen een complot tegen me gesmeed en ik liet ze in de waan, dat ik er niets van gemerkt had. Aan tafel werd natuurlijk nergens over gepraat en ik hield me wijselijk onkundig van het bestaan van een vaderdag. Ondertussen werd er zo ge zellig samengezworen tegen me. Mijn vrouw had de leiding genomen van het „krijgsplan en ik was er achter gekomen, dat het de bedoeling was, mij in mijn slaap te overrompelen en my éérst een 6tuip te laten schrikken voordat de cadeautjes aangeboden zouden worden. Hoe ik daarachter ben gekomen, ia een verhaal apart, maar hoofdzaak is, dat myn vier belhamels er een bijzon der genoegen in smaken, mij onver hoeds te overvallen. Ik was dus op alles voorbereid, toen ik de avond vóór vaderdag ging slapen. Ik had een erg onrustige nacht en droomde, dat mijn kindertal vertienvoudigd was en dat met tussenpozen van 60 minuten die ga nee kinderschaar in slagorde de vaste klanten het eerst het recht hadden om een dergelijke verkoop plaats te bezetten, zodat wij eerst om negen uur heel misschien bedeeld zou den kunnen worden met de dan nog leegstaande kraam van een collega, die deze dag niet gedisponeerd was om op de markt te verschijnen. Toen ik met hangend hoofd en be drukt gemoed weer bakfietswaarts toog zag ik van verre reeds, dat de toestand zich daar aanmerkelijk gewij zigd had. O, uit welk een cultuurmin- nend volk zijn wij toch gesproten en hoe onovertroffen is de speurneus van een boekenliefhebber! Van een bak fiets viel niets meer te bespeuren en van mijn collega slechts het opperste van zijn kuif, dat uitstak boven een wriemelende menigte, die blijkbaar met armen en benen rondwoelde in de schatten, die wij daar voor hen ver zameld hadden. Ja, daar kon men nu de boekenwurmen aanschouwen met al het fanatisme en egoïsme, dat deze lieden eigen is. Hier werd ons de spie gel voorgehouden, waarin we ons zelf levensgroot konden aanschouwen en zoals immer was het geen aanlokke lijk beeld, dat deze spiegel ons toonde. stond opgesteld, om my met sok ophouders, dasspelden, electrische echeerapparaten en gleufhoeden te be kogelen. Om vyf uur werd ik wakker en besloot, tot het uur „V" de wacht by mezelf te betrekken. Ik vocht met de slaap en, al lag ik in dat gevecht zo nu en dan wel eens onder, ik was toch klaar wakker, toen myn vrouw uit bed gleed, akelig zacht en behoed zaam. Zó zacht, dat ik niet eens kon horen, of ze nu de kamer uit was, of niet. Ik waakte er in ieder geval tegen, demonstratief hard te snurken, waot met zoiets hoef ik mijn vrouw niet te bedriegen. Iedere oogknippering kon verraad van mezelf betekenen en ik wilde voor geen geld van de wereld myn vrouw het plezier ontnemen, mjj slapende te weten. Evenzeer wilde ik er zélf by zijn, als straks de kinder- horde vanuit een hinderlaag of zo op me af zou komen. Als vader ben ik er van overtuigd, ook te mogen delen in de voorpret om de dingen, die mij staan te gebeuren. Toen ik enigszins de zekerheid had, dat mijn vrouw in derdaad de kamer uit was, durfde ik me wat vrijer te bewegen. Ik kreeg gelegenheid, mij voor te bereiden op de invasie en kon slechts gissen, wat er in de andere vertrekken ondertus- Met driftige bewegingen woelden begerige handen in de boekenvoorraacL Eén oog was gericht op de schatten, die men zelf opdolf, het andere loerde schuins naar het boek, dat de buur man aan het licht bracht. Zou hy het nemen? Nee, hij legt het weer neer. Verdraaid, nu pikt zy het in. Daar, dat is voor mij. Pardon mijnheer, ik had dat boek het eerst. Met ware doodsverachting stortte ook ik mij in de strijd. Vier stemmen vroegen tegelijk naar de prijs van de nog niet