OLIEBOLLEN J 't ene noöiqe .Voorspoedige heil en zegen 6 ZONDAGSBLAD 31 DECEMBER 1949 O O O O voor Oudejaarsavond JJLAKEND van ijver stoomde Joost de keuken binnen, zodra zijn vrouw de huisdeur achter zich in het slot had laten vallen. Hij zou haar eens even ogen laten op zetten, als ze terug kwam. Zij waren al enkele jaren gelukkig ge trouwd. Maar nog nooit had hij Marie kurunen overhalen om oliebollen te bak ken voor Oudejaarsavond. De hele keu ken werd smerig door die vette walm, vond zij, en tegemoetkomend als ze was, had ze er dan gekocht, maar die smaakten Joost nooit zo lekker als het eigen baksel dat zijn moeder dampend op tafel placht te brengen. En de keuken in het ouder lijk huis was er ook nooit smerig van geworden. Nee, dat waren maar kunsten Toen de vorige avond haar moeder was komen vragen of Marie de andere middag met haar mee wilde gaan om een mantel te kopen, was er direct een reuze plan in zijn brein opgekomen. Als die vrouwen gingen winkelen, kwamen ze maar niet een. twee. drie terug en zou hij tijd volop hebben om een flinke schaal echte ouderwetse oliebollen te bakken. KORT VERHAAL Arie van Mullem 's Middags, toen hij van zijn werk kwam, had hij in een winkel de benodig de ingrediënten gekocht en in zijn fiets tas verborgen. Slaolie hoefde hij niet in te slaan, want er stonden nog een paar flessen in de keukenkast, wist hij; zij gebruikten het zelden, maar terwille van de bonnen, die je moeilijk kon laten ver lopen had Marie ze toch telkens weer gekocht. Nu rond en plantte alles wat hij dacht nodig te hebben op de aanrecht. De kurketrek- ker leverde de meeste moeite op, doch toen hij deze eindelijk ontdekte, kon het bakfestijn een aanvang nemen. Traag liep de olie in de grote pan. die hij voor dit doel extra had uitgezocht. Ziezo, de pan op het gasstel en dan het^ beslag klaarmaken. Dit was minder eenvoudig. Wat moest er eerst in: de bloem of het water? Of zou hij melk nemen? Dreigende rimpels verschenen in zijn voorhoofd. Tenslotte besloot hij het er op te wagen. Er moest toch wit gebeuren. Hij hield de pan onder de kraan, taxeer de met een half dicht geknepen oog de zak bloem, goot water weg, tapte weer wat bij, en greep toen resoluut naar de krakende bloemzak. Het eerste laagje bloem schommelde gezellig op het water, maar toen hij de hele zak leegstortte, scheen de bloem toch de overhand te krijgen Met een soeplepel begon hij heitig te roeren; de pan schoof krassend over de aanrecht heen en weer. Zou hij te veel water genomen hebben? Het leek er wel op. maar als die ontel bare klonten en klontjes fijngewreven waren viel het misschien wel mee Maar het viel niet mee. Met de klontjes zo min als met de gebondenheid van het mengel Het bleef dun, ook toen hij het zak ie krenten, dat hij eerst over het hoofd had gezien, in allerijl er bij stortte Zijn „roerende" ijver verflauwde. Hij had het klotsende mengsel trouwens in tensief genoeg bewerkt; de vele spatten op aanrecht en vloerbedekking waren daar de overtuigende bewijzen van. E- zat tenslotte niets anders op dan dat bij nog wat bloem ging halen. Na een haastige reiniging van zijn brock die ook al de sporen van zijn inge spannen arbeid vertoonde snelde hij de der uit. De winkelmeisjes giehelden veelbe tekenend tegen elkaar, toen hij onge duldig voor de toonbank zijn beurt af wachtte. Joost ergerde zich Waar be moeiden die nesten zich mee; het was toch geen schande als een.man bood schappen deed