c
Generaal-majoor E. Engles
=V"
-™rnrf&s,&iAA3 1 if ifcAXtf 1 Mag H a s B
5-2.-ca.a-2-2-P.ft B c ea.Ba* at
IN DE WERELD DER DOOFSTOMMEN
Op „OïföcitUci"
worden ócUatten gedolven
2io kinöeRen ontv&nqen eR onöeRWijs
„Effatha" in Voorburg, het enige Protestants-Christelijke doofstommen-
instituut in Nederland, breidt gestadig uit. Het is te merken in en buiten de
gebouwendie daar omlommerd langs de Vliet liggen. Er wordt gebouwd, aan
vijf nieuwe speelzalen en een eetzaal voor ongeveer 70 jongens. Zeer binnen
kort wordt dit paviljoen geopend en dan is er voor de 210 kinderen, die op
„Effatha" doofstommen-onderwijs ontvangen, gelukkig wat meer armslag
gekomen.
J^E directeur, de heer C. Timmer, ver
telde ons, dat deze uitbreiding niet
de enige is, want ook de bouw van
een nieuwe nijverheidsschool staat op
het programma. De oorzaken van deze
uitbreidingen en uitbreidingsplannen
op „Effatha" zijn begrijpelijk. Aller
eerst is er de bevolkingsaanwas, waar
mee het getal der afwijkende kinderen
gelijke tred houdt.
Een belangrijke oorzaak is ook het
feit, dat gedurende de periode Augus
tus 1941Februari 1942 het percentage
doofstom geboren kinderen aanmer
kelijk hoger lag dan normaal. In het
■winter-voorjaar van 1941 woedde n.l.
op verschillende plaatsen in ons land
een rode hond-epidemie en in me
dische kringen neemt men aan, dat
het toegenomen aantal doofstommen
in deze periode verband houdt met
deze ziekte. Velen van deze kinderen
hebben op „Effatha" een tehuis ge
vonden. „Effatha" heeft immers een
goede naam in Nederland. We mogen
dit geruist schrijven, zonder aan de
ondere doofstommeninstituten in "ons
land, die stuk voor stuk prachtig werk
verrichten, iets tekort te doen.
Moeilijk onderwijs
Zowel uit kerkelyke gezinnen als
uit buitenkerkelijke, worden op
„Effatha" kinderen verzorgd. Dit on
derwijs is zó moeilijk, dat een buiten
staander er zich onmogelijk een voor
stelling van kan maken. Een kind, dat
doofstom is, zou zonder doofstommen
onderwijs gedoemd zijh, opzij gescho
ven te worden. Want wat betekent
voor ons ons gehoor? Het leven trekt
els een stomme film aan ons voorbij,
als wij niets van het gesproken woord
opvangen en ons niet met onze eigen
stem, met onze eigen mening in de ge
sprekken kunnen mengen. Wij heb
ben onze stem nodig, om ons bij de
wereld aan te dienen en om onze ta
lenten te verkopen. „Effatha" kan de
kinderen geen gehoor geven. Wel
krijgt het doofstomme kind zóveel
mee, dat het in de maatschappij een
plaats kan vinden. Er is echter zo'n
eindeloos geduld nodig, om een doof
stom Icind woorden te leren zeggen.
De voorzitter prof. L. H. v. d. Meiden
(rechts) en Ir. W den Boer, die 30 jaar
bestuurslid zijn-
Allereerst, omdat het niets verstaat.
Het kind moet dus leien praten langè
de weg van het liplezen. Ten tweade
kent de doofstomme de draagkracht
van de eigen stem niet, omdat hij die
stem niet hoort. Het komt er bij hem
op aan, aan de trillingen van zijn
stembanden gewaar te leren worden,
of hij hard dan wel zacht praat.
De leerlingen worden op „Effatha"
ingedeeld naar begaafdheid. Dat is
zeer belangrijk. Want de kinderen
hebben allemaal talenten, net zo goed
als horende kinderen. Alleen hebben
kinderen met een normaal gehoor
geen hinder van een lichaamsgebrek,
dat hen belet, die talenten uit de
windsels te laten komen. Nu dringt
men op „Effatha" bannen in het om
muurde wereldje van kinderen, die al
tijd in de stilte leven en het behoort
tot de verheven taak van dit doof-
stommeninstituut, te woekeren met de
mogelijkheden, die z'n leerlingen in
zich dTagen. Als de kansen van nor
male mensen op een zilveren schaal
gewogen worden, liggen die van de
doofstommen naar verhouding op een
gouden. En ze komen van „Effatha":
de meubelmakers, de timmerlieden, de
schoenmakers, de naaisters. Een ge
weldig werk.