gesorteerde boeken. Drie handen zwaaiden met papieren geld, dat gewisseld moest worden. Brochu res fladderde op de grond, oude rotten begonnen te loven en te bieden over boeken van luttele dubbeltjes en in een minimum van tijd was de zo netjes opgetaste bakfiets in een slagveld her schapen. Toch bleken hier onder de boeken- minnende menigte ook reeds wolven in schaapsvacht verscholen te zyn, want menig boek, dat temidden van dit tumult van eigenaar verwisselde troffen we later deftig geprijsd aan voor de etalage van de antiquariaten in de plaats onzer inwoning en andere exemplaren bleken op onnaspeurlijke wijze op de kramen van onze concur renten verzeild te zijn geraakt. Zo had den onze beulen in wier schoenen wij voor één dag staan wilden toch ook op deze dag nog aan ons willen ver dienen; en waarschijnlijk is het hun rog gelukt ook! O, wat een heerlijke rust, toen ons eindelijk goedgunstig een kraam werd toegewezen en we onze bakfiets met de deerlijk geslonken voorraad marktwaarts konden voeren. Welis waar werden we op korte afstand ge volgd door enkele lieden met boeken onder de arm, boeken in de binnenzak en boeken in de actetas, die hun noodlottige neiging nog niet geheel be vredigd hadden, maar we hielden deze enthousiasten op veilige afstand, tot onze koopwaar in nette rijen op de planken stond geschaard en de prijs kaarten ons voor verder loven en bie den vrijwaarden. Zo kregen we dan eindelyk gelegen heid onze mede-slachtoffers rustig in hun doen en laten te observeren. Daar was de man met het gouden lorgnet, die ook verder alle kenmerken van een gemeenteambtenaar vertoonde. De bakfiets had hij met een tas vol lec tuur verlaten, bij de kraam dook hij tot vijf keer toe weer op, maar nu in gezelschap van een koffer, welks aan wezigheid voor geen twee uitleggingen vatbaar was. Deze man was een ver tegenwoordiger van de groep der om nivoren. Hij kocht de Zangen van Ho- ratius en Arthur van Schendels Wa terman, Wassermans Leven van Stan ley verdween in de koffer in gezel schap van een boek. genaamd „Uit het Toverryk der Film". Een oude man werd na lang wikken en wegen eigenaar van de complete werken van Dickens in Hollandse ver taling en zeulde er kinderlijk ver heugd mee heen om zich thuis in een gemakkelijke stoel te gaan verdiepen in deze herinneringen uit de dagen zijner jonkheid. Een jongeman, die dagelijks aan een draaibank gekluis terd was schafte zich a raison van vijf cent oer stuk alle oude Baedekers en Teisgidsen aan. die hij maar vinden kon om met dit surrogaat te kunnen voldoen aan zijn hunkering naaT wij- een geschiedde. Daar was mijn vrouw bezig, mijn zonen voor het laatst in structies te geven en de cadeautjes aan hen te geven, die straks op myn bed zouden worden uitgestald. Cadeautjes van mijn zelfverdiende geld, bedacht ik, maar het is erg egoïstisch in zo'n ogenblik aan zoiets te denken. Eindelijk kwam er een vaag gerucht op de gang. Ik hoorde duidelijk, dat Roeltje, die eetgraag, „eeret wat te bikken wilde hebben", maar zyn moe der beval hem te zwijgen. Natuurlijk. Ik ging voor. Ze kwamen sluipend binnen en gingen in een halve cirkel om mijn bed staan. Ik wachtte op het verlossende „HUUU" en „HOEOE", dan mocht ik tenminste mijn ogen open doen. Ofschoon ik op alles was bedacht, schrok ik oprecht, toen mijn vier zonen het gehuil aanhieven Eoht het geschreeuw van jongens, die hun vader wakker mogen lallen. Ik schoot overeind en trachtte me nog tc ver weren tegen de stortvloed van pakjes, die over me heen vloeide. Veel pa pier, veel dozen en daar tussenin kleine snuisterijtjes, die ik allang nodig had, maar die