3
JOSJE
DE BENGELS
2
ZONDAGSBLAD -r 11 FEBRUARI 1950
VOOR öe VROUW
Bang, om een figuur
te slaan
HETT gebeurde deze week in een over
volle tram. Terwijl de regen tegen
de beslagen ruiten striemde, bungelden
de mensen-natte-jas-aan-natte jas, aan de
lussen in het pad. Toen gebeurde „het".
Eén van de bevoorrechte zittende dames,
gooide in een gesprek met haar buur
dame er zo losjesweg een vloek tussen
door. Een veel jongere, gedistingeerd
geklede vrouw, die aan een lus bungelde,
zei zacht en tooh duidelijk verstaanbaar:
„Hè. vloekt u niet zo. Dat is zo erg",
'n Hautaine blik vól minachting was het
antwoord. Hier en daar werd er ge
meesmuild. Er zaten óók Christenen m
die tram, die zich schaamden voor eigen
valse schaamte!
Zó ver is het met ons al gekomen, dat
iemand, die in het openbaar God be-
iedere dag in gemeenschap met de leven
de Heiland mogen leven! Wij, ellendige
scharrelaars, aan wie zulke grote, won
dere perspectieven geopend zijn
Ik hoorde eens een buitenkerkelijke
de opmerking maken: „Wie een Hern
hutter ontmoet, komt voor een apostel te
staan. Dat kleine legertje trekt nu al
jarenlang met een heilig enthousiasme
de wereld door. onj die voor Christus te
veroveren en daar neem ik m'n petje
voor af".
Dat móét toch mogelijk zijn, met de
levende Heiland vlak naast ons?
Gelegenheid te over! Oók voor ons,
vrouwen. Oók voor Moeders, die hele
dagen thuis voor haar gezin bezig zijn.
De bakker, de melkboer, de slager, de
kruidenier, de burenwéten zij, dat
zij tegenover een gelovige staan?
Cn de pennen tikken
£e»i ópencet
Afkortingen: steek
r., averechts
a., meerderen
mrd., minderen
mind., naald nld.
Maten: Boven
wijdte 92 c.m.,
lengte 58 c.m.
Berekening: 27 st.
breedte
i 10 t
24
hoogte
MARGARITHA
colsteek: 1 toer r.,
1 toer a., herhaal
steeds deze 2 toe-
Gcrstekorrel: xx
1 r., 1 a., herhaal
van xx af. In de
volgende toeren
steeds de st. laten
verspringen.
Het voorpand:
Zet voor de onder
kant 136 st. op. Brei
hierop in gerste
korrel tot op een
hoogte van 4 c.m.
Ga dan verder in
de tricotsteek. doch
brei de 12 st. aan
het begin en de 12 v» v
st. aan het eind van v
de naald in gerste
korrel, tot aan de
schouders toe. Mind,
vervolgens aan het
begin en aan het
eind van het werk
1 st, dit 10 maal.
om de 1 c.m. (deze mind,
aan het begin na de 12
gerstekorrel en aan het eind
bORDUZRt^CTlET
vóór de 12 st.
Voor de mind,
samengebreid
de naald
gerstekorrel gemaakt
het begin worden 2 st.
iTijuit doen mag.
ledigt dit HL..
iemand, die de moed heeft,
haar op te wijzen, staat
schut. En
zelfs mede-Christenen laten zo iemand
alléén in de „kou" staan! Maar. voor
God's troon wordt op datzèlfde ogenblik
de naém van die éne beleden door Jezus
Christus Zelf. „Een iegenlijk dan, die
Mij belijden zal v J'
Ik óók belijden
de „hemelen is".
Maar voor die zwijgende Christenen
mezèlf inbegrepen, want heus, die dap
pere getuige
wel héél dui
loochend zal hebben
zal Ik verloochenen voor Mijn Vader, die
de hemelen is".