Op ander niveau
De meeste kinderen op „Effatha"
zijn volslagen doof. Enkelen zijn er,
bij wie nog heel kleine gehoorresten
gevonden worden. En die gehoorresten
POLEN en RUSSEN
XL
GAVEN wij in het eerste deel van de
beschouwing over het boek van
Kusnierz een wel omschreven geval
vernietiging van de Poolse ondergrondse
in dit tweede deel zullen wij verhalen
van een aantal inderdaad merkwaardige
feiten. Men dlene hierbij te bedenken,
dat Rusland Duitsland door het verdrag
tussen die beide landen practisch toe
stond Polen binnen te vallen en daarna
niet aarzelde een aandeel in de buit te
eisen en het nog onbezette stuk op te
slokken.
Dat dit in strijd was niet alleen met
elk begrip van internationaal fatsoen
maar ook met talloze verdragen is voor
iedereen duidelijk.
Daar is een imposante reeks geschon
den verdragen:
Allereerst was er in Augustus 1918 een
decreet dat door niemand minder dan
Lenin was getekend, dat in artikel 3
expliciter verklaarde, dat de Sovjet-Unie
het onvervreemdbare recht van Polen op
onverdeelde eigen nationaliteit erkende.
En op 18 Maart 1921 kwam het verdrag
van Riga tot stand. Hierbij werd de grens
tussen de beide landen vastgesteld.
Verdragen, scheurpapier!
De Westelijke mogendheden lieten op
15 Maart 1923 deze grenzen erkennen en
aannemen door de Conferentie der Am
bassadeurs, een en ander in overeen
stemming met niets minder dan art.
Slechts bij enkele kinderen op Effatha
worden nog kleine gehoorresten gevon
den en vanzelfsprekend wordt daarmee
gewoekerd. De koptelefoon komt er aan
te pas en de heer G. v. d. Heuvel geeft,
via de microfoon o-m. leesles.
worden vanzelfsprekend uitgebuit. Via
koptelefoons zoekt de onderwijzer con
tact met zijn leerlingen. Meestal leren
deze kinderen het praten iets beter
dan de geheel doofstommen; het echte
spreken, in <le betekenis van het onder
woorden brengen hunner gedachten
blijft altyd min of meer gebrekkig. Als
er geen contact met de buitenwereld
is, wordt er bovendien, minder inge
werkt op de vorming van het karak
ter. En iedereen begrijpt dat bij
iemand, wie de spraak ontbreekt, de
ontwikkeling van de intelligentie ge
remd wordt. Daarom blijft de doof
stomme geestelijk op een ander
niveau dan de horende. Maar dit
neemt niet weg, dat zij de normale
mensen in zovele dingen op z'n minst
evenaren; zij zijn vlijtig en werkzaam,
zij kunnen vakmensen eerste klas
worden, omdat zij nog twee Hollandse
handen hebben. Doofstommen kunnen
op „Effatha" schatten delven, waarvan
zij hun hele verdere leven profijt zul
len hebben.
Voor hen werken daar mensen, die
de bewogenheid peilen, waarmee Jezus
de doofstomme het „Effatha" heeft toe
geroepen. Zoals Jezus kunnen zij ech
ter nooit een doofstom kind helpen.
Zij helpen ook uit een andere sfeer:
het is immers mensenwerk. Toch
is dit iets om nooit te vergeten: de
rijkdom, die deze kinderen in de han
den wordt gelegd en waarmee zij de
wereld in kunnen trekken!
In 1951 zestig jaar
De mensen, die er achter staan: dat
zijn allen, die „Effatha" een goed hart
toedragen en die hun liefde voor dit
stuk werk zo nu en dan via giro 36738
in klinkende munt omzetten. Maar we
moeten toch even drie mensen noemen,
die zich al dertig jaar met hart en ziel
aan „Effatha" geven: prof. L. H. v. d.
Meiden, de voorzitter; ir. W. den Boer,
bestuurslid en de directeur, de heer
C. Timmer.
Volgende week, op 11 Maart her
denken zij hun 30-jarig jubileum.
