inöien gij niet vergeeft s cumiyiiiiyrsin m v i m m m pi ZZLE DE SCHOONSTE BONEN L 0561 iavnHaaj n aviasoyoNOz ZONDAGSBLAD 11 FEBBUAHI 1950 TROUW TUSSEN PUINHOPEN het is een zeer zware taak, hen te be houden voor de kerk. Aan dit werk heeft ds. Maan dan ook al de handen vol: de conserverende taak ten opzichte Alle correspondentie betreffende deze rubriek te zenden aan W. Hoekstra, Wildhoeflaan 7, Den Haag. Oplossingen moeten uiterlijk 8 dagen na plaatsing der vraagstukken worden veronderstelling De ex-wereldkampioen had zijn tegen stander echter een valstrik gespannen t !8xl0. 37— Midden in Ruhrort: Hoek van Holland". Een van de Hollandse namen, die men er veel tegenkomt. tot in de verste omtrek. Zijn werk is: reizen, klauteren, praten, vechten, maar vooral bidden, samen met oudjes in Dortmund of met een schippersgezin in een Rijnaak, die in Duisburg—Ruhrort ligt. Laten wij hen niet vergeten. Ds. Maan niet; de schippers niet; het kerkje tussen de vele puinhopen niet; nie- Ze hebben ons allemaal nodig! En de Hervormde Kerk die hier, met de heer Westmaas, de Herv. kerk vertegenwoordigt. Iedere Zondag zijn er Hervormde diensten in de Schifferheimstrasse, in de Prinses Marijke-school. Het deprimerende, waar over de heer Sanders sprak, 's af te leiden uit dezelfde problemen van ds. Maan: de oude mensen b 1 ij v e n en de meeste jongeren zijn niet meer vast te houden. Vanzelfsprekend zijn niet al le jonge mensen voor de kerk verloren, want er zijn er heel wat, die opgeno men worden in de Duitse kerk. De heer Sanders preekt 's Zondags in een schoollokaal en het is met de op komst al nèt gesteld als bij ds. Maan: de kerkgangers worden met de vinger geteld. Doch uiteraard wisselt ook het aantal kerkgangers, naarmate er meer of minder schepen in DuisburgRuhr ort liggen. De heer Sanders doet veel ïo. 128 (R. C. Keiler). 27—22, 24—19, 29 x 9, 23—18, -^-31. 32x3 en wint. Een dege- Oplossingen ontvangen van: Ir. G. J. Ch. de Goede, Tonnie v. d. Valk (12 jaar. Bravo, jonge vriend). H. van Rooden (128), Andr. van Putten (128), K. Bre- voort, L. van Dongen, P. Sas. A. van Pijlen. (Uw vraag is m.i. niet terzake: er zijn veel zetten mogelijk). J de Koning, P. Lassonder, K. van Krugten, L. Dik- kens, Wm. van Andel, H. Klinge, A. J. J. Ros, W. F. Bolle, C. Meinema, L. van Duijnen, R, Zondervan, L. Bosma, C. Klinkenberg. (Dank voor brief en vrien delijke woorden), L. J. Manni, M. Rade maker, A. L. Brand. T. Ouwerkerk, D. van Hulst, F. Plaizier (voortaan goed frankeren s.v.p.), F. J. Smith, R. den Duik, P. Fransen en G. Rosmalen. aan Evangelisatie en aan de lectuurver- spreiding. Al mag hy dan wel eens ge deprimeerd zijn, de moed komt er al- de preek is Combinatie uit een party gespeeld tus sen P. Kleute jr. (wit) en J. Vermaas voor de onderlinge competitie van de Dam-Club Wassenaar. i is m I JU w m i 9 e m c m w m m m als de kerk zijn. Mensen als ds. Maan, de heer Sanders en de heer Westmaas, kijken niét naar het aantal uren, dat ze werken, maar naar het aantal mensen, dat ze kunnen vasthouden. Het is aangrijpend. Zóveel zó vel puinhopen! A. P. Kleutc. Onder de inzenders van een correcte oplossing worden 3 ex. van het damtijd schrift Damwereld verloot. De heer Kleute met wit aan zet wist deze stand te winnen. Wie van onze lezers ziet hier van de week OPLOSSING VAN DE VORIGE WEEK Horizontaal: 1 kwistig, 8 demon, 10 on, 12 tam, 13 do. 14 ink, 16 lever, 18 uk, 20 niet. 21 lijs, 23 are, 24 t.t. 26 kus, 28 NT. 29 tuk. 31 lym, 33 Eros. 35 