c Generaal-majoor E. Engles =V" -™rnrf&s,&iAA3 1 if ifcAXtf 1 Mag H a s B 5-2.-ca.a-2-2-P.ft B c ea.Ba* at IN DE WERELD DER DOOFSTOMMEN Op „OïföcitUci" worden ócUatten gedolven 2io kinöeRen ontv&nqen eR onöeRWijs „Effatha" in Voorburg, het enige Protestants-Christelijke doofstommen- instituut in Nederland, breidt gestadig uit. Het is te merken in en buiten de gebouwendie daar omlommerd langs de Vliet liggen. Er wordt gebouwd, aan vijf nieuwe speelzalen en een eetzaal voor ongeveer 70 jongens. Zeer binnen kort wordt dit paviljoen geopend en dan is er voor de 210 kinderen, die op „Effatha" doofstommen-onderwijs ontvangen, gelukkig wat meer armslag gekomen. J^E directeur, de heer C. Timmer, ver telde ons, dat deze uitbreiding niet de enige is, want ook de bouw van een nieuwe nijverheidsschool staat op het programma. De oorzaken van deze uitbreidingen en uitbreidingsplannen op „Effatha" zijn begrijpelijk. Aller eerst is er de bevolkingsaanwas, waar mee het getal der afwijkende kinderen gelijke tred houdt. Een belangrijke oorzaak is ook het feit, dat gedurende de periode Augus tus 1941Februari 1942 het percentage doofstom geboren kinderen aanmer kelijk hoger lag dan normaal. In het ■winter-voorjaar van 1941 woedde n.l. op verschillende plaatsen in ons land een rode hond-epidemie en in me dische kringen neemt men aan, dat het toegenomen aantal doofstommen in deze periode verband houdt met deze ziekte. Velen van deze kinderen hebben op „Effatha" een tehuis ge vonden. „Effatha" heeft immers een goede naam in Nederland. We mogen dit geruist schrijven, zonder aan de ondere doofstommeninstituten in "ons land, die stuk voor stuk prachtig werk verrichten, iets tekort te doen. Moeilijk onderwijs Zowel uit kerkelyke gezinnen als uit buitenkerkelijke, worden op „Effatha" kinderen verzorgd. Dit on derwijs is zó moeilijk, dat een buiten staander er zich onmogelijk een voor stelling van kan maken. Een kind, dat doofstom is, zou zonder doofstommen onderwijs gedoemd zijh, opzij gescho ven te worden. Want wat betekent voor ons ons gehoor? Het leven trekt els een stomme film aan ons voorbij, als wij niets van het gesproken woord opvangen en ons niet met onze eigen stem, met onze eigen mening in de ge sprekken kunnen mengen. Wij heb ben onze stem nodig, om ons bij de wereld aan te dienen en om onze ta lenten te verkopen. „Effatha" kan de kinderen geen gehoor geven. Wel krijgt het doofstomme kind zóveel mee, dat het in de maatschappij een plaats kan vinden. Er is echter zo'n eindeloos geduld nodig, om een doof stom Icind woorden te leren zeggen. De voorzitter prof. L. H. v. d. Meiden (rechts) en Ir. W den Boer, die 30 jaar bestuurslid zijn- Allereerst, omdat het niets verstaat. Het kind moet dus leien praten langè de weg van het liplezen. Ten tweade kent de doofstomme de draagkracht van de eigen stem niet, omdat hij die stem niet hoort. Het komt er bij hem op aan, aan de trillingen van zijn stembanden gewaar te leren worden, of hij hard dan wel zacht praat. De leerlingen worden op „Effatha" ingedeeld naar begaafdheid. Dat is zeer belangrijk. Want de kinderen hebben allemaal talenten, net zo goed als horende kinderen. Alleen hebben kinderen met een normaal gehoor geen hinder van een lichaamsgebrek, dat hen belet, die talenten uit de windsels te laten komen. Nu dringt men op „Effatha" bannen in het om muurde wereldje van kinderen, die al tijd in de stilte leven en het behoort tot de verheven taak van dit doof- stommeninstituut, te woekeren met de mogelijkheden, die z'n leerlingen in zich dTagen. Als de kansen van nor male mensen op een zilveren schaal gewogen worden, liggen die van de doofstommen naar verhouding op een gouden. En