We hebben zo onze schoon-schijnende
uitvluchten voor onze laffe en lauwe
levenshouding. „Geloof is een zaak voor
de binnenkamer" ..de rechtvaardige
kent tijd en wijze", enz., enz. We beelden
ons in, dat we op zon moment die
teksten uit de Bijbel halen, maar in feite
fluistert Satan ze ons in en lacht in zijn
vuistje, als wij ons dan óók nog verbeel
den, vromer en tactvoller dan aie onver
schrokken „getuige" te zijn! (Lees maar
in het boekje: „Brieven uit de Hel" van
Lewis!).
Als in de bezettingsjaren onze konin
gin Wilhelmina openlijk beledigd werd,
konden wij onze mond niet houden en
werden van alle kanten door goede vader
landers bijgevallen. Maar als het er op
aankomt, voor de Naam van de Koning
der koningen uit_te komen, heeft i
DADELIJK KOMEN ZE ALLEMAAL
WEER THUIS
de mind.
eind 1 st. afgehaald, volgende st. r. ge
breid en de afgehaalde st. over de ge
breide st. gehaald).
Er blijven 116 st. over. Brei op de mid
delste 92 st. 4 c.m. in de randstreek (d. i.
1 r„ 1 a., herhaal van xx af, brei in de
volgende toeren de st., zoals deze zich
voordoen, dus de r. st. van de vorige toer
nu a. en de a. st. van de vorige toer nu r.
tot op een hoogte van 4 c.m. Ga dan
verder in de tricotsteek en maak op de
zelfde plaatsen, waar eerst mind, gemaakt
zijn meerderingen, doch nu om de 2 c.m.
Als er weer 136 st. op de nld. staan, ver-
DE VROUW IN HAAR BEROEP
DE COSTUMIERE
KAN EEN ARTISTE ZIJN IN HAAR VAK
TIJ zit de ganse dag dan ook juist
gaat.
Wel mopperen wij, als
het te lang duurt, eer ons
schikken, japonnetje klaar is. Wij
zijn gebelgd, wanneer het
passen moet worden uit-
wij behouden
slaan! Maar dis nu eens alle Christenen
van Nederland, gezamenlijk en indivi
dueel er voor vóchten om met Gods hulp
die valse schaamte te overwinnen, zóü-
den wij dan nog wel voor schut staan?
Of zou dan niet juist, degene die open
lijk durfde vloeken, een akelig figuur
slaan? Zó moest het toch eigenlijk zijn
in een land, dat voor beschaafd en
Christelijk wil doorgaan!
De meesten van ons zullen in dit op
zicht wel eigen zwakheid en nalatigheid
moeten bekennen. Dit stukje is dan ook
niet bedoeld, als een „preek" van boven
af, maar als een opwekking, om mét el
kaar en ieder afzonderlijk eens nét te
denken over onze valse schaamte. We
kunnen nu wel hele klaagzangen aanhef
fen over de verwereldlijking van het
leven en over die oppervlakkige jeugd,
maar laten we er ons dan vóóraf van be
wust zijn, dat wij door ons zwijgen daar
aan zélf meegewerkt hebben!
Het spreekt vanzèlf, dat we hier geen
farizese opsomming of uitgalmen van
vrome woorden, géén schijnheilige uit
stalling van ónze braafheid op het oog
hebben. Maar ik geloof niet, dat dit ge
vaar zo groot is in onze tijd.
Eerder geloof ik, dat onze valse
schaamte voortkomt uit een ontstellend
tekort aan liefde. Liefde tot God en
liefde tot de naaste.
We zullen misschien wel eens in ean
trein of tram tegenover een non gezéten
hebben, die ijverig in haar gebedenboek
je zat te lezen. Niemand vond dit toen
raar. Natuurlijk niet. Dat hoort nu één
maal bij zo'n non. Maar stel u voor, dat
wij eens in de bijbel zouden gaan lezen!
Ja, laten we maar eerlijk zijn: wij zouden
er ons voor generen! Bidden in een res
taurant is al zoiets „griezeligs". Zo vluch
tig en stiekemweg doen we dat dan maar
„eventjes!"