si, 36 repel, 38 sol, 40 en, 41 ion, 43 me, 44 innig, 46 toetsen. Verticaal: 2 Wd. 3 iet, 4 smal. 5 to men. 6 in, 7 toiletteren, 9 gorteteller, 11 N.N. 13 deern, 15 kul, 17 via, 19 kijk, 22 sul, 25 turnen, 27 sijs, 30 kop, 32 mis, 34 Seine, 37 lont. 39 om, 42 nis, 44 Io, 45 ge. De bekende problemist en speler P. Kleute speelde in bovenstaande stand als volgt: Wit Zwart 34—30 25X34 40 x 20 14 x 25 33—29 23x34 39x30 25x34 28—23 18X29 37—31 26x28 35—30 34x25 38—33 29x38 42X5 Zwart ontdeed zich hierna van de lastige dam 9—14 5x1 8—12 1x9 4x13 De slotstand laat zien dat wit na deze slachting een schijf gewonnen heeft. Een fraai partij-fragment. In een van de duizenden door Kleute gespeelde partijen kwam als eindstand de volgende positie voor: Horizontaal: 1 en een gezegde, 7 landbouwersgereedschap, 8 ik. 9 Chinese lengtemaat, 10 vogel, 11 bijwoord, 12 gezegde van twee woorden, 14 oude maat, 15 zangnoot, 16 nestel van een rijgveter, 18 zangnoot, 19 verlaagde toon, 21 gezegde van drie woorden, 25 nvier in Henegouwen, 26 verbasterde groet, 27 Middelbare school (afk.), 28 ten laatste, (afk.), 29 veer, 32 nieuw, 34 ik, 36 gezegde van vier woorden. Verticaal: 1 zeer smakelijk, 2 effen, 3 vluchtheuvel, 4 pedel, 5 spies, 6 beoefe naar van diverse sporten, 13 gestolde massa, 16 onder beding dat, 17 zwem vogel, 18 graansoort met rolronde aren, 20 Fr. 't zij zó, 21 momgewaad, 22 over winning, 23 groet, 24 kenmerk van het Christendom, 29 lor, 30 kleed, 31 op schudding. 33 eerste post (afd.), 35 bevel. Oplossingen moeten per briefkaart aan het bureau van dit blad worden inge zonden, uiterlijk Donderdagmorgen a.s. In de linkerbovenhoek van de adres zijde te vermelden: Puzzleoplossing. Be schikbare prijzen: 1 5; 2 2.50 en 3 2.50. Achttienjarige Rotterdammer slikte een vork in om uit'de cel te komeni Een eend VI009 uit ^Moskou noar West-Frankrijk. brekÉén dag in de week niet wassen,niet scheren. klapper* *-ci KRONIEK VAN EEN WEEK IN VERHAALTJES MET MORAALTJES (Wi KAREL LINKS •L GOOS KAMPHUIS Geen menskykt.vuir Men neemt dit licht. Er is geen baardeloos gezicht Maar niemand zal er op gaan vitten Je moet maar op een aroogje bitten Toch kon,bü tIjzeren Gordün De controle heus wat beter zyn. 't Is «vél naiëf om dil te menen Maar...1(nemeneenctón zeift de benen? Burgemeester d Ailliy stelde 35 verkeerslichten in Amster dam in werking. De wereldstaat op i'n kop over de waterstof bom! Rotterdamse koopman krygl één maandomdgt hij z'n be lastingbiljet foutief invulde. Geheimzinnige man laat in Lom den allerlei dieren uit de die rentuin vrij. Een simpel drukje op een knop J)a3rging d'Ailly een lichtje op. 6n 't werd hem "plotst is ongelog Vood en groen en geel voor d'ogen Lieftinck maakt dus korte metten Met hen, die cijfertjes verzetten Wie hem belaagt in 't staatsbudget, Wordt zómaar in'tgevang gezet! d'Atoombom gaat straks weer failliet. Zinkt bij de -H-bom in het niet. Zyn moordkracht was nog veeJ te kJeJn: Er moest iets affectie vers" zyn •Hij gunt elk diertje z'n pleziertje En zét de deuren op een kiertje. Maar men zet toch graag die man Zélf achter tra lies.... ais dat kan 0S61 iHYnaaad 11 ZONDAGSBLAD 11 FEBRUARI 1950 Sijmen de Groot zat In gedachten ver zonken op zyn wagen, en zijn ver eelte handen, die de leidsels hielden, lagen tot vuisten gebald op z'n knieën. Moor, het jonge zwarte paard, had er de sokken ingezet, want het ging regel recht naar huis. Het achterlijf van het paard schommelde gelijkmatig heen en weer, terwijl de riemen