inöien gij niet vergeeft
s cumiyiiiiyrsin
m v i
m m m
pi
ZZLE
DE SCHOONSTE BONEN
L
0561 iavnHaaj n aviasoyoNOz
ZONDAGSBLAD 11 FEBBUAHI 1950
TROUW TUSSEN PUINHOPEN
het is een zeer zware taak, hen te be
houden voor de kerk. Aan dit werk
heeft ds. Maan dan ook al de handen
vol: de conserverende taak ten opzichte
Alle correspondentie betreffende deze
rubriek te zenden aan W. Hoekstra,
Wildhoeflaan 7, Den Haag.
Oplossingen moeten uiterlijk 8 dagen
na plaatsing der vraagstukken worden
veronderstelling
De ex-wereldkampioen had zijn tegen
stander echter een valstrik gespannen t
!8xl0. 37—
Midden in Ruhrort: Hoek van Holland".
Een van de Hollandse namen, die men
er veel tegenkomt.
tot in de verste omtrek. Zijn werk is:
reizen, klauteren, praten, vechten, maar
vooral bidden, samen met oudjes in
Dortmund of met een schippersgezin in
een Rijnaak, die in Duisburg—Ruhrort
ligt. Laten wij hen niet vergeten. Ds.
Maan niet; de schippers niet; het kerkje
tussen de vele puinhopen niet; nie-
Ze hebben ons allemaal nodig!
En de Hervormde Kerk
die hier, met de heer Westmaas, de
Herv. kerk vertegenwoordigt. Iedere
Zondag zijn er Hervormde diensten in
de Schifferheimstrasse, in de Prinses
Marijke-school. Het deprimerende, waar
over de heer Sanders sprak, 's af te
leiden uit dezelfde problemen van ds.
Maan: de oude mensen b 1 ij v e n en de
meeste jongeren zijn niet meer vast
te houden. Vanzelfsprekend zijn niet al
le jonge mensen voor de kerk verloren,
want er zijn er heel wat, die opgeno
men worden in de Duitse kerk.
De heer Sanders preekt 's Zondags in
een schoollokaal en het is met de op
komst al nèt gesteld als bij ds. Maan:
de kerkgangers worden met de vinger
geteld. Doch uiteraard wisselt ook het
aantal kerkgangers, naarmate er meer
of minder schepen in DuisburgRuhr
ort liggen. De heer Sanders doet veel
ïo. 128 (R. C. Keiler).
27—22, 24—19, 29 x 9, 23—18,
-^-31. 32x3 en wint. Een dege-
Oplossingen ontvangen van: Ir. G. J.
Ch. de Goede, Tonnie v. d. Valk (12 jaar.
Bravo, jonge vriend). H. van Rooden
(128), Andr. van Putten (128), K. Bre-
voort, L. van Dongen, P. Sas. A. van
Pijlen. (Uw vraag is m.i. niet terzake: er
zijn veel zetten mogelijk). J de Koning,
P. Lassonder, K. van Krugten, L. Dik-
kens, Wm. van Andel, H. Klinge, A. J.
J. Ros, W. F. Bolle, C. Meinema, L. van
Duijnen, R, Zondervan, L. Bosma, C.
Klinkenberg. (Dank voor brief en vrien
delijke woorden), L. J. Manni, M. Rade
maker, A. L. Brand. T. Ouwerkerk, D.
van Hulst, F. Plaizier (voortaan goed
frankeren s.v.p.), F. J. Smith, R. den
Duik, P. Fransen en G. Rosmalen.
aan Evangelisatie en aan de lectuurver-
spreiding. Al mag hy dan wel eens ge
deprimeerd zijn, de moed komt er al-
de preek is
Combinatie uit een party gespeeld tus
sen P. Kleute jr. (wit) en J. Vermaas
voor de onderlinge competitie van de
Dam-Club Wassenaar.
i is m
I JU w m
i 9 e m
c m w
m m
m
als
de
kerk zijn.
Mensen als ds. Maan, de heer Sanders
en de heer Westmaas, kijken niét naar
het aantal uren, dat ze werken, maar
naar het aantal mensen, dat ze kunnen
vasthouden. Het is aangrijpend. Zóveel
zó vel puinhopen!
A. P. Kleutc.
Onder de inzenders van een correcte
oplossing worden 3 ex. van het damtijd
schrift Damwereld verloot.
De heer Kleute met wit aan zet wist
deze stand te winnen.
