c
we óomó over-com plee tl
5Trancióco de <~ïflirandci
Bijlage van „Nieuwe Leidsche Courant" van Zaterdag 25 Maart 1950
De wereld schat
- God telt
ZIJN we soms over-compleet?
Die vraag begint hoe langer hoe
benauwender te worden. Niet alleen
voor de enkeling, maar ook voor ge
hele volkeren en beschavingen. Om
met het laatste te beginnen: toen
dr. Julian Huxley aftrad als directeur-
generaal van de Organisatie der Ver
enigde Naties voor Opvoeding, Weten
schap en Cultuur, liet hij in zijn af
scheidsrede een noodkreet horen ln
verband met de groei van de wereld
bevolking. Op het ogenblik leven er
tweeduizendmillioen mensen op aarde.
(2.000.000.000 mensen) en ieder jaar
komen daar ongeveer 20.000.000 bij.
Voor het moment levert de aarde de
benodigde grondstoffen en voedings
middelen op althans wanneer deze
doelmatig verdeeld worden en wanneer
nationale of internationale strubbe
lingen geen tekorten veroorzaken, die
thans onder meer in China millioenen
met. de hongerdood
bedreigen. Maar onze
aarde is geen onuit
puttelijke voorraad
schuur van levens
middelen. In de tijd
van één mensenleven
zijn bijna alle eer-
tijds onbekende ge
bieden doorvorst en
wij weten dat de meeste weinig moge
lijkheden opleveren om een bevolking
op te nemen of om althans andere
gebieden te helpen onderhouden.
Daarbij menen vele deskundigen, dat
de aardoppervlakte, die bebouwd kan
worden, eer af- dan toeneemt. De
mens heeft roofbouw gepleegd: hij
heeft over grote gebieden de bodem
volkomen uitgeput. In Midden-Ame-
rika gaan jaarlijks onmetelijke opper
vlakten groter dan ons land
voor verbouwen en oogsten verloren,
en vroeger vruchtbare landouwen ver
anderen in een woestijn.
Daartegenover staat, dat grootse irri-
gatiewerken nieuwe streken tot bloei
doen komen en dat er fantastische
plannen bestaan om woestenijen om te
toveren in bossen en tuinen. Maar ook
in dit opzicht raken de mogelijkheden
eenmaal uitgeput. Misschien kunnen
de Sahara en de eindeloze toendra's
in de toekomst golvende graanvelden
worden, maar wat baat dat wanneer
de woestijnen elders opdringen?
Er komt nog iets bij: allerlei grond
stoffen zoals olie, kolen, metalen en
hout zullen te eniger tijd uitgeput
raken en de beschaving zal daardoor
een geheel ander beeld gaan vertonen.
Men kan zich troosten met de gedach
te. dat de wetenschap ondertussen wel
vervangingsmiddelen zal weten te
vinden en dat bij voorbeeld de atoom
kracht heel veel huidige krachtbronnen
overbodig zal maken. Misschien zal de
mens van overmorgen bovendien wel
doorvoed kunnen zijn met behulp van
één bijzondere pil per dag, die alle
calorieën en ^vitaminen in zich ver
enigt. Maar dat neemt niet weg, dat
ook dan de aarde boordevol mensen
begint te raken: zo vol, dat zij elkan
der bijna of helemaal overboord
dringen. En het stemt toch wel tot na
denken wanneer Huxley tot de slot
som komt, dat een nieuwe oorlog
minder ernstig en minder dreigend
voor de menselijke beschaving is dan
deze mateloze bevolkingstoename met
55.000 babys per dag.
■pvAT zijn sombere geluiden. Te
somberder voor ons eigen bandje,
dat met zijn tien millioen zielen al
stikvol zit en dat er in de komende
vijftien jaar nog een slordige ander
half millioen bij verwacht. Weliswaar
zijn er op het ogenblik nog de nodige
mogelijkheden tot emigratie Cana
da, Zuid Afrika. Australië maar ook
die streken zullen op den duur over
verzadigd worden. En hier hebben
reeds nu ontelbaren geen toekomst
meer. Wat moeten we beginnen met
onze gerepatrieerde militairen? Ik heb
net een gesprek gehad met één hun
ner. die na zijn terugkomst bij de
politie zou komen, maar toen hij zich
IN DE GROTE
VRAAG
meldde bleek hem, dat er geen plaatsje
meer over was. In andere takken van
arbeid begint het meer op werkloos
heid te lijken dan op een onuitputte
lijke arbeidskans. Natuurlijk kunnen
we op menig terrein open plaatsen
scheppen door de ouderen te ontslaan.
