3 Gevaren en moeilijkheden bij historische romans oiftkCe Heeft eett Huis Waarom eigenlijk? 6 ZONDAGSBLAD 28 JANUARI 1950 Johan Fabricius schreef een boeiend relaas over een Geus Ï"\E historische roman is in ons land een voor de au teurs nogal geliefde vorm. Onze vaderlandse geschiede nis kent nu eenmaal prach tige en bewogen perioden en het is op zichzelf heel begrij pelijk, dat een romanschrij ver zich door zo'n periode of door een bepaalde figuur uit een belangrijk tijdperk laat inspireren. Dan komt de stu die over de politieke en maat schappelijke achtergrond van dit tijdperk en over de ka rakters van de historische personen. De fantasie van de schrijver moet tenslotte deze veelheid van gegevens tot een leesbaar en onderhoudend re laas verwerken. Het is een vrij simpele op- Horizoniaui: 1 scneepsKeuken, 7 paar- dekracht (afk.), 9 vr zoogdier, 10 uit roep van verrassing, 12 voorzetsel, 14 troefkaart, 15 schaakterm, 16 boosaardig slim. 18 heuveltje, 19 zangnoot, 20 Vre- desgodin, 21 Fr. lidwoord, 22 verlaagde toon. 23 herkauwer, 24 bladgroente, 26 knaagdier. 28 vrieshok, 30 Uw (verhe ven), 31 vruchtvliesje, 33 Amsterdams- peil (afk.), 36 lidwoord, 37 vreemde munt (afk), 38 scheepsschade. 39 her kauwer, 40 kledingstuk. 42 beentje, 44 de eerste vrouw, 45 echtgenoot, 47 dikke pap. 48 Fr. lidwoord. 49 dwarsliggers voor spoorrails. 51 onbekende (afk.), 52 waardeloze lading. Verticaal: 2 rivier achter het ijzeren Jardjjn, 3 onbep. voorn.woord, 4 soort iploma, bewijs van bekwaamheid, 5 nachtvogel 6 binnen, 7 cirkeltrekker, 8 schooier, 10 aanboep. 11 schriftelijke ver klaring, 13 heden, 15 Chinese lengtemaat 17 goudmerel. 18 gepast, voegzaam, 24 vreemde munt. 25 Eng. drank, 26 vlug, 27 kort ogenblik, 29 toorts, 32 feest, 34 voor zichzelven, 35 vettige aarde, 36 ge meente in Utrecht 41 en andere (afk.), 43 Omzetbelasting (niet mis). 45 door water omspoeld land (afk.), 46 op de manier van 49 uitroep van afkeer, 50 stoomschip (afk). Alle correspondentie betreffende deze rubriek te zenden aan W. Hoekstra, Wild hoeflaan 7. Den Haag. Oplossingen moeten uiterlijk 8 dagen na plaatsing der vraagstukken worden ingezonden. Oplossing vraagstuk no. 125 (H N. J. Winter). Wit 42-37 (27-31) 37-32 (31-37?) 28-23 vlakkig gezien niet veel moeilijkheden verbonden zijn voor hem, die over een be hoorlijk schrijverstalent be- dan ook onderschat meerdere Ned. historische ro mans die hiervan de sporen dragen. Door de vrij uitvoe rige studie, welke men als voorbereiding van het te be handelen tijdperk moest ma ken, ontkwam men niet altijd aan het gevaar van te veel detailleren. In plaats van een roman, werd het een geschie denisboek, dat zich alleen van een studieboek onder scheidde door een kleurrijke beschrijving van een door de zon beschenen geveltje of van een ruime 18e eeuwse huis kamer. De figuren komen dan niet uit de grondverf en het geheel wordt niet meer beelden. Het andere gevaar om zich te veel door eigen fantasie te laten leiden is ook niet denk beeldig gebleken. De histori sche figuur of het historische tijdperk is dan slechts aan leiding om eigen gedachten en gevoelens te kunnen uitleven, al gaat dit ook gepaard met een volkomen vertekening van de historie. Op zichzelf is dat nog niet zo erg, als deze roman dan maar niet het praedicaat „historisch" draagt. Het is een geheel vrjje ro man, waarin toevallig of eigenlijk niet toevallig, maar als gevolg van het feit, dat men vaak niet in staat was zelf een figuur te scheppen een