opgespaard blij ven voor zo'n dag. Ja, ik weet nog goed, hoe het ver leden jaar was. Het zal dit jaar weer zo zijn. Vaderdag is de dag van alle vaders. Ik maak me sterk, dat vaders, die directeur zijn van magazijnen, er het meest mee in hun sas zyn. Maar by ons thuis gaat het om de voorpret en om de napret. Die duren samen precies 364 dagen. VADER JACOB. loodje langt de marktkramen Ie maken Ami de vooravond van ZONDAGSBLAD 17 JUNI 1950 5 Terugkeer van yjDE KEI MARTEN was nu op de thuisreis. Port-Said waren ze al voortoy, dus ging heft nu snel huiswaarts. Huis waarts! Wat hield dat éne woord een wereld in Zich en hoe dikwijle had hij daar al over gedacht en zich voorgesteld hoe het zou zijn iedere minuut dichter bij huis te komen. Alleen maar gedacht, nooit had hij zich daarover geuit. Byna drie jaar was hy weg geweest, eerst korte tijd op Java, toen op Su matra. Gesloten en stil als hij was, zo zelfs, dat hij soms bijna stug leek, had hy zich in het onvermydelyke geschikt en allee aanvaard. „De Kei" noemden zijn kameraden hem. Niet, omdat hij zo uitblonk, maar omdat hij zo hard was. „Daar stuit nu letterlijk alle6 op af', wós de opinie van zijn vrienden omtrent zijn persoon. Toch mochten ze hem wel. Oude en jonge boek dere horizonten dan de fabriek hem bood. Goed geklede kantoorlieden en andere gebrilde jongelieden liepen zonder op- of omzien onze kraam voor bij om zich bij onze welgedane rech ter buurvrouw vijf repen chocolade voor een kwartje te gaan kopen, maar een man met manchesterbroek en ra felige pet telde negen dubbeltjes en twee stuivers neer voor de Odyssee in de vertaling van wijlen Nico van Suchtelén. Nimmer werd ons duidelij ker dap deze dag, dat boekenminnaars en boekenhaters in alle rangen en standen gevonden worden. We werden echter verstoord in deze overpeinzingen door de verschijning van een jongedame, over wier blonde lokken omstreeks zestien lentes wa ren heengegaan. Zij liet haar hemels blauwe ogen met een ietwat weemoe dige uitdrukking over onze koopwaar gaan en ik deed reeds een greep in het vak, waar ik een werk van Cissy van Marxveld wist toen ze schuchter de gans onverwachte vraag stelde: ..Myn heer, verkoopt u ook drama's?" Helaas moest ik deze vraag ontkennend be antwoorden en bedroefd ging deze lieftallige zuster van de jonge Werther heen, bedroefd om de tranen, die ze nü niet zou kunnen plengen. Een student met een pofbroek aan en een pijp tussen de tanden had zich zelfs door dit lieftallige intermezzo niet laten weerhouden om naarstig verder te zoeken naar alle lectuur die hij maar vinden kon over het Sovjet paradijs en deszelfs leiders, uit welk fanatisme men haast zou afleiden, dat deze jonge man eens een gevaar voor onze maatschappij zal worden. Eén troost rest ons, de lectuur, die wy hem verschaften zal zyn bolsjewisering zeker niet in de hand werken. We kregen ook bezoek van zo een. die zich slechts noodgedwongen met het boek laat confronteren. Deze jon geman nam zelfs niet de moeite zelf te kyken naar de lectuur, die zo rij kelijk voor hem lag uitgestald. „Heeft u Oostloorn van Ulfers, ik moet dat ding lezen voor het examen, maar ik kan het nergens te pakken krijgen", zo informeerde deze hoofdonderwijzer in spé heel zakelijk en op mijn ont kennend antwoord maakte hij onmid dellijk reehtsopikeert. ZO trokken ze ons daar voorbij in een eindeloze stroom. De H.B.S.