ze komen van „Effatha": de meubelmakers, de timmerlieden, de schoenmakers, de naaisters. Een ge weldig werk. Op ander niveau De meeste kinderen op „Effatha" zijn volslagen doof. Enkelen zijn er, bij wie nog heel kleine gehoorresten gevonden worden. En die gehoorresten POLEN en RUSSEN XL GAVEN wij in het eerste deel van de beschouwing over het boek van Kusnierz een wel omschreven geval vernietiging van de Poolse ondergrondse in dit tweede deel zullen wij verhalen van een aantal inderdaad merkwaardige feiten. Men dlene hierbij te bedenken, dat Rusland Duitsland door het verdrag tussen die beide landen practisch toe stond Polen binnen te vallen en daarna niet aarzelde een aandeel in de buit te eisen en het nog onbezette stuk op te slokken. Dat dit in strijd was niet alleen met elk begrip van internationaal fatsoen maar ook met talloze verdragen is voor iedereen duidelijk. Daar is een imposante reeks geschon den verdragen: Allereerst was er in Augustus 1918 een decreet dat door niemand minder dan Lenin was getekend, dat in artikel 3 expliciter verklaarde, dat de Sovjet-Unie het onvervreemdbare recht van Polen op onverdeelde eigen nationaliteit erkende. En op 18 Maart 1921 kwam het verdrag van Riga tot stand. Hierbij werd de grens tussen de beide landen vastgesteld. Verdragen, scheurpapier! De Westelijke mogendheden lieten op 15 Maart 1923 deze grenzen erkennen en aannemen door de Conferentie der Am bassadeurs, een en ander in overeen stemming met niets minder dan art. Slechts bij enkele kinderen op Effatha worden nog kleine gehoorresten gevon den en vanzelfsprekend wordt daarmee gewoekerd. De koptelefoon komt er aan te pas en de heer G. v. d. Heuvel geeft, via de microfoon o-m. leesles. worden vanzelfsprekend uitgebuit. Via koptelefoons zoekt de onderwijzer con tact met zijn leerlingen. Meestal leren deze kinderen het praten iets beter dan de geheel doofstommen; het echte spreken, in <le betekenis van het onder woorden brengen hunner gedachten blijft altyd min of meer gebrekkig. Als er geen contact met de buitenwereld is, wordt er bovendien, minder inge werkt op de vorming van het karak ter. En iedereen begrijpt dat bij iemand, wie de spraak ontbreekt, de ontwikkeling van de intelligentie ge remd wordt. Daarom blijft de doof stomme geestelijk op een ander niveau dan de horende. Maar dit neemt niet weg, dat zij de normale mensen in zovele dingen op z'n minst evenaren; zij zijn vlijtig en werkzaam, zij kunnen vakmensen eerste klas worden, omdat zij nog twee Hollandse handen hebben. Doofstommen kunnen op „Effatha" schatten delven, waarvan zij hun hele verdere leven profijt zul len hebben. Voor hen werken daar mensen, die de bewogenheid peilen, waarmee Jezus de doofstomme het „Effatha" heeft toe geroepen. Zoals Jezus kunnen zij ech ter nooit een doofstom kind helpen. Zij helpen ook uit een andere sfeer: het is immers mensenwerk. Toch is dit iets om nooit te vergeten: de rijkdom, die deze kinderen in de han den wordt gelegd en waarmee zij de wereld in kunnen trekken! In 1951 zestig jaar De mensen, die er achter staan: dat zijn allen, die „Effatha" een goed hart toedragen en die hun liefde voor dit stuk werk zo nu en dan via giro 36738 in klinkende munt omzetten. Maar we moeten toch even drie mensen noemen, die zich al dertig jaar met hart en ziel aan „Effatha" geven: prof. L. H. v. d. Meiden, de voorzitter; ir. W. den Boer, bestuurslid en de directeur, de heer C. Timmer. Volgende week, op 11 Maart her denken zij hun 30-jarig jubileum. Reeds vierde de vereniging, die het doofstommendnstituut in het leven riep, het diamanten jubileum en vol gend jaar zal het 60 jaar geleden zijn, dat de school geopend werd. Een