voor zijn vrouw? Maar toen hij thuisgekomen, der ge woonte getrouw, in bet gangspiegeltje keek ontdekte hij de oorzaak van hun vrolijkheid Boven zijn linkerwenkbrauw plakte een flinke deegklont, die lang te piekeren. Weldra stond hij opnieuw heftig in de pan te roeren, nadat hij de kat, die nieuwsgierig snuffelend lanes zijn werkobject kuierde, met een nijdige armzwaai van de aanrecht had verjaagd. De olie In de braadpan begon al aardig warm te worden. Keurend liet Joost de meelbrij van de lepel afzakken. Het was nu zeker dik ge noeg De klonten waren nog wel niet weg. maar dat kon nooit veel uitmaken als het eenmaal gebakken was. Hy zou het maar eens proberen Met een kloppend hart naderde hU de Sudderende pan met olie. In hel volle besef van zijn verantwoor delijkheid liet hij de eerste oliebol-üi- wording van de lepel vallen. „Au!' Het eerste schot was gevoelig raak! De hete olie spetterde sissend in zijn gezicht. Verbouwereerd liet hij de lepel vallen en wreef met beide handen zijn neus, die het zwaarst getroffen was. Door schade en schande wordt men wijs. ook ln de keuken, bedacht Joost, en moedig deed hij een tweede schep in de taai geworden deegmassa. Deze keer hield hu angstvallig het hoofd afgwend Zie zo, dat ging beter. Na deze gevaarlijke handeling nog een paar keer herhaald te hebben, zette hij de pan met beslag weg en bekeek met welgevallen de wonderlijk gevormde voorwerpen, die leutig in de olie rond- schommelden. „Hè hè!" Vermoeid streek Joost op een stoel neer. Nu had hij een ogenblik pauze. Met schrik zag hij op de klok dat er al twee uren verstreken waren sedert Marie vertrokken was. Wat ging die tijd hard! Als ze nou nog maar een poosje wegbleef, want hij wilde graag de boel weer aan kant hebben wanneer ze thuiskwam Ongeduldig prikte hij telkens weer'met een vork naar de oliebollen, die hij onder de nu schuimende olie vermoedde. Maar wanneer het hem gelukte er een naar boven te halen, moest hij hem teleur gesteld weer laten zakken. Sjonge wat duurde het lang voor ze gaar waren. Hij drentelde voor de zoveelste keer de keu ken rond. Tenslotte besloot hij om ze er uit te vissen. Ze voelden niet meer zo kleffig aan als eerst. Gaar zou wel anders zijn, maar bij de volgende ronde ging het mis schien wel beter. Het ging ook werkelijk vlugger, want de derde keer waren ze bijna verbrand! Joost kreeg weer moed en trots bekeek hij telkens weer het groeiende hoopje oliebollen dat in vele kleurschakeringen de schaal be,"~* Plotseling hij de deur s Met de schaal nog in de hand, liep hij naar de keukendeur, maar meteen werd deze van de andere kant open geduwd. Zijn toch al gehavende neus kwam op pijnlijke wijze met de deur in aanraking. Joost sprong geschrokken achteruit, struikelde over de poes, die heftig bla zend protesteerde en sloeg toen met een smak achterover op de keukenvloer. De stenen schaal kletterde aan scherven en de oliebollen dansten in alle richtingen door de keuken heen. Versuft staarde Joost naar zijn vrouw, die al even sprakelops in de deuropening bleef staan. Achter haar stond zijn schoonmoeder, die nieuwsgierig naar vo ren drong, om toch vooral niets van het schouwspel te missen. Toen hij beschaamd overeind krabbel de, kwam de reactie bij de vrouwen los. Schoonmama lachte tot de tranen over haar wangen liepen. Zó had hij haar nog nooit meegemaakt, maar daarom was het niet minder krenkend voor hem. Marie stapte met opgetrokken neus de keuken