Wie van onze lezers ziet hier
van de week
OPLOSSING VAN DE VORIGE WEEK
Horizontaal: 1 kwistig, 8 demon, 10 on,
12 tam, 13 do. 14 ink, 16 lever, 18 uk,
20 niet. 21 lijs, 23 are, 24 t.t. 26 kus, 28
NT. 29 tuk. 31 lym, 33 Eros. 35 si, 36
repel, 38 sol, 40 en, 41 ion, 43 me, 44
innig, 46 toetsen.
Verticaal: 2 Wd. 3 iet, 4 smal. 5 to
men. 6 in, 7 toiletteren, 9 gorteteller,
11 N.N. 13 deern, 15 kul, 17 via, 19 kijk,
22 sul, 25 turnen, 27 sijs, 30 kop, 32 mis,
34 Seine, 37 lont. 39 om, 42 nis, 44 Io,
45 ge.
De bekende problemist en speler P.
Kleute speelde in bovenstaande stand als
volgt:
Wit Zwart
34—30 25X34
40 x 20 14 x 25
33—29 23x34
39x30 25x34
28—23 18X29
37—31 26x28
35—30 34x25
38—33 29x38
42X5
Zwart ontdeed zich hierna van de
lastige dam
9—14
5x1 8—12
1x9 4x13
De slotstand laat zien dat wit na deze
slachting een schijf gewonnen heeft. Een
fraai partij-fragment.
In een van de duizenden door Kleute
gespeelde partijen kwam als eindstand de
volgende positie voor:
Horizontaal: 1 en
een gezegde, 7 landbouwersgereedschap,
8 ik. 9 Chinese lengtemaat, 10 vogel, 11
bijwoord, 12 gezegde van twee woorden,
14 oude maat, 15 zangnoot, 16 nestel van
een rijgveter, 18 zangnoot, 19 verlaagde
toon, 21 gezegde van drie woorden, 25
nvier in Henegouwen, 26 verbasterde
groet, 27 Middelbare school (afk.), 28
ten laatste, (afk.), 29 veer, 32 nieuw, 34
ik, 36 gezegde van vier woorden.
Verticaal: 1 zeer smakelijk, 2 effen, 3
vluchtheuvel, 4 pedel, 5 spies, 6 beoefe
naar van diverse sporten, 13 gestolde
massa, 16 onder beding dat, 17 zwem
vogel, 18 graansoort met rolronde aren,
20 Fr. 't zij zó, 21 momgewaad, 22 over
winning, 23 groet, 24 kenmerk van het
Christendom, 29 lor, 30 kleed, 31 op
schudding. 33 eerste post (afd.), 35 bevel.
Oplossingen moeten per briefkaart aan
het bureau van dit blad worden inge
zonden, uiterlijk Donderdagmorgen a.s.
In de linkerbovenhoek van de adres
zijde te vermelden: Puzzleoplossing. Be
schikbare prijzen: 1 5; 2 2.50 en 3
2.50.
Achttienjarige Rotterdammer
slikte een vork in om uit'de
cel te komeni
Een eend VI009 uit ^Moskou
noar West-Frankrijk.
brekÉén dag in de week niet
wassen,niet scheren.
klapper*
*-ci
KRONIEK VAN EEN WEEK
IN VERHAALTJES MET
MORAALTJES
(Wi
KAREL LINKS
•L
GOOS KAMPHUIS
Geen menskykt.vuir Men neemt dit licht.
Er is geen baardeloos gezicht
Maar niemand zal er op gaan vitten
Je moet maar op een aroogje bitten
Toch kon,bü tIjzeren Gordün
De controle heus wat beter zyn.
't Is «vél naiëf om dil te menen
Maar...1(nemeneenctón zeift de benen?
Burgemeester d Ailliy stelde
35 verkeerslichten in Amster
dam in werking.
De wereldstaat op i'n kop
over de waterstof bom!
Rotterdamse koopman krygl
één maandomdgt hij z'n be
lastingbiljet foutief invulde.
Geheimzinnige man laat in Lom
den allerlei dieren uit de die
rentuin vrij.
Een simpel drukje op een knop
J)a3rging d'Ailly een lichtje op.
6n 't werd hem "plotst is ongelog
Vood en groen en geel voor d'ogen
Lieftinck maakt dus korte metten
Met hen, die cijfertjes verzetten
Wie hem belaagt in 't staatsbudget,
Wordt zómaar in'tgevang gezet!
d'Atoombom gaat straks weer failliet.
