3 JOSJE DE BENGELS 2 ZONDAGSBLAD -r 11 FEBRUARI 1950 VOOR öe VROUW Bang, om een figuur te slaan HETT gebeurde deze week in een over volle tram. Terwijl de regen tegen de beslagen ruiten striemde, bungelden de mensen-natte-jas-aan-natte jas, aan de lussen in het pad. Toen gebeurde „het". Eén van de bevoorrechte zittende dames, gooide in een gesprek met haar buur dame er zo losjesweg een vloek tussen door. Een veel jongere, gedistingeerd geklede vrouw, die aan een lus bungelde, zei zacht en tooh duidelijk verstaanbaar: „Hè. vloekt u niet zo. Dat is zo erg", 'n Hautaine blik vól minachting was het antwoord. Hier en daar werd er ge meesmuild. Er zaten óók Christenen m die tram, die zich schaamden voor eigen valse schaamte! Zó ver is het met ons al gekomen, dat iemand, die in het openbaar God be- iedere dag in gemeenschap met de leven de Heiland mogen leven! Wij, ellendige scharrelaars, aan wie zulke grote, won dere perspectieven geopend zijn Ik hoorde eens een buitenkerkelijke de opmerking maken: „Wie een Hern hutter ontmoet, komt voor een apostel te staan. Dat kleine legertje trekt nu al jarenlang met een heilig enthousiasme de wereld door. onj die voor Christus te veroveren en daar neem ik m'n petje voor af". Dat móét toch mogelijk zijn, met de levende Heiland vlak naast ons? Gelegenheid te over! Oók voor ons, vrouwen. Oók voor Moeders, die hele dagen thuis voor haar gezin bezig zijn. De bakker, de melkboer, de slager, de kruidenier, de burenwéten zij, dat zij tegenover een gelovige staan? Cn de pennen tikken £e»i ópencet Afkortingen: steek r., averechts a., meerderen mrd., minderen mind., naald nld. Maten: Boven wijdte 92 c.m., lengte 58 c.m. Berekening: 27 st. breedte i 10 t 24 hoogte MARGARITHA colsteek: 1 toer r., 1 toer a., herhaal steeds deze 2 toe- Gcrstekorrel: xx 1 r., 1 a., herhaal van xx af. In de volgende toeren steeds de st. laten verspringen. Het voorpand: Zet voor de onder kant 136 st. op. Brei hierop in gerste korrel tot op een hoogte van 4 c.m. Ga dan verder in de tricotsteek. doch brei de 12 st. aan het begin en de 12 v» v st. aan het eind van v de naald in gerste korrel, tot aan de schouders toe. Mind, vervolgens aan het begin en aan het eind van het werk 1 st, dit 10 maal. om de 1 c.m. (deze mind, aan het begin na de 12 gerstekorrel en aan het eind bORDUZRt^CTlET vóór de 12 st. Voor de mind, samengebreid de naald gerstekorrel gemaakt het begin worden 2 st. iTijuit doen mag. ledigt dit HL.. iemand, die de moed heeft, haar op te wijzen, staat schut. En zelfs mede-Christenen laten zo iemand alléén in de „kou" staan! Maar. voor God's troon wordt op datzèlfde ogenblik de naém van die éne beleden door Jezus Christus Zelf. „Een iegenlijk dan, die Mij belijden zal v J' Ik óók belijden de „hemelen is". Maar voor die zwijgende Christenen mezèlf inbegrepen, want heus, die dap pere getuige wel héél dui loochend zal hebben zal Ik verloochenen voor Mijn Vader, die de hemelen is". We hebben zo onze schoon-schijnende uitvluchten voor onze laffe en lauwe levenshouding. „Geloof is een zaak voor de binnenkamer" ..de rechtvaardige kent tijd en wijze", enz., enz. We beelden ons in, dat we op zon moment die teksten uit de Bijbel halen, maar in feite fluistert Satan ze ons in en lacht in zijn vuistje, als wij ons dan óók nog verbeel den, vromer en tactvoller dan aie onver schrokken „getuige" te zijn! (Lees maar in het boekje: „Brieven uit de Hel" van Lewis!). Als in de bezettingsjaren onze konin gin Wilhelmina openlijk beledigd werd, konden wij onze mond niet houden en werden van alle kanten door goede vader landers