Maar de leeftijdsgrens van het ontslag
zal al meer naar benedén gedrongen
moeten worden: zal de mens van over
morgen misschien al-op zijn vijfen
veertigste verjaardag kunnen gaan
rentenieren? Het is geen aantrekkelijk
vooruitzicht voor mannen en vrouwen,
die de arbeid lief hebben.
Al met al genoeg gegevens om de
vraag „Zijn we overcompleet?" m
geen geval ontkennd te beantwoorden
en evenmin om die schouderophalend
voorbij te gaan. Wij moeten de werke
lijkheid onder ogen zien, hoe bang het
ons daarbij ook om het hart wordt. En
we moeten daarbij toegeven, dat wij
niet in staat zijn om
deze vraag en de
vele anderen, die
daaruit voortvloeien,
behoorlijk op te
lossen.
Maar wel mogen
we naast deze stel
ling een andere plaat
sen, die lijnrecht
tegen de eerste ingaat. Deze: dat geen
mens van Godswege overcompleet is.
Ingewikkelde berekeningen hebben
becijferd, dat er op aarde in totaal
45.000.000.000 mensen hebben geleefd.
Voor het overgrootste deel hebben zij
niet het minste spoor nagelaten. Van
hoevelen hunner kent ge zelf nog de
namen? Het zal veel zijn als ge op een
rustig moment 450 daarvan kunt op
schrijven. waarvan ge zegt: „Die zijn
voor de wereld van betekenis ge
weest". De grootste encyclopedieën
noemen er hoogstens een 100.000. En
desondanks betuigt God in Zijn Woord,
dat elk dezer mensen voor Hem niet
overtollig is geweest. Al deze mensen
hebben in Zijn oog eeuwigheidswaar
de. God rekent niet enkel met deze af
brokkelende, tot voeden onbekwame en
Oud en jong genieten van 't Maartse zonnetje.
in arbeid teleurstellende aarde, die in
de tijd ronddraait. God rekent met Zijn
eeuwig Rijk. En God geeft aan ieder
mens zijn kans om „onmisbaar" te
zijn. Hij wijst bovendien de weg aan,
waarin deze onmisbaarheid kan ver
werkelijkt worden: het is de weg van
liefde en vrijwillige dienst aan de
naaste. En daarbovenuit doet God ver
kondigen de enige kracht, die in staat
stelt om deze dienst te verwerkelij
ken: de kracht van Jezus Christus, die
ons van harte willig en bereid maakt
om God en de naaste te dienen.
TERWIJL de wereld rekent met
milliarden mensen en de enkeling
daaronder hopeloos bekneld raakt en
doodgetrapt wordt, rekent God louter
en alleen met die enkelingen. De hele
Bijbel staat daar vol van. De wereld
schat Gdd telt. Ge moet er eens op
letten met welk een precisie reeds in
het Oude Testament geteld wordt. Tel
kens horen we van zo- en zoveel men
sen. Een Ezra en een Nehemia beijve
ren zich hartstochtelijk om zulke een-
lame zielen te tellen. En in het Nieuwe
Testament valt al het licht op die en-
DE MAN. AAN WIE VENEZUELA ZIJN VRIJHEID DANKT
TWEE geheel verschillende landen,
Venezuela en Frankrijk, herdenken
op 28 Maart de 200ste geboortedag van
Francisco de Miranda, de bevrijder van
Zuid-Amerika en voorvechter der Fran
se Revolutie.
In Venezuela, zijn vaderland, heeft de
regering grote herdenkingsfeesten geor
ganiseerd teneinde de dank van het Ve
nezolaanse volk aan zijn nationale held
tot uitdrukking te brengen
Zijne Excellentie. Don Manuel
Dagnino, de Gezant van Venezuela was
zo vriendelijk, ons in een persoonlijk on
derhoud enige bijzonderheden over dit
rijke en emotionele leven mede te delen.
In geheel Zuid-Amerika wordt de Mi
randa geëerd als de man. die met voor
bijgaan aan eigen levensgeluk, alles
offerde om de Zuid-Amerikaanse staten
van de Spaanse heerschappij te be
vrijden.
Door zijn idealen, zijn wetenschap en
tenslotte ook zijn leven te geven, legde
de Miranda de grondslagen voor de uit
eindelijke vrijheid van zijn land.
Reeds op 20-jarige leeftijd heeft hij
zijn levensdoel vast voor ogen, cn we
tende, dat in de Strijd tegen de onder
drukker kennis en ervaring de beste
wapens zijn, studeert hij veel en inten
sief en gebruikt het grootste deel van
de toelage van zijn vader voor het aan
schaffen van boeken.
