OLIEBOLLEN
J
't ene noöiqe
.Voorspoedige heil en zegen
6
ZONDAGSBLAD 31 DECEMBER 1949
O
O
O
O voor Oudejaarsavond
JJLAKEND van ijver stoomde Joost de
keuken binnen, zodra zijn vrouw de
huisdeur achter zich in het slot had laten
vallen.
Hij zou haar eens even ogen laten op
zetten, als ze terug kwam.
Zij waren al enkele jaren gelukkig ge
trouwd. Maar nog nooit had hij Marie
kurunen overhalen om oliebollen te bak
ken voor Oudejaarsavond. De hele keu
ken werd smerig door die vette walm,
vond zij, en tegemoetkomend als ze was,
had ze er dan gekocht, maar die smaakten
Joost nooit zo lekker als het eigen baksel
dat zijn moeder dampend op tafel placht
te brengen. En de keuken in het ouder
lijk huis was er ook nooit smerig van
geworden. Nee, dat waren maar kunsten
Toen de vorige avond haar moeder was
komen vragen of Marie de andere middag
met haar mee wilde gaan om een mantel
te kopen, was er direct een reuze plan in
zijn brein opgekomen.
Als die vrouwen gingen winkelen,
kwamen ze maar niet een. twee. drie
terug en zou hij tijd volop hebben om een
flinke schaal echte ouderwetse oliebollen
te bakken.
KORT VERHAAL
Arie van Mullem
's Middags, toen hij van zijn werk
kwam, had hij in een winkel de benodig
de ingrediënten gekocht en in zijn fiets
tas verborgen. Slaolie hoefde hij niet in
te slaan, want er stonden nog een paar
flessen in de keukenkast, wist hij; zij
gebruikten het zelden, maar terwille van
de bonnen, die je moeilijk kon laten ver
lopen had Marie ze toch telkens weer
gekocht.
Nu
rond en plantte alles wat hij dacht nodig
te hebben op de aanrecht. De kurketrek-
ker leverde de meeste moeite op, doch
toen hij deze eindelijk ontdekte, kon het
bakfestijn een aanvang nemen.
Traag liep de olie in de grote pan. die
hij voor dit doel extra had uitgezocht.
Ziezo, de pan op het gasstel en dan het^
beslag klaarmaken.
Dit was minder eenvoudig. Wat moest
er eerst in: de bloem of het water? Of
zou hij melk nemen?
Dreigende rimpels verschenen in zijn
voorhoofd.
Tenslotte besloot hij het er op te wagen.
Er moest toch wit gebeuren.
Hij hield de pan onder de kraan, taxeer
de met een half dicht geknepen oog de
zak bloem, goot water weg, tapte weer
wat bij, en greep toen resoluut naar de
krakende bloemzak.
Het eerste laagje bloem schommelde
gezellig op het water, maar toen hij de
hele zak leegstortte, scheen de bloem
toch de overhand te krijgen
Met een soeplepel begon hij heitig te
roeren; de pan schoof krassend over de
aanrecht heen en weer.
Zou hij te veel water genomen hebben?
Het leek er wel op. maar als die ontel
bare klonten en klontjes fijngewreven
waren viel het misschien wel mee
Maar het viel niet mee. Met de klontjes
zo min als met de gebondenheid van het
mengel Het bleef dun, ook toen hij het
zak ie krenten, dat hij eerst over het
hoofd had gezien, in allerijl er bij stortte
Zijn „roerende" ijver verflauwde. Hij
had het klotsende mengsel trouwens in
tensief genoeg bewerkt; de vele spatten
op aanrecht en vloerbedekking waren
daar de overtuigende bewijzen van.
E- zat tenslotte niets anders op dan dat
bij nog wat bloem ging halen.
Na een haastige reiniging van zijn
brock die ook al de sporen van zijn inge
spannen arbeid vertoonde snelde hij de
der uit.
De winkelmeisjes giehelden veelbe
tekenend tegen elkaar, toen hij onge
duldig voor de toonbank zijn beurt af
wachtte. Joost ergerde zich Waar be
moeiden die nesten zich mee; het was
toch geen schande als een.man bood
schappen deed voor zijn vrouw?