Zó miezerig „klein" zijn we! Wy, die
tussen* ratelende
chines, haar ijverige
gers plooien
drijven met geroutineerde
zekerheid grove en fyne
stoffen onder de jagende gesteld
naald. Zjj past en meet,
zij tovert met patronen en
onwillige stof, zij knipt
rijgt:, zij
geduld hebben met haar japon!
klanten en honderd en één straks
opmerkingen met e
glimlach aanhoren
Dat is de costumière.
Neen, de tijd vlak
de oorlog, toen zij het
had te zeggen en rijen
Artiste is de costumière,
wanneer zij altijd raad
weet, altijd een oplossing
of een aardige vondst
kan uitdenken. Originele
garnering, een flatteus
kraagje, een speciale rok-
lrjnop modegebied
natuurlijk het recht zijn de variaties talloos.
alle mogelijke op- en Wel geven de modeplaten
allerlei voorbeelden, maar
door combinatie van een
en ander, door eigen
ideeën ook, kan een ge
heel nieuw effect worden
bereikt. En dit niet alleen
tot vreugde van de klant,
aanmerkingen te lanceren
'moét*"eindeloos
moeten er
e inleggen...
De dag begint al vroeg
de costumière. Na
tuurlijk, zij heeft meestal maar ook tot voldoening
assistenten en leermeisjes
haar beschikking,
het moeilijke, het
- haar gunsten artistieke werk doet zij
zij niet zelf. Het knippen i
de eigen arbeid.
De costumière heeft er
hard voor moeten werken,
eer zij zich in haar arbeid
gewaardeerd
de stof geeft zij zelden uit heeft heel wat
dienstbare, die zich heeft handen, tenzij zij
te voegen
sen en luimen
dame Mode en.
haar cliënten.
groot atelier heeft, dat zij
Ma- kan 'beschikken over spe-
van ciale vakbekwame krach
ten. Bij het knippen moet
deren en moet haar
smaak en inzicht voort
durend ontwikkelen. Met
technische bekwaamheid,
diploma's vastgelegd,
Vermoeiend, enerverend het werk tot op de halve komt zij een heel eind,
veeleisend is het be
roep van de costumière.
Houdt zij van haar vak
oplettendheid kan kost- nooit uit boven het mid-
onderscheidt zij zich baar materiaal verminken, delmatige.
Wanneer dames komen
door smaak en originali
teit, dan is zij niet alleen passen, klagen
handwerkster, maar ook
artiste.
Wij vrouwen, die nogal
eens wat noten op onze
hebben
het kwartiertje staan,
maar zij vergeten daarbij,
dat het werk van de
costumière in die tijd veel
Dikwijls is zij als leer-
gaarne meisje begonnen en dat
lis van is goed, want dan kan zij
het allerbeste weten, wat
zy van haar assistenten
en leerlingen kan vergen.
Dit by uitstek
kleding betreft, be- vermoeiender is. Zy loopt lyke beroep wordt nog
- buigt zich veel te veel miskend als
van ondergeschikt be
langmaar hoe zouden
wy, vrouwen, het zonder
costumière moeten
seffen dikwyis veel te
weinig, hoeveel moeite i
zorg het kost, eer e
mantel feilloos valt of alles by sterk geconcen-
een japonnetje ons als ge- treerde aandacht op het
goten aan het lichaam werk. Lang niet iedere stellen, of
past! Wy bepalen een- klant kan bogen op een werkt, of zy ee
voudig onze keus in stof volkomen evenredig fi- atelier heeft, of
garnering, wy zoeken guur en de kleinste af- ding geeft in een
wyking levert voor de of in een groti
costumière moeilijkheden zaak
lei-
het geheel toe
de op. Hoe het figuur ook is, Wy hebben haar immers
niets byzonders, dat het past.