school, die meer dan een halve eeuw lang met de Bijbel in de hand doof stomme kinderen leidde, verdient de steun van allen, die er van overtuigd zijn, dat zo'n werk voortgezet moet worden' Mej. M. C. Nieuwland leert een klein meisje, met behulp van de spiegel 87. lid 3, van het Vredesverdrag van Ver sailles!!! In de volgende jaren bracht Polen een aantal multilaterale pacten tot stand. Het land was kennelijk nog niet erg zeker van zichzelf en van de garanderende en pacterende landen. Maar de regering kwam tot een resultaat: het Statuut van de Volkenbond kwam tot een omschrij ving van een collectieve garantie en in 1928 tekende Polen het Kellogg-pact. In 1929 stelde de S.U. voor, daar dit land geen ondertekenaar was van dat pact, een protocol te ontwerpen, waarbij het Kelloggpact als basis diende. Het werd getekend, in Februari 1929. In 1932 te kenden beide landen zelfs een nict-aan- valspact, het werd verlengd tot 31 De cember 1945. Nog twee verdragen bestaan er, die de vrede tussen Rusland en Polen behande len. De internationale overeenkomst no pens de betekenis van het begrip „ag- gressie" werd door beide partijen gete kend in 1933 en tenslotte: in Februari 1938 kwam men te Moskou -overeen, dat de tussen beide landen bestaande over eenkomsten een garantie vormden tegen het schenden van de vreedzame verhou dingen der beide landen. Nu mag een enkele overweging niet achterwege blijven: wanneer ik met Jan afspreek, dat ik hem nooit een klap zal geven, is dat al een armzalige afspraak. Natuurlijk, als ik een fatsoenlijk man ben, geef ik Jan geen klap in zijn ge zicht. Laat staan dan, dat ik, alleen, of met mijn vriendjes erbij, afspreek, dat ik heus, echt, onder geen beding en on der geen provocatie, nee, beslist niet, een Piet, was er bij (Kees ook) Jan zeifs maar een denkbeeldige klap zou geven. Wat is er dan wel gaande geweest tus sen deze beide landen? Het antwoord moet luiden: niet veel moois. Er is nooit een basis geweest en het papier is ge duldig, scheurpapier. Wel zelden hebben wij zo'n flagrante schennis gezien van verdragen, in een wereld, waar verdraagzaamheid gewoon en niet eens zo erg onfatsoenlijk wordt geacht. Daarom is dit boekje merkwaardig: om de nog steeds serieuze houding van een regering, die wist, dat zij speelde met lieden te kwader trouw. Om deze leem te in eigen realiteitszin te verbergen ware het boekje niet nodig geweest. a-huwing - iets t Hoe licht kon Uw gena bekeren mijn gemoed, Uw liefd' en goedigheid mij trekken tot het goed. Uw mededogendheid van 't kwade mij bevrijden. Helaas Wat zeg ik. Heer Dewijl mijn harte tracht naar Uwe zoetigheid, zo heeft daar in gewracht Uw goedheid. Uw gena. Uw liefd', Uw medelijden. 'Reviu s). ZONDAGSBLAD 4 MAART 1950 Bekende landgenoten thnls 3 commandant der 7 December divisie „De jongens maakten mogelijk dat souvereiniteit werd overgedragen" zo dadelijk en zal, staat n generaals- n de zeven OP de kade, een troepenschip mi een kleine, bruine man uniform. De jongens a December divisie zwaai de generaal. Hij is generaal-majoor E. Engles en hy volgde destijds de generaal-majoor H. J. J. W. Dürst Britt op als com mandant der divisie. In Batavia heeft hij de boot vaarwel gezwaaid, toen zy uitvoer; hij vloog naar Amsterdam en alle schepen, die arriveerden, zagen hem aan de kade staan. Het is moeilijk van hem te zeggen, dat hij hier thuis is. Want „thuis" is voor hem de woning op Java, waar mevrouw Engles woont. Maar Neder land is voor ieder Nederlander gindjs „thuis" en dus gaat het toch op: gene raal Engles is thuis. Hij heeft van dit huis een andere indruk, dan het hem nu geeft. „Ik hou van gryze, stormachtige luchten, van regen en wind als ik in