DE LAATSTE DAG Oudejaarsdag °/7" WONDERE UUR... Ve rtrouwen ZONDAGSBLAD 31 DECEMBER 1949 Tof op JÜRG en Fritsch hadden er aJ zolang om gezeurd, dat hun vader eindelijk had toegestemd. Nog nooit waren zij op Oudejaarsdag de bergen in geweest en dat zouden ze toch zo graag eens doen. „De Grülisalp',' had Jürg voorgesteld, „die is niet zo hoog. Daar zijn we van de zomer ook nog op geweest". Het scheen de jongens een bijzonder iets toe, die laatste dag van het jaar nog eenmaal een klimtocht te kunnen maken. Frau Hörnli was er aanvankelijk ook tegen gekant, dat ge\ op uit zouden uiteindelijk gaf zij zich onnen. Als ze maar voor het vallen de avond zorgden thuis te zijn. On- zij dan het Oudejaarsmaal bereiden. Gedrieën trokken de Hörnli's het dorp uit. Vader voorop. Hij en Jürg droegen ieder een pickel. terwijl Fritsch het touw onder zijn hoede mocht nemen. Hij voel de zich al een hele bergbeklimmer, zo met dat lange touw over zijn schouder! Oudejaarsvertelling door Ger. C. Swaneveld Fritsch in de afdrukken, die zijn drie jaar oudere broer 'Jürg met zijn grote schoenen in de verse sneeuw maakte. Deze op zijn beurt volgde het spoor van zyn vader, die. de rug gekromd, lang- 2i m voet voor voet de weg aangaf. -iel was die namiddag prachtig nelder ■w ei Het winterzonnetje liet zijn milde stralen voor de laatste maal van het jaar over de bergkammen vallen, die zich, als een beschermende keten, majestueus bo ven de dorpjes in de laagte verhieven. De alpenweiden lagen met een prachtig wit laken van sneeuw overdekt. Dwars ooor de bossen en velden aan de voet van de keten ging het hogerop, naar de Grülisalp, waar het zicht nog veel mooier ^ritsch was zo nu en dan al eens stil blijven staan om het dorp, dat steeds vermaand door te lopen. „Als we een maal boven zijn, houden */e rust en mag je kijken. Maar nu doorlopen, anders komen we niet op tijd thuis". Dan was hii vlak achter Jürg gaan lopen, die, ge lijk zijn vader, met kalme, beheerste ti het pad baande. a een Jange, vermoeiende mars be reikten zij het gletscherdal. Maar wat wac het hier glad! Veel gladder dan anders. Vater Hórnli had het eigenlijk al bemerkt, toen ze nog in de zadel van de berg waren. De bovenste laag van de sneeuw was hard. Maar hier had de sneeuw een onderlaag van bevroren glet- scherwater Zouden ze dan toch de pickel moeten gebruiken? Hij had ze voor de zekerheid meegenomen. De jongens konden meteen aan het gebruik ervan wennen. Maar hij had niet gedacht ze echt nodig te heb ben Zou het niet beter zijn om te keren, naar het veilige plekje bij het haardvuur beneden? Daar had Jürg echter een ernstig pro test tegen laten noren. Zulke kleine jon gens zijn we toch niet. vader. En we moeten toch eens goede bergbeklimmers gevoegd, dat het zonde zou zijn. zo dicht bij het einddoel op te houden. ..Nog even doorklimmen en we zijn er", zei hy, hoe wel hij in zijn hart wat angstig was ge worden. Het was spiegelglad. Het „even" duurdde een kwartier, een half uur, een uur, en nog waren ze er niet In tussen was de zon al achter de bergen schuil gegaan. Vater Hörnli, Jürg en Fritsch wedijverden met de bergen. Tree voor tree werd er uitgehouwen. Steeds meer naderden zij de top. Nog één las tige rots en eindelijk hadden ze dan toch het plateau bereikt. Hijgend plantte Jürg de pickel in de sneeuw, wies het zweet van het voorhoofd en keek triom fantelijk rond. „Zie je wel!" riep hij uit. Vater Hörnli moest even lachen om die ontlading van het jongensgemoed; zei toen, dat hij niet zo overmoedig moest ziin. maar was wét trots op de prestaties van zijn zoons Vooral Jürg bleek een taaie!Fritsch genoot, op een rots punt gezeten, van net prachtige