Reeds vierde de vereniging, die het
doofstommendnstituut in het leven
riep, het diamanten jubileum en vol
gend jaar zal het 60 jaar geleden zijn,
dat de school geopend werd. Een
school, die meer dan een halve eeuw
lang met de Bijbel in de hand doof
stomme kinderen leidde, verdient de
steun van allen, die er van overtuigd
zijn, dat zo'n werk voortgezet moet
worden'
Mej. M. C. Nieuwland leert een klein
meisje, met behulp van de spiegel
87. lid 3, van het Vredesverdrag van Ver
sailles!!!
In de volgende jaren bracht Polen een
aantal multilaterale pacten tot stand. Het
land was kennelijk nog niet erg zeker
van zichzelf en van de garanderende en
pacterende landen. Maar de regering
kwam tot een resultaat: het Statuut van
de Volkenbond kwam tot een omschrij
ving van een collectieve garantie en in
1928 tekende Polen het Kellogg-pact. In
1929 stelde de S.U. voor, daar dit land
geen ondertekenaar was van dat pact,
een protocol te ontwerpen, waarbij het
Kelloggpact als basis diende. Het werd
getekend, in Februari 1929. In 1932 te
kenden beide landen zelfs een nict-aan-
valspact, het werd verlengd tot 31 De
cember 1945.
Nog twee verdragen bestaan er, die de
vrede tussen Rusland en Polen behande
len. De internationale overeenkomst no
pens de betekenis van het begrip „ag-
gressie" werd door beide partijen gete
kend in 1933 en tenslotte: in Februari
1938 kwam men te Moskou -overeen, dat
de tussen beide landen bestaande over
eenkomsten een garantie vormden tegen
het schenden van de vreedzame verhou
dingen der beide landen.
Nu mag een enkele overweging niet
achterwege blijven: wanneer ik met Jan
afspreek, dat ik hem nooit een klap zal
geven, is dat al een armzalige afspraak.
Natuurlijk, als ik een fatsoenlijk man
ben, geef ik Jan geen klap in zijn ge
zicht. Laat staan dan, dat ik, alleen, of
met mijn vriendjes erbij, afspreek, dat
ik heus, echt, onder geen beding en on
der geen provocatie, nee, beslist niet,
een Piet, was er bij (Kees ook) Jan zeifs
maar een denkbeeldige klap zou geven.
Wat is er dan wel gaande geweest tus
sen deze beide landen? Het antwoord
moet luiden: niet veel moois. Er is nooit
een basis geweest en het papier is ge
duldig, scheurpapier.
Wel zelden hebben wij zo'n flagrante
schennis gezien van verdragen, in een
wereld, waar verdraagzaamheid gewoon
en niet eens zo erg onfatsoenlijk wordt
geacht.
Daarom is dit boekje merkwaardig: om
de nog steeds serieuze houding van een
regering, die wist, dat zij speelde met
lieden te kwader trouw. Om deze leem
te in eigen realiteitszin te verbergen
ware het boekje niet nodig geweest.
a-huwing
- iets t
Hoe licht kon Uw gena bekeren
mijn gemoed,
Uw liefd' en goedigheid mij
trekken tot het goed.
Uw mededogendheid van 't kwade
mij bevrijden.
Helaas Wat zeg ik. Heer
Dewijl mijn harte tracht
naar Uwe zoetigheid, zo heeft daar
in gewracht
Uw goedheid. Uw gena. Uw liefd',
Uw medelijden.
'Reviu s).
ZONDAGSBLAD 4 MAART 1950
Bekende landgenoten thnls
3
commandant der 7 December divisie
„De jongens maakten mogelijk
dat souvereiniteit werd
overgedragen"
zo dadelijk
en zal, staat
n generaals-
n de zeven
OP de kade,
een troepenschip mi
een kleine, bruine man
uniform. De jongens a
December divisie zwaai
de generaal.
Hij is generaal-majoor E. Engles en
hy volgde destijds de generaal-majoor
H. J. J. W. Dürst Britt op als com
mandant der divisie. In Batavia heeft
hij de boot vaarwel gezwaaid, toen zy
uitvoer; hij vloog naar Amsterdam en
alle schepen, die arriveerden, zagen
hem aan de kade staan.
Het is moeilijk van hem te zeggen,
dat hij hier thuis is. Want „thuis" is
voor hem de woning op Java, waar
mevrouw Engles woont. Maar Neder
land is voor ieder Nederlander gindjs
„thuis" en dus gaat het toch op: gene
raal Engles is thuis.
Hij heeft van dit huis een andere
indruk, dan het hem nu geeft. „Ik hou
van gryze, stormachtige luchten, van
regen en wind als ik in Nederland
ben" zegt hij. Want dat hoort erbij.