in. „Wat een bende!" kreet ze wanhopig. „Man, wat heb je nou uitgehaald? Hoe krijg je het in je hoofd? Daar heb ik nou voor gewerkt! Nee. nee, kijk toch eens aan hoor." Moedeloos liet zij zich op een stoel neer vallen. om terstond weer overeind te springen als was ze door een adder ge- OUD VAN DAGEN JONG VAN HART platgedrukte restant v Het plaatste Joost even buiten de vrou welijke observatie, want zij waren een en al aandacht voor de besmeurde mantel. Doch het verdere van de middag werd er verwoed geschrobd en gezeemd, waar bij Joost schuldbewust een dienende functie had. alles weer bfj Maar toen bezagen zij het beiden ook weer van de vrolijke kant. Alleen nam Joost zich plechtig voor om nooit meer een oliebol aan te raken. En daarom hin derde het hem wel eens. wanneer Marie later plagend „oliebol" tegen hem zei. <~\Üinterólaperó onder de dieren IN deze tijd van 't jaar is er volop gelegenheid, om na te gaan op welke wijze de verschillende dieren zich voor bereiden op het naderende winterseizoen. Vele vogel soorten verlaten onze lage landen, om in warmere stre ken de winter door te bren gen en andere families zien er niet tegenop om de koude dagen ln ons land door te brengen. Vleermuizen hangen zich aan de achterpoten op in holle bomen en op andere geschikte plekjes, om te wachten op de tijd dat zij weer op de insectenvangst kunnen gaan. De marmot trekt zich terug in zijn warm gestoffeerde nol, insecten verkeren ln half levenloze toestand in het ingewand der aarde, slakken verzegelen de deur van hun huis sommige vissen en amphibiën verval len in een soort bewusteloos heid en de vlinders verpop pen zich. De gedragingen der dieren in het winterseizoen behoren tot de meest indruk wekkende natuurwonderen. Terwijl in de wintermaanden alles dood en versteend lijkt; toch is overal leven, in de grond, in het water en in de lucht, zelfs onder de dikste sneeuwdeken. De winterslaap van diver se zoogdieren is een hoogst eigenaardig verschijnsel. De „slaap" is eigenlijk niet te vergelijken met de toestand waarin de normale mens des nachts verkeert. De lichaams temperatuur van het dier daalt soms tot het vriespunt, zodat zij min of meer met koudbloedigcn vergeleken kunnen worden. De marmot. waarmee de menselijke veel of langslaper wel wordt ver geleken, is een heel eigen aardig schepsel. Reeds In Oc tober duikt deze rasslaper ln zijn warme hol en het dier slaapt niet minder dan zeven maanden achtereen. In deze periode lijkt het dier totaal levenloos. De ademhaling gaat zeer langzaam en het gebeurt zelfs wel dat dit om de vier minuten plaats heeft. Pas bij een temperatuur van ongeveer dertig graden be gint de marmot weer tekenen van leven te geven. Het be hoeft geen betoog dat onder deze omstandigheden de stof wisseling vrijwel stilstaat. De dieren die een winter slaap houden, zijn in staat, winter tegelijk voedsel op te nemen. Het overschot wordt vergaard als een vetmassa waardoor veel bloedvaten lopen, die het mogelijk ma ken de stoffen te distribueren. Onder de winterslapers zijn er ook dieren, die af en toe hun slaap onderbreken voor noodzakelijke levensverrich tingen. De hamster, die hoofd zakelijk in Zuid-Limburg voorkomt, heeft een grote voorraad voedsel in zijn ho len grelcept en af en toe gaat hij zich daar aan te goed doen. In de mobilisatie en oorlogs jaren la dat voedselverzame- lcn van de hamster voldoende bekend geworden door het werkwoord „hamsteren", dat i toegedekt