bijgevallen. Maar als het er op aankomt, voor de Naam van de Koning der koningen uit_te komen, heeft i DADELIJK KOMEN ZE ALLEMAAL WEER THUIS de mind. eind 1 st. afgehaald, volgende st. r. ge breid en de afgehaalde st. over de ge breide st. gehaald). Er blijven 116 st. over. Brei op de mid delste 92 st. 4 c.m. in de randstreek (d. i. 1 r„ 1 a., herhaal van xx af, brei in de volgende toeren de st., zoals deze zich voordoen, dus de r. st. van de vorige toer nu a. en de a. st. van de vorige toer nu r. tot op een hoogte van 4 c.m. Ga dan verder in de tricotsteek en maak op de zelfde plaatsen, waar eerst mind, gemaakt zijn meerderingen, doch nu om de 2 c.m. Als er weer 136 st. op de nld. staan, ver- DE VROUW IN HAAR BEROEP DE COSTUMIERE KAN EEN ARTISTE ZIJN IN HAAR VAK TIJ zit de ganse dag dan ook juist gaat. Wel mopperen wij, als het te lang duurt, eer ons schikken, japonnetje klaar is. Wij zijn gebelgd, wanneer het passen moet worden uit- wij behouden slaan! Maar dis nu eens alle Christenen van Nederland, gezamenlijk en indivi dueel er voor vóchten om met Gods hulp die valse schaamte te overwinnen, zóü- den wij dan nog wel voor schut staan? Of zou dan niet juist, degene die open lijk durfde vloeken, een akelig figuur slaan? Zó moest het toch eigenlijk zijn in een land, dat voor beschaafd en Christelijk wil doorgaan! De meesten van ons zullen in dit op zicht wel eigen zwakheid en nalatigheid moeten bekennen. Dit stukje is dan ook niet bedoeld, als een „preek" van boven af, maar als een opwekking, om mét el kaar en ieder afzonderlijk eens nét te denken over onze valse schaamte. We kunnen nu wel hele klaagzangen aanhef fen over de verwereldlijking van het leven en over die oppervlakkige jeugd, maar laten we er ons dan vóóraf van be wust zijn, dat wij door ons zwijgen daar aan zélf meegewerkt hebben! Het spreekt vanzèlf, dat we hier geen farizese opsomming of uitgalmen van vrome woorden, géén schijnheilige uit stalling van ónze braafheid op het oog hebben. Maar ik geloof niet, dat dit ge vaar zo groot is in onze tijd. Eerder geloof ik, dat onze valse schaamte voortkomt uit een ontstellend tekort aan liefde. Liefde tot God en liefde tot de naaste. We zullen misschien wel eens in ean trein of tram tegenover een non gezéten hebben, die ijverig in haar gebedenboek je zat te lezen. Niemand vond dit toen raar. Natuurlijk niet. Dat hoort nu één maal bij zo'n non. Maar stel u voor, dat wij eens in de bijbel zouden gaan lezen! Ja, laten we maar eerlijk zijn: wij zouden er ons voor generen! Bidden in een res taurant is al zoiets „griezeligs". Zo vluch tig en stiekemweg doen we dat dan maar „eventjes!" Zó miezerig „klein" zijn we! Wy, die tussen* ratelende chines, haar ijverige gers plooien drijven met geroutineerde zekerheid grove en fyne stoffen onder de jagende gesteld naald. Zjj past en meet, zij tovert met patronen en onwillige stof, zij knipt rijgt:, zij geduld hebben met haar japon! klanten en honderd en één straks opmerkingen met e glimlach aanhoren Dat is de costumière. Neen, de tijd vlak de oorlog, toen zij het had te zeggen en rijen Artiste is de costumière, wanneer zij altijd raad weet, altijd een oplossing of een aardige vondst kan uitdenken. Originele garnering, een flatteus kraagje, een speciale rok- lrjnop modegebied natuurlijk het recht zijn de variaties talloos. alle mogelijke op- en Wel geven de modeplaten allerlei voorbeelden, maar door combinatie van een en ander, door eigen ideeën ook, kan een ge heel nieuw effect worden bereikt. En dit niet alleen tot vreugde van de klant, aanmerkingen te lanceren 'moét*"eindeloos moeten