Maar toen hij thuisgekomen, der ge
woonte getrouw, in bet gangspiegeltje
keek ontdekte hij de oorzaak van hun
vrolijkheid Boven zijn linkerwenkbrauw
plakte een flinke deegklont, die
lang te piekeren. Weldra stond hij
opnieuw heftig in de pan te roeren, nadat
hij de kat, die nieuwsgierig snuffelend
lanes zijn werkobject kuierde, met een
nijdige armzwaai van de aanrecht had
verjaagd.
De olie In de braadpan begon al aardig
warm te worden.
Keurend liet Joost de meelbrij van de
lepel afzakken. Het was nu zeker dik ge
noeg De klonten waren nog wel niet weg.
maar dat kon nooit veel uitmaken als het
eenmaal gebakken was. Hy zou het maar
eens proberen
Met een kloppend hart naderde hU de
Sudderende pan met olie.
In hel volle besef van zijn verantwoor
delijkheid liet hij de eerste oliebol-üi-
wording van de lepel vallen.
„Au!' Het eerste schot was gevoelig
raak! De hete olie spetterde sissend in
zijn gezicht. Verbouwereerd liet hij de
lepel vallen en wreef met beide handen
zijn neus, die het zwaarst getroffen was.
Door schade en schande wordt men
wijs. ook ln de keuken, bedacht Joost,
en moedig deed hij een tweede schep in
de taai geworden deegmassa. Deze keer
hield hu angstvallig het hoofd afgwend
Zie zo, dat ging beter.
Na deze gevaarlijke handeling nog een
paar keer herhaald te hebben, zette hij
de pan met beslag weg en bekeek met
welgevallen de wonderlijk gevormde
voorwerpen, die leutig in de olie rond-
schommelden.
„Hè hè!" Vermoeid streek Joost op een
stoel neer. Nu had hij een ogenblik pauze.
Met schrik zag hij op de klok dat er al
twee uren verstreken waren sedert Marie
vertrokken was. Wat ging die tijd hard!
Als ze nou nog maar een poosje wegbleef,
want hij wilde graag de boel weer aan
kant hebben wanneer ze thuiskwam
Ongeduldig prikte hij telkens weer'met
een vork naar de oliebollen, die hij onder
de nu schuimende olie vermoedde. Maar
wanneer het hem gelukte er een naar
boven te halen, moest hij hem teleur
gesteld weer laten zakken. Sjonge wat
duurde het lang voor ze gaar waren. Hij
drentelde voor de zoveelste keer de keu
ken rond.
Tenslotte besloot hij om ze er uit te
vissen. Ze voelden niet meer zo kleffig
aan als eerst. Gaar zou wel anders zijn,
maar bij de volgende ronde ging het mis
schien wel beter.
Het ging ook werkelijk vlugger, want
de derde keer waren ze bijna verbrand!
Joost kreeg weer moed en trots bekeek
hij telkens weer het groeiende hoopje
oliebollen dat in vele kleurschakeringen
de schaal be,"~*
Plotseling
hij de deur s
Met de schaal nog in de hand, liep hij
naar de keukendeur, maar meteen werd
deze van de andere kant open geduwd.
Zijn toch al gehavende neus kwam op
pijnlijke wijze met de deur in aanraking.
Joost sprong geschrokken achteruit,
struikelde over de poes, die heftig bla
zend protesteerde en sloeg toen met een
smak achterover op de keukenvloer. De
stenen schaal kletterde aan scherven en
de oliebollen dansten in alle richtingen
door de keuken heen.
Versuft staarde Joost naar zijn vrouw,
die al even sprakelops in de deuropening
bleef staan. Achter haar stond zijn
schoonmoeder, die nieuwsgierig naar vo
ren drong, om toch vooral niets van het
schouwspel te missen.
Toen hij beschaamd overeind krabbel
de, kwam de reactie bij de vrouwen los.
Schoonmama lachte tot de tranen over
haar wangen liepen. Zó had hij haar nog
nooit meegemaakt, maar daarom was het
niet minder krenkend voor hem.
Marie stapte met opgetrokken neus de
keuken in.
„Wat een bende!" kreet ze wanhopig.