Zinkt bij de -H-bom in het niet.
Zyn moordkracht was nog veeJ te kJeJn:
Er moest iets affectie vers" zyn
•Hij gunt elk diertje z'n pleziertje
En zét de deuren op een kiertje.
Maar men zet toch graag die man
Zélf achter tra lies.... ais dat kan
0S61 iHYnaaad 11
ZONDAGSBLAD 11 FEBRUARI 1950
Sijmen de Groot zat In gedachten ver
zonken op zyn wagen, en zijn ver
eelte handen, die de leidsels hielden,
lagen tot vuisten gebald op z'n knieën.
Moor, het jonge zwarte paard, had er
de sokken ingezet, want het ging regel
recht naar huis. Het achterlijf van het
paard schommelde gelijkmatig heen en
weer, terwijl de riemen van het tuig bij
elke stap op en neer wipten.
Grote natte plekken op de anders zo
glanzende paardenhuid toonden duide
lijk aan, dat Moor een hele reis achter
de rug had.
Zij waren naar de kaasmarkt geweest,
maar de tijd die z'n baas op de markt
had doorgebracht met kijken en keuren,
loven en bieden, was voldoende geweest
voor het sterke jonge paard om in de
goede conditie te komen voor de thuis-
En nu, met de lege wagen achter zich
aan en de vreemde prikkeling in zijn
bloed, nu zijn instinct hem de stal deed
vermoeden achter die knotwilgen, die
bij iedere bocht van de polderweg het
uitzicht benamen, vervulde het Moor met
een bruisende kracht die, eenmaal bui
ten de stad gekomen, niet meer inge
toomd werd door strakgehouden leid
sels. Deze hingen nu slap neer op de
rug van het paard en dansten mee op
en neer in de regelmatige cadans van
het lenige paardenlijf.
Sijmen was in gedachten nog op de
markt. Het was weer best gegaan. Hy
was het partijtje kaas voor een behoor
lijke prijs kwijtgeraakt en in zijn bin
nenzak zat het geld secuur opgeborgen
in zijn portefeuille.
Zijn kaas had een goede naam, dat was
het; maar er zouden er wel zijn, die het
vrachtje weer mee terug sioesten ne
men. Er was de laatste tijd niet zoveel
vraag meer als ze gewend waren.
't Zou hem benieuwen of Roel de
Pater ze kwijt raakte. Hij zou het gauw
genoeg aan de weet komen al sprak
hij Roel nooit. Er waren mensen genoeg
op het dorp. die wisten dat hij die vent
niet kon uitstaan en dan waren ze er
als de kippen bij om dergelijke nieuw
tjes te vertellen
Hij beklaagde hem niks hoor. Dan kon
ie tenminste zien dat z'n mooie praatjes
In gedachten
goed
niet voldoende waren or
boeren
Had je hem vanmorgen moeten zien
staan met z'n schijnheilige gezicht.
Sijmen had zich ongemerkt opgericht
in z'n ergernis en Moor wierp zijn kop
omhoog bij de onverwachte ruk aan de
leidsels.
De gestalte op de brik boog zich weer
in gepeins voorover.
Hè, dat hij nou altijd die kerel in z'n
gedachten moest hebben. Zoveel keer
had hij gedacht dat het oud-zeer begra
ven was, maar telkens begon het weer
te gloeien van binnen.
Het was begonnen toen Roel in het
dorp was gekomen en het spul van die
ouwe Dekker had gekocht. Zomaar on
dershands. Terwijl hij. Sijmen, er al
meer naar gedaan had voor zijn zoon,
die op trouwen stond.
Hij kon mooi kletsen, die Roel. en
daar had hij het vast mee gehaald, want
Sijmen wist secuur dat hij er een zware
hypotheek op had moeten nemen.
Later hadden ze meer dan eens over
hoop gelegen, vaak om een kleinigheid,
maar er waren buitenstaanders genoeg,
die met welbehagen het vuurtje aan
bliezen
En zo was er een stille haat gegroeid
in het hart van Sijmen de Groot, een
gevoel dat hem wel eens verontrustte
en waar hij zich vaak tegen had verzet,
want hij wist wel dat er iets niet klopte.
Wanneer hij 's Zondags in de kerk
zat en schuinweg Roel zag zitten, dan
werd het hem wel eens bang te moede.