Nederland ben" zegt hij. Want dat hoort erbij. Dit zachte winterweer is niet, wat je op Java denkt, dat het zijn zal". Het bewijst, dat de generaal houdt van Nederland, zoals het is. Zoals hij de Nederlandse soldaten waardeerde, zoals ze waren, daarginds. „Prachtkerels", zegt hij. „Er viel van alles mee. te doen en als de mensen hier soms menen, dat de Nederlandse soldaat voor niets in Indonesië ge weest is, dan hebben zij het mis. De Nederlandse soldaat heeft inderdaad rust en orde gebracht in grote gebie den van Indonesië". Toen de Zeven December divisie om nu maar een onderdeel te noemen op Java kwam, waren alleen de grote steden veilig, tot op zekere hoogte. Nu de Nederlandse soldaat wegtrekt, werkt de tani Weer op zijn akker. Al zijn er nog moeilijkheden, want het tempo was te snel. Maar dut de souvereiniteit kon worden overge dragen is een vrucht van het werk der Nederlandse soldaten. Daarom valt het de generaal tegen, dat er niet meer vertegenwoordigers van cultuurmaatschappijen op de kade staan, als de schepen binnenkomen. „Hoe", zo vraagt hij, „zou het er in het Pengalonganse, het Buitenzorg- se en het Cheribonse in de cultures uitzien, als de Nederlandse soldaten niet de wegen voor de planters ge baand hadden?" Zo is generaal Engles. Overtuigd van het nut, dat de uitzending van zo veel militairen naar Indonesië gehad heeft. Daarom betekent zijn komst- troost voor de nabestaanden van ge sneuvelde soldaten, voor de betrek kingen van hen, die nog in Indië waren, toen hij hier arriveerde^ voor de familieleden der gewonden en zie ken, die hij opzoekt en voor de thuis varende soldaten, die hij nu „helpt" afleveren. Hjj is een soldaat in hart en nieren. In 1918 officier geworden, was hij in 1919 weer op Java terug, waar hij ge boren is. „Een prachtig land, waar ik, zoals ieder, die er iets mee te maken heeft, veel van houd", zegt hij. Na de Hogere Krijgsschool bezocht te heb ben, is hy in 1938 uitgezonden om de Indische opleiding op de Kon. Militaire Academie in Breda te geven. Dat was toen iets nieuws. De militaire oplei ding werd rechtstreeks op Indië ge richt. „Door die detachering heb ik toen in ruime mate v„n de Europese oorlogstaart meegegeten". Hij werd terstond krijgsgevangen gemaakt en, met een zeventigtal andere officieren, naar Duitsland gezonden. Generaal Engles van nu was toen majoor Engles en de oudste officier van de groep. Het was het streven van hem en de officieren, die bij hem waren, om zo snel mogelijk weer aan het front te staan, waar Hare Majesteit en de Re gering de oorlog voortzetten. Dat be tekende dus: het organiseren van ont vluchtingen. Niet minder dan 15 officieren zijn er, van zijn groep, met behulp van alle anderen vandoor gegaan. De eer ste, die wegkwam, was de tegenwoor dige commandant van de luchtmacht, luit. generaal Giebel. Voor de over- blijvenden werd het steeds moeilijker, want de kampen werden, na elke ont vluchting verzwaard. Een kordate vrouw Maar 1945 bracht de bevryding en de generaal vond in Nederland zijn vrouw terug. Die had evenmin stil gezeten. In Januari 1945 kwam zij, met een zestal andere frontlijn-pas- seerders bij Ophemert over de rivie ren in het bevrijde deel van Neder land. Het was een zware tocht, die tien dagen duurde en de line-crosseis in het Canadese spervuur bracht, toen zij dachten, dat het Duitse gevaar voorbij was. Veel medewerking gaven de enkele boeren, die er nog woonden. De prestatie was voor mevrouw Engles te groter, daar zy -toen al A5 jaar oud was. In 1946 was generaal Engles terug in Indonesië. Hij hielp er mee aan de opbouw van het K.N. I.L. uit hen, die terugkeerden uit krijgsgevangenschap. Het waren uiterst moeilijke jaren en