„Man, wat heb je nou uitgehaald? Hoe
krijg je het in je hoofd? Daar heb ik nou
voor gewerkt! Nee. nee, kijk toch eens
aan hoor."
Moedeloos liet zij zich op een stoel neer
vallen. om terstond weer overeind te
springen als was ze door een adder ge-
OUD VAN DAGEN JONG VAN HART
platgedrukte restant v
Het plaatste Joost even buiten de vrou
welijke observatie, want zij waren een
en al aandacht voor de besmeurde mantel.
Doch het verdere van de middag werd
er verwoed geschrobd en gezeemd, waar
bij Joost schuldbewust een dienende
functie had.
alles weer bfj
Maar toen bezagen zij het beiden ook
weer van de vrolijke kant. Alleen nam
Joost zich plechtig voor om nooit meer
een oliebol aan te raken. En daarom hin
derde het hem wel eens. wanneer Marie
later plagend „oliebol" tegen hem zei.
<~\Üinterólaperó onder de dieren
IN deze tijd van 't jaar is er
volop gelegenheid, om na
te gaan op welke wijze de
verschillende dieren zich voor
bereiden op het naderende
winterseizoen. Vele vogel
soorten verlaten onze lage
landen, om in warmere stre
ken de winter door te bren
gen en andere families zien
er niet tegenop om de koude
dagen ln ons land door te
brengen. Vleermuizen hangen
zich aan de achterpoten op
in holle bomen en op andere
geschikte plekjes, om te
wachten op de tijd dat zij
weer op de insectenvangst
kunnen gaan. De marmot
trekt zich terug in zijn warm
gestoffeerde nol, insecten
verkeren ln half levenloze
toestand in het ingewand der
aarde, slakken verzegelen de
deur van hun huis sommige
vissen en amphibiën verval
len in een soort bewusteloos
heid en de vlinders verpop
pen zich. De gedragingen der
dieren in het winterseizoen
behoren tot de meest indruk
wekkende natuurwonderen.
Terwijl in de wintermaanden
alles dood en versteend lijkt;
toch is overal leven, in de
grond, in het water en in de
lucht, zelfs onder de dikste
sneeuwdeken.
De winterslaap van diver
se zoogdieren is een hoogst
eigenaardig verschijnsel. De
„slaap" is eigenlijk niet te
vergelijken met de toestand
waarin de normale mens des
nachts verkeert. De lichaams
temperatuur van het dier
daalt soms tot het vriespunt,
zodat zij min of meer met
koudbloedigcn vergeleken
kunnen worden. De marmot.
waarmee de menselijke veel
of langslaper wel wordt ver
geleken, is een heel eigen
aardig schepsel. Reeds In Oc
tober duikt deze rasslaper ln
zijn warme hol en het dier
slaapt niet minder dan zeven
maanden achtereen. In deze
periode lijkt het dier totaal
levenloos. De ademhaling
gaat zeer langzaam en het
gebeurt zelfs wel dat dit om
de vier minuten plaats heeft.
Pas bij een temperatuur van
ongeveer dertig graden be
gint de marmot weer tekenen
van leven te geven. Het be
hoeft geen betoog dat onder
deze omstandigheden de stof
wisseling vrijwel stilstaat.
De dieren die een winter
slaap houden, zijn in staat,
winter tegelijk voedsel op te
nemen. Het overschot wordt
vergaard als een vetmassa
waardoor veel bloedvaten
lopen, die het mogelijk ma
ken de stoffen te distribueren.
Onder de winterslapers zijn
er ook dieren, die af en toe
hun slaap onderbreken voor
noodzakelijke levensverrich
tingen. De hamster, die hoofd
zakelijk in Zuid-Limburg
voorkomt, heeft een grote
voorraad voedsel in zijn ho
len grelcept en af en toe gaat
hij zich daar aan te goed doen.
In de mobilisatie en oorlogs
jaren la dat voedselverzame-
lcn van de hamster voldoende
bekend geworden door het
werkwoord „hamsteren", dat
i toegedekt door de dikke sneeuwdeken.