van het tuig bij elke stap op en neer wipten. Grote natte plekken op de anders zo glanzende paardenhuid toonden duide lijk aan, dat Moor een hele reis achter de rug had. Zij waren naar de kaasmarkt geweest, maar de tijd die z'n baas op de markt had doorgebracht met kijken en keuren, loven en bieden, was voldoende geweest voor het sterke jonge paard om in de goede conditie te komen voor de thuis- En nu, met de lege wagen achter zich aan en de vreemde prikkeling in zijn bloed, nu zijn instinct hem de stal deed vermoeden achter die knotwilgen, die bij iedere bocht van de polderweg het uitzicht benamen, vervulde het Moor met een bruisende kracht die, eenmaal bui ten de stad gekomen, niet meer inge toomd werd door strakgehouden leid sels. Deze hingen nu slap neer op de rug van het paard en dansten mee op en neer in de regelmatige cadans van het lenige paardenlijf. Sijmen was in gedachten nog op de markt. Het was weer best gegaan. Hy was het partijtje kaas voor een behoor lijke prijs kwijtgeraakt en in zijn bin nenzak zat het geld secuur opgeborgen in zijn portefeuille. Zijn kaas had een goede naam, dat was het; maar er zouden er wel zijn, die het vrachtje weer mee terug sioesten ne men. Er was de laatste tijd niet zoveel vraag meer als ze gewend waren. 't Zou hem benieuwen of Roel de Pater ze kwijt raakte. Hij zou het gauw genoeg aan de weet komen al sprak hij Roel nooit. Er waren mensen genoeg op het dorp. die wisten dat hij die vent niet kon uitstaan en dan waren ze er als de kippen bij om dergelijke nieuw tjes te vertellen Hij beklaagde hem niks hoor. Dan kon ie tenminste zien dat z'n mooie praatjes In gedachten goed niet voldoende waren or boeren Had je hem vanmorgen moeten zien staan met z'n schijnheilige gezicht. Sijmen had zich ongemerkt opgericht in z'n ergernis en Moor wierp zijn kop omhoog bij de onverwachte ruk aan de leidsels. De gestalte op de brik boog zich weer in gepeins voorover. Hè, dat hij nou altijd die kerel in z'n gedachten moest hebben. Zoveel keer had hij gedacht dat het oud-zeer begra ven was, maar telkens begon het weer te gloeien van binnen. Het was begonnen toen Roel in het dorp was gekomen en het spul van die ouwe Dekker had gekocht. Zomaar on dershands. Terwijl hij. Sijmen, er al meer naar gedaan had voor zijn zoon, die op trouwen stond. Hij kon mooi kletsen, die Roel. en daar had hij het vast mee gehaald, want Sijmen wist secuur dat hij er een zware hypotheek op had moeten nemen. Later hadden ze meer dan eens over hoop gelegen, vaak om een kleinigheid, maar er waren buitenstaanders genoeg, die met welbehagen het vuurtje aan bliezen En zo was er een stille haat gegroeid in het hart van Sijmen de Groot, een gevoel dat hem wel eens verontrustte en waar hij zich vaak tegen had verzet, want hij wist wel dat er iets niet klopte. Wanneer hij 's Zondags in de kerk zat en schuinweg Roel zag zitten, dan werd het hem wel eens bang te moede. En toen ze eens Psalm 133 moesten zin gen. had hij zijn lippen stijf op elkaar geklemd, terwijl de rondom hem op bruisende zang als een boodschap van God zijn hart doorpriemde. „Hoe goed. hoe lieflijk is 't. dat zonen van 't zelfde huis. als broeders Maar toen had hij Roel de Pater zien zitten. Uit volle borst zong die mee. Hoe durfde hij Sindsdien had hij zijn afkeer van die man begraven diep in z'n hart. Hij viel niet meer zo gretig bij. als men kwaad van hem vertelde, dat was waar, maar toch bleef het diep in hem voortwooko. ren dat gevoel van afkeer „k