DE LAATSTE DAG
Oudejaarsdag
°/7" WONDERE UUR...
Ve rtrouwen
ZONDAGSBLAD 31 DECEMBER 1949
Tof op
JÜRG en Fritsch hadden er aJ zolang
om gezeurd, dat hun vader eindelijk
had toegestemd. Nog nooit waren zij op
Oudejaarsdag de bergen in geweest en dat
zouden ze toch zo graag eens doen.
„De Grülisalp',' had Jürg voorgesteld,
„die is niet zo hoog. Daar zijn we van de
zomer ook nog op geweest".
Het scheen de jongens een bijzonder
iets toe, die laatste dag van het jaar nog
eenmaal een klimtocht te kunnen maken.
Frau Hörnli was er aanvankelijk ook
tegen gekant, dat
ge\
op uit zouden
uiteindelijk gaf zij zich
onnen. Als ze maar voor het vallen
de avond zorgden thuis te zijn. On-
zij dan het Oudejaarsmaal
bereiden.
Gedrieën trokken de Hörnli's het dorp
uit. Vader voorop. Hij en Jürg droegen
ieder een pickel. terwijl Fritsch het touw
onder zijn hoede mocht nemen. Hij voel
de zich al een hele bergbeklimmer, zo
met dat lange touw over zijn schouder!
Oudejaarsvertelling
door
Ger. C. Swaneveld
Fritsch in de afdrukken, die zijn drie
jaar oudere broer 'Jürg met zijn grote
schoenen in de verse sneeuw maakte.
Deze op zijn beurt volgde het spoor van
zyn vader, die. de rug gekromd, lang-
2i m voet voor voet de weg aangaf.
-iel was die namiddag prachtig nelder
■w ei Het winterzonnetje liet zijn milde
stralen voor de laatste maal van het jaar
over de bergkammen vallen, die zich, als
een beschermende keten, majestueus bo
ven de dorpjes in de laagte verhieven.
De alpenweiden lagen met een prachtig
wit laken van sneeuw overdekt. Dwars
ooor de bossen en velden aan de voet
van de keten ging het hogerop, naar de
Grülisalp, waar het zicht nog veel mooier
^ritsch was zo nu en dan al eens stil
blijven staan om het dorp, dat steeds
vermaand door te lopen. „Als we een
maal boven zijn, houden */e rust en mag
je kijken. Maar nu doorlopen, anders
komen we niet op tijd thuis". Dan was
hii vlak achter Jürg gaan lopen, die, ge
lijk zijn vader, met kalme, beheerste
ti het pad baande.
a een Jange, vermoeiende mars be
reikten zij het gletscherdal. Maar wat
wac het hier glad! Veel gladder dan
anders. Vater Hórnli had het eigenlijk
al bemerkt, toen ze nog in de zadel van
de berg waren. De bovenste laag van de
sneeuw was hard. Maar hier had de
sneeuw een onderlaag van bevroren glet-
scherwater
Zouden ze dan toch de pickel moeten
gebruiken? Hij had ze voor de zekerheid
meegenomen. De jongens konden meteen
aan het gebruik ervan wennen. Maar hij
had niet gedacht ze echt nodig te heb
ben Zou het niet beter zijn om te
keren, naar het veilige plekje bij het
haardvuur beneden?
Daar had Jürg echter een ernstig pro
test tegen laten noren. Zulke kleine jon
gens zijn we toch niet. vader. En we
moeten toch eens goede bergbeklimmers
gevoegd, dat het zonde zou zijn. zo dicht
bij het einddoel op te houden. ..Nog even
doorklimmen en we zijn er", zei hy, hoe
wel hij in zijn hart wat angstig was ge
worden. Het was spiegelglad. Het „even"
duurdde een kwartier, een half uur, een
uur, en nog waren ze er niet In
tussen was de zon al achter de bergen
schuil gegaan. Vater Hörnli, Jürg en
Fritsch wedijverden met de bergen. Tree
voor tree werd er uitgehouwen. Steeds
meer naderden zij de top. Nog één las
tige rots en eindelijk hadden ze dan toch
het plateau bereikt. Hijgend plantte
Jürg de pickel in de sneeuw, wies het
zweet van het voorhoofd en keek triom
fantelijk rond. „Zie je wel!" riep hij uit.
Vater Hörnli moest even lachen om die
ontlading van het jongensgemoed; zei
toen, dat hij niet zo overmoedig moest
ziin. maar was wét trots op de prestaties
van zijn zoons Vooral Jürg bleek een
taaie!Fritsch genoot, op een rots
punt gezeten, van net prachtige pano
rama. Lang mocht de rustpauze evenwel
niet duren.
..Vooruit jongens, we moeten opschie
ten. anders zijn we niet op tijd beneden",
moest Vater Hörnli herhalen. Maar nu
kon hij zijn bevel zelf niet eens opvol
gen! De afdaling werd door de gladheid
erg bemoeilijkt. Het touw moest eraan te
pas komen. Jürg met pickel voorop
hakte de gaten, dan volgde Fritsch en het
andere einde van het touw had vader
omgebonden. Ze vorderden uiterst lang
zaam Eén keer was Jürg, die het zwaar
ste werk moest doen, uitgegleden en met
een ruk stond het touw strak. Hörnli
was daarop bedacht geweest en had zijn
pickel met daaraan het touw aan de
andere kant van een rotsblok in het ijs
gezet Jürg schreeuwde naar boven, dat
hii wat schrammen had opgelopen en was
weer verder gegaan Maar evenals ze met
veel moeite de top hadden bereikt, waren
ze °r tenslotte na grote inspanning in
geslaagd in het gletscherdal te belanden.
Het touw werd losgeknoopt, de pickels
gineen over de schouders en in gewoon
marstempo liepen ze bergafwaarts. De
Grülisalp was bedwongen!
Uitgelaten over het succes liet Fritsch
zich, zonder weerstand te bieden naai
beneden glijden. Hij zou het eerst bij de
bosrand aankomen!
Maar wat was dat
Vreemd verschoof de grond onder zijn
voeten, toen ie stilstond. Néé, het was de
grond niet Langzaam hoopte zich wat
sneeuw bij hem op, totdat nij er ineens
tot. zijn middel in stond