Ïemeengoed ia geworden. Het
ier Is vrij vraatzuchtig. Men
treft in een hamsterhol soms
wel vier of vijf kilo graan,
bonen en erwten aan en toch
heeft het dier maar de groot
te van een rat. Ook de mol
maakt wel van dergelijke
provisiekamers. Ook de das ls
een echte slaper, maar dit
dier is vrijwel uitgestorven
als gevolg van een mooie
pels, die veel waarde heeft
en voor de mens aanleiding
was het dier uit te roeien. Af
en toe kan men op een win
terse wandeling over het plat
teland iets van de wijze waar
op de dieren de winter door
brengen ontdekken. De hol
bewoners zijn niet gemakke
lijk op te sporen, maar soms
vindt men in de tuin, onder
wat verdord plantenafval. een
egel die zich op een rolletje
heeft gedraaid en af en toe
ontwaart men een vleermuis
die roerloos aan de balken
hangt Grote concentraties
van slapende vleermuizen
vindt men in de Zuid-Lim
burgse grotten, waar de zol
deringen met honderden van
deze dieren zijn bedekt. Ge
leerden hebben zich al vaak
het hoofd gebroken over de
wonderlijke langslaperij. In
de zomer kon men geen enkel
dier tot slapen bewegen, hoe
wel men voor kunstmatige
wordt, doet 'de koude
schillende winterslapers ont
waken. Men neemt aan, dat
dit geschiedt om de dieren in
de gelegenheid te stellen een
warmere ruimte op te zoe
ken. Een kunstmatig ver
warmde ruimte in de winter
kon evenwel ook de slaap
niet keren! Men ls nu tot do
conclusie gekomen, dat het
vooral de zomerse voedings
wijze ls, die de neiging tot de
winterslaap veroorzaakt. Er
zijn op dit terrein echter nog
vele onopgeloste raadselen,
die de mens grote bewonde
ring afdwingen voor de
scheppingswonderen, waarvan
wij In woorden en verklarin
gen toch de kern niet vermo
gen te ontvouwen.
ZONDAGSBLAD 31 DECEMBER 1949
Q IN DE GROTE VRAAG
De laaisie week van 'i jaar
IITAT zijn de laatste weken van het
jaar toch kolderachtig druk. In
de winkels de herrie van de Kerst
inkopen; in de bedrijven de worste
lingen rond allerlei dat nog in het
oude jaar gereed moet; op de druk
kerij het feit dat je moet rekenen
met een week, die nu eens geen zes
dagen telt. Dat laatste dwingt mij ten
minste om dit artikel te schrijven,
nog eer ik goed en wel kennis heb
kunnen nemen van de brieven over
het tweede stukje en dat allerlei
schrijvers dus pas na Nieuwjaar van
me horen zullen. Maar dat is het
ergste niet: benauwender is het dat
we op deze manier doodeenvoudig
niet de rust kunnen vinden om ons
te bezinnen op verleden en toekomst.
En dat is op de smalle drempel tussen
de jaren toch werkelijk wel nodig.
Helaas, we jachten maar door. Een
onzer- schreef: „Wij leven in een
eeuw van jachten en wc gaan on
willekeurig mee; we streven naar
aanpassing.... en zo missen we de
innerlijke blijheid en liefde om een
mens juist datgene te geven wat hij
nodig heeft". Ik vind daarbij nog het
moeilijkst te verwerken dat ook het
kerkelijke leven niet aan deze alge
mene jaagpartij ontkomt, zij het dan
ook dat dit een zeer christelijke maxi
mum snelheid bereikt. Het kan niet
goed zijn, dat we alle mogelijke kerst
feestvieringen en jaarsluitinecn afdra
ven; dat we zo nu en dan van smor-
gens vroeg tot middernacht in touw
zijn om deze hoogtijdagen te beleven.
In onze kring zaten er, die zowaar de
hele Kerstdag dienst hadden. Leuk
voor de familieleden, speciaal voor
de oudeluidjes, die zich zo verheugd
hadden op een samepzijn met het
hele gezin.