Dit zachte winterweer is niet, wat je
op Java denkt, dat het zijn zal".
Het bewijst, dat de generaal houdt
van Nederland, zoals het is.
Zoals hij de Nederlandse soldaten
waardeerde, zoals ze waren, daarginds.
„Prachtkerels", zegt hij. „Er viel van
alles mee. te doen en als de mensen
hier soms menen, dat de Nederlandse
soldaat voor niets in Indonesië ge
weest is, dan hebben zij het mis. De
Nederlandse soldaat heeft inderdaad
rust en orde gebracht in grote gebie
den van Indonesië".
Toen de Zeven December divisie
om nu maar een onderdeel te noemen
op Java kwam, waren alleen de
grote steden veilig, tot op zekere
hoogte. Nu de Nederlandse soldaat
wegtrekt, werkt de tani Weer op zijn
akker. Al zijn er nog moeilijkheden,
want het tempo was te snel. Maar dut
de souvereiniteit kon worden overge
dragen is een vrucht van het werk der
Nederlandse soldaten.
Daarom valt het de generaal tegen,
dat er niet meer vertegenwoordigers
van cultuurmaatschappijen op de kade
staan, als de schepen binnenkomen.
„Hoe", zo vraagt hij, „zou het er in
het Pengalonganse, het Buitenzorg-
se en het Cheribonse in de cultures
uitzien, als de Nederlandse soldaten
niet de wegen voor de planters ge
baand hadden?"
Zo is generaal Engles. Overtuigd
van het nut, dat de uitzending van zo
veel militairen naar Indonesië gehad
heeft. Daarom betekent zijn komst-
troost voor de nabestaanden van ge
sneuvelde soldaten, voor de betrek
kingen van hen, die nog in Indië
waren, toen hij hier arriveerde^ voor
de familieleden der gewonden en zie
ken, die hij opzoekt en voor de thuis
varende soldaten, die hij nu „helpt"
afleveren.
Hjj is een soldaat in hart en nieren.
In 1918 officier geworden, was hij in
1919 weer op Java terug, waar hij ge
boren is. „Een prachtig land, waar ik,
zoals ieder, die er iets mee te maken
heeft, veel van houd", zegt hij. Na de
Hogere Krijgsschool bezocht te heb
ben, is hy in 1938 uitgezonden om de
Indische opleiding op de Kon. Militaire
Academie in Breda te geven. Dat was
toen iets nieuws. De militaire oplei
ding werd rechtstreeks op Indië ge
richt. „Door die detachering heb ik
toen in ruime mate v„n de Europese
oorlogstaart meegegeten". Hij werd
terstond krijgsgevangen gemaakt en,
met een zeventigtal andere officieren,
naar Duitsland gezonden. Generaal
Engles van nu was toen majoor Engles
en de oudste officier van de groep.
Het was het streven van hem en de
officieren, die bij hem waren, om zo
snel mogelijk weer aan het front te
staan, waar Hare Majesteit en de Re
gering de oorlog voortzetten. Dat be
tekende dus: het organiseren van ont
vluchtingen.
Niet minder dan 15 officieren zijn
er, van zijn groep, met behulp van
alle anderen vandoor gegaan. De eer
ste, die wegkwam, was de tegenwoor
dige commandant van de luchtmacht,
luit. generaal Giebel. Voor de over-
blijvenden werd het steeds moeilijker,
want de kampen werden, na elke ont
vluchting verzwaard.
Een kordate vrouw
Maar 1945 bracht de bevryding en
de generaal vond in Nederland zijn
vrouw terug. Die had evenmin stil
gezeten. In Januari 1945 kwam zij,
met een zestal andere frontlijn-pas-
seerders bij Ophemert over de rivie
ren in het bevrijde deel van Neder
land. Het was een zware tocht, die
tien dagen duurde en de line-crosseis
in het Canadese spervuur bracht, toen
zij dachten, dat het Duitse gevaar
voorbij was. Veel medewerking gaven
de enkele boeren, die er nog woonden.
De prestatie was voor mevrouw
Engles te groter, daar zy -toen al A5
jaar oud was. In 1946 was generaal
Engles terug in Indonesië. Hij hielp
er mee aan de opbouw van het K.N.