En toen ze eens Psalm 133 moesten zin
gen. had hij zijn lippen stijf op elkaar
geklemd, terwijl de rondom hem op
bruisende zang als een boodschap van
God zijn hart doorpriemde.
„Hoe goed. hoe lieflijk is 't. dat
zonen van 't zelfde huis. als broeders
Maar toen had hij Roel de Pater zien
zitten. Uit volle borst zong die mee. Hoe
durfde hij
Sindsdien had hij zijn afkeer van die
man begraven diep in z'n hart. Hij viel
niet meer zo gretig bij. als men kwaad
van hem vertelde, dat was waar, maar
toch bleef het diep in hem voortwooko.
ren dat gevoel van afkeer
„k Haat h"m niet." zei hii tegen ziln
vrouw, als die er over begon.
AR IE VAN MULLEM
diep in z'n hart knaagde het bij Sijmen
door. En vaak betrapte hij zichzelf er
op. dat het op geen stukken na de
waarheid was, wat hij tegpn de dominee
had gezegd.
Elke keer als hy Roel zag, kwam de
wrevel weer in hem boven. Ook van
morgen op de markt.
,,'k Heb niks tegen hem", zei hij tegen
de oude dominee, toen deze, opmerk
zaam gemaakt, hem daarover vermaan
de. \,'k heb niks tegen hem; als hij wat
heeft, moet ie maar komen"
Met een hart vol droefheid was de
grijze predikant naar de ander gegaan
om daar precies hetzelfde ant
woord te krijgen.
Als hij hem druk pratend en lachend
met anderen zag werd hij nijdig, en
wanneer hij hoorde dat er een koe dood
was bij de Pater, of zijn hooi lag te
rotten op het land, terwijl dat van
Sijmen zelf net bijtijds vóór de regen
geborgen was, dan verkneuterde hij zich
met een - vreugde, die minstens zo be
denkelijk was als zijn opwellende haat.
Plotseling schrok Sijmen op uit z'n
gepeins door het onverwachte geluid van
een claxon.
Tegenover hem was een auto door de
bocht gekomen, een grote vrachtauto,
hoog opgeladen met pakken stro.
Snel keek hij uit naar een uitwijk
plaats. want de weg was te smal om
elkaar te passeren.
Maar de auto stopte. De chauffeur had
de oprit van een boerderijbrug te baat
genomen, waardoor er net ruimte genoeg
bleef om met paard en wagen te pas-
't Was aan de krappe kant, maar het
zou wel gaan. Sijmen knikte toen de
chauffeur met een vragende uitdrukking
op z'n gezicht door het portierraam keek.
Stapvoets stuurde hij Moor, die schuw
zijn oren spitste, naar de kant.
Vlak bij de ronkende motor bleef het
paard echter plotseling staan en ging
toen snuivend achteruit
„Vort. vort!" riep Symen en kletste
de leidsels op de rug van het paard,
maar Moor was voor geen rede vatbaar
en met schuwe ogen probeerde hij de
afstand tussen hem en de auto te ver
groten.
Juist wilde Sijmen van de wagen
springen om het paard by de kop te
grijpen, toen het gebeurde
Eén wiel was in de graskant gekomen
en de volgende stap van Moor was be
slissend. De wagen kantelde, het paard
steigerde, en toen sloeg het hele span
zijwaarts in de vliet.
Het speelde zich in enkele seconden
af. Vóór Sijmen kon handelen, was het
al gebeurd. Wanhopig maaide hy met
z'n armen door het benauwende water,
totdat plots een dreunende slag tegen
zijn hoofd hem het bewustzijn deed ver-
De beide mannen in de auto zaten een
ogenblik als versteend. Maar toen spron
gen zij op de weg en in het water, dat
door de bange worsteling van mens en
dier in hevige beroering was.
Moor deed wanhopige pogingen om
zich van de wagen, die hem mee naar
beneden trok, te ontdoen.
Maar c> mannen hadden al hun aan
dacht gericht op de plaats waar Sijmen
moest zijn Hij was onder de oppervlakte
verdwenen als hij maar niet onder de
wagen lag!
Om hulp schreeuwend tastten zij voor
zichtig langs de steeds dieper wegzin
kende wagen
„Hier jó, help!" schreeuwde olotseling
schor de stem van de ene. Hij voelde
een arm en trok uit alle macht.
Gelukkig, het gaf mee!