Ik heb de indruk, dat we op deze
manier verstoppertje spelen met ons
zelf en ik zou deze enthousiastelingen
toch wel eens ernstig willen vragen:
„Waarvoor ben je nu toch eigenlijk
op de loop? Heb je wat met thuis en
is dit een nette manier om hen daar
in hun sop te laten gaar koken? Of
lig je enkel maar met je zelf en met
God overhoop?" Ja, word nu niet
boos op me, beste CJMV-voorzitter of
schat van een secretaresje, die van 't
jaar alle bestaande records op dit ge
bied met stukken geslagen hebt en
die dus meteen extra-prikkelbaar en
over je toeren heen bent. Vecht het
maar liever eerst eens met je zelf
uit en bij voorkeur vóór de klok
twaalf slagen doet horen en je op
Nieuwjaarsmorgen weer in de roes
van duizend-en-een gelukwensen tui
melt. Ik weet best dat een stukje
van alle werkelijke dankbaarheid
jegens God buitenshuis geplaatst wil
worden, maar je eigen familie mag
daar ook gerust van mee profiteren.
Om er dan nog maar van te zwijgen,
dat we de beste kansen voor die
dankbaarheid vinden in ons doodge
wone, alledaagse beroep. Wat en wie
we dan zijn, zegt de wereld veel meer
dan of we ontroerende bijeenkomsten
weten te beleggen, waar we onszelf
en elkander misschien kunstmatig op
schroeven. Ja, laat ik het maar zo
zeggen: als je je zelf vanavond vol
komen afgelopen voelt, stukgedraaid
als een gramofoonplaat nu, dan
hapert er wat aan. En dat zeg ik niet
om je met die uitspraak aan je lot
over te laten, maar ik voeg er aan
toe wat ons steeds weer redt en her
stelt: Christus heeft voor ons ge
beden dat ons geloof niet ophouden
zou.
Naast de vrome methode om de
laatste wpek van het jaar te vermoor
den bestaat er natuurlijk ook een god
deloze. Ik kreeg een gedicht toege
stuurd waaronder staat „Herkomst
onbekend" en waarvan ik dus de
auteur niet kan vermelden. Het heet
„Kerstmis" en luidt:
Heer, we hebben 't zo goed met
elkaar:
We hebben toneel, bioscoop, onze
spelen,
En eigenlijk kunnen we 't maar
matigjes velen
Dat Kerst méér zou zijn dan een
eert feest voor elkaar
Heer, we hebben 't zo goed met
elkaar:
We hebben weer werk, voedsel,
schoenen en kleren,
Er is eigenlijk niets dat ons U doet
begeren;
We spelen het zonder Uw
Kerstfeest wel klaar....
Heer, we hebben 't zo goed met
elkaar:
Komt straks het feest weer met
groen en roö lampen.
Dan kan in 't café onze voet weer
meestampen
't Stille nacht, heiige nacht zo
doen we 't elk jaar
Heer, we hebben 't zo goed met
elkaar:
Laat d'accordeon maar zijn Kerst
zangen spelen,
In zwepende jazz is voor ons jjeen
Kerstfeest? Een Kind? Ach doe
niet zo raar
Ik kan je verzekeren dat dit ge
dicht volkomen juist de gedachte van
duizenden weergeeft. Toen we ten
minste aan 'n meisje uit die groep
vroegen: „Waarvoor is Kerst eigen
lijk?" antwoordde ze met een stralend
gezicht en dood-ernstig: „Voor het
Kerstbal, natuurlijk." Maar eer je dan
daarover „Ach en wee" gaat klagen,
moet je wel heel erg overtuigd wezen
dat het met je zelf beter in orde is.
En vreemd, als je daar over na gaat
denken, dan doe je net als die schrift
geleerden uit Johannes 8, toen de
Heiland hen voorstelde dat de zon
deloze onder hen dan maar de eerste
steen moest werpen op het meisje,
't Ene nodige doe mij Here,
Kennen als mijn waar geluk l
Al het aardse goed of ere,
Is niet anders dan een juk.
Waaronder het harte naar vreugde
blijft jagen
En nochtans zich altoos moet kwellen
plagen.
Al mis ik dat and're, dat Ene is toch
Bezit ik dit Ene, 'k heb alles o Heer!