I.L. uit hen, die terugkeerden uit
krijgsgevangenschap. Het waren
uiterst moeilijke jaren en de Japian.se
dumps en de Engelse wapenvoorraden
later, moesten de uitrusting voor het
nieuwe leger leveren. Toch is het bui
tengewoon geslaagd, aldus de gene
raal. Men staart zich altijd blind op
Java, maar daar buiten werd een ge
bied van 30 maal Nederland door een
handvol K.N.I.L. mensen bezet en vol
komen tot rust gebracht.
Nadat de generaal opnieuw in tie
opleiding was terechtgekomen en in
Bandoeng o.m. parachutisten en an
dere bijzondere troepen had klaar ge
stoomd, moest hij in 1948 generaal-
majoor Dürst Britt opvolgen. Het
was niet gemakkelijk, maar „het is
een van de mooiste tijden van mijn
leven geweest. Ik werk graag met Hol
landse jongens en de soldaten hebben
meer gepresteerd, dan iemand van hen
mocht verwachten. Zonder één man
te verliezen werd in de tweede poli
tiële actie Bantam bezet, met mede
werking van de huzaren van Boreel.
Dat gebeurde in drie dagen, terwijl
er tien voor uitgetrokken waren. Ik
was zeven dagen op mijn schema
voor! De divisie verloor 500 man. Die
wegen ons zwaar. Zij liggen op ere-
velden in Indonesië en het is ons stre
ven alle nabestaanden tenminste een
foto van hun graven te zenden.
Over oe nouduig A..1N.1.L.T.N.I.
zegt de generaal niet zo veel. Alleen
dit: dat er aan beide zijden een nei
ging tot samenwerking is, die door de
Westerling-beweging niet bevorderd
is, maar die groeien moet en groeien
zal. Daar ben ik van overtuigd, zegt
de generaal. „In Nederland heeft men
de neiging de zaken niet helemaal
objectief te zien. De souvereiniteit is
De
In zijn jonge jaren wydde de gene
raal zich aan journalistieke arbeid. Hij
zou dat weer willen doen, maar er
zullen nog genoeg andere taken voor
hem weggelegd zijn. Voor hobbies
heeft hij niet veel tijd en voor zijn
kleine twee-persoons gezin ook niet
(dat brengt het Indische soldatenleven
nu eenmaal mee). Maar als u generaal
majoor Engles vraagt: wat zou u nu
willen doen, als u helemaal vrij wss,
dan zegt hij: „Teruggaan naar Indo
nesië en daar helpen aan de economi
sche opbouw".
Hij zegt het eerlijk enthousiast.
Want hij houdt van het land onder de
evenaar en hij gelooft in de toekomst
Zuulerkerkstortus, bnkhu
.Licht voor één avond.
HET jongetje zit altijd
vol, berstens vol van
allerlei nieuws, het is vast
op weg om een befaamd
journalist te worden, die
geheime notulen en wat
dies meer zij voor zijn
krant verovert en daar
hevige artikelen met lou
ter grote koppen over gaat
schrijven. Dat merk je nu
reeds, want dl dat verbijs
terende nieuws weet hy
zo sensationeel te brengen,
dat je onwillekeurig gaat
verlangen naar het mo
ment dat hij z'n entree zal
maken en onder de jui
chende krijgskreet „Mees
ter hoor"es op je
af zal stormen.
„Meester, hoor'es
was het de vorige week
en hij deed me mededeling
van het feit, dat hij een
zussie zou krijgen. Ik wist
dat weliswaar reeds, want
de moeder van het jonge
tje was ons reeds vele
maanden geleden die ont
hulling komen doen. Maar
dat was zéér verstandig
van die moeder geweest,
want op die manier had ze
ons tenminste tijdig deel
genoot kunnen maken van
haar verlangen om voor
deze nummer tien nu eens
een nieuwe wieg te ver
overen, aangezien het voor
gaande geslacht de hui
dige volledig had uitge
woond. Wij hadden die be
geerte volledig kunnen ver
staan, maar moesten er
aan toevoegen, dat we niet
zeker uiisten of we de
wens zouden kunnen ver
vullen; tenslotte leven wij
met ons hele werk immers
van de „heb" en van de
„krijg", en terwijl je de
ene dag drie complete
wiegen het wijkgebouw
ziet binnendragen, zit je
daarna weer enige jaren
met louter wiegloze babies.
Maar in elk geval waren
we nu op de hoogte van
de behoefte en konden eens
uitkijken. Dat het jongetje
ons daarbij de vorige week
de aünkondiging van het
zoveelste zussie deed, zal
overigens wel een gentle
hint van de moeder ge
weest zijn.