pano rama. Lang mocht de rustpauze evenwel niet duren. ..Vooruit jongens, we moeten opschie ten. anders zijn we niet op tijd beneden", moest Vater Hörnli herhalen. Maar nu kon hij zijn bevel zelf niet eens opvol gen! De afdaling werd door de gladheid erg bemoeilijkt. Het touw moest eraan te pas komen. Jürg met pickel voorop hakte de gaten, dan volgde Fritsch en het andere einde van het touw had vader omgebonden. Ze vorderden uiterst lang zaam Eén keer was Jürg, die het zwaar ste werk moest doen, uitgegleden en met een ruk stond het touw strak. Hörnli was daarop bedacht geweest en had zijn pickel met daaraan het touw aan de andere kant van een rotsblok in het ijs gezet Jürg schreeuwde naar boven, dat hii wat schrammen had opgelopen en was weer verder gegaan Maar evenals ze met veel moeite de top hadden bereikt, waren ze °r tenslotte na grote inspanning in geslaagd in het gletscherdal te belanden. Het touw werd losgeknoopt, de pickels gineen over de schouders en in gewoon marstempo liepen ze bergafwaarts. De Grülisalp was bedwongen! Uitgelaten over het succes liet Fritsch zich, zonder weerstand te bieden naai beneden glijden. Hij zou het eerst bij de bosrand aankomen! Maar wat was dat Vreemd verschoof de grond onder zijn voeten, toen ie stilstond. Néé, het was de grond niet Langzaam hoopte zich wat sneeuw bij hem op, totdat nij er ineens tot. zijn middel in stond „Pas op!!", schreeuwde Vater Hörnli hard. „lawine!!!maar het was al te laat. Plotseling werd Fritsch met een ruk weggesleurd Het werd schemerduister. Frau Hörnli had zo af en toe al op de weg gekeken of er nog niets kwam. Maar telkenmale had ze een vergeefse gang gemaakt. De tafel was reeds ge dekt en het eten stond klaar. Waar ble- lichten De stilte in de kamer werd slechts verbroken door het geknap van het houtvuur. Maar Frau Hörnli hoorde het niet. Voor haar was het doodstil. En in die stilte groeide haar ongerustheid. Waar bleven ze toch? ZouMaar die vraag durfde ze zich niet stellen. Dat kón toch niet Haar man was een geroutineerde klimmer, tot ver in de omtrek bewon derd om zijn moed, behendigheid en doorzettingsvermogen. Reeds menige berg had hij beklommen. En de Grülisalp was niet zo gevaarlijk. Maar misschien juist numet de jongens. „Met bergen valt met te spotten!" had haar vader altyd gezegd Ze wierp nog wat hout op het vuur en wachtte De klok galmde zeven ter gende slagen. Toen wat rumoer voor de deur. Haas tig veerde ze op. een blij gevoel door stroomde haar lichaam. Ze verwachtte Fritsch. als altijd wanneer ze een tocht hadden gemaakt, als eerste te zien bin nenstappen. Maar ze had niets geen stemmen gehoord. Het was Seppl Laubach, een boer uit het heuvelland. Of het soms haar man en de jongens waren, die hij 's middags voorbij had zien trekken? Hij had nood signalen bemerkt Frau Hörnli sloeg de handen voor het gezicht. En weende WINTER IN DE ALPEN Op Oudejaarsavond werd een reddings ploeg geformeerd. Deze had het niet ge makkelijk. Hoéwei zes grote lantaarns bij zich dragende, schoot men langzaam op. Pas nadat de maan een mat licht over het berglandschap had laten schijnen, was het mogelijk de ski's onder te bin- gejuid knaap waren te herkennen Seppl Laubach, die het hardst reed, gutste het zweet langs de verweerde kaken. Onheilspellend danste het licht, dat steeds naderbij kwam, voor zijn ogen. Zijn knieën staken ,maar het deer de hem niet. Vooruit! Het hulpgeroep dwong hem tot uiterste krachtsinspan ning. Eindelijk bereikte hij de in nood ver- kerenden. Hörnli hielp hem de latten af doen. Het ongeluk bleek mee te vallen. Een zucht van verlichting ontsnapte Seppl, toen hij enkele meters beneden zich Fritsch