de Japian.se dumps en de Engelse wapenvoorraden later, moesten de uitrusting voor het nieuwe leger leveren. Toch is het bui tengewoon geslaagd, aldus de gene raal. Men staart zich altijd blind op Java, maar daar buiten werd een ge bied van 30 maal Nederland door een handvol K.N.I.L. mensen bezet en vol komen tot rust gebracht. Nadat de generaal opnieuw in tie opleiding was terechtgekomen en in Bandoeng o.m. parachutisten en an dere bijzondere troepen had klaar ge stoomd, moest hij in 1948 generaal- majoor Dürst Britt opvolgen. Het was niet gemakkelijk, maar „het is een van de mooiste tijden van mijn leven geweest. Ik werk graag met Hol landse jongens en de soldaten hebben meer gepresteerd, dan iemand van hen mocht verwachten. Zonder één man te verliezen werd in de tweede poli tiële actie Bantam bezet, met mede werking van de huzaren van Boreel. Dat gebeurde in drie dagen, terwijl er tien voor uitgetrokken waren. Ik was zeven dagen op mijn schema voor! De divisie verloor 500 man. Die wegen ons zwaar. Zij liggen op ere- velden in Indonesië en het is ons stre ven alle nabestaanden tenminste een foto van hun graven te zenden. Over oe nouduig A..1N.1.L.T.N.I. zegt de generaal niet zo veel. Alleen dit: dat er aan beide zijden een nei ging tot samenwerking is, die door de Westerling-beweging niet bevorderd is, maar die groeien moet en groeien zal. Daar ben ik van overtuigd, zegt de generaal. „In Nederland heeft men de neiging de zaken niet helemaal objectief te zien. De souvereiniteit is De In zijn jonge jaren wydde de gene raal zich aan journalistieke arbeid. Hij zou dat weer willen doen, maar er zullen nog genoeg andere taken voor hem weggelegd zijn. Voor hobbies heeft hij niet veel tijd en voor zijn kleine twee-persoons gezin ook niet (dat brengt het Indische soldatenleven nu eenmaal mee). Maar als u generaal majoor Engles vraagt: wat zou u nu willen doen, als u helemaal vrij wss, dan zegt hij: „Teruggaan naar Indo nesië en daar helpen aan de economi sche opbouw". Hij zegt het eerlijk enthousiast. Want hij houdt van het land onder de evenaar en hij gelooft in de toekomst Zuulerkerkstortus, bnkhu .Licht voor één avond. HET jongetje zit altijd vol, berstens vol van allerlei nieuws, het is vast op weg om een befaamd journalist te worden, die geheime notulen en wat dies meer zij voor zijn krant verovert en daar hevige artikelen met lou ter grote koppen over gaat schrijven. Dat merk je nu reeds, want dl dat verbijs terende nieuws weet hy zo sensationeel te brengen, dat je onwillekeurig gaat verlangen naar het mo ment dat hij z'n entree zal maken en onder de jui chende krijgskreet „Mees ter hoor"es op je af zal stormen. „Meester, hoor'es was het de vorige week en hij deed me mededeling van het feit, dat hij een zussie zou krijgen. Ik wist dat weliswaar reeds, want de moeder van het jonge tje was ons reeds vele maanden geleden die ont hulling komen doen. Maar dat was zéér verstandig van die moeder geweest, want op die manier had ze ons tenminste tijdig deel genoot kunnen maken van haar verlangen om voor deze nummer tien nu eens een nieuwe wieg te ver overen, aangezien het voor gaande geslacht de hui dige volledig had uitge woond. Wij hadden die be geerte volledig kunnen ver staan, maar moesten er aan toevoegen, dat we niet zeker uiisten of we de wens zouden kunnen ver vullen; tenslotte leven wij met ons hele werk immers van de „heb" en van de „krijg", en terwijl je de ene dag drie complete wiegen het wijkgebouw ziet binnendragen, zit je daarna weer enige jaren met louter wiegloze babies. Maar in elk geval waren we nu op de hoogte van de behoefte en konden eens uitkijken. Dat het jongetje ons daarbij de vorige week