Haat h"m niet." zei hii tegen ziln vrouw, als die er over begon. AR IE VAN MULLEM diep in z'n hart knaagde het bij Sijmen door. En vaak betrapte hij zichzelf er op. dat het op geen stukken na de waarheid was, wat hij tegpn de dominee had gezegd. Elke keer als hy Roel zag, kwam de wrevel weer in hem boven. Ook van morgen op de markt. ,,'k Heb niks tegen hem", zei hij tegen de oude dominee, toen deze, opmerk zaam gemaakt, hem daarover vermaan de. \,'k heb niks tegen hem; als hij wat heeft, moet ie maar komen" Met een hart vol droefheid was de grijze predikant naar de ander gegaan om daar precies hetzelfde ant woord te krijgen. Als hij hem druk pratend en lachend met anderen zag werd hij nijdig, en wanneer hij hoorde dat er een koe dood was bij de Pater, of zijn hooi lag te rotten op het land, terwijl dat van Sijmen zelf net bijtijds vóór de regen geborgen was, dan verkneuterde hij zich met een - vreugde, die minstens zo be denkelijk was als zijn opwellende haat. Plotseling schrok Sijmen op uit z'n gepeins door het onverwachte geluid van een claxon. Tegenover hem was een auto door de bocht gekomen, een grote vrachtauto, hoog opgeladen met pakken stro. Snel keek hij uit naar een uitwijk plaats. want de weg was te smal om elkaar te passeren. Maar de auto stopte. De chauffeur had de oprit van een boerderijbrug te baat genomen, waardoor er net ruimte genoeg bleef om met paard en wagen te pas- 't Was aan de krappe kant, maar het zou wel gaan. Sijmen knikte toen de chauffeur met een vragende uitdrukking op z'n gezicht door het portierraam keek. Stapvoets stuurde hij Moor, die schuw zijn oren spitste, naar de kant. Vlak bij de ronkende motor bleef het paard echter plotseling staan en ging toen snuivend achteruit „Vort. vort!" riep Symen en kletste de leidsels op de rug van het paard, maar Moor was voor geen rede vatbaar en met schuwe ogen probeerde hij de afstand tussen hem en de auto te ver groten. Juist wilde Sijmen van de wagen springen om het paard by de kop te grijpen, toen het gebeurde Eén wiel was in de graskant gekomen en de volgende stap van Moor was be slissend. De wagen kantelde, het paard steigerde, en toen sloeg het hele span zijwaarts in de vliet. Het speelde zich in enkele seconden af. Vóór Sijmen kon handelen, was het al gebeurd. Wanhopig maaide hy met z'n armen door het benauwende water, totdat plots een dreunende slag tegen zijn hoofd hem het bewustzijn deed ver- De beide mannen in de auto zaten een ogenblik als versteend. Maar toen spron gen zij op de weg en in het water, dat door de bange worsteling van mens en dier in hevige beroering was. Moor deed wanhopige pogingen om zich van de wagen, die hem mee naar beneden trok, te ontdoen. Maar c> mannen hadden al hun aan dacht gericht op de plaats waar Sijmen moest zijn Hij was onder de oppervlakte verdwenen als hij maar niet onder de wagen lag! Om hulp schreeuwend tastten zij voor zichtig langs de steeds dieper wegzin kende wagen „Hier jó, help!" schreeuwde olotseling schor de stem van de ene. Hij voelde een arm en trok uit alle macht. Gelukkig, het gaf mee! Geholpen door de toegesnelde omwo nenden gelukte het om de Groot op de kant te krijgen. Snel werd hij binnen gedragen, waarna iemand oo de fiets snrong om een dokter te halen, terwijl de anderen nog probeerden het paard te redden. Maar dat was reeds te laat. Moor had zijn titanenstrijd gestreden en was weg gezonken in het slootwater, dat zwart zag van de opgewoelde bagger In de boerderij, waar Sijmen binnen