ontwaarde, die, leunend tegen de bergwand, op zijn redding wachtte. De knaap was op een paar uit stekende rotsen terechtgekomen, waarop de lawine een dik sneeuwkleed had ge schoven. Maar het touw was hy in zijn val kwijtgeraakt. En dit maakte het zijn Er heerste een gedrukte stemming toen ze weer op de vertrouwde plaatsjes om het haardvuur in de kamer zaten. Wel aan, er was blijdschap in de harten. Maar de dood was zo nabij geweest Fritsch drukte zich dicht tegen zijn moeder aan. Zjj streek hem over het „Op de laatste dag van het jaar" ont waakte zij uit haar gepeins. Vater Hörnli legde zijn pijp neer. „Ja, vrouw, elke, tot zelfs de laatste dag van het jaar. zijn we daar wel op voorbereid?...." €33355® -Als mijne gedachten binnen in mij vermenigvuldigd werden, hebben Uwe vertroostingen mijn ziel verkwikt". (Psalm 94 19). yOOR de meeste mensen hangt er avond toch nog wel altijd iets bijzondere ernst Waarschijnlijk vloeilt dat wel hieruit voort, dat we bij de jaarwisseling ons bewuster te binnen brengen dan als regel het geval is, dat mens-zijn betekent in de tijd te leven. Wij kunnen van de dag van heden niet gisteren terug. Ons leven de het len onze jaren weg in de gapende kolk van het verleden. De Oud-Hollandse dichter Joan Luyken vertelt van een zonnewijzer in zijn tuin met het op schrift: dat telt af! Daar zit een stuk waarheid in. Wij hebben weer 365 dagen van onze voorraad afgenomen. Dit te bedenken stemt ons op de Oudejaarsdag tot bijzondere ernst. En zo kan het gebeuren dat juist op de Oudejaarsdag onze gedachten zich gaan vermenigvuldigen. In dot woord „vermenigvuldigen" ligt wel heel type rend uitgedrukt hoe het met ons men selijk gedachtenleven als regeï gesteld ls. Wat kunnen onze gedachten in korte tijd een vlucht nemen. Wat kunnen we in onze gedachten in korte tijd veel ver werken. Het ene rijgt zich aan het an dere, de ene gedachte flitst soms dwars door de andere heen. Onze gedachten hebben veel meer weg twee; twee plus twee is vier; vier plus vier is acht Nee, dón het vermenigvul digen: twee maal twee is vier; vier maal vier is zestien; zestien maal zestien is.. Wat ben je gauw een eind weg. Eigen lijk niet bij te houden. Zó is het met onze gedachten. Misschien is dat vanavond ook wel het geval. Waar heeft een mens al niet aan te denken wanneer hij op deze avond even tot stilte komt. Het is alsof de gedachten een ogenblik hoorbaar voor me worden: wat heeft ddt jaar me gebracht? Ben ik er beter op gewor den? Bracht het winst of verlies? Dat is één groep gedachten, waarbij het weg snellende jaar bezien en gewogen wordt vanuit de gezichtshoek van prestatie en beloning, werk en succes. Nog andere gedachten worden van avond a.h.w. hoorbaar: Wat bracht dit jaar me aan vreugde of verdriet? Wat bracht het me aan leed en verlies of blijdschap at uitredding? De ledige plaatsen tellen vanavond zwaar! Mag ik vragen: vermenigvuldigen zich misschien vanavond ook nog óndere ge dachten bij u? Bijvoorbeeld: hoe ben ik dit Jaar geweest tegenover mijn naaste? Hoe ben ik tegenover God geweest? Heb ik Hem gehoorzaamd. Hem lief gehad? Als u en ik vanavond ons leven een ogenblik in het licht der eeuwigheid laten stellen, in het licht van Gods eeuwigheid, wat dan? Als wij déze ge dachten vanavond niet moedwillig bui ten de deur, buiten ons hart houden, bemerken we dan niet iets als een klop Gods op ons geweten? Het Latijnse woord voor „geweten", conscientia, be tekent letterlijk: het medeweten. Het medeweten van God. God heeft op de drempel van ons leven gestaan, ook dit jaar. En Hij weet er alles van. Hij staat met ons verleden in Zijn heilige handen. Is er iemand die zou willen zeggen: Heer, ik dank u, dat ik het zo goed gemaakt heb! Het mocht wat Verslagenen zijn wij, want onze weg ligt bezaaid met nederlagen. Als wij de moed hebben om vanavond eens in het licht van Gods eeuwigheid en heiligheid de balans op te maken, dan zullen we zien hoe onzegbaar veel er is waarover we ons diep te schamen hebben voor God en de mensen. En wat dan? Ja, dan kunnen we heel verschil lende dingen doen. We kunnen b v. ons gaan troosten met goede plannen en voornemens voor de toekomst. We kun nen óók zeggen: Schep vreugde in 't leven, morgen is het 't Nieuwe jaar! En weet u wat dit betekent zowel het een als het ander? Niets anders dan dit. dat de mens die zo spreekt bij zich zelf staan blijft; bij z'n ernst of licht zinnigheid, bij z'n eigen kracht of zwak- Mag de Bijbel ons vanavond nog een andere weg wyzen? Een andere, betere I uitkomen! „Als mijne ge dachten binnen in mjj vermenigvuldigd werden, hebben Uwe vertroostingen mijn ziel verkwikt". Daar staat niet: uw „oplossingen", maar uw „vertroos tingen". Want het gaat er niet om of al onze gedachten en de daaruit voort vloeiende vragen redelyk beantwoord worden, maar wèl of Te ons bij God brengen. Bij Hem, die machtig is over ons en over al onze nood. En dót is vertroosting! Want komen we niet juist van het Kerstfeest van daan? En heeft Kerstfeest ons niet weer verkondigd dat dwars door al onze schuld en smarten heen, God Zich een weg gebaand heeft in het Kind van Bethlehem en ons bij de hand heeft ge nomen? En dat betekent dat wij nu niet alleen meer staan in de crisis van de tijd, in de grote ommegang van oud naar nieuw, maar dat boven alle dingen Hij staat, die tot zulke stumperd6 als wij zijn, wiens zwart verleden in Zyn hand is .nochtans terwille van het Kind dat ons geboren is en het Lam dat ge slacht is, zeggen gaat: Vrees niet! Zie hier ben Ik, uw Heiland! Zo mag ook aan het einde van het oude jaar blijde uitgeroepen worden het nieuwe Jaar van het goddelijk wel behagen. Met God staan wjj nooit aan een eind, maar altijd aan een eeuwig begin. ik h€B qej^qö Ik heb gejaagd mijn leven lang om goed en vroom te leven, maar 't werd mijn ziele toch te bang, mijn werken kon niets geven. Ik heb myn hart er toe gezet om alles te beproeven: mijn zonden hebben 't mij belet, dit doet mij zeer bedroeven. O Jezus Heer, hoor vragen mij uit al mijns harte gronde; van zonden wil mij maken vrij en nu en t'allen stonde, opdat ik met een zuiver oog in Uw genade schouwe en dat Uw geest mij leren moog' hoe ik U dien met trouwe. Pater Brugman. ZONDAGSBLAD 31 DECEMBER 1949 7 VOOR VROUW 1MflJ tellen als bij een stervende, de laatste polsslagen van het jaar onzes Heeren 1949. „Het jaar onzes Heeren"Hoe weids klinkt dit de moderne mens in de oren! Sommigen hebben er even een geringschattend lachje voor en je ziet ze denken: „Wat hopeloos ouderwets!" In de spreektaal zeggen we dit ook niet. maar het treft mij toch altijd als iets moois, een enke le maal een brief te ontvangen, waar boven Ao Di staat. (Anno Domini het jaar onzes Heeren.) Wij, die méér dan onze voorgeslachten onze jaren doorbrengen als een gedachte, moes ten er ons toch eens méér op bezinnen, dat óók de Tijd, Hém, de Eeuwige toe behoort. Dat iedere minuut van ons lei'en van Hém is en dat ieder uur, in ledigheid, in zonden en buiten Zijn ge meenschap doorgebracht, gestolen tijd van Hém is. Straks, als de klokken twaalf slaan, breekt weer dat wonder lijke, ik zou haast zeggen: de tijd ont stegen uur aan, is dat tijd, of is dat eeuwigheid? waarin het oude jaar gestorven en het nieuwe nog niet ge boren is. Klinken daarom die twaalf klokslagen anders dan anders? Wie, die zich bewust is van