de aünkondiging van het zoveelste zussie deed, zal overigens wel een gentle hint van de moeder ge weest zijn. „Meester, hoor'es klonk het daarop drie da gen later uit Jongentje's rappe mondje: „We heb ben een schemerlamp ge kregen Zijn beschrij ving van die lamp was daarbij zo uitvoerig en zo kleurrijk, dat zelfs vriendelijker en aan lokkelijker. Vooral als men daarbij onthaald wordt op de welluidende klanken van de duurste radio, die er in de geplun. derde Nederlanden te ver krijgen is. Dit alles was zelfs zo imponerend, dat ik me de vraag veroor loofde of onder deze om standigheden een gekre gen tweedehands wieg niet misstaan zou. Maar Moeder meende dat dit niet het geval mocht we zen en zij onderstreepte nog eens nadrukkelijk, dat ze wat dat betrof op de wijk rekende. Toen ik schuchter tegenwierp, kregen feërieke terieurs, midden waar. ra u verwende voeten bij gedempt sprookjesachtig licht over dikke tapijten schrijden. Zijn reportage was zelfs zo aantrekke lijk, dat we spoorslags besloten om nog heden avond die lamp in ogen schouw te gaan nemen. Gelukkig dat we zulks de den, want anders was ons weer een groots gebeuren ontgaan en dit artikeltje bovendien nimmer ge schreven. Laat ik daarbij eerlijk erkennen, dat het jongetje niet overdreven had: het was een machtige lamp met een kap van plastic en perkament, die het rijkste kapitalistendo mein nog zou hebben op gesierd. Men kan van Jon- gentje's ouders zeggen wat men wil, maar smaalp heeft dit tweetal. Bij het schijn sel van deze lamp scheen het armelijke huisraad Uit de VOLKSWIJK die wieg dan of zelfs vóór alles had aangeschaft, zei ze bijna-verontwaar- digd: „Nou, dat is nog al wiedes, hè; aan zo'n lamp en aan zo'n radio hebben we allemaal wat, en zo'n wieg, die is toch alleen maar voor dat kleine tour- rem, niet?" Inderdaad, kleine wurmen dienen zich geen al te hoge voor stelling te maken van de blijdschap waarmee ze verwacht worden en van de offerzin, die hen tege moet zal treden. Men be hoorde zoiets reeds lang begrepen te hebben. Maar nu vandaag stormt Jongetje opnieuw de zaal binnen en galmt al van verre: „Meester, hoor 'esMe fader heb me moeder so'n blauw oog ge slagen (en hij wijst een oog aan van de grootte van heel zijn eigen opge wonden gezichtje) en toen heb me moeder me fader door die lamp heengesla gen en nou ist-ie met de vuilnisman meeHij laat in het midden wie nu precies aan de gemeente reiniging- is toevertrouwd: de vader of de lamp. Hij schijnt ook niet erg bewo gen over het lot van vader, noch over dat van moeder, om van de lamp maar helemaal te zwijgen. In zijn stemmetje trilt alleen een zekere voldoening over het feit, dat hij op nieuw een persbericht van geweldige omvang mocht lanceren; een nieuwtje, waarmee hij by voorbaat alle andere mogelijke en onmogelijke voorvallen door zijn collega's te mel den met stukken heeft ge slagen. En terecht, want dit is niet alledaags: dat je moeder je vader door een spiksplinternieuwe lump heen kiepert en dat on. danks de handicap van zó'n blauw oog. Al zijn zulke gebeurtenissen aan de andere kant toch ook maar al te gewoon. Mijn reactie schijnt hem een weinig teleur te stel len; hij voelt zich als de man, die „Extra Edities" colporteert en nagenoeg geen afname vindt. En dus trekt hij nog eens aan mijn mouw en voegt aan zijn eerste headline een tweede toe: ,£n hoor 'es, meester, fader heb nog een trap tegen de radio ge geven, nou, een trap. net A be Lenstra". Dan gaat hij met een verzaligd gezicht je op ziin plaats ritten en zijn heldere kijkers ne men alles en allen op. Ik denk voor thuis om daar nieuws te kunnen leveren.. Wjjkpredikant.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 10