PRÉ WIJNBEEK
der breien zonder mrd., tot het werk een
hoogte heeft van 38 c.m., gemeten van de
opzetkant af. Verdeel dan het werk in
twee gelijke delen en brei op elk deel af
tonderlijk verder in de tricotsteek, doch
houd aan de middenvoorkant 20 st. In
gerstekorrel en de 12 st. bij de schouder
eveneens. Als het werk een totale hoogte
heeft van 58 c.m. worden de 20 st. in
gerstekorrel afgekant en de overige 48 st.
voor de schouder op een hulpnaald gezet.
Het rugpand: Dit wordt geheel aan het
voorpand gelijk gebreid, doch zonder
gplit. Ook het middengedeelte in gerste
korrel vervalt. Op 56 c.m. totale hoogte
worden de middelste 40 st. in gerstekor
rel gebreid en de overige st., met uit
zondering van de 12 st. in gerstekorrel
aan weerskanten van de naald, in de
tricotsteek.
Op 58 c.m. totale hoogte de 40 st. voor
de hals afkanten en de schoudersteken
van het voorpand en van het rugpand
aan elkaar mazen.
Afwerking: Omhaak de hals en de zij
kanten van de spencer met 1 toer vasten
en maak aan weerskanten van het voor
pand tussen de taille en de onderkant 6
lusjes van 4 lossen, op een onderlinge af
stand van 3 c.m. voor de knoopsluiting.
Naai de knoopjes op het rugpand, corres
ponderend met de lusjes aan het voor-
Borduur langs de zijkanten en de on
derkant op het gedeelte in tricotsteek,
evenals langs het halsstuk, de kleine mo
tiefjes in kruissteek, met een afstekende
PARELS
soorten namaak-parels.
Hiervan noemen we bijv. de Atlas
parel, die gedraaid wordt uit Satijnsaat,
een gipssoort uit het Atlasgebergte en
uit Arizona. De was-parel kennen we
allemaal, het is een namaak-parel met
wasvulling, de Romaanse parel is van
glas, ook de Richelieu parel is slechts
namaak.
Echte parels hebben de allermooiste
namen, we noemervbijv. de Accabar, een
zwarte parel, de Alasmadon gewonnen
uit een zoetwaterschelp, de Cural parel
van Ceylon, die onregelmatig gevormd
is. de Bombay parel, die in de Voor-
indische wateren wordt gevonden en te
Bombay in groten getale aan de markt
D« margaritiferia levert de Egyptische
parel, rose van kleur. De margaritifera
schelpdieren maken de mooiste parels.
De kleur verschilt al naar de variatie
van de schelp. Japan en Polynesië levert
groenachtige, terwijl in West-Australië
geelachtige gevonden worden
ALKALIVRIJE ZEEP
Bij de erven J. J. Tyl te Zwolle is
verschenen het boekje: Alkalivrije zeep
van ir. F. P. van Ravenswaay, adj.-dir.
van de keuringsdienst van waren te
Enschede.
Het behandelt in populair wetenschap
pelijke trant de nieuwere wasmiddelen
en de techniek daarvan.
Doch niet alleen over de wasmiddelen
gaat het, immers zowel de te wassen
weefsels als het water zijn meespelers
in het wasproees. De huisvrouw, "die
zich verdiept in het hoe en waarom in
haar huishouden, zal dit ongetwijfeld in
teressant vinden.
Tot slot worden enige „tips" gegeven,
die echter meer als reclame voor be
paalde wasmiddelen in de verschillende
landen kunnen gelden. Echter gaat het
er om, dat de huisvrouw beseft, dat voor
het wassen van fijnere weefsels zoals
wol, zijde en gekleurde alkalivrije zeep
absoluut noodzakelijk is.
ZONDAGSBLAD 11 FEBRUARI 1950
7
f onze jeuqö-p&qin&f
DAME
HONDJE EN
REDDINGBOOT
Het zal je gebeuren, dat er zo maar
een complete reddingboot je kantoor
komt binnenvaren! Om je naór te schrik-
Je zegt natuurlyk: dat bestaat niet!