-nuf- jes, die hun kennis vftn Franse en En gelse auteurs voor die natuurlijk slecht geëdueeerde marktjoden kwa men uitstallen en door wie Stendhal en Florence Barclay gelijkelijk ver oordeeld werden, de spes patriae, die tevergeefs naar beeldromans zocht, de man, die zoveel boeken kocht dat hij de voor vrouw en kroost gekochte koekjes niet meer torsen kon en daar om ten einde raad deze lekkernij met ons tegen nog een boek ruilde. Ja, zo ver kan een boekenliefhebber zinken in het moeras van egoisme! Steeds groter gaten vertoonde onze boekenvoorraad tot tenslotte om acht uur in de avond een stel groezelige als zulks noting bleek. Maar „getapt i hij niet. In zijn vrije tijd hield hij aityd wat achteraf en had Als kind was Marien al stil en terug getrokken geweest, niettegenstaande hy groot en vrolijk ge rote gezin te zamen en hielp de moeilijkheden dragen, die zich maar al te vaak voordeden. In hun straat, vijf huizen verder, woonde een jongetje: Jantje. Als kin deren speelden Marien en hy samen. Ze pasten goed by elkaar, beiden wat stil jongetjes zich over het restant van onze brochures ontfermde, lectuur pro en contra de vrijmaking in de Gere formeerde kerken, die geen kopers vond. Vermoeid maar welvoldaan trokken we toen huiswaarts, mijn collega met een ingebonden jaargang van „De Her vormde Kerk" en schrijver dezes met „Ivoren Parade" van Han6 van Uden onder de arm, de beide winkeldoch ters van onze kraam. Zo kwam h.et einde van ons korte, maar interessante bestaan als boeken verkopers en zo Kunnen we tot in lengte van dagen tegenover onze res pectievelijke echtgenoten volhouden, dat we toch eens de boekenmarkt ver lieten zonder boeken en met meer contanten, dan we er heen brachten, een prestatie, waarop naast ons geen enkele boekenliefhebber zich zal dur ven beroemen. Kameleonitus D'l is dan de historie van het gezin dat zich door een samenloop van omstandigheden (met welke uitdrukking -we een kortsluiting in het brein en in het bureau van uw die naar zoeken te bemante len) mocht verheugen in diverse visites binnen een zeer afzienbaar tijds bestek gebracht door zeer uiteenlopende dramatis personae. Of liever nog: dit is de historie van de onmogelijkheid van een juist kaartsysteem alsmede van de totale onbetrouw baarheid van alle gegevens welke u, ik of anderen omtrent deze bijzondere familie zouden wensen te erlangen. We beginnen bij het be gin. Op een wijkavond zegt iemand tegen me: „Er zijn nieuwe mensen by ons op de trap komen wonen; keurige mensen; ze ben nen ook van de kerk". Nu moet men aan predikan ten nooit iets op wijk- avonden vertellen, die zitten dan stikvol met toespraken, afkondigingen, informaties en rond Kerstfeest met choco lademelk, en ze vergeten meteen wat men hun zegt. Weliswaar noteren ze con sciëntieus alle mededelin gen, maar ze verliezen daarna prompt hun aante keningen of stoppen die in 'n verscholen vestzakje waar ze toeken lang knie zerig blijven zitten wrok ken. Om kort te wezenna vier weken vind ik die aantekening terug en zeg tegen mijn assistente: Loop eens even langs dit adres en kijk eens wat daar woont...." Kon ik vooruit weten dat ik er diezelfde middag nog vlak in de buurt zou komen en er dus meieen zelf even aangaan? Kon ik verder weten dat mijn informatie bron dit bericht bovendien aan een wijkwerker had doorgegeven? En kon ik eindelijk weten dat alweer deze bron, (die in het alle daagse leven een diaconaal gevoede bron is), voor opperste securiteit ook de bezoekende diaken meteen maar 'n trapje hoger zou sturen omdat die keurige mensen in meer dan één zin „omhoog" bleken te zitten? Nochtans: deze vijfvou dige kerkedienst zou zyn nut blijken te hebben, zy het ook het trieste nut dat ik nu geen enkele van mijn duizendtallen kaarten meer au serieux durf te nemen terwijl ik daar nogal zo trots op geweest ben. Want zie nu de gegevens