de vergankelijk heid èn van de onvergankelijkheid van eigen leven, ontkomt aan de ernst van dit wondere uur? Hoe langer hoe meer dringt de hei dense gewoonte van het met veel la waai en geschetter „uitschieten" van het oude jaar ook ónze gezinnen bin nen. Het is mij een raadsel, hoe een Christenvader en -moeder hun kinde ren op déze avond de straat op kunnen laten gaan. zoals het mij óók zéér be vreemdt, dat Christenen het oude jaar „uitfuiven" met de nodige borrels en buiten het eigen gezin. Jk geloof, dat dit allemaal mensen Zijn, die bang zijn voor een confron tatie met zichzélf en met God. Bang voor de stilte. Huiverig voor een uur van bezinning. Met véél lawaai moeten zij de stem van 't eigen hart over schreeuwen. Moeders, Christen moeders. maak. als het enigszins moge lijk is, de Oudejaars-avonden onver getelijk voor uw kinderen. In mijn herinnering behoren zij tot de heerlijkste avonden uit mijn jeuod en heus niet in de eerste plaats om de schalen wol oliebollen en appel-beig nets, die Moeder op tafel zette, om de slemp, de chocolade-melk of_ warme wiin, maar.zover mijn herinnering reikt, heeft altijd mijn hart in grote ontroering getrild, als vader tegen twaalven de oude famihe-bijbel oven- de en begon te lezen: „Een gebed van Mozes, de man Gods. Heere, Gij zijt ons geweest een toevlucht van ge slacht tot geslacht. Don was het, of alles stil was. alles óók de levenloze voorwerpen in de kamer, luisterde, of zelfs de klók haar adem inhield. En rïóg is het zo, nu mijn man deze zegenrijke traditie der geslachten voortzet en onze kinderen luisterenDit is het moment, waar op wii allen aan de tijd ontheven wor den. We staan naast Mozes, de man Gods, we overzien de eeuwen en ge slachten, die vóór ons waren en we zien vooruit, we spitsen onze oren. nu u>i7 in der tijden nacht steeds duide lijker de naderende voetstawen van onze Bruidegom vernemen. Dan bidt wader en terwijl het jaar wegzinkt in het verleden, staan wij mét onze kin deren voor de Eeuwige, de Onver anderlijke, die in Jezus Christus onze Vader wil ziin en aan Wiens Hart wij onze dank èn onze zorgen en no den mogen neerleggen. Dit is voor ouders en voor kinderen een schoon en waar devol uur. Geen somber uur. maar één van blijde ernst. Dit klinkt een onae- lowioe wellicht varadoraal in de oren, maar ieder Christen zal het bearijpen. De Bruid, die de Bruideoom ver wacht, i s niet somber gestemd en een leven slechts Eén leven slechts, één leven hier beneden, Eén leven slechts en dat gaat ras voorbij....! Eén leven slechts met al zijn schone kansen, Eén leven slechts. Dat leven Heer. vraagt Gij. Gy vraagt myn hart, de gaven mij gegeven, Gij vraagt myn stem. mijn goed, mijn tijd, mjjn kracht, Gij, dierb're Heer, Die voor mij gaaft Uw leven, Mijn al, dat is 't wat Gij als dank verwacht. Eén leven slechts en dat zal ras vergaan, loopt niet met gebogen hoofd. Zy ver neemt ook deze Oudejaarsavond Ao. Di. 1949 de oproep van haar Brui degom: „Wanneer deze (laatste) dingen beginnen te geschieden, richt u op en heft uwe hoofden omhoog, want uw verlossing is naby/" Laten wij hier ook maar rustig en heel gewoon met onze kinderen over praten. De Oudejaars-avond leent zich hier zo bij uitstek voor. Handhaven uiij toch hierin de schone traditie van onze vrome vaderen. Nooit vergeet ik de Oudejaars-avond met mijn man en onze eerste baby, bij mijn schoonfamilie doorgebracht. Daar opende de oudste van het geslacht, m'n mans grootvader, de Bijbel. Met zijn zilverwitte baard en haren was hij een ècht-patriarchale figuur. Voor onze stoel geknield baden wij. Ook hij, de tachtigjarige, boog zijn knieën en bad voor allen. Geen kind, geen aange