door de dikke sneeuwdeken. Ïemeengoed ia geworden. Het ier Is vrij vraatzuchtig. Men treft in een hamsterhol soms wel vier of vijf kilo graan, bonen en erwten aan en toch heeft het dier maar de groot te van een rat. Ook de mol maakt wel van dergelijke provisiekamers. Ook de das ls een echte slaper, maar dit dier is vrijwel uitgestorven als gevolg van een mooie pels, die veel waarde heeft en voor de mens aanleiding was het dier uit te roeien. Af en toe kan men op een win terse wandeling over het plat teland iets van de wijze waar op de dieren de winter door brengen ontdekken. De hol bewoners zijn niet gemakke lijk op te sporen, maar soms vindt men in de tuin, onder wat verdord plantenafval. een egel die zich op een rolletje heeft gedraaid en af en toe ontwaart men een vleermuis die roerloos aan de balken hangt Grote concentraties van slapende vleermuizen vindt men in de Zuid-Lim burgse grotten, waar de zol deringen met honderden van deze dieren zijn bedekt. Ge leerden hebben zich al vaak het hoofd gebroken over de wonderlijke langslaperij. In de zomer kon men geen enkel dier tot slapen bewegen, hoe wel men voor kunstmatige wordt, doet 'de koude schillende winterslapers ont waken. Men neemt aan, dat dit geschiedt om de dieren in de gelegenheid te stellen een warmere ruimte op te zoe ken. Een kunstmatig ver warmde ruimte in de winter kon evenwel ook de slaap niet keren! Men ls nu tot do conclusie gekomen, dat het vooral de zomerse voedings wijze ls, die de neiging tot de winterslaap veroorzaakt. Er zijn op dit terrein echter nog vele onopgeloste raadselen, die de mens grote bewonde ring afdwingen voor de scheppingswonderen, waarvan wij In woorden en verklarin gen toch de kern niet vermo gen te ontvouwen. ZONDAGSBLAD 31 DECEMBER 1949 Q IN DE GROTE VRAAG De laaisie week van 'i jaar IITAT zijn de laatste weken van het jaar toch kolderachtig druk. In de winkels de herrie van de Kerst inkopen; in de bedrijven de worste lingen rond allerlei dat nog in het oude jaar gereed moet; op de druk kerij het feit dat je moet rekenen met een week, die nu eens geen zes dagen telt. Dat laatste dwingt mij ten minste om dit artikel te schrijven, nog eer ik goed en wel kennis heb kunnen nemen van de brieven over het tweede stukje en dat allerlei schrijvers dus pas na Nieuwjaar van me horen zullen. Maar dat is het ergste niet: benauwender is het dat we op deze manier doodeenvoudig niet de rust kunnen vinden om ons te bezinnen op verleden en toekomst. En dat is op de smalle drempel tussen de jaren toch werkelijk wel nodig. Helaas, we jachten maar door. Een onzer- schreef: „Wij leven in een eeuw van jachten en wc gaan on willekeurig mee; we streven naar aanpassing.... en zo missen we de innerlijke blijheid en liefde om een mens juist datgene te geven wat hij nodig heeft". Ik vind daarbij nog het moeilijkst te verwerken dat ook het kerkelijke leven niet aan deze alge mene jaagpartij ontkomt, zij het dan ook dat dit een zeer christelijke maxi mum snelheid bereikt. Het kan niet goed zijn, dat we alle mogelijke kerst feestvieringen en jaarsluitinecn afdra ven; dat we zo nu en dan van smor- gens vroeg tot middernacht in touw zijn om deze hoogtijdagen te beleven. In onze kring zaten er, die zowaar de hele Kerstdag dienst hadden. Leuk voor de familieleden, speciaal voor de oudeluidjes, die zich zo verheugd hadden op een samepzijn met het hele gezin. Ik heb de indruk, dat we op deze manier verstoppertje