Zulke dingen gebeuren alleen in het rijk
der fabeltjes, waar alles mogelijk is, wat
ons wonderlijk en geheimzinnig toe
schijnt.
En toch is het gebeurdmaar op een
?r. Dat zit zo
rijke dame.
landgenote
die heel veel van dieren hield
en wel in 't bijzonder van haar hondje,
dat Arthur heette. Maar ook het redding-
wezen droeg zij een warm hart toe en zy
leefde mee met de mannen van de red
dingboten, die bij stormweer in zee gin
gen, om schipbreukelingen te redden.
Dat zal haar waarschijnlijk op de ge
dachte hebben gebracht, de Noord- en
Zuid-Hollandse Redding Maatschappy
een motorreddingboot aan te bieden, die
de naam van haar hondje Arthur zou
Ik veronderstel, dat zij beiden van de
zee hielden en vaak langs het strand heb
ben gewandeld, waar Arthur zich ver
maakte met het narennen van voortstui-
vende schuimvlokken en het keffen tegen
de aanrollende golven.
Hoe het ook zij, op een goeie dag
kwam zij bij de directie van de Redding
maatschappij de toezegging doen voor de
bouw van een moderne motorredding
boot, onder voorwaarde, dat die boot de
naam ..Arthur' zou dragen Jullie begrijpt
wel, dat zo'n kostbaar geschenk met grote
dank werd aanvaard.
Zo werd de „Arthur" dan in 1940 in
dienst gesteld en koos z'n ligplaats in de
Scheveningse vissershaven, dag en nacht
gereed voor zijn gevaarlijke, maar mooie
Je gelooft het misschien niet. maar die
boot heeft beslist de eigenschappen van
een echte waakhond, want als de „Ar
thur" bij stormweer de haven uit moet,
dan bijt hij zich grimmig vast in de
golven, zoals de hond Arthur het met zyn
tanden gedaan zal hebben i~ J-
pijpen van eer 1
slagersjongen.
„Arthur" gromt en snuift als de wind
huilt en de zee buldert en als zijn tegen
woordige baas. schipper Bruin, er dan op
uit trekt, is hij eerst recht in z'n element.
Hij springt over de woedende golven,
zwemt er soms onderdoor, duikt en
proestmaar schipper Bruin blijft hem
Samen hebben zij één doel, het redden
van schipbreukelingen en drenkelingen.
Maar ook in andere gevallen kan op
„Arthur" gerekend worden; hij snuffelt
dé zee af als er schepen vermist worden;
hij waakt bij de ingang van de haven als
er vissersschepen binnenkomen en ver
richt nog vele andere nuttige diensten.
Van zo'n bijzondere dienst ga ik je nu
tot besluit iets vertellen.
Het gebeurde eens, dat
worden, om aan "de wal
bezoeken, die erg ziek was.
Schipper Bruin werd toen door het
kuststation te Scheveningen opgebeld en
hem werd gevraagd, met de „Arthur" de
bootsman van boord te gaan halen, want
het stoomschip moest zijn reis vervolgen.
Met behulp van de radio werd naar
het schip geseind, dat de „Arthur" zou
komen en zich op zee bekend zou maken
door het afsdiieten van rode lichtkogels,
je weet wel, zoals die bij vuurwerk op
Scheveningen de lucht in gaan. Het
stoomschip zou dan moeten antwoorden
met het afvuren van een witte lichtkogel
ten teken, dat het de reddingboot had
opgemerkt.
Zo vertrok schipper Bruin met zijn
mannen en de „Arthur" naar zee en alles
verliep volgens de afspraak. De boots
man werd direct naar de wal gebracht en
kon. door de snelle hulp van de redding
boot zijn vrouw nog opzoeken. De vrouw
is gelukkig beter geworden.
Dit is dan één van de vele belevenissen
van de „Arthur", de motorreddingboot
van Scheveningen.