er e inleggen... De dag begint al vroeg de costumière. Na tuurlijk, zij heeft meestal maar ook tot voldoening assistenten en leermeisjes haar beschikking, het moeilijke, het - haar gunsten artistieke werk doet zij zij niet zelf. Het knippen i de eigen arbeid. De costumière heeft er hard voor moeten werken, eer zij zich in haar arbeid gewaardeerd de stof geeft zij zelden uit heeft heel wat dienstbare, die zich heeft handen, tenzij zij te voegen sen en luimen dame Mode en. haar cliënten. groot atelier heeft, dat zij Ma- kan 'beschikken over spe- van ciale vakbekwame krach ten. Bij het knippen moet deren en moet haar smaak en inzicht voort durend ontwikkelen. Met technische bekwaamheid, diploma's vastgelegd, Vermoeiend, enerverend het werk tot op de halve komt zij een heel eind, veeleisend is het be roep van de costumière. Houdt zij van haar vak oplettendheid kan kost- nooit uit boven het mid- onderscheidt zij zich baar materiaal verminken, delmatige. Wanneer dames komen door smaak en originali teit, dan is zij niet alleen passen, klagen handwerkster, maar ook artiste. Wij vrouwen, die nogal eens wat noten op onze hebben het kwartiertje staan, maar zij vergeten daarbij, dat het werk van de costumière in die tijd veel Dikwijls is zij als leer- gaarne meisje begonnen en dat lis van is goed, want dan kan zij het allerbeste weten, wat zy van haar assistenten en leerlingen kan vergen. Dit by uitstek kleding betreft, be- vermoeiender is. Zy loopt lyke beroep wordt nog - buigt zich veel te veel miskend als van ondergeschikt be langmaar hoe zouden wy, vrouwen, het zonder costumière moeten seffen dikwyis veel te weinig, hoeveel moeite i zorg het kost, eer e mantel feilloos valt of alles by sterk geconcen- een japonnetje ons als ge- treerde aandacht op het goten aan het lichaam werk. Lang niet iedere stellen, of past! Wy bepalen een- klant kan bogen op een werkt, of zy ee voudig onze keus in stof volkomen evenredig fi- atelier heeft, of garnering, wy zoeken guur en de kleinste af- ding geeft in een wyking levert voor de of in een groti costumière moeilijkheden zaak lei- het geheel toe de op. Hoe het figuur ook is, Wy hebben haar immers niets byzonders, dat het past. PRÉ WIJNBEEK der breien zonder mrd., tot het werk een hoogte heeft van 38 c.m., gemeten van de opzetkant af. Verdeel dan het werk in twee gelijke delen en brei op elk deel af tonderlijk verder in de tricotsteek, doch houd aan de middenvoorkant 20 st. In gerstekorrel en de 12 st. bij de schouder eveneens. Als het werk een totale hoogte heeft van 58 c.m. worden de 20 st. in gerstekorrel afgekant en de overige 48 st. voor de schouder op een hulpnaald gezet. Het rugpand: Dit wordt geheel aan het voorpand gelijk gebreid, doch zonder gplit. Ook het middengedeelte in gerste korrel vervalt. Op 56 c.m. totale hoogte worden de middelste 40 st. in gerstekor rel gebreid en de overige st., met uit zondering van de 12 st. in gerstekorrel aan weerskanten van de naald, in de tricotsteek. Op 58 c.m. totale hoogte de 40 st. voor de hals afkanten en de schoudersteken van het voorpand en van het rugpand aan elkaar mazen. Afwerking: Omhaak de hals en de zij kanten van de spencer met 1 toer vasten en maak aan weerskanten van het voor pand tussen de taille en de onderkant 6 lusjes van 4 lossen, op een onderlinge af stand van 3 c.m. voor de knoopsluiting. Naai de knoopjes op het rugpand, corres ponderend met de lusjes aan het voor- Borduur langs de zijkanten en de on derkant op het gedeelte in tricotsteek, evenals langs het halsstuk, de kleine mo tiefjes in kruissteek, met een afstekende