spelen met ons zelf en ik zou deze enthousiastelingen toch wel eens ernstig willen vragen: „Waarvoor ben je nu toch eigenlijk op de loop? Heb je wat met thuis en is dit een nette manier om hen daar in hun sop te laten gaar koken? Of lig je enkel maar met je zelf en met God overhoop?" Ja, word nu niet boos op me, beste CJMV-voorzitter of schat van een secretaresje, die van 't jaar alle bestaande records op dit ge bied met stukken geslagen hebt en die dus meteen extra-prikkelbaar en over je toeren heen bent. Vecht het maar liever eerst eens met je zelf uit en bij voorkeur vóór de klok twaalf slagen doet horen en je op Nieuwjaarsmorgen weer in de roes van duizend-en-een gelukwensen tui melt. Ik weet best dat een stukje van alle werkelijke dankbaarheid jegens God buitenshuis geplaatst wil worden, maar je eigen familie mag daar ook gerust van mee profiteren. Om er dan nog maar van te zwijgen, dat we de beste kansen voor die dankbaarheid vinden in ons doodge wone, alledaagse beroep. Wat en wie we dan zijn, zegt de wereld veel meer dan of we ontroerende bijeenkomsten weten te beleggen, waar we onszelf en elkander misschien kunstmatig op schroeven. Ja, laat ik het maar zo zeggen: als je je zelf vanavond vol komen afgelopen voelt, stukgedraaid als een gramofoonplaat nu, dan hapert er wat aan. En dat zeg ik niet om je met die uitspraak aan je lot over te laten, maar ik voeg er aan toe wat ons steeds weer redt en her stelt: Christus heeft voor ons ge beden dat ons geloof niet ophouden zou. Naast de vrome methode om de laatste wpek van het jaar te vermoor den bestaat er natuurlijk ook een god deloze. Ik kreeg een gedicht toege stuurd waaronder staat „Herkomst onbekend" en waarvan ik dus de auteur niet kan vermelden. Het heet „Kerstmis" en luidt: Heer, we hebben 't zo goed met elkaar: We hebben toneel, bioscoop, onze spelen, En eigenlijk kunnen we 't maar matigjes velen Dat Kerst méér zou zijn dan een eert feest voor elkaar Heer, we hebben 't zo goed met elkaar: We hebben weer werk, voedsel, schoenen en kleren, Er is eigenlijk niets dat ons U doet begeren; We spelen het zonder Uw Kerstfeest wel klaar.... Heer, we hebben 't zo goed met elkaar: Komt straks het feest weer met groen en roö lampen. Dan kan in 't café onze voet weer meestampen 't Stille nacht, heiige nacht zo doen we 't elk jaar Heer, we hebben 't zo goed met elkaar: Laat d'accordeon maar zijn Kerst zangen spelen, In zwepende jazz is voor ons jjeen Kerstfeest? Een Kind? Ach doe niet zo raar Ik kan je verzekeren dat dit ge dicht volkomen juist de gedachte van duizenden weergeeft. Toen we ten minste aan 'n meisje uit die groep vroegen: „Waarvoor is Kerst eigen lijk?" antwoordde ze met een stralend gezicht en dood-ernstig: „Voor het Kerstbal, natuurlijk." Maar eer je dan daarover „Ach en wee" gaat klagen, moet je wel heel erg overtuigd wezen dat het met je zelf beter in orde is. En vreemd, als je daar over na gaat denken, dan doe je net als die schrift geleerden uit Johannes 8, toen de Heiland hen voorstelde dat de zon deloze onder hen dan maar de eerste steen moest werpen op het meisje, 't Ene nodige doe mij Here, Kennen als mijn waar geluk l Al het aardse goed of ere, Is niet anders dan een juk. Waaronder het harte naar vreugde blijft jagen En nochtans zich altoos moet kwellen plagen. Al mis ik dat and're, dat Ene is toch Bezit ik dit Ene, 'k heb alles o Heer! VAN LODENSTEIJN. dat in een kerkelijke feestnacht haar verloofde