De rijke dame en het hondje zijn In
middels gestorven, maar hun portret
heeft een vaste plaats in de kajuit van de
reddingboot „Arthur" gekregen.
MORGEN BETER
Jaap is voor het bord geroepen,
Zie je hem daar staan?
Al de sommen in zijn schriftje
Heeft hij fout gedaan!
Straks zat hij maar al te denken
Aan z'n nieuwe spel;
Want die sommen, dacht de domoor,
Och, die ken ik wel.
Maar nu heeft hij in z'n schriftje,
Door z'n werk een kras!
En hij heeft het slechtste cijfer
Van de héle klas.
Nu, op 't bord, doet hij het over.
Jaapje, nagedacht!
Want dan krijg je morgen vast weer
Voor je werk een acht!
Oom Karei Is met zijn plannetje
nog niet helemaal klaar. In het
volgende Zondagsblad hoopt hij
mee te delen wat wij nu
gaan doen.
•hipbreukelingen op kui
Josje heeft een broertje: Keesje. Keesje
is enkele jaartjes ouder dan Josje en
daarom kan Keesje ook niet met Josje
spelen. Keesje vindt zyn zusje veel te
klein om mee te spelen. ..Wat hèb je aan
zo'n meisje?" stond duidelyk op zijn ge
zicht te lezen, toen hij Josje voor het
eerst in haar wiegje zag liggen.
Nee, hij heeft wel andere spelletjes,
die hij best zónder z'n zusje kan spelen.
Daar heb je b.v. de „marsjesees". Om mee
te spelen? Nee, Keesje zou nog liever.
Marsjesees zyn ontzettend boze mensen,
die kleine jongetjes graag een pak op
hun broek geven. Daarom vindt Keesje
het geraden, zo ver mogelijk uit hun
buurt te blijven en als je ze tegenkomt,
pardoes om te keren en het op een hol
letje naar huis te zetten. Dan is daar al
tijd wel Vader, die Keesje eens aankijkt,
als hij buiten adem en met angst in z'n
ogen komt aanrennen en die dan vast
denkt, dat Keesje verschrikkelijk stout is
geweest, maar dót neemt Keesje maar op
de koop toe. Marsjesees zyn zo ijselijk
groot en al die knopen op hun kleren
blinken zo erg, dat Keesje gewoon niet
weet, wóór hij kijken of blyven zal als
de marsjesees doodbedaard komen aan
stappen. Vader zégt nu wel. dat marsje
sees hele lieve mensen zijn. die kleine
jongetjes geen kwaad doen, maar Keesje
gelooft dat zomaar niet. Waarom kijken
ze dan altijd zo boos, vraagt Keesje dan.
Vader lacht dan maar zo'n béetje en zegt
niet veel. „Zie je wel", denkt Keesje,
„Vader durft niet eens tegen mij te zeg
gen, dat marsjesees wèl boze mensen
zijn". Keesje gaat weer naar buiten, tot
hij de marsjesees opnieuw in de gaten
krijgt en hy het weer op een lopen zet.
.Totop een dag „Keesje", roept
Vader. Vader is in de winkel, mepsen
aan het helpen en Keesje gaat schoor
voetend de winkel in. Hy houdt niet van
die mensen, die hem over z'n haar aaien
en allerlei gekke dingen vragen.
Maar.... watnu? Er staan twee
marsjesees in de winkel
Keesje wil gelijk rechtsomkeert maken,
maar Vader roept nog eens bevelend:
Keesje's gedachten dwarrelen. Is hij
stout geweest? Waarom komen die boze
mensen hier. bij Vader? Oh, kon hij maar
in een hoekje kruipen, tot ze wèg zijn
Het angstzweet breekt hem uit, en stapje
Voor stapje, het hoofdje op de borst, gaat
hij verder, naar Vader toe.