PARELS soorten namaak-parels. Hiervan noemen we bijv. de Atlas parel, die gedraaid wordt uit Satijnsaat, een gipssoort uit het Atlasgebergte en uit Arizona. De was-parel kennen we allemaal, het is een namaak-parel met wasvulling, de Romaanse parel is van glas, ook de Richelieu parel is slechts namaak. Echte parels hebben de allermooiste namen, we noemervbijv. de Accabar, een zwarte parel, de Alasmadon gewonnen uit een zoetwaterschelp, de Cural parel van Ceylon, die onregelmatig gevormd is. de Bombay parel, die in de Voor- indische wateren wordt gevonden en te Bombay in groten getale aan de markt D« margaritiferia levert de Egyptische parel, rose van kleur. De margaritifera schelpdieren maken de mooiste parels. De kleur verschilt al naar de variatie van de schelp. Japan en Polynesië levert groenachtige, terwijl in West-Australië geelachtige gevonden worden ALKALIVRIJE ZEEP Bij de erven J. J. Tyl te Zwolle is verschenen het boekje: Alkalivrije zeep van ir. F. P. van Ravenswaay, adj.-dir. van de keuringsdienst van waren te Enschede. Het behandelt in populair wetenschap pelijke trant de nieuwere wasmiddelen en de techniek daarvan. Doch niet alleen over de wasmiddelen gaat het, immers zowel de te wassen weefsels als het water zijn meespelers in het wasproees. De huisvrouw, "die zich verdiept in het hoe en waarom in haar huishouden, zal dit ongetwijfeld in teressant vinden. Tot slot worden enige „tips" gegeven, die echter meer als reclame voor be paalde wasmiddelen in de verschillende landen kunnen gelden. Echter gaat het er om, dat de huisvrouw beseft, dat voor het wassen van fijnere weefsels zoals wol, zijde en gekleurde alkalivrije zeep absoluut noodzakelijk is. ZONDAGSBLAD 11 FEBRUARI 1950 7 f onze jeuqö-p&qin&f DAME HONDJE EN REDDINGBOOT Het zal je gebeuren, dat er zo maar een complete reddingboot je kantoor komt binnenvaren! Om je naór te schrik- Je zegt natuurlyk: dat bestaat niet! Zulke dingen gebeuren alleen in het rijk der fabeltjes, waar alles mogelijk is, wat ons wonderlijk en geheimzinnig toe schijnt. En toch is het gebeurdmaar op een ?r. Dat zit zo rijke dame. landgenote die heel veel van dieren hield en wel in 't bijzonder van haar hondje, dat Arthur heette. Maar ook het redding- wezen droeg zij een warm hart toe en zy leefde mee met de mannen van de red dingboten, die bij stormweer in zee gin gen, om schipbreukelingen te redden. Dat zal haar waarschijnlijk op de ge dachte hebben gebracht, de Noord- en Zuid-Hollandse Redding Maatschappy een motorreddingboot aan te bieden, die de naam van haar hondje Arthur zou Ik veronderstel, dat zij beiden van de zee hielden en vaak langs het strand heb ben gewandeld, waar Arthur zich ver maakte met het narennen van voortstui- vende schuimvlokken en het keffen tegen de aanrollende golven. Hoe het ook zij, op een goeie dag kwam zij bij de directie van de Redding maatschappij de toezegging doen voor de bouw van een moderne motorredding boot, onder voorwaarde, dat die boot de naam ..Arthur' zou dragen Jullie begrijpt wel, dat zo'n kostbaar geschenk met grote dank werd aanvaard. Zo werd de „Arthur" dan in 1940 in dienst gesteld en koos z'n ligplaats in de Scheveningse vissershaven, dag en nacht gereed voor zijn gevaarlijke, maar mooie Je gelooft het misschien niet. maar die boot heeft beslist de eigenschappen van een echte waakhond, want als de „Ar thur" bij stormweer de haven uit moet, dan bijt hij zich grimmig vast in de golven, zoals de hond Arthur het met zyn tanden gedaan zal hebben i~ J- pijpen van eer 1 slagersjongen. „Arthur" gromt en snuift als de wind huilt en de zee