Als wij de uitspraak van Carmen
Sylva: „vivre sans illusions, o'est vivre
sans bonheur" op het leven van de Mi
randa interpreteren, moet deze man wel
uiterst gelukkig geweest zijn.
Zijn gehele leven immers bouwde hij
op de illusie, die ieder volk zich als
ideaal stelt, namelijk de vrijheid!
Zijn gelukkigste moment moe. wel ge
weest zijn, toen hjj aan het einde van
zijn leven gekomen, de dageraad der be
vrijding voor zijn land zag gloren.
Wij kunnen het leven van deze onver
moeide strijder in drie perioden ver
delen. Perioden, die ieder voor zich reeds
een levensdoel inhouden, maar die zich
bij de Miranda verenigden tot een con
glomeraat van ervaringen, waaruit hij
de kracht voor zijn vrijheidsstrijd zou
putten.
Zijn eerste levensperiode wordt ge
kenmerkt door studie en zelfontwikke
ling. waardoor de Miranda zijn geest
ontvankelijk maakte voor het opn mon
van de indrukken en ervaringen, die een
keling. Om één verloren schaap is de
herder bereid om de negen-en-negentig
in de steek te laten. De legioenen
engelen in de hemel houden feest om
dat één kl-eine zondaar zich bekeert.
En in de Openbaring van Johannes
wordt in één adem getuigd van een
schare, die niemand tellen kan" én
van het feit dat God hen stuk voor stuk
kent en een nieuwe naam gegeven
heeft: God kent in die voor mensen
ongrijpbare aantallen dus ieder bij
name.
„Zijn we misschien overcompleet?"
Het antwoord luidt tegelijk ,,Ja" en
„Neen". Ik heb dat „Neen" niet aan
het „Ja" toegevoegd om daarmee het
„Neen" uit te schakelen. Zelfs niet om
het stichtelijk te verbloemen. Ik heb
het er slechts aan toegevoegd opdat wij
er allen mee zouden worstelen. Opdat
we niet alleen in dorre wetenschappe
lijke feiten zouden denken, maar te
vens in de volheid des geloofs zouden
staan. Doen we dit laatste ook, dan
houdt ons leven waarde en dan wor
den wij bewogen tot een hartstochte
lijker bede: ,,Kom haastiglijk, Here
Jezus
volgende periode zou opleveren.
Gedurende dat volgende tijdvak van
ongeveer tien jaar doorkruist hij Europa
in alle richtingen, maakt kennis met de
grote mannen en vrouwen van het Eu
ropa der 18e eeuw en bezoekt musea,
gevangenissen en paleizen. In Denemar
ken reglementeert hij het gevangenis
wezen en gedurende lange tijd vertoeft
hij aan het Hof van Cathariha de Grote
van Rusland, die hem met eerbewijzen
overlaadt.
In deze periode van reizen en trekken
neemt de theoretische ontwikkeling van
de Miranda een grote vlucht cn reeds
ziet hij zijn einddoel scherp omlijnd.
De eerste beroerselen der Franse Re
volutie roepen hem naar Parijs, waar
hij dc theorie van zijn doelstellingen aan
de praktijk kan toetsen en in juiste ba
nen leiden. Twee jaar verblijft hij in
Frankrijk en slaat met grote belang
stelling de worsteling gade van een volk,
dat verbeten vecht om aan de machts
wellust van de Adel te ontkomen.
In 1790 legt hij aan de Britse minis
ter Pitt een plan voor tot bevrijding
van Zuid-Amerika. maar deze .weet de
Miranda aan het lijntje te houden mét
beloften, die echter steeds beloften
blijven.
De Franse Revolutie is voor de Miran
da in zekere zin een uitkomst. Zijn stre
ven. dat op een dood punt dreigde te ge
raken, krijgt een ogenblik rust als hij
in 1792 opnieuw het Kanaal oversteekt
om zich nu met inzet van zijn gehele
persoon op de Franse omwenteling te
werpen
Tegelijk met een innnerlijke verdie
ping van zijn ideeën, ontwikkelt zich in
de Miranda de militair en dat zijn
krijgskunde evenredig is geweest aan
zijn geestelijke ontwikkeling, moge blij
ken uit het feit. dat het Franse volk
haar Brigade-Generaal de Miranda eer
de, door zijn naam en beeltenis in één
der zijbogen van de Are de Triomph te
griffen.
In de derde en laatste periode v»u
zijn leven tracht de Miranda de vruch
ten van leven van strijd en studie te
(Voor vervolg pag. 3)