VAN LODENSTEIJN.
dat in een kerkelijke feestnacht haar
verloofde ontrouw geworden was. De
een na de ander besloot er toch
maar eerst eens liever een nachtje
over te slapen, en stapte stilletjes
weg. Jezus bedoelde daar overigens
niet mee, dat die misstap zo erg niet
was; hij stelde alleen de zelfverzeker
de beoordelaars in de lotsgemeenschap
met de gevallene. Niet vleiend, maar
wel bijzonder heilzaam.
Nog iets anders, dat met dit alles
toch ook te maken heeft. In het
Kerstnummer van „Het Lichtspoor",
weekblad voor de strijdkrachten, laat
de redactie bij „het vergaan der ja
ren" allerlei bekende mensen hun in
druk weergeven over hun eigen leef
tijd. Daar vond ik van Hans Roozen
de 18-jarige onderzoeker van de
Ararat de uitspraak; Achttien jaar
is de eerste (en misschien wankel
bare) stap op de weg naar volwas
senheid. Het leven ligt voor je en als
je niet uitgesproken pessimist bent,
verwacht je er nog alles van. Je hebt
Je illusies, je maakt grootse plannen
voor de toekomst, je zoudt de wereld
willen hervormen.... We zoeken al
tijd in onze toekomstplannen iets
waarmee wij iets kunnen bereiken;
waarmee we eer in kunnen leg
genIk hoop en geloof dat velen
precies zo denken; in onze eigen
kring is dat althans het geval. Maar
dan geloof ik tegelijk dat het zeer
noodzakelijk is dat we bij plannen en
idealen te rade gaan met Eén, die
beter weet wat mensen nodig hebben
en wat eer is dan wij zelf aat doen.
Foto links: OPENTOP HOLLAND.
Een breed water met op de achtergrond
een molen. En nauwelijks is 't ijs ver'
trouwd of de schaatsenrijders zwieren
lustig over de brede baan. Zou 't deze
keer weer eens een ouderwetse
magge ze wel een
bedankie sturen," had
moeder de vrouw die mid
dag gezegd en het ouwe
baasje had instemmend
geknikt. ,JSn het beste
wensen voor het nieuwe
jaar", had zij er aan toe
gevoegd en ook daar was
hij 't volkomen mee eens.
„As je bedenkt dat so'n
laken wel een kaptaal
kost tegeswoordig en dat-
teme nerregens om ge
vraagd hebben, en dat se
dat dan toch so maar stu
ren en precies watteme
nodig hebben, dan kan je
toch niet anders doen of
je stuurt een karetje terug
en nou mot jij niet dwars
wezen, maar strakkies ga
jij bij die winkel op de
weg effe een mooi aange
zicht kopen en datte slui
ten me er bij in", kweb
belt ze genoegelijk door en
hij betuigt opnieuw een
zwijgende adhaesie pan het
voorstel. Misschien zou hij
een kwart eeuw geleden
nog 'n opmerking hebben
gemaakt over die ver
meende dwarsheid van 'm,
maar als je je gouden brui-
Ioft achter de rug hebt,
weet een man dat hij
beter z'n mond kan hou-
Laten we eerlijk zijn,
twintig jaar geleden was
hij nog erg tegen de kerk
geweest, maar moeder de
vrouw had 'm tenslotte tot
andere gedachten ge
bracht en het was hem
best bekomen. Hoe gaat
dat, je ziet 'n hele boel
onrecht in de wereld en
die kerk staat er vroom
tegenin te praten, maar ze
heeft meer aandacht voor
je ziel dan voor je boter
ham. Dat lijkt 'n lapmid
deltje totdat je éindelijk in
de gaten krijgt wat ze
precies bedoelt en dan is
dat zo raar niet. Het zou
werkelijk nog met zo on
mogelijk wezen dat de
dingen allereerst van bin
nen scheef liggen, en dat
er daarom zo weinig goeds
tot stand komt. Zo worden
gaandeweg de vragen op
gelost en na 'n paar jaar
begrijp je niet meer waar
om je vroeger zo wrokte
tegen die kerk. Niet dat je
alles helemaal door hebt,
een fabrieksarbeider wordt
op zijn vijftigste geen do
minee meer, maar dwars
ben je dan toch evenmin.