buldert en als zijn tegen woordige baas. schipper Bruin, er dan op uit trekt, is hij eerst recht in z'n element. Hij springt over de woedende golven, zwemt er soms onderdoor, duikt en proestmaar schipper Bruin blijft hem Samen hebben zij één doel, het redden van schipbreukelingen en drenkelingen. Maar ook in andere gevallen kan op „Arthur" gerekend worden; hij snuffelt dé zee af als er schepen vermist worden; hij waakt bij de ingang van de haven als er vissersschepen binnenkomen en ver richt nog vele andere nuttige diensten. Van zo'n bijzondere dienst ga ik je nu tot besluit iets vertellen. Het gebeurde eens, dat worden, om aan "de wal bezoeken, die erg ziek was. Schipper Bruin werd toen door het kuststation te Scheveningen opgebeld en hem werd gevraagd, met de „Arthur" de bootsman van boord te gaan halen, want het stoomschip moest zijn reis vervolgen. Met behulp van de radio werd naar het schip geseind, dat de „Arthur" zou komen en zich op zee bekend zou maken door het afsdiieten van rode lichtkogels, je weet wel, zoals die bij vuurwerk op Scheveningen de lucht in gaan. Het stoomschip zou dan moeten antwoorden met het afvuren van een witte lichtkogel ten teken, dat het de reddingboot had opgemerkt. Zo vertrok schipper Bruin met zijn mannen en de „Arthur" naar zee en alles verliep volgens de afspraak. De boots man werd direct naar de wal gebracht en kon. door de snelle hulp van de redding boot zijn vrouw nog opzoeken. De vrouw is gelukkig beter geworden. Dit is dan één van de vele belevenissen van de „Arthur", de motorreddingboot van Scheveningen. De rijke dame en het hondje zijn In middels gestorven, maar hun portret heeft een vaste plaats in de kajuit van de reddingboot „Arthur" gekregen. MORGEN BETER Jaap is voor het bord geroepen, Zie je hem daar staan? Al de sommen in zijn schriftje Heeft hij fout gedaan! Straks zat hij maar al te denken Aan z'n nieuwe spel; Want die sommen, dacht de domoor, Och, die ken ik wel. Maar nu heeft hij in z'n schriftje, Door z'n werk een kras! En hij heeft het slechtste cijfer Van de héle klas. Nu, op 't bord, doet hij het over. Jaapje, nagedacht! Want dan krijg je morgen vast weer Voor je werk een acht! Oom Karei Is met zijn plannetje nog niet helemaal klaar. In het volgende Zondagsblad hoopt hij mee te delen wat wij nu gaan doen. •hipbreukelingen op kui Josje heeft een broertje: Keesje. Keesje is enkele jaartjes ouder dan Josje en daarom kan Keesje ook niet met Josje spelen. Keesje vindt zyn zusje veel te klein om mee te spelen. ..Wat hèb je aan zo'n meisje?" stond duidelyk op zijn ge zicht te lezen, toen hij Josje voor het eerst in haar wiegje zag liggen. Nee, hij heeft wel andere spelletjes, die hij best zónder z'n zusje kan spelen. Daar heb je b.v. de „marsjesees". Om mee te spelen? Nee, Keesje zou nog liever. Marsjesees zyn ontzettend boze mensen, die kleine jongetjes graag een pak op hun broek geven. Daarom vindt Keesje het geraden, zo ver mogelijk uit hun buurt te blijven en als je ze tegenkomt, pardoes om te keren en het op een hol letje naar huis te zetten. Dan is daar al tijd wel Vader, die Keesje eens aankijkt, als hij buiten adem en met angst in z'n ogen komt aanrennen en die dan vast denkt, dat Keesje verschrikkelijk stout is geweest, maar dót neemt Keesje maar op de koop toe. Marsjesees zyn zo ijselijk groot en al die knopen op hun kleren blinken zo erg, dat Keesje gewoon niet weet, wóór hij kijken of blyven zal als de marsjesees doodbedaard komen aan stappen. Vader zégt nu wel. dat marsje sees hele lieve mensen zijn. die kleine jongetjes geen kwaad doen, maar Keesje