„Keesje", zegt Vader dringend, „kyk
Keesje gluurt vanonder zijn wimpers
naar Vaders gezicht. Het staat zo ernstig,
oh, wat zou er toch gebeurd zijn? Naar
die twee marsjesees durft hij helemaal
niet te kijken. Wat zijn ze gróót, nu
Keesje vlak voor hen staat.
Nog veel groter, dan wanneer hij buiten
de vlucht voor hen neemt.
Spel met de stok
Dat is een aardig spelletje, waar je
je geweldig mee vermaken kunt. Moet
je horen:
Je hebt er een stok voor nodig, anders
niet. Een wandelstok gaat b.v. uitstekend,
twee jongens (of meisjes) nemen elk
een eind van de stok in hun handen.
Een derde gaat er bij staan. Hij vertelt
iets (wét. doet er niets toe), maar plot
seling breekt hij af en zegt bijv. „laat-
los!" of „duwen!" of iets anders, dat je
met een stok doen kunt. De beide spelers
moeten nu precies (en onmiddellijk) het
tegenovergestelde doen wat no. 3 com
mandeert. In plaats van loslaten vast
houden; in plaats van duwen trekken,
enz. In de meeste gevallen wordt het
'bevel letterlijk in plaats van omgekeerd
opgevolgd. Er is heel wat oplettendheid
nodig, om het keer op keer goed te doen.
Maar dat is juist 't aardige ervan. Gaat
t goed, dan vertelt no. 3 weer gewoon
verder, tot hij opnieuw plotseling een
bevel geeft. Heeft een van de beide
spelers gemist, dan komt óf de „vertel
ler" in zijn plaats en moet hij die de
fout gemaakt heeft voor verteller spelen,
óf er komt een ander speler in de plaats
van hem, die heeft fout gedaan.
Verschillende „bevelen" zijn: vast
houden; loslaten: trekken; duwen; om
wisselen; op (heffen); neer (duwen) enz.
OM BUITEN TE SPELEN
Een of meer der jongens zijn „politie
agenten". De anderen „dieven". De die
ven gaan zich,liefst ieder apart, verstop
pen. Wanneer ieder dat gedaan heeft
gaat de politie „op zoek". Degene die
gezien is. moet mee naar „de gevangenis".
Dit is b.v. een schuurtje of een andere
plaats. Als de .agent" weer aan het zoe
ken is, probeert één der dieven (natuur-
lijk niet allemaal tegelijk) z'n gevangen
collega's te verlossen. Dit doet hij door,
indien het een schuurtje is, de deur open
te mafaen of. indien 't een open plekje is,
de gevangene drie tikjes te geven; deze
is dan weer „vrij". Als er meer dan een
op dezelfde plaats door de agent wordt
gezien, mag slechts de eerst geziene „ge
arresteerd" worden. Het spreekt vanzelf,
dat de agent niet by de gevangenis op de
loer mag gaan zitten.
Opeens tilt Vader hem op. Oh, Keesje
kan wel huilen van angst. Z'n lipjes tril
len. Vader pakt Keesje's gezichtje en
zegt dwingend: .Keesje, kijk de marsje-
Heel voorzichtig gaan Keesje's ogen
de t
gezichten.
róór Ze lachen. Marsjesees
en lachen Keesje begrijpt er niets van.
Dróómt hij? Met allebei z'n knuistjes
wrijft hij in z'n ogen, Nee, ze lachen écht.
Bedremmeld kijkt hij van de één naar de
ander en naar Vaders gezicht, dat óók
al lacht en zo erg lief is.
Zijn dat nu die boze mannen? Moet hij
dóórvoor steeds op de loop?
Ze zijn „lief", weet Keesje ineens, en
als je nooit echt stout bent, blyven ze
altijd „lief".
En. met een diepe zucht, lacht Keesje
z'n eerste bevrijdende lach tegen twee
„marsjesees"!