ontrouw geworden was. De een na de ander besloot er toch maar eerst eens liever een nachtje over te slapen, en stapte stilletjes weg. Jezus bedoelde daar overigens niet mee, dat die misstap zo erg niet was; hij stelde alleen de zelfverzeker de beoordelaars in de lotsgemeenschap met de gevallene. Niet vleiend, maar wel bijzonder heilzaam. Nog iets anders, dat met dit alles toch ook te maken heeft. In het Kerstnummer van „Het Lichtspoor", weekblad voor de strijdkrachten, laat de redactie bij „het vergaan der ja ren" allerlei bekende mensen hun in druk weergeven over hun eigen leef tijd. Daar vond ik van Hans Roozen de 18-jarige onderzoeker van de Ararat de uitspraak; Achttien jaar is de eerste (en misschien wankel bare) stap op de weg naar volwas senheid. Het leven ligt voor je en als je niet uitgesproken pessimist bent, verwacht je er nog alles van. Je hebt Je illusies, je maakt grootse plannen voor de toekomst, je zoudt de wereld willen hervormen.... We zoeken al tijd in onze toekomstplannen iets waarmee wij iets kunnen bereiken; waarmee we eer in kunnen leg genIk hoop en geloof dat velen precies zo denken; in onze eigen kring is dat althans het geval. Maar dan geloof ik tegelijk dat het zeer noodzakelijk is dat we bij plannen en idealen te rade gaan met Eén, die beter weet wat mensen nodig hebben en wat eer is dan wij zelf aat doen. Foto links: OPENTOP HOLLAND. Een breed water met op de achtergrond een molen. En nauwelijks is 't ijs ver' trouwd of de schaatsenrijders zwieren lustig over de brede baan. Zou 't deze keer weer eens een ouderwetse magge ze wel een bedankie sturen," had moeder de vrouw die mid dag gezegd en het ouwe baasje had instemmend geknikt. ,JSn het beste wensen voor het nieuwe jaar", had zij er aan toe gevoegd en ook daar was hij 't volkomen mee eens. „As je bedenkt dat so'n laken wel een kaptaal kost tegeswoordig en dat- teme nerregens om ge vraagd hebben, en dat se dat dan toch so maar stu ren en precies watteme nodig hebben, dan kan je toch niet anders doen of je stuurt een karetje terug en nou mot jij niet dwars wezen, maar strakkies ga jij bij die winkel op de weg effe een mooi aange zicht kopen en datte slui ten me er bij in", kweb belt ze genoegelijk door en hij betuigt opnieuw een zwijgende adhaesie pan het voorstel. Misschien zou hij een kwart eeuw geleden nog 'n opmerking hebben gemaakt over die ver meende dwarsheid van 'm, maar als je je gouden brui- Ioft achter de rug hebt, weet een man dat hij beter z'n mond kan hou- Laten we eerlijk zijn, twintig jaar geleden was hij nog erg tegen de kerk geweest, maar moeder de vrouw had 'm tenslotte tot andere gedachten ge bracht en het was hem best bekomen. Hoe gaat dat, je ziet 'n hele boel onrecht in de wereld en die kerk staat er vroom tegenin te praten, maar ze heeft meer aandacht voor je ziel dan voor je boter ham. Dat lijkt 'n lapmid deltje totdat je éindelijk in de gaten krijgt wat ze precies bedoelt en dan is dat zo raar niet. Het zou werkelijk nog met zo on mogelijk wezen dat de dingen allereerst van bin nen scheef liggen, en dat er daarom zo weinig goeds tot stand komt. Zo worden gaandeweg de vragen op gelost en na 'n paar jaar begrijp je niet meer waar om je vroeger zo wrokte tegen die kerk. Niet dat je alles helemaal door hebt, een fabrieksarbeider wordt op zijn vijftigste geen do minee meer, maar dwars ben je dan toch evenmin. Er zijn oude kameraden, mieter en een huiche laar. Maar