gelooft dat zomaar niet. Waarom kijken ze dan altijd zo boos, vraagt Keesje dan. Vader lacht dan maar zo'n béetje en zegt niet veel. „Zie je wel", denkt Keesje, „Vader durft niet eens tegen mij te zeg gen, dat marsjesees wèl boze mensen zijn". Keesje gaat weer naar buiten, tot hij de marsjesees opnieuw in de gaten krijgt en hy het weer op een lopen zet. .Totop een dag „Keesje", roept Vader. Vader is in de winkel, mepsen aan het helpen en Keesje gaat schoor voetend de winkel in. Hy houdt niet van die mensen, die hem over z'n haar aaien en allerlei gekke dingen vragen. Maar.... watnu? Er staan twee marsjesees in de winkel Keesje wil gelijk rechtsomkeert maken, maar Vader roept nog eens bevelend: Keesje's gedachten dwarrelen. Is hij stout geweest? Waarom komen die boze mensen hier. bij Vader? Oh, kon hij maar in een hoekje kruipen, tot ze wèg zijn Het angstzweet breekt hem uit, en stapje Voor stapje, het hoofdje op de borst, gaat hij verder, naar Vader toe. „Keesje", zegt Vader dringend, „kyk Keesje gluurt vanonder zijn wimpers naar Vaders gezicht. Het staat zo ernstig, oh, wat zou er toch gebeurd zijn? Naar die twee marsjesees durft hij helemaal niet te kijken. Wat zijn ze gróót, nu Keesje vlak voor hen staat. Nog veel groter, dan wanneer hij buiten de vlucht voor hen neemt. Spel met de stok Dat is een aardig spelletje, waar je je geweldig mee vermaken kunt. Moet je horen: Je hebt er een stok voor nodig, anders niet. Een wandelstok gaat b.v. uitstekend, twee jongens (of meisjes) nemen elk een eind van de stok in hun handen. Een derde gaat er bij staan. Hij vertelt iets (wét. doet er niets toe), maar plot seling breekt hij af en zegt bijv. „laat- los!" of „duwen!" of iets anders, dat je met een stok doen kunt. De beide spelers moeten nu precies (en onmiddellijk) het tegenovergestelde doen wat no. 3 com mandeert. In plaats van loslaten vast houden; in plaats van duwen trekken, enz. In de meeste gevallen wordt het 'bevel letterlijk in plaats van omgekeerd opgevolgd. Er is heel wat oplettendheid nodig, om het keer op keer goed te doen. Maar dat is juist 't aardige ervan. Gaat t goed, dan vertelt no. 3 weer gewoon verder, tot hij opnieuw plotseling een bevel geeft. Heeft een van de beide spelers gemist, dan komt óf de „vertel ler" in zijn plaats en moet hij die de fout gemaakt heeft voor verteller spelen, óf er komt een ander speler in de plaats van hem, die heeft fout gedaan. Verschillende „bevelen" zijn: vast houden; loslaten: trekken; duwen; om wisselen; op (heffen); neer (duwen) enz. OM BUITEN TE SPELEN Een of meer der jongens zijn „politie agenten". De anderen „dieven". De die ven gaan zich,liefst ieder apart, verstop pen. Wanneer ieder dat gedaan heeft gaat de politie „op zoek". Degene die gezien is. moet mee naar „de gevangenis". Dit is b.v. een schuurtje of een andere plaats. Als de .agent" weer aan het zoe ken is, probeert één der dieven (natuur- lijk niet allemaal tegelijk) z'n gevangen collega's te verlossen. Dit doet hij door, indien het een schuurtje is, de deur open te mafaen of. indien 't een open plekje is, de gevangene drie tikjes te geven; deze is dan weer „vrij". Als er meer dan een op dezelfde plaats door de agent wordt gezien, mag slechts de eerst geziene „ge arresteerd" worden. Het spreekt vanzelf, dat de agent niet by de gevangenis op de loer mag gaan zitten. Opeens tilt Vader hem op. Oh, Keesje kan wel huilen van angst. Z'n lipjes tril len. Vader pakt Keesje's gezichtje en zegt dwingend: .Keesje, kijk de marsje- Heel voorzichtig gaan Keesje's ogen de t gezichten. róór Ze lachen. Marsjesees en lachen