gebracht was, probeerden zenuwachtige mensen de drenkeling tot bewustzijn te brengen met alle middelen die hen voor de geest kwamen. En werkelijk, voordat de dokter arri veerde waren zy daarin geslaagd. Er viel voor deze niet veel meer te doen dan de bloedende hoofdwonde te verbinden en Sijmen in z'n auto thuis te brengen. Versuft staarde Sijmen in het voorbij rijden naar de plek waar„hij zo juist aan de dood was ontrukt en waar nu de mensen samengroepten aan de slootkant. Hij was niet in staat om na te denken, want het gonsde door zijn hoofd, en in z'n borst en keel schrijnde nog de pijn van het uitgebraakte water. De dokter hielp hem naar binnen, toen de auto op zijn eigen erf stond en even later zat hij in een gemakkelijke stoel bij de kachel, terwijl de dokter, na enkele raadgevingen aan zijn vrouw, weer vertrok. Na een paar dagen wa^ Sijmen weer de oude. Lichamelijk dan. Maar zijn ziel was nog hevig in beroe ring. Trouwens, hij kreeg het gevoel, dat er van binnen al lang wat gehaperd had. Het ongeluk was een klop op zijn deur geweest, een harde slag, want dat was nodig voor zo'n keiharde natuur. Nu ging hij stil en vol gedachten zijn weg door het dagelijkse leven. Wat was de dood hem dicht nabij ge weest. Had hij zijn verkillende adem niet gevoeld? Sijmen huiverde toen hij op t in diep gepein vergeleken bij zyn eigen schuld jegens God. Vreemd, dat hij het nu zo heel anders zag. 't Leek wel of die hele berg. waar hij altijd tegenaan gekeken had, die hem het verdere uitzicht benam, was ineen geschrompeld tot een armzalige mols- Maar het was toch nog een oneffen heid, die weggeruimd moest worden, an ders zou hij er toch weer over struikelen. „Zou hij....?" Sijmen keek op de klok. Het was negen uur. Te laat eigenlijk om nog weg En wat zou Roel zeggen; hem uitlachen misschien? Dat zou wel niet, maar in stilte zou hy zich vergenoegen dat hij, Sijmen, de mindere was geweest. Nee, hy kon beter nog eens wachten tot morgen. „Indien gij niet vergeeft!" Daar had je het weer. Hij kon dat woord niet meer kwijt raken. En dat was toch zo vreemd niet, want het was Gods Woord, dat beukt op de harten, doordringend en zonder ophou den, totdat ze verbrijzeld zijn. i verzonken „Ben je niet goed, man?" vroeg zijn vrouw bezorgd. „Zou je piet naar bed gaan? Je kan wel kou gevat hebben." „Nee, nee," weerde hij haar af. Dat was het niet, o neen. Hij huiverde alleen van de gedachte, dat hij zo maar ineens voor God had kunnen verschij nen. Zoals hij daar zat op de wagen en zoals hij de laatste jaren had geleefd. Met haat in het hart. De hele dag had hij lopen denken aan wat hij vanmorgen las in de oude ver geelde Bijbel. Woorden die hij zo vaak gelezen en gehoord had. maar die hem nog nooit zo gegrepen hadden dan nu. „Indien gij niet vergeeft, zo zal uw Vader, Die in de hemelen is ook u niet vergeven." Hoe lang had hij al lopen wrokken over de daad van z'n naasle, z'n broeder. Een daad, die overigens nog niet eens een misdaad was. En een kleinigheid, Sijmen zuchtte en zijn vrouw keek hem met bezorgde blikken aan. Toen stond hij op. De laatste aarzeling „Naar Roel de Pater," Een machtige vreugd heen en weerkaatste in haar ogei een stond zij voor hem en sloeg ha3r armen om hem heen: „Ga met God, En op z'n witgeverfde klompen ging Sijmen de Groot de donkere avond in. Met een wonderlijke vrede in z'n hart. Elke boom heeft zijn eigen karakter, en vele bomen hebben hun eigen plaats en omgeving, waarin zij het best tot hun recht komen. De