„Meester, hoor'es
klonk het daarop drie da
gen later uit Jongentje's
rappe mondje: „We heb
ben een schemerlamp ge
kregen Zijn beschrij
ving van die lamp was
daarbij zo uitvoerig en zo
kleurrijk, dat
zelfs vriendelijker en aan
lokkelijker. Vooral als
men daarbij onthaald
wordt op de welluidende
klanken van de duurste
radio, die er in de geplun.
derde Nederlanden te ver
krijgen is. Dit alles was
zelfs zo imponerend, dat
ik me de vraag veroor
loofde of onder deze om
standigheden een gekre
gen tweedehands wieg
niet misstaan zou. Maar
Moeder meende dat dit
niet het geval mocht we
zen en zij onderstreepte
nog eens nadrukkelijk, dat
ze wat dat betrof op de
wijk rekende. Toen ik
schuchter tegenwierp,
kregen
feërieke
terieurs,
midden waar.
ra u verwende voeten bij
gedempt sprookjesachtig
licht over dikke tapijten
schrijden. Zijn reportage
was zelfs zo aantrekke
lijk, dat we spoorslags
besloten om nog heden
avond die lamp in ogen
schouw te gaan nemen.
Gelukkig dat we zulks de
den, want anders was ons
weer een groots gebeuren
ontgaan en dit artikeltje
bovendien nimmer ge
schreven. Laat ik daarbij
eerlijk erkennen, dat het
jongetje niet overdreven
had: het was een machtige
lamp met een kap van
plastic en perkament, die
het rijkste kapitalistendo
mein nog zou hebben op
gesierd. Men kan van Jon-
gentje's ouders zeggen wat
men wil, maar smaalp heeft
dit tweetal. Bij het schijn
sel van deze lamp scheen
het armelijke huisraad
Uit de
VOLKSWIJK
die wieg dan
of zelfs vóór
alles had
aangeschaft,
zei ze bijna-verontwaar-
digd: „Nou, dat is nog al
wiedes, hè; aan zo'n lamp
en aan zo'n radio hebben
we allemaal wat, en zo'n
wieg, die is toch alleen
maar voor dat kleine tour-
rem, niet?" Inderdaad,
kleine wurmen dienen
zich geen al te hoge voor
stelling te maken van de
blijdschap waarmee ze
verwacht worden en van
de offerzin, die hen tege
moet zal treden. Men be
hoorde zoiets reeds lang
begrepen te hebben.
Maar nu vandaag stormt
Jongetje opnieuw de
zaal binnen en galmt al
van verre: „Meester, hoor
'esMe fader heb me
moeder so'n blauw oog ge
slagen (en hij wijst een
oog aan van de grootte
van heel zijn eigen opge
wonden gezichtje) en toen
heb me moeder me fader
door die lamp heengesla
gen en nou ist-ie met de
vuilnisman meeHij
laat in het midden wie nu
precies aan de gemeente
reiniging- is toevertrouwd:
de vader of de lamp. Hij
schijnt ook niet erg bewo
gen over het lot van vader,
noch over dat van moeder,
om van de lamp maar
helemaal te zwijgen. In
zijn stemmetje trilt alleen
een zekere voldoening
over het feit, dat hij op
nieuw een persbericht van
geweldige omvang mocht
lanceren; een nieuwtje,
waarmee hij by voorbaat
alle andere mogelijke en
onmogelijke voorvallen
door zijn collega's te mel
den met stukken heeft ge
slagen. En terecht, want
dit is niet alledaags: dat je
moeder je vader door een
spiksplinternieuwe lump
heen kiepert en dat on.
danks de handicap van
zó'n blauw oog. Al zijn
zulke gebeurtenissen aan
de andere kant toch ook
maar al te gewoon.
Mijn reactie schijnt hem
een weinig teleur te stel
len; hij voelt zich als de
man, die „Extra Edities"
colporteert en nagenoeg
geen afname vindt. En dus
trekt hij nog eens aan
mijn mouw en voegt aan
zijn eerste headline een
tweede toe: ,£n hoor 'es,
meester, fader heb nog
een trap tegen de radio ge
geven, nou, een trap. net
A be Lenstra". Dan gaat hij
met een verzaligd gezicht
je op ziin plaats ritten en
zijn heldere kijkers ne
men alles en allen op. Ik
denk voor thuis om daar
nieuws te kunnen leveren..
Wjjkpredikant.