TONNY WESTVEER.
ii
Ia dit geen schattig bi
Ze kan niet slapen. Ze is al
twee keer naar beneden ge
weest. maar Annemarietje en
Does zijn samen op Does' fiets
er vandoor, Vader is niet thuis
en Snoecksie zit in de tuin te
kousenstoppen. Turn verveelt
zich vreselijk,
Weer laat ze zich uit bed
glyden, gaat uit het raam ham-
gen. Eindelijk ziet ze Does en
Annemarietje aankomen. Dan
holt Turn naar beneden.
Snoecksie geeft ze alle drie
een glas limonade Ze verbiedt
Turn niet, en uit bed naar be
neden lopen, dat móg toch niet.
Het is al halftien, als ze
weer naar boven trekken.
Does laat de kraan van de
wastafel hard lopen, houdt
haar handen er onder.
„Lekker! Lekker fris."
Turn duwt haar opzij; het
water spat. Nu wil Annema
rietje ook meedoen.
Spetter, spetter. Turn's pya-
matje wordt nat. Annemariet-
jes onderjurkje drijft. En
Does heeft haar pas-schone
jurk nog aan
Het water maakt je fris en
koel en de bengels worden
overmoedig. Ze slaan hun
handen tegen de straal. Het
behang druipt al.
Does duwt haar hele hoofd
in de wastafel- Haar krullen
worden nat.
Ze springen van plezier!
Als de pret er af is, zien ze
er raar uit. zó kunnen ze niet
naar bed. Ze proesten van 't
lachen.
„O o, kijk Turn!"
„O Does, jouw haren!"
„Mijn pyama is klets", wijst
Turn.
Ze moet een schone aan. En
een ander hemdje. Annema
rietje ook. Maar haar pyama
is droog, die heeft ze gelukkig
nog niet aangehad.
„Kijk het zeil eens!"
„O, en de stoel!"
Met blote voetjes plast An
nemarietje over de natte
grond. Ze trekt een hele
streep van nat.
Dat is een nieuw spelletje.
Je voeten worden er erg vuil
<loor Phé Wijnbeek
van. maar dat merken ze niet.
Als al het nat uitgeveegd
is, ploffen ze in bed.
„Hè, hè, ik ben er moe
Annemarietje zucht, doet
haar ogen dicht. Ze hebben
ook zó gelachen
Maar Turn ziet wel, dat ze
door een kiertje kijkt Opeens
ploft ze haar kussen op An-
nemarietjes hoofd.
„Be-be-be," hoor je dan al-
Annemarietje rolt om en
om. Turn houdt het kussen
vast. Does juicht van pret en
Ze springen van plezier.
springt op Annemarietjes rug.
Nu wordt het een heel ge
vecht. Met hun drieën rollen
ze door het bed, totdat ze ver
schrikkelijk warm zijn.
Och, och, wat ziet dat bed
eruit! Maar 't kan hun niet
schelen, ze blazen alleen maar
uit
Slapen? Daar denkt nie-
Does krijgt dorst, en weer
begint het spelletje bij de
Stoeien en lachen en
spatten, spatten
De grond wordt natter
gladder.
Opeens Annemarietje
glijdt uit pakt nog naar Does,
dan valt ze hard op de grond,
haar hoofdje tegen Turn's le
dikant
Och, de bengels vallen zo
vaak. en niemand denkt dat
ze zich ooit bezeren.
Maar deze keer bezeert An
nemarietje zich wèl.
Het bloed loopt langs haar
gezichtje. Ze gillen allen drie!
Annemarietje blijft op de
grond liggen huilen. Does
holt naar beneden.
Snoecksie zit nog in de tuin.
O, wat schrikt ze, als Does
gilt: „Snoecksie, Snoecksie,
Annemarietje bloedt zo vre-
Ze gooit haar stopwerk zo
maar op het tuinpad en rent
zo gauw ze kan naar boven.
Daar ligt Annemarietje
daar zit Tum op de natte
„Wat wat is dat hier al
lemaal?"
Ze trekt Annemarietje op.
(Wordt vervolgd)