welke deze kerkgezanten hebben vergaard, en laat ik ze maar stomweg overnemen van de desbetreffende aan tekeningen. We krijgen dan achtereenvolgens: a. Rapport buurman: Vit huizer dwarsstraat 77, familie Pietersburen, keu rige mensen, die in finan ciële moeilijkheden zitten, maar tot onze kerk beho- b. Rapport wijksecretares- se: TJithuizerdwarsstraai 77, familie Pietersburen? Een stem bovenaan de trap ant woordt op de vraag of deze familie hier woont dat dit VOLKSWIJK niet het geval is, en of ik de deur wel wil dicht trek ken. c. Rapport wijkbezoeker: Vithuizer dwarsstraat 77, familie Pietersburen. De man is alleen thuis, aan gezien de vrouw juist naar een gehuwde dochter is. Zegt niets te gevoelen voor kerkgang of wijkbezoek. Ontwijkt met grote behen digheid elke geestelijke wending in het gesprek. Informeert wel naar het spreekuur van de wijk- predikant en schijnt van plan te wezen zich daar te melden. Laat zich evenwel niet uit over het doel van een eventueel bezoek. Ar moedige indruk. d. Rapport toykdiaken: XJithuizerdwarsstraat 77, familie Pietersburen. Vrouw alleen thuis; man naar getrouwde zoon. Ge- zinsgegevens: Jan Piet Pie tersburen, geboren 22 Juli 1875 te Rotterdam, aldaar gedoopt en belijdenis ge daan op onbekende datum (vrouw wist de desbetref fende datum niet uit haar hoofd); gehuwd 2 Januari 1895 met Pietje Jansje Bu- renpieters, geboren 9 April 1879 te Maastricht, aldaar gedoopt en belijdenis ge daan te Amsterdam op 27 Maart 1894. Vragen drin gend ondersteuning in ver band met ongesteldheid van de vrouw, die haar dwingt thuis te blijven. Volgt trouw de radioprekenBe hoefte aan kleding, lakens, slopen. Gezinsinkomen zo veel. Gezinslasten zoveel. De gehuwde kinderen kun nen onmogelijk helpen. Aan alles gebrek. e- Rapport wijkpredi- kant: Uithuizerdwarsstraat 77, familie Jan Piet Pieters buren. Geen gezinsgege- vens gevraagd in verband met het feit dat wijksecre- taresse deze zou halen. Man zegt lidmaat te zijn, maar op de vraag wanneer hij belijdenis deed zegt hij dat hij zich dat niet herin neren kan, maar zijn moe der had hem verteld dat hy het wel degelijk gedaan had. Blijkt doop en belij denis te verwarren. Vrouw ivel lidmate volgens haar zeggen (27 Maart 1894 te Amsterdam). Vragen drin gend om ondersteuning. Beiden zijn volgens hun zeggen ziekelijk en komen zelden of nooit buiten. Ra dio-kerkdiensten worden geregeld beluisterd. Kinde ren allen gehuwd, schijnen goed huwelijk te hebben gedaan of het door eigen arbeid ver gebracht te hebben. Ouders daarente gen armoedig. Dat waren de vijf rap portenMaar het uiteinde lijke is na veel zoeken en tasten het meest verras sende: U ithuizerdwarsstr. 77, fam. Pietersburen. Ver huisd zonder vergunning (vandaar: flier onbekend" bij deurinformatie). Man noch vrouw lidmaat (be richt Amsterdam: naam in boeken onvindbaar). Door drankmisbruik aan lager wal (om de beurt uit). Geen kinderen. Adres thans onbekend aangezien met vele schulden naar onbe kende bestemming vertrok ken. Wykpredikairt. en teruggetrokken, maar altijd goed ge luimd. 't Was een stille straat met kleine werkmansbuisjes, maar in hun ogen was die straat' een wereld. Was zyn vriendje niet buiten, dan liep Marien zijn huis en omdat hij niet bij de bel kon. rammelde rj, van de brievenbus, todat Jan naar bui ten kwam. Dat woonte. ge niet. i deur, en dat bleef toen later ook zo. Dat was hun manier om eikaars gezelschap te zoeken, woorden waren daar niet voor Samen hadden ze de lagere school doorlopen en later de ambachtsschool. Hot spelen op straat had zich in de loop der jaren veranderd m wandelingen of uitgangetjes, waar