Geholpen door de toegesnelde omwo
nenden gelukte het om de Groot op de
kant te krijgen. Snel werd hij binnen
gedragen, waarna iemand oo de fiets
snrong om een dokter te halen, terwijl
de anderen nog probeerden het paard
te redden.
Maar dat was reeds te laat. Moor had
zijn titanenstrijd gestreden en was weg
gezonken in het slootwater, dat zwart
zag van de opgewoelde bagger
In de boerderij, waar Sijmen binnen
gebracht was, probeerden zenuwachtige
mensen de drenkeling tot bewustzijn te
brengen met alle middelen die hen voor
de geest kwamen.
En werkelijk, voordat de dokter arri
veerde waren zy daarin geslaagd.
Er viel voor deze niet veel meer te
doen dan de bloedende hoofdwonde te
verbinden en Sijmen in z'n auto thuis
te brengen.
Versuft staarde Sijmen in het voorbij
rijden naar de plek waar„hij zo juist aan
de dood was ontrukt en waar nu de
mensen samengroepten aan de slootkant.
Hij was niet in staat om na te denken,
want het gonsde door zijn hoofd, en in
z'n borst en keel schrijnde nog de pijn
van het uitgebraakte water.
De dokter hielp hem naar binnen,
toen de auto op zijn eigen erf stond en
even later zat hij in een gemakkelijke
stoel bij de kachel, terwijl de dokter, na
enkele raadgevingen aan zijn vrouw,
weer vertrok.
Na een paar dagen wa^ Sijmen weer
de oude. Lichamelijk dan.
Maar zijn ziel was nog hevig in beroe
ring. Trouwens, hij kreeg het gevoel, dat
er van binnen al lang wat gehaperd had.
Het ongeluk was een klop op zijn deur
geweest, een harde slag, want dat was
nodig voor zo'n keiharde natuur.
Nu ging hij stil en vol gedachten zijn
weg door het dagelijkse leven.
Wat was de dood hem dicht nabij ge
weest. Had hij zijn verkillende adem
niet gevoeld?
Sijmen huiverde toen hij op t
in diep gepein
vergeleken bij zyn eigen schuld jegens
God.
Vreemd, dat hij het nu zo heel anders
zag. 't Leek wel of die hele berg. waar
hij altijd tegenaan gekeken had, die hem
het verdere uitzicht benam, was ineen
geschrompeld tot een armzalige mols-
Maar het was toch nog een oneffen
heid, die weggeruimd moest worden, an
ders zou hij er toch weer over struikelen.
„Zou hij....?"
Sijmen keek op de klok. Het was
negen uur. Te laat eigenlijk om nog weg
En wat zou Roel zeggen; hem uitlachen
misschien?
Dat zou wel niet, maar in stilte zou
hy zich vergenoegen dat hij, Sijmen, de
mindere was geweest. Nee, hy kon beter
nog eens wachten tot morgen.
„Indien gij niet vergeeft!"
Daar had je het weer. Hij kon dat
woord niet meer kwijt raken.
En dat was toch zo vreemd niet, want
het was Gods Woord, dat beukt op de
harten, doordringend en zonder ophou
den, totdat ze verbrijzeld zijn.
i verzonken
„Ben je niet goed, man?" vroeg zijn
vrouw bezorgd. „Zou je piet naar bed
gaan? Je kan wel kou gevat hebben."
„Nee, nee," weerde hij haar af.
Dat was het niet, o neen. Hij huiverde
alleen van de gedachte, dat hij zo maar
ineens voor God had kunnen verschij
nen. Zoals hij daar zat op de wagen en
zoals hij de laatste jaren had geleefd.
Met haat in het hart.
De hele dag had hij lopen denken aan
wat hij vanmorgen las in de oude ver
geelde Bijbel. Woorden die hij zo vaak
gelezen en gehoord had. maar die hem
nog nooit zo gegrepen hadden dan nu.
„Indien gij niet vergeeft, zo zal uw
Vader, Die in de hemelen is ook u niet
vergeven."
Hoe lang had hij al lopen wrokken
over de daad van z'n naasle, z'n broeder.
Een daad, die overigens nog niet eens
een misdaad was. En een kleinigheid,
Sijmen zuchtte en zijn vrouw keek
hem met bezorgde blikken aan.
Toen stond hij op. De laatste aarzeling
„Naar Roel de Pater,"
Een machtige vreugd
heen en weerkaatste in haar ogei
een stond zij voor hem en sloeg ha3r
armen om hem heen: „Ga met God,
En op z'n witgeverfde klompen ging
Sijmen de Groot de donkere avond in.