trouwde, geen kleinkind werd ver geten. Zelfs voor het achterkleinkind, onze baby, werd gebeden. Of hij maar een God-lover mocht worden Wondere uren, vol eeuwigheids waarde. Hoe arm, hoe volkomen inhoud-loos zijn dddrbij vergeleken de Oudejaars avonden, doorgebracht met wat zielig vuurwerk of met een borrel en een „geestige" toast! Geve God ons èn onze kinderen een gezegende Oudejaars avond, waarop tüij bij het herdenken en bij het vooruitzien, dankbaar en vertrouwend onze hand in 's Vaders Hand leggen en zó mét Hem het nieuwe jaar ingaan. Margaritha. de met een slaperig stemmetje: „Vind je me zoet?" Vertederd buigt moeder zich nog eens over hem en fluistert haar jongen een extra lief woordje toe. Maar nog nauwelijks beeft ze zich in de kousenmand verdiept of er wordt ge beld De juffrouw van de banketbakker op de hoek staat op de stoep. En ze doet Robbies moeder een verhaal dat deze zo het eerste ogenblik een flinke schrik be zorgt. Robbie was deze middag met twee gro tere jongens irn de winkel gekomen en had er drie repen willen kopen. Hij bleek toen ruim geld te hebben. De juffrouw vond dit vreemd en vroeg eens hoe ons ventje daar aan kwam. Triomfantelijk vertelde Robbie, dat hij nog zijn school geld. dat hij vanmorgen vergeten was aan zijn juffrouw te geven, in zijn zak gevon den had. Hij was toen fijn een verrassing voor mammie gaan kopen. De twee grote jongens hadden hem gezegd ook voor hen lekkers te kopen en zo waren ze bij de banketbakker beland. Hij snapte best, dat zoiets verkeerd was en gaf zonder enig protest zijn geld aan de juffrouw. „Houd het maar". Daar staat Robbies moeder nu, de in kopen van haar zoon in de handen; het doosje chocolade, vier kaarsen en een rolletje drop, waar drie uit missen. Robbie slaapt en zuchtend bergt Mam mie die nare zaken weg. De volgende morgen komt er niet zoals anders al vroeg een klein jongetje in py- ama aantrippelen. Het blijft stil en pas als Mammie eens gaat kijken, bemerkt ze dat Robbie al lang wakker blijkt te zijn. Dan neemt ze hem op schoot en laat zien wat de bakkersjuffrouw gebracht heeft. „Vertel eens, hoe dat zo komt, Robbie", vraagt moeder. Robbie vertelt, van bet geld, van de verrassing v van de kaarsjes, die hij zo graag ziet branden en het rolletje drop, voor zijn verkoudheid. „Maar je begreep toch best, dat het niet mocht?" vraagt moeder. Robbie wil zich nog even verdedigen: „Het was toch voor jou en de jongens vroegen om lekkers". „Begreep je dan echt niet, dat het ver keerd was", dringt mammie aan. „dat geld was toch voor school!" En dan heeft ze opeens een huilend jongetje in haar arm. Hij had het best geweten, vooral toen die juffrouw zo vreemd had gekeken. Maar waarom heb je mammie alles niet gauw verteld?" „Ik durfde niet", aarzelt het ventje, ..eerst fisteren niet en toen vanmorgen s bij je komen". r het fluisterstem- durfde ik r Daar zit moeder! Ze hoort oneens w m®Me- .Vind ie me zoet?" On Hat ogenblik bad hii van moeder een hevP«»ieine gevraagd voor zi'n eigen twil- fel F"n verzachting van zijn angst Hat mammie hem niet lief meer zou vmden al* ze van zijn ondeueerdheiH wist 7° hoort dn boze woorHpn. die ze over Rnhbie uitnpcfirt heeft als hii wéér met een winkelhaak of driifnatte schopnen thuiskwam. Ze ziet zieh zelf boos. toen hü het knnie hrak waar z» zo van hMd. Hii had het uit de keuken binnen willen En nu zit daar haa*- kleine kereltie in haar arme" en vertelt, dat hij het niet zeggen durfde D"t uur hebben 'p heiden hun les ee- lec-d Moeder en Robbie, -de les in ver trouwen! Uit een oud Receptenboek Doe 2 eiwitten, 2 hopjes suiker en 2 kopjes bessensap in een flinke kom en sla de massa met een garde