bepaalde held of heldin uit de geschiedenis de hoofdrol speelt. De schrijver van een wer kelijk historische roman moet zich zo vereenzelvigen met een historische persoon, dat deze a.h.w. een eigen schep ping van hem wordt. Deze persoon moet opnieuw gaan leven in zijn eigen tijdperk. Hier komt dus niet alleen het nodige psychologische begrip bij te pas. maar ook het vol komen opgaan van de schrij ver in zijn object, het zich zelf vergeten terwille van de romanfiguur. De thans 50-jarige schrij ver Johan Fabricius heeft een in dit opzicht zeer geslaagd werk uitgegeven. Bij Leopold in Den Haag kwam onlangs van zijn hand uit de histo rische roman „De Grote Geus", handelend over de lei der van het verzet der edelen tegen de Inquisitie en de Spaanse tirannie, Hendrik van Brederode. Johan Fabricius is een geboren verteller, die^iiet zozeer door het beeldend ver mogen maar veeleer door de eenvoud van zijn taal grote populariteit geniet. In dit ver band wijs ik slechts op zijn vorige boeken als „Kasteel in Karinthië", „Komedianten trokken voorbij" en het ver haal over een gewoon jon getje „Flipje". Zijn taal is vlot, keurig en boeiend, doch wezenlijke problemen raakt hij zelden. Ook niet in „De Grote Geus" en dit zou in het geheel van dit boek een bezwaar genoemd kunnen worden. Eigenlijk wordt Hendrik van Brederode enigszins over belicht, evenals diens secreta ris Floor den Duyf, die zowel door zijn persoonlijkheid als door zijn amoureuze avontu ren een zeer sterk relief krijgt. De lezer wordt welis waar volkomen en ook histo risch verantwoord op de hoogte gesteld met de strijd der Nederlanders tegen de Spaanse tirannie, met de beel denstorm, de hagepreken en het leed der geloofsvervol ging, maar de werkelijk grote betekenis van die tijd wordt toch steeds ondergeschikt ge maakt aan de tekening van de figuur van Hendrik van Brederode. Maar deze grote geus verschijnt dan ook in zijn volle kracht, energie en losbandigheid ten tonele. Daarin is Fabricius geheel en al geslaagd en waarheidsge trouw stelt Fabricius de geu zen heus niet als lieve jon getjes voor. Er waren harde, onverschillige en vaak niet al te kuise kerels bij en in felle, realistische tinten brengt Fa bricius ze op doek. Het is dan ook geen boek voor kin deren geworden. Als nevenfi guren verschijnen ook Willem van Oranje, Margaretha van Parma, Granvelle, Alva, Eg- mont, Hoorne, e.a. maar zelfs in de kleine rollen die Fabri cius hun toebedeelde, zijn het levende mensen geworden en noodzakelijke figuren in het spel van de grote geus, die veel van drank en vrou wen hield, maar toch steeds zijn taak als goed vaderlander liet praevaleren. Een grote verdienste van dit uit 450 bladzijden bestaande en keurig uitgegeven boek is wel dat hieruit duidelijk het wezen van het verzet der geu zen in de 16e eeuw blijkt. Op pag. 202 geeft Fabricius zeer juist de inhoud weer van het aan Margaretha van Parma aangeboden Smeekschrift der Edelen, dat opende met een loyaliteitsverklaring aan de Koning. Er was hier niet een samenspannen tegen de Kroon, er was niet een werkelijke revolutie, maar een krachtig protest van een ontrecht volk tegen de geloofsvervolging. En bij deze strijd voelen we ook in dit boek steeds de wij ze leiding van Oranje, die zelfs een vitaal en ontstuimig mens als Hendrik van Brede rode wist te temmen. „De Grote Geus" is een boek geworden dat U niet loslaat en dat U in één ruk wilt uitlezen. Dat is dan het schrijverstalent van Johan Fabricius. CORN. BASOSKI. (19-34) 26-21, 41-14 en wint. Oplossing no: 126 (P. Kleute Jr.) Wit: 25-20 (10-15?) 