Met een wonderlijke vrede in z'n hart.
Elke boom heeft zijn eigen karakter,
en vele bomen hebben hun eigen
plaats en omgeving, waarin zij het best
tot hun recht komen. De knotwilgen
doen het eerst langs ae slootkant; de
machtige eik hoort vooral c^_de weido
thuis, waar het vee beschutting vindt
tegen de schroeiende zonnestralen in
de schaduw van het brede lommer. De
slanke, ruizelende populieren doen het
nergens beter dan in lange ryen aan
de Brabantse binnenwegen, waar zy
nog te zien zijn als het wegje al lang
aan de horizon is te niet gegaan. En
dan de beuken! Het zijn bij uitstek de
laan-bomen, zoals de linden de vijver
bomen zijn. En de berken.
Ja, de berken! Het zijn de rijkste, de
sierlijkste, de grilligste, de dichter-
lijkste bomen onzer noordelijke lan
den, en hoewel we ze het liefst zien
op de heuvelige heiden en tot lichte,
zonvergulde sprookjesbosjes saam ge
groeid waar er maar zand in de grond
zit ten slotte zijn ze overal
sohoon, ook eenzaam in de tuin van
een buitenhuisje, overal spreken
ze, overal vallen ze ons in hun te
dere, ranke zilverheid op, we kunnen
ze nergens zonder een zachte, vrien
delijke blik voorbijgaan.
Welk een wondere schepping Gods
is de berkenboom! Of hij 's zomers in
zijn volle, lichte tooi staat, of de laat
ste bladertjes in de herfstzon, elk af
zonderlijk, als kleine gulden muntjes
in het paars-rosse berkenhaar der dun
ne takjes hangen te tintelen, of ze
schuchter en bloot, fijn en etherisch :n
het wmterland staan ze zijn altyd
zó als ze wezen moeten, om onze blik
te betoveren, zilver en ijl on zeldzaam.
De lente komt in het berkenbosje
met die kleine vogel, die fitis heet, en
die, wat naam en karakter betreft,
volkomen bij de berkenboom past. Uit
kleine wondjes, door spechten en an
dere vogels veroorzaakt, druipt het
berkenbloed neer, dat niet alleen be
nut wordt door mensen, die op een
goedkope manier aan „Birkenhaur-
wasser" willen komen, maar ook door
vliegen en Atalanta's, die er zieh
heerlijk aan te goed doen. De oude
kurklaagjes op de stam krullen om,
schilferen af, en dan komt het nieuwe
rose velletje bloot, dat weldra in de
zon als zilver zal schitteren. Het
wordt de tijd van de katjes, 't hoogtij
der berken; het stuifmeel, dat aan
kleine gouden guirlanden hangt, laat
los, cn wolkt naar beneden. Tegen
Pinksteren zijn de blaadjes volwassen
en de jonge mezen spelen, zoals Ga
zelle 't zo aardig zegt, „tak-in. tak-uit,
talk-op, tak-af, tak-om"
Gedurende de zorr.er, wanneer de
blaadjes dikker zyn geworden en het
berkensap gist, hebben de berken veel
last van allerlei insecten zij hou
den o>m een andere reden van de ber
ken dan de mensen, maar zeker even»
veel!
Zaagt ge wel eens het wit der
berkenstammen afsteken tegen het
grauw van donderwolken? Dat is een
gezicht, zo pittoresk en vervaarlijk
(het geweldige, machtigste achter het
tederst-fijne!), dat ge 't nimmer ver
geet.
En dan de herfst! Dan wordt het
berkenbos eerst waarlijk toe droom.
Alles, de enkele blaadjes, de stamme
tjes tegen 't hemelblauw, de waas van
het schuchtere getakte, wordt bijkans
nóg lichter en tederder dan in de
lente. Hoe subtiel dit, hoe stil en mij
merend, De takjes knappen al onder
onze voeten, maar overigens gaan we
stil en voorzichtig, om deze wijding
niet te breken. We zijn in een lichtere
wereld, in een sfeer van rose, paars,
zilver en hemelblauw wie zou
hier niet willen verwijlen, wie kan
zich hier g<?makkelijk van losmaken,
wie kan deze tedere v/ereld ooit ver
geten, wie bewaart ze niet in zijn her
innering als een zeldz ime droom.
En door al deze dingen komt het,
dat de mensen de berken zo lief
hebben!