stijf. Ge krijgt dan een hoeveelheid „haagse bluf", waar 8 personen een on-Haegse portie aan hebben! (Bevcnwijdtc 96 Damesvest met mouwen in ajour-patroon Damesvest met mouwen in ajour- patroon (bovenwijdte 96 cjn.) behorend bij het truitje van de vorige maal: Benodigd: 450 gram wól, twee breinaal den no. 2% en 3 knopen. Berekening: Van een proeflapje, ge breid in de tricotsteek geven 30 steken een breedte van 12 c.ifl- en 11 toeren een hoogte van 3 c.m. Afkortingen: steek st., rechts r., averechts a., meerderen mrd., min deren mind., omslaan omsl., samen- breien s.br., naald nld. - Werkwijze: Voorpand (helft). Begonnen wordt bij de punt aan de onderkant. Zet 3 st. op en brei alle st r. Mrd. steeds aan het begin van elke toer 1 st. (d.w.z. uit de le steek van de toer 2 st breien, 1 maal uit de voorste lus en 1 maal uit de achter ste lus). Als er 24 st. op de nld. staan ver der breien als volgt: 1 mrd-, 11 r„ 1 a., 12 r., (in de volgende toeren steeds de eerste 12 st. de gemeerderde st telt dan ook mee als st. r. breien, evenals de laatste 12 st aan het eind van de toer) de in het midden overblijvende st. wor den in de tricotsteek gebreid (d. i. de toeren aan de goede zijde van het werk steeds r. en de toeren aan de achterzijde van het werk steeds a.). Als er 56 st op de nld. staan als volgt verder breien: (aan de achterzijde van het werk) 2 st mrd., 11 r., 33 a., 12 r. (de xijde, waar nu 2 st gemeerderd zijn wordt de zijnaad. Bij het breien van de andere helft van het voorpand worden deze 2 st. dus aan de tegenovergestelde zijde van het werk gemeerderd). Voor de duidelijkheid nummeren we de volgende toeren en beginnen dus met de toer, dan 12 r., 35 a„ 12 r Se toer: 1 st. mrd., hele toer r. 4e toer: 2 st mrd., 13 r„ 37 a„ 12 r. 5e toer: 1 st mrd., hele toer r. 6e toer: 2 st mrd., 14 r„ 29 12 r. 7e toer: 1 st mrd., hele toer r. 6e toer: 2 st. mrd., 15 r„ 41 a., 12 9e toer: 1 st. mrd., hele toer r. 10e toer: Bij de zijnaad niet meer mrd., 15 r„ 44 a„ 12 r. 11e toer: 1 st mrd., alle st. 12e toer: 13 r., 47 a., 12 r. 13e toer: 1 st mrd., alle st r. 14e toer: 11 r., 50 a„ 12 r. 15e toer: 1 st. mrd., alle st ff. 16e toer: 9 r„ 53 a., 12 r. 20e 21e toer: 1 st. mrd., 74 r„ 2 r. s. br. 22e toer: Alle st a-, behalve de laatste 12 st., die r. gebreid moeten worden. 23e toer: 1 st. mrd., alle st. r. 24e toer: Alle st. a., de laatste 12 st. r. 25e toer: 1 st. mrd., alle st. r., doch de laatste 2 st. r. s. br. 26e toer: Alle st. a., doch de laatste 12 st r. 27e toer: 1 st. mrd., alle st. r. 28e toer: Alle st. a., de laatste 12 st. r. 29e toer: 1 st mrd., alle st. r., laatste 2 st. r. s. br. 30e toer: Alle st a., laatste 12 st. r. 31e toer: 1 st. mrd., alle st. r. 32e toer: Alle st a., laatste st r. 33e toer: 1 st. mrd. alle st. r„ laatste 37e t »r: Alle st. er: Alle st. a., laatste 10 st. r. ;r: Alle st. r. laatste 2 st. r. s. br. Op deze wijze doorbreien en de voor kant houden (zonder mrd.) en aan de kant van de zijnaad elke 4e toer 2 st. r. B- br. Wanneer er 74 st op de nld. staan niet meer mind. Als de rechte voorkant 1 c.m. hoog is, beginnen de mrd. voor de zijnaad en aan de voorkant de mind, voor de halslijn. Bij de zijnaad om de 1 c.m. (in elke 4e toer) 1 st. mrd., dit 20 maaL Aan de voorkant 1 afhaling (d.i. 1 st _«._i - breien, volgende st r. de gebreide st m. lang Celestine Oliphant-Schoch. afhalen zonder _,J breien, afgehaalde st. halen). Deze afhaling wordt steeds ge maakt aan het begin van elke 6e toer na de 10 x. st van de rand. Als de zynaad wordt het armsgat ge- /ormd. Er zijn dan 79 Jt op de nld. en aan de voorkant zijn 15 st. ge- ninderd. Kant te he rinnen met een toer lan de achterzijde van iet werk eerst 9 st. af. Jan 5 st, 3 st. en 3 maal l st. (20 st in het ge heel). Doorbreien zon der mind, aan de zijde van het armsgat, de mind, aan de voorkant gaan op dezelfde wijze Joor. Als het armsgat 10 c.m. hoog is, zijn er iog 44 st. op de nld. Deze worden voor de schouder in 5 groepen van 6. 