42-38, 47-41, 39-34, 34-30, 50x8 en wint. Oplossingen ontvangen van C. W. Kie- boom (welkom) H. van Rooden, L. Brands, K. Peters, H. van Rooden, A. J. J. Ros, (ben het niet met U eens) L. J. Manui, R. van Kregten, P. Minnaard, C Meinema. C. Vis, D. Hartkamp, F. J. J. Smith, A van Pijlen, J. Oosterom (kan Uw standpunt billijken) R. Tasseron. KI. Franken, W, van Dongen L. van Tricht, D. van Dijk, T. Ouwerkeck. Correspondentie. C. Ros. Probleem van O. Baeke bekend. J. Oosterom e.a. Dank voor Uw felici- VRAAGSTUK NO. 127 VRAAGSTUK NO. 127 Combinatie vam R. C. Keiler, Amsterdam"" de Zwart: Andre Belard speelde 30-34. Hoe won Raiaherobaoh? -Haagse brandweer goaJar. meepd voor own vleugel lamme. meeuw. Zeven koebeesten in K.L.M.-vliegtuig naarGr'e kcnland. PJ.ÏI UUIK(J(6ï>l«l Brand b'y de brandweer. KRO/VIÊK VAN EEFW WEEK WWlLVQt&iUUtN IN VERHAALTJES MET MORAALTJES KAPEL LINKS EN GOOS KAMPNU5 De brandweer is vooralles goed, Omdat zij zoveel kranigs" do«t. Een hijskraan kon hfertocn niet baten En moest de meeuw in t water laten. Zeven welgestelde koeien •Hoorde men daarboven loeien De stewardess schonk af en toe Ibrse melk van eigen koe. Het is. toch altijd zo geweest Wfediditbijlvuurzit,warmt zich t meest. De brandweer moest zichzelfgan halen En bluste zich met eigen stralen Smokkelaars probeerden tevergeefs in een jzep ta pijten naar België to bnengai. Rondom Parijs wordt albs kaalgevreten door de ko nijnen Kip werd vermist in Oost- voorne. Kwam terug met ze ven kuikens. In Kootwyk luistert men (per radio) naar de sterren Als de heren straks,ontdaan, Op hun eigen matje staan Zullen zijvoor hun tapijten in een zure appel bij ten T Omdat men geen amnestie scbanld Is 't achtsei zoen twee maand verlengd Er slaat op vraatzucht zware straf, Want 't is bij de konijnen af Over circa vijftig jaren (U mag er nu wel voor gaan spaiw) Heeft tl voor tweehonderd plek De onvervalste Mars.muzfek: Waar toch de ben was, die men miste. Zij kwam met kuikehs klein,m»rkwiek Ergens uit een kippen kraamkliniek ZONDAGSBLAD 28 JANUARI 1950 3 „TK begrijp niet hoe ze het klaarspeelt", X zuchtte mevrouw Dekker, na een langdurig en opgewonden telefoonge sprek in de zitkamer terugkerend. „Waarom overkomt óns nu nooit eens iets?" „Wat moet ons overkomen"? infor meerde haar echtgenoot vanachter zijn courant. „Maar Eddie heb je dan niet eens ge hoord wat ik zei aan de telefoon?" vroeg vroeg ze toen mevrouw Dekker binnen kwam. „Hier is de huissleutel van dat huis. Loop er vast heen en neem een telefonische boodschap voor me aan. Die dochter zou me vanavond opbellen om de laatste instructies te geven. Als jij die dan even noteert, dan kan ik rustig de boel inpakken". Zo kwam het dus dat mevrouw Dekker een kwartiertje later de deur van een étagewoning opende, het licht aanknipte papier, die haar echtgenoot aan het ge zicht onttrok, en naar het saaie electri- sche haardje met de namaakblokken Eddie gaf vanachter zijn kranten toe, dat hij haar had horen praten. „Het had er op geleken dat iemand zomaar een wo ning gekregen had", zei hij. „Maar zulke wonderen gebeuren in onze tijd niet en dus heb ik niet verder geluisterd." „Maar het is toch heus zo; Ankie van Helsdingen heeft zó maar een huis ge kregen. helemaal voor niets; of eigenlijk twee huizen. Eerst een hier in de stad, voor tien weken Mijnheer Dekker liet zijn courant zak ken en keek zijn vrouw onderzoekenö aan. Ze maakte