Er zijn oude kameraden,
mieter en een huiche
laar. Maar Moeder zorgt
voor het evenwicht; die is
je wandelend
geweten; die
herinnert je
alle t.
kerheid nog I
zo nu en dan
aan wat je geweest bent
en je bent maar zo ver
standig om er niet tegen
in te gaan. Je knikt alleen
maar en haalt 's middags
op de weg dat prentje en
een velletje postpapier en
'n enveloppe met 'n post
zegel erop. En wat later
Zit je dan te schrijven.
Allereerst de datum na
tuurlijk, helemaal links
bovenaan in het hoekje.
Als die ellendige pen niet
zo sputterde zou je duide
lijk kunnen lezen „29 De-
tember 1949" nu is het
een beetje slordig. Maar
als je naar de tachtig
loopt, zullen ze dat wel
door de vingers zien.
„Moeder, hoe noem je zo'n
man nou in 'n brief? Edel
achtbare zeker1" Hij had
dat eigenlijk eerst moeten
vragen want hij heeft het
tenslotte nu al opgeschre-
Uit de
VOLKSWIJK
ven: „Edelagtbare..." Maar
Moeder zegt: „Dat je dat
nou nog niet weet, se
benne' Eerwaarde Meneer',
al die lui, dominees en
kappelaans en ouwerlin-
gen en dan de diakens
ook". Ook al weer goed,
dan ook nog maar Eer
waard: „Edelagtbare Eer-
Waarde Meneer Doominee,
wij bedanken Uwe Eer
waarde wel voor dat pak
goed met de Kerstmis van
dat laken en dat sloop
want dat kwamp goed van
pas om reden dat me
vrouw met de rimmetiek
almaar op bed moet leg
gen en er een heele scheur
in zat en nou kan dat in
de waschAls hij zc
ver gevorderd is, kijkt hij
op en zegt: „Zou het zo
goed wezen?"
en leest zijn
relaas voor.
Lof verwacht
hij niet; er
zal wel weer
wat aan haperen en dat
doet het ook. Want Moe
der vindt dat het helemaal
niet dankbaar klinkt als je
nou direct over je kwalen
gaat praten net alsof je
al eerder wat gehad zou
willen hebben en daar nou
een beetje dwars over bent.
En dan zegt ze ook: „En je
mot niet alleen die domi
nee bedanken, want wat
weet die man nou van la
kens af? Daar heb die na
tuurlijk zijn mensen voor.
Je mothet tDijkcollege be
danken en al die ande-
Hij knikt maar weer»
eens en vervolgt: „....en
nou kan dat in de wasch
en het spijt mijn wel dat
de vrouw zo rimmetieke-
rig is maar dat is Gods wil
en daar zijn we ook dank
baar voor want het zal wel
erregens goed voor zijn en
ook het wijkkollesie be
dankt en alle andere men
sen ook en als mijn vrouw
geen rimmetiek had was
ze ook wel zelf komen te
bedanken, maar dat is nou
eenmaal zo en niet an
ders..." Hij zucht diep als
het op papier staat en
vraagt dan „Wat moet er
onder de groeten of met
achting?"
„Allebei", zegt zijn
vrouw, „Dat weet je toch,
en veel heil en zegen en
een goede gezondheid. Je
kunt ook zeggen van ge
zegend nieuwjaar of wat
ze altijd in de kerk toe
zingen van de Heer, die
hemel, zee en aarde eerst
schiep en sinds bewaar
de...."
Hij zucht opnieuw en
hervat zijn arbeid las
tig zijn zulke vrouwlui
toch, maar hij redt het
wel. En zo komt zijn brief
af, 'n beetje vlekkerig,
doch in ieder geval met
een passend slot. Dat iDijk
college zal kunnen zien
dat ze dankbaar zijn, en
die andere mensen ook.
Wie dat zijn, is hem een
verborgenheid: kan hij
weten wat zoveel honder
den Volkswijklezers met
hun giften variërend tus
sen 50 cent en 100 gulden
hebben samen gebracht in
deze December-maand?
Dit is het slot: „En nu,
meneer dominee, ik wens
u goeden toekomst in hel
volgende jaar 1950 en
goeden gezondheid en
voorspoedige heil en zegen.
En verders goede dag aan
U en aan allemaal, die op
aarde en die in de Hemel
zijn Met agting
WIJKPREDIKANT.