Keesje begrijpt er niets van. Dróómt hij? Met allebei z'n knuistjes wrijft hij in z'n ogen, Nee, ze lachen écht. Bedremmeld kijkt hij van de één naar de ander en naar Vaders gezicht, dat óók al lacht en zo erg lief is. Zijn dat nu die boze mannen? Moet hij dóórvoor steeds op de loop? Ze zijn „lief", weet Keesje ineens, en als je nooit echt stout bent, blyven ze altijd „lief". En. met een diepe zucht, lacht Keesje z'n eerste bevrijdende lach tegen twee „marsjesees"! TONNY WESTVEER. ii Ia dit geen schattig bi Ze kan niet slapen. Ze is al twee keer naar beneden ge weest. maar Annemarietje en Does zijn samen op Does' fiets er vandoor, Vader is niet thuis en Snoecksie zit in de tuin te kousenstoppen. Turn verveelt zich vreselijk, Weer laat ze zich uit bed glyden, gaat uit het raam ham- gen. Eindelijk ziet ze Does en Annemarietje aankomen. Dan holt Turn naar beneden. Snoecksie geeft ze alle drie een glas limonade Ze verbiedt Turn niet, en uit bed naar be neden lopen, dat móg toch niet. Het is al halftien, als ze weer naar boven trekken. Does laat de kraan van de wastafel hard lopen, houdt haar handen er onder. „Lekker! Lekker fris." Turn duwt haar opzij; het water spat. Nu wil Annema rietje ook meedoen. Spetter, spetter. Turn's pya- matje wordt nat. Annemariet- jes onderjurkje drijft. En Does heeft haar pas-schone jurk nog aan Het water maakt je fris en koel en de bengels worden overmoedig. Ze slaan hun handen tegen de straal. Het behang druipt al. Does duwt haar hele hoofd in de wastafel- Haar krullen worden nat. Ze springen van plezier! Als de pret er af is, zien ze er raar uit. zó kunnen ze niet naar bed. Ze proesten van 't lachen. „O o, kijk Turn!" „O Does, jouw haren!" „Mijn pyama is klets", wijst Turn. Ze moet een schone aan. En een ander hemdje. Annema rietje ook. Maar haar pyama is droog, die heeft ze gelukkig nog niet aangehad. „Kijk het zeil eens!" „O, en de stoel!" Met blote voetjes plast An nemarietje over de natte grond. Ze trekt een hele streep van nat. Dat is een nieuw spelletje. Je voeten worden er erg vuil <loor Phé Wijnbeek van. maar dat merken ze niet. Als al het nat uitgeveegd is, ploffen ze in bed. „Hè, hè, ik ben er moe Annemarietje zucht, doet haar ogen dicht. Ze hebben ook zó gelachen Maar Turn ziet wel, dat ze door een kiertje kijkt Opeens ploft ze haar kussen op An- nemarietjes hoofd. „Be-be-be," hoor je dan al- Annemarietje rolt om en om. Turn houdt het kussen vast. Does juicht van pret en Ze springen van plezier. springt op Annemarietjes rug. Nu wordt het een heel ge vecht. Met hun drieën rollen ze door het bed, totdat ze ver schrikkelijk warm zijn. Och, och, wat ziet dat bed eruit! Maar 't kan hun niet schelen, ze blazen alleen maar uit Slapen? Daar denkt nie- Does krijgt dorst, en weer begint het spelletje bij de Stoeien en lachen en spatten, spatten De grond wordt natter gladder. Opeens Annemarietje glijdt uit pakt nog naar Does, dan valt ze hard op de grond, haar hoofdje tegen Turn's le dikant Och, de bengels vallen zo vaak. en niemand denkt dat ze zich ooit bezeren. Maar deze keer bezeert An nemarietje zich wèl. Het bloed loopt langs haar gezichtje. Ze gillen allen drie! Annemarietje blijft op de grond liggen huilen. Does holt naar beneden. Snoecksie zit nog in de tuin. O, wat schrikt ze, als Does gilt: „Snoecksie, Snoecksie, Annemarietje bloedt zo vre- Ze gooit haar stopwerk zo maar op het tuinpad en rent zo gauw ze kan naar boven. Daar ligt Annemarietje daar zit Tum op de natte „Wat wat is dat hier al lemaal?" Ze trekt Annemarietje op. (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 10