een volkomen normale het andere huis is een bungalow en dat is voor een half jaar. De eigena- c KORT VERHAAL C. H. de Haas en. ademloos van verrukking, in de kleine hal bleef staan. „Net een sprookje", dacht ze en opende een deur. De muren van de antiek gemeubelde zitkamer wa ren met gobelins bekleed. Op de grond een prachtige Pers, een heerlijk bankstel voor een open haard nodigde tot zitten. Kon ik hier maar eens een paar dagen wonen, dacht ze. Plotseling hoorde ze de telefoon- Een koele zakelijke vrouwenstem, die wilde of zij juffrouw Ankie van Hels- „O juist, ik begrijp 't", Dekker en krabbelde wat in haar no titieboekje. „Ze heten Astra, Arno en Azor en U moet ze vooral niet samen eten geven, want ze zijn een beetje ja loers. Arno heeft graag stijfgeklopte mayonnaise op zijn hondenbrood. Héél erg stijf geklopt! „Was er verder misschien nog iets?" vroeg mevrouw Dekker. „O ja", ging de stem verder, „doet U vooral de knippen op de deur 's nachts. Er is een paar maal ingebroken. Verder zwerft er steeds een verdacht individu om het huis. De politie weet er van maar het is maar als U 's avonds uitgaat. Misschien dat Arno U wel zou beschermen. En de goudvissen moeten iedere dag ieder twee gedroog de miereneitjes hebben en het aquarium iedere week met een heveltje gereinigd. Helsdin- worden. „Nu tot ziens, juffrouw gen en tot genoegen". „Tot genoegen", antwoordde Dekker en legde de hoorn op de haak, draaide zich om en gaf van schrik een gil. „Maak ik je soms aan het schrikken?" vroeg Ankie, die met twee koffers bin nenkwam. „Ik was eerder klaar dan ik dacht en ben daarom maar meteen hier heen gekomen. Wel een sjouw met die zware koffers. Vind je het geen enig „Ja dat wel maar Maar wat? Mevrouw Dekker overhan digde haar vriendin het lijstje met in structies en raadgevingen: „Voordeur nachtslot en knippen, inbrekers, politie gewaarschuwd, verdacht individu, Arno, >n Azor. Asta, Azor, jaloers, hondenbrood met mayonnaise, héél stijf, goudvissen, twee miereneieren, aquarium met hevel schoonmaken". Ankie keek het lijstje door. „Is dat al les" Hier lees maar eens wat aan de bungelow allemaal te pas komt". „En?" geeuwde mijnheer Dekker van uit de comfortabele diepte van zijn bed, „wat zat er nu allemaal achter dat gratis huis van Ankie?" Mevrouw Dekker gaf geen rechtstreeks antwoord „Als we volgend jaar eens een gas haardje namen inplaats van dat clectri- sche ding dat was misschien ge zelliger". Voor mijnheer Dekker, alhoewel eerst kort getrouwd, was dit een zeer duide lijk antwoord. „Uitstekend", zuchtte hij tevreden, draaide zich om en sliep verder. Eddie deed een lange trek aan zijn sigaar. res gaat met haar kinderen naar de Ver enigde Staten en wil het huis niet onbe woond laten". Mevrouw Dekker keek weemoedig naar het scherm, dat haar „kookhoek" met het gascomfoortje en het fonteintje, jmn-de rest van de kamer soheidde. Ze Mphtte Doch mijnheer Dekker stak be- ^waam een verse sigaar in de brand. TKBBdie1" riep zijn vrouw verontwaar- alga. „heb je daar nu helemaal geen woord op te zeggen? Dat is toch wel een enorme bof. Zoiets moest ons eens over komen. Maar zóveel geluk hebben wij nu eenmaal niet." „Hoe is ze er aan gekomen?" „Van vrienden van vrienden. De oud ste dochter heeft die étage hier in de stad en daar komt na twee-en-een-halve maand een vriendin in, die nu ergens in Zwitserland zit. In de burgalow woont, geloof ik, de eerste maanden ook nog iemand." Eddie Dekker deed een lange trek aan zijn sigaar en keek