knotwilgen doen het eerst langs ae slootkant; de machtige eik hoort vooral c^_de weido thuis, waar het vee beschutting vindt tegen de schroeiende zonnestralen in de schaduw van het brede lommer. De slanke, ruizelende populieren doen het nergens beter dan in lange ryen aan de Brabantse binnenwegen, waar zy nog te zien zijn als het wegje al lang aan de horizon is te niet gegaan. En dan de beuken! Het zijn bij uitstek de laan-bomen, zoals de linden de vijver bomen zijn. En de berken. Ja, de berken! Het zijn de rijkste, de sierlijkste, de grilligste, de dichter- lijkste bomen onzer noordelijke lan den, en hoewel we ze het liefst zien op de heuvelige heiden en tot lichte, zonvergulde sprookjesbosjes saam ge groeid waar er maar zand in de grond zit ten slotte zijn ze overal sohoon, ook eenzaam in de tuin van een buitenhuisje, overal spreken ze, overal vallen ze ons in hun te dere, ranke zilverheid op, we kunnen ze nergens zonder een zachte, vrien delijke blik voorbijgaan. Welk een wondere schepping Gods is de berkenboom! Of hij 's zomers in zijn volle, lichte tooi staat, of de laat ste bladertjes in de herfstzon, elk af zonderlijk, als kleine gulden muntjes in het paars-rosse berkenhaar der dun ne takjes hangen te tintelen, of ze schuchter en bloot, fijn en etherisch :n het wmterland staan ze zijn altyd zó als ze wezen moeten, om onze blik te betoveren, zilver en ijl on zeldzaam. De lente komt in het berkenbosje met die kleine vogel, die fitis heet, en die, wat naam en karakter betreft, volkomen bij de berkenboom past. Uit kleine wondjes, door spechten en an dere vogels veroorzaakt, druipt het berkenbloed neer, dat niet alleen be nut wordt door mensen, die op een goedkope manier aan „Birkenhaur- wasser" willen komen, maar ook door vliegen en Atalanta's, die er zieh heerlijk aan te goed doen. De oude kurklaagjes op de stam krullen om, schilferen af, en dan komt het nieuwe rose velletje bloot, dat weldra in de zon als zilver zal schitteren. Het wordt de tijd van de katjes, 't hoogtij der berken; het stuifmeel, dat aan kleine gouden guirlanden hangt, laat los, cn wolkt naar beneden. Tegen Pinksteren zijn de blaadjes volwassen en de jonge mezen spelen, zoals Ga zelle 't zo aardig zegt, „tak-in. tak-uit, talk-op, tak-af, tak-om" Gedurende de zorr.er, wanneer de blaadjes dikker zyn geworden en het berkensap gist, hebben de berken veel last van allerlei insecten zij hou den o>m een andere reden van de ber ken dan de mensen, maar zeker even» veel! Zaagt ge wel eens het wit der berkenstammen afsteken tegen het grauw van donderwolken? Dat is een gezicht, zo pittoresk en vervaarlijk (het geweldige, machtigste achter het tederst-fijne!), dat ge 't nimmer ver geet. En dan de herfst! Dan wordt het berkenbos eerst waarlijk toe droom. Alles, de enkele blaadjes, de stamme tjes tegen 't hemelblauw, de waas van het schuchtere getakte, wordt bijkans nóg lichter en tederder dan in de lente. Hoe subtiel dit, hoe stil en mij merend, De takjes knappen al onder onze voeten, maar overigens gaan we stil en voorzichtig, om deze wijding niet te breken. We zijn in een lichtere wereld, in een sfeer van rose, paars, zilver en hemelblauw wie zou hier niet willen verwijlen, wie kan zich hier g<?makkelijk van losmaken, wie kan deze tedere v/ereld ooit ver geten, wie bewaart ze niet in zijn her innering als een zeldz ime droom. En door al deze dingen komt het, dat de mensen de berken zo lief hebben!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 11