7, 7. 7 en 6 st afgekant, te beginnen aan de zijde van het armsgat. terwijl de overblijvende 10 st. van de rand op een hulp naald of een veiligheidsspeld gezet wor- den. Tijdens het afkanten van de schouder steken wordt aan de voorkant nog 1 keer een mind, gemaakt zodat de laatste groep 6 st. telt. Het andere voorpand wordt op dezelfde wijze gebreid, doch in tegenovergestelde richting. Voor de mind, aan de voorkant worden nu steeds 2 st. samengebreid (in- plaats van een afhaliiu'). Als de voorpanden gereed zijn, het halsboordje op de 10 st. verder breien, tot dit langs de rughals past. Het boordje wordt aan het andere voorpand vastge- maasd. Rugpand: Begonnen wordt aan de on derkant. Zet 141 st. op. Brei hierop 12 loeren geheel r. en ga dan verder in de tricotsteek. Als er 5 toeren gebreid zijn, wordt begonnen met aan het begin van elke toer 1 st. te mind.-Als er 111 st. op de nld. staan verder breien zonder mind, tot de zijnaad 15 cm. lang is. Daarna weer gaan mrd. voor de zijnaad. Mrd. aan weerskanten van het werk 1 st. om de 4 cm. dit 5 maal, tot er 121 st. op de nld. staan. Verder breien zonder mrd., tot de zijnaad 36 cm. lang is. Dan voor de armsgaten eerst 4 st. afkanten, dan 2 st., en 3 maal 1 st. (9 st per armsgat). Er blijven 103 st. over. Verder breien zonder mind., tot de armsgaten 18 cm. hoog zijn. Dan voor elke schouder 33 st. afkanten in 5 groepen van 6, 7, 7, 7, en 6 st., te beginnen aan de zijde van het armsgat. Tenslotte de in het midden over blijvende st. voor de rughals ineens af kanten. De mouw; Begonnen wordt aan de on derkant. Zet 112 st op en brei hierop 10 toeren geheel r. Ga dan verder in het ajourmotief, dat op de volgende wijze ge breid wordt (Begonnen wordt aan de achterzijde van het werk). le toer: 2 r., xx 2 a„ 2 r s. br., 1 omsl., 2 r„ herbaal van xx af en eindig met 4 r. 2e toer (goede zijde van het werk); 2 a.. xx 2 r.s.br., 1 omsl., 2 a„ 2 r., herhaal van xx af en eindig met 2 a. 3e toer: Als de le toer. 4e toer: Als de 2e toer. 5e toer: Als de le toer. 6c toer: Als de 2e toer. 7e toer: 1 r., xx 2 r.s.br„ 1 omsl., 2 r.t 2 n.. herhaal van xx af en eindig met 11e toer: Als de 7e toer. 12e toer; Als de 8e toer. Deze 12 toeren steeds herhalen. Als de mouw een lengte heeft van 46 cm. wordt de kop gevormd. Kant hiervoor aan weerskanten van het werk eerst 2 maal 2 st. af, daarna 22 maal 1 st.. dan 4 maal 2 st, en tenslotte de in het midden overblijvende st. ineens. De tweede mouw wordt op dezelfde wijze gebreid. De onderkant van de mouw kan eventueel omgeslagen worden, zoals dit ook op de afbeelding te zien is. De ceintuur: De einden hiervan kun nen zowel aan de voorkant als aan de achterkant vastgestrikt worden. Voor elk deel van de ceintuur zetten we 10 st. op en breien hierop steeds alle st. r„ tot od een lengte van 45 cm. Elk deel wordt ter hoogte van de taille in de zijnaad vastgenaaid. Afwerking: Span alle delen onder een vochtige doek op de juiste maat en pers luchtig op de verkeerde kant van het werk. Alle naden op de machine door stikken. Mouwen in de armsgaten zet ten: de mouwnaad komt 2 cm vóó^ de zijnaad. Langs het rechte gedeelte van het rech- tervoorpand drie lusjes maken (hiervoor draden soannen en deze tezamen omfes- tonneren) en op het andere voorpand de knopen i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1949 | | pagina 8