aandachtig naar de, niet bepaald feilloze, kringetjes die hij naar het plafond blies. „Ankie heeft het toch zeker nog niet aangenomen?" informeerde hij. „Natuurlijk heeft ze het aangenomen." „Vind je het zelf niet een tikje over haast?" „Eddie", zei mevrouw Dekker driftig, „ik geloof dat jU nog liever hier zou blijven wonen dan zo'n kans aangrijpen". „Zeker zou ik dat", bevestigde haar man, „ik zou eerst eens willen weten wat er eigenlijk achter zat". „Er achter zitten? Het zijn vrienden van vrienden! Het is zuiver een vrien dendienst!" „O", antwoordde mijnheer Dekker en nam zijn avondblad weer ter hand. Mevrouw Dekker sloeg keihard de deur achter zich dicht en haalde uit de gangkast, die behalve als garderobe, dienst deed als bergplaats voor strijk plank. stofzuiger en asketel. haar regen mantel. Ze maakte zich altijd nijdig als Ed zo laconiek deed en een flinke wan deling zou haar goed doen, vond ze. De Dekkers waren eerst kort geleden getrouwd en nog niet helemaal op el- kaars aard ingesteld. Ze stak haar krullekop om de hoek van de kamer. „Ik ga even bH Ank langs; ze zal misschien hulp nodig hebben". „Nu al?" informeerde mijnheer Dek ker. „Hulp WJ het Inpakken natuurlijk", antwoordde zijn echtgenote en sloot de deur. Ditmaal iets minder krachtig. Langzaam liep zij de lange naargees tige straat uit. Grote huizen, allemaal verdeeld in kleine miserabele brokjes, waar jonge mensen trachtten, met de moed en de kracht de jeugd eigen, een soort bestaan te leiden; een keuken- zitkamer van vier bij drie en een slaap kamer-werkkamer van tweeënhalf bij drie. Hadden wc maar al w.as het voor een poosje wat meer ruimte, zo peins de ze. Ankie was op de trieste pensionkamer druk aan het inpakken. Haar haren za ten slordig en ze deed wat afwezig „Zeg Hil, zou JIJ me een plezier willen doen?" lange explicaties wilde vermijden, ant woordde ze, dat zij inderdaad juffrouw van Helsdingen was. „Er zijn nog een paar dingen die ik U moet zeggen", ging de stem verder. „Om te beginnen het hondenbrood, dat staat boven in de linkse keukenkast, rechts van de koffiebus". „Is er dan een hond?" „Er zijn er drie", antwoordde de stem. „Ze zijn nu nog bij kennissen op vacan- tie, maar morgen komen ze thuis Ze VROUWEN VAN VROEGER OP DE SCHAATS (Vervolg van pag. 1.) „Schaamte gebiedt dat onze burgerlij ke Landdochters, in het openbaar ten aanzien van duizenden staroogende toe schouwers uit beide seksen, alle de bo- vcnkleren afleggen, om eenen wedloop aan te vangen, waarbij hare gezondheid bovendien gevaar kan lijden, en alle be valligheid van haar ligchaam zich gansch ongunstig zal vertoonen. Behalve het onderrokje, den halsdoek, muts en borst rok, staan zij daar gansch ongekleed. Men vergete niet de bedenkelijke ge meenzaamheid en verkeering onzer hup- sche Landmeisjes.wier gelaat en schoon heid dezen of geenen wulpschen Stede ling bij den wedloop behaagde. Als dergelijke schouwspelen niet op houden dient het gezag der Hooge Lands bestuurders ingeroepen te worden om deze te verbieden"; Deze fulminatie had weinig resultaat, want de vrouwen bleven jarenlang in doet. Omstreeks 500 beoefende men ons land reeds op deze wijze de schaats sport. Navorsers vroegen zich af, wan neer voor het eerst de ijzeren schaats gebruikt werd. Het oude handschrift, da terend uit 1395. dat zich in de Nationale Bibliotheek te 's-Gravenhage bevindt, toonde aan dat men toen reeds ijzeren schaatsen bereed. Het document behelst de geschiedenis van een maagd. Lydwie van