beiden veel plezier in hadden, maar waarbij heel weinig ge sproken werd. „Een stel dooie dienders", zeiden de vrienden. Merkwaardig was het wel, dat Mar ten, één uit een gezin met veel broers KORT VERHAAL van W. GERLACH Dit was een kleine vrouw, met zorge lijke trekken, die een moeilijk leven had. Na de dood van haar man was het haar met veel wilskracht gelukt Jan groot te brengen tot wat hy nu was. Toen zij 19 jaar waren, werden zij bel den opgeroepen en gingen in militaire dienst, dooh niet by hetzelfde wanen. Toen zy na enige tijd naar Indië uitge zonden werden, aanvaardden beiden deze noodzakelijkheid zonder klagen, alleen zei Jan wel even: ,,'t Is beroerd voor myn moeder. Nu zy ouder wordt moet ik toch voor haar zorgen, want zij staat zo helemaal alleen." Zo trokken beiden dus heen. En even weinig als zij vroeger met elkaar ge sproken hadden, even weinig schreven zy elkaar. In 't begin nu en dan een. kort bericht, langzamerhand bleef ook dat uit. Maar beiden hadden dezelfde gedachteals we weer thuis zijn zien we elkaar terug. Toen, na maanden, kwam daar ineens het bericht van Jan's dood, gesneuveld. Marten hoorde het op een eenzame buitenpoet, en zijn eerste gedachte wasdie moeder. Hoe moet dat nu met die moeder? Elven kon hjj niet ver der denken en toen schoot als een flits door zijn brein: als ik thuis kom, is Jan er niet. Zo mogelijk werd hij nog stiller, nog meer in zichzelf gekeerd. Het werd een zware tijd voor de Nederlandse troepen. Ze maakten hache lijke ogenblilkken door, aanvallen wer den afgeslagen, maar ze leden hun ver hezen daarbij. En de stemming werd moedelozer. Marten deed onverstoord zijn plicht, hielp zijn kameraden op zijn mandei. bleef zeldzaam En nu is hij op de bhuisreie. Waarschijnlijk komen zij op een Za terdag aan, zullen dus weJ Zondag van boord gaan. Zondag, dam zyn ze denke lijk wel allemaal thuis. In gedachten ziet hjj ze allemaal, zoals ze op hem zullen wachten en -hij grimmikt even Ach ja. ze hebben zich op" die thuiskomst ver heugd. Als ze er maar geen feest van maken! En weer dwalen zijn ge dachten huis, in grote autobussen. Hjj ziet zijn stad weer, zyn eigen straat, dat stille straatje van vroeger. Nu is het daar ongékend druk door alle familieleden en kenmseen, die hem opwachten. Zijn huis is versierd: de gebruikelyke slingers en papieren bloemen, 't Is zo goed bedoeld, maar 't doet hem zo vreemd aan, na alles wat hij doorgemaakt heeft. Hij kijkt ernaar, wat onwefcenbjBc. zyn plunjezak. En hij ziet zijn hele fa milie. opgesteld in een dubbele ry tot aan zijn voordeur. Maar even wenkt hij met zijn hand en schiet dan gauw linksaf, vjjf hulzen verder. Oudergewoonte gaat zrjn hand omhoog, maar blijft dan plotseling roer loos, en de bekende raffel komt niet neer op die andere deur. Hij belt. Voor het eerst vam zyn leven belt hij aan dat huis. Jan's moeder laat hem binnen, sluit de deur achter hem. Even kijken ze el kaar aan en ineens buigt die grote forse jongen zich voorover en zoent die vale, gerimpelde wang. Elven legt hij zflm grote arm beschermend om dat tengere, gebogen ruggetje En zonder een woord te zeggen, dóet hij haar een zawijgende belofte. Dan, met een ruk, richt hij zich op en veegt met zyn hand, onhandig, zflti tranen weg. EJn zij, de moeder. z$ kijkt hem maar aan en begrijpt en probeert te glim lachen. Zonder een woord te zeggen gaat hij heen. zijn juichende familie tegemoet. Als hij door die opgestelde familiehaag naar zijn oudere toeloopt, grinnikt htj blij, trekt een rare grimas tegen jongere broertjes, en als enig repliek

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 8