Moeder zorgt voor het evenwicht; die is je wandelend geweten; die herinnert je alle t. kerheid nog I zo nu en dan aan wat je geweest bent en je bent maar zo ver standig om er niet tegen in te gaan. Je knikt alleen maar en haalt 's middags op de weg dat prentje en een velletje postpapier en 'n enveloppe met 'n post zegel erop. En wat later Zit je dan te schrijven. Allereerst de datum na tuurlijk, helemaal links bovenaan in het hoekje. Als die ellendige pen niet zo sputterde zou je duide lijk kunnen lezen „29 De- tember 1949" nu is het een beetje slordig. Maar als je naar de tachtig loopt, zullen ze dat wel door de vingers zien. „Moeder, hoe noem je zo'n man nou in 'n brief? Edel achtbare zeker1" Hij had dat eigenlijk eerst moeten vragen want hij heeft het tenslotte nu al opgeschre- Uit de VOLKSWIJK ven: „Edelagtbare..." Maar Moeder zegt: „Dat je dat nou nog niet weet, se benne' Eerwaarde Meneer', al die lui, dominees en kappelaans en ouwerlin- gen en dan de diakens ook". Ook al weer goed, dan ook nog maar Eer waard: „Edelagtbare Eer- Waarde Meneer Doominee, wij bedanken Uwe Eer waarde wel voor dat pak goed met de Kerstmis van dat laken en dat sloop want dat kwamp goed van pas om reden dat me vrouw met de rimmetiek almaar op bed moet leg gen en er een heele scheur in zat en nou kan dat in de waschAls hij zc ver gevorderd is, kijkt hij op en zegt: „Zou het zo goed wezen?" en leest zijn relaas voor. Lof verwacht hij niet; er zal wel weer wat aan haperen en dat doet het ook. Want Moe der vindt dat het helemaal niet dankbaar klinkt als je nou direct over je kwalen gaat praten net alsof je al eerder wat gehad zou willen hebben en daar nou een beetje dwars over bent. En dan zegt ze ook: „En je mot niet alleen die domi nee bedanken, want wat weet die man nou van la kens af? Daar heb die na tuurlijk zijn mensen voor. Je mothet tDijkcollege be danken en al die ande- Hij knikt maar weer» eens en vervolgt: „....en nou kan dat in de wasch en het spijt mijn wel dat de vrouw zo rimmetieke- rig is maar dat is Gods wil en daar zijn we ook dank baar voor want het zal wel erregens goed voor zijn en ook het wijkkollesie be dankt en alle andere men sen ook en als mijn vrouw geen rimmetiek had was ze ook wel zelf komen te bedanken, maar dat is nou eenmaal zo en niet an ders..." Hij zucht diep als het op papier staat en vraagt dan „Wat moet er onder de groeten of met achting?" „Allebei", zegt zijn vrouw, „Dat weet je toch, en veel heil en zegen en een goede gezondheid. Je kunt ook zeggen van ge zegend nieuwjaar of wat ze altijd in de kerk toe zingen van de Heer, die hemel, zee en aarde eerst schiep en sinds bewaar de...." Hij zucht opnieuw en hervat zijn arbeid las tig zijn zulke vrouwlui toch, maar hij redt het wel. En zo komt zijn brief af, 'n beetje vlekkerig, doch in ieder geval met een passend slot. Dat iDijk college zal kunnen zien dat ze dankbaar zijn, en die andere mensen ook. Wie dat zijn, is hem een verborgenheid: kan hij weten wat zoveel honder den Volkswijklezers met hun giften variërend tus sen 50 cent en 100 gulden hebben samen gebracht in deze December-maand? Dit is het slot: „En nu, meneer dominee, ik wens u goeden toekomst in hel volgende jaar 1950 en goeden gezondheid en voorspoedige heil en zegen. En verders goede dag aan U en aan allemaal, die op aarde en die in de Hemel zijn Met agting WIJKPREDIKANT.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1949 | | pagina 9