Schiedam, die bij het schaatsen rij den ernstig kwam te vallen. Wij citeren: „Want die si opt leste van haer XV jaren was. ghinc si op scolootsen met haeren even oude maechden op het ijs spelen omtrent Onscr Vrouwen Licht- ^ger quam één van haer ge- dezelfde klederdracht rijden. Voor dat de schaatssport door vrou wen in wedstrijdverband werd beoefend reden zij reeds eeuwenlang haar baantje. In één van de eerste handschriften, waar in van de schaatssport sprake is. neemt de vrouw een grote plaats in. Dit hand schrift is vooral van belang voor hen, die de evolutie van de schaats bestude ren. De oervorm van de schaats was een runderschenkel Men gleed op deze been deren over het ijs en bewoog zich daar- zoekende Jezus" Joh. 6 :24. |-|et moet voor die mensen een gerust stellende gedachte zijn geweest, dat nu ineens alle problemen opgelost waren. Het was nu immers duidelijk geworden, dat aan alle zorgen en zwoegen een eind was gekomen. Deze Jezus, die zoveel mensen trok, bleek een wonder-rabbi te zijn, die voedsel kon fabriceren zoveel als een mens nodig had. Met vijf broden en twee visjes had hij immers een volks menigte van vijfduizend gespijzigd! Alle dreiging was nu weg. Het sociale vraag, stuk was in één slag opgelost. Wie zou zo'n koning niet willen hebben? Daarom lopen de mensen te hoop. Overal zoeken zij naar die profeet, want zij willen hem koning maken. Zij willen hem uitroepen tot nationale bevrijder. Geen nood, de broodvraag is nu voorgoed opgelost. Maar Jezus gaat weg omdat Hij weet dat zij hem koning willen maken. En daar gaan zij dan, zoekende Jezus. Maar waarom? Om in Hem hun eigen verlangens bevredigd te vinden. Zij lo pen achter Jezus aan, maar zij zoeken Hem niet, zij zoeken zichzelf. De massa schreeuwt altijd om een oplossing, vraagt in de allereerste plaats naar een zeker heid, een vast punt midden in het aardse leven, dat door alle mogelijke bedreigin gen wordt aangevreten en dat zo'n ge voel kart geven vnn onveiligheid. Wat zou een mens er niet voor over hebben wan neer hij eens los kon komen van al die beslommeringen en zorgen, die nodig zUn om te leven? Wij zullen zeggen dat deze zoekers op de verkeerde weg waren. Maar behoren wij misschien ook tot hen? Zoekende Jezus. Misschien kan dat ook van U gelden. „Kerkelijk meelevend" noemen wij dat en wij spelden elkaar die naam als een ere-medaille op de borst. Wij zoe ken. Jezus. Maar waarom zoeken wij Hem? En wat zien wij in Hem? Dat is de vraag, die beslissend is. Er is misschien bij ons een huivering voor het leven. Er is zeker een angst voor de dood. Er is ook een kennis van eigen zonde en schuld en dit alles kan ons net gevoel geven van hopeloosheid en hul peloosheid. En nu gaan wij zoeken om daarvan af te komen. Zoeken wij het bij Jezus' En volgen wij Jezus om daard >or gelukkig te worden, 'om de hemel te ver dienen? Willen wij wel van alles van Hem ontvangen, de troost om te leven en de kracht om te sterven en dan ten slotte de eeuwige zalighe^' dan is Jezus voor ons een middel en geen doel Dan v°rer°n wij Hem om er beter van te worden. Dan zon wij non net -o ver als de mensen uit het Evangelie, die Hem zochten na het teken met de bro den. En komen wij ooit verder? Maar dan is dit het wonder, dat Jezus zich lóót vinden. Ook die zondaren, die het eerst aan zichzelf denken, moeen bij Hem komen. Net als die mensen uit het Evangelieverhaal. En zij mogen Zijn woord horen: Gelooft, in Hem die de Vader gezonden heeft. Dan is dót hun kracht. Zijn Woord en Zijn belofte. Dat is het Woord wat aan U ook steeds weer gepredikt wordt. Het klinkt tot U, mid den op de zondige weg van Uw verkeer de leven. En gelooft U dat Woord? Dan denkon wij niet meer. Dan zoeken wij ook niet meer. Want dan zijn wij thuis, daar waar Jezus ook is. In dp psalm staat: Zij gaan van kracht tot kracht steeds voort. Zo mag ons leven z(jn Zo woidt ons zoeken tot vinden. Omdat wij allang gevonden zijn. Door Jezus. Dót is genade. Rijnsbrug Ds. M. J. J. Bontmg scollen van ijs ende brac een "corte ribbe in haerre rechterside". Na haar val bleef deze Lydwie 38 jaar ziek, waarvan zij volgens de overleve ring 19 jaar leefde zonder voedsel of drank tot zich te nemen. Zij werd na haar dood heilig verklaard. Belangrijk is dat er een houtsnede bestaat, waarop het ongeluk is afgebeeld. Op dit primi tieve prentje is duidelijk te zien dat Lydwie ijzeren schaatsen bereed. Het is de eerste maal in onze geschiedenis dat er van ijzeren schaatsen sprake is. en toevallig is het een vrouw die ze bereed. Ook andere schrijvers hebben zich in de loop der eeuwen over de „vrouwen op de schaats" uitgelaten. We laten hier Bernardino de Mendoca, een Spaans historicus, aan het woord: dan gaan zij met een dergelijke zekerheid dat de boerinnetjes op haar hoofd manden met eieren of andere za ken dragen en dat nog wel in een onge looflijk snelle vaart, vooral als de wind tegen haar achterste blaast, want dan is er geen paard dat hen bij kan houden. De snelheid is zo groot dat men zou zeg gen dat zij vliegen" Ook onze vaderlandse schrijvers heb ben meermalen in het ijsvermaak een bron van inspiratie gevonden. Men be hoeft slechts Breero's Moortjcn te lezen. Hoe smakelijk vertelt hij van mannen en vrouwen van zijn tijd die zich op de ijs baan verpozen Potgieter wist ook al dat op het ijs de harten snel ontdooien en dat de kleine Amor een graag geziene gast is op de ijsbaan Ieder kent zijn „Wijs Klaertje op 't ijs", een leutig liedje dat de histo rie verhaalt van Klaertje die de op dracht van haar ouders heeft gekregen goed op haar zuster te letton, want die schaatst mot haar vrijer. Het eenzame Klaertje verliest het paar spoedig uit het oog. cn vóór ze het weet zwiert ze zelf met een jolige kwant over de baan. De jongeman roept aan het slot uit: Ik mocht je Al lang gaarne zien En 'k vraag je vóór Lichtmis nog van je oude liên" Ook in do beeldende kunst diende het Ijsvermaak dikwijls tot onderwerp Hol landse schilders, etsers en tekenaars schonken ons werken, die tot de meest specifieke Hollandse kunst gerekend kunnen worden. De vrouw ontbreekt np deze kunstwerken evenmin nis in do letterkundige voortbrengselen Tekenend voor de positie die de vrouw door do eeuwen heen in de schaatssport heeft Ingenomen is een werk van de Franse schilder Dusart. Hij tekende naast el kaar twee prentjes, Op hpt ene een en thousiast Hollander in karaktcristi ko klederdracht op de schaats, maar op het andere gaf Dusart de Hollandse vrouw weer, „La Hollandoise sur les patina", gehuld in rokken, schorten en lintjes, maar... stevige streken makend Wel een bewijs dat de vrouw, de gehele historie van de schaatssport door haar eigen plaats heeft ingenomen De teke ningen van Dusart dateren uit 1680 Dozijnen Friese rijdsters verwierven z.ich roem op de korte baan; door deelname aan de elfstedentochten enz., en in het genre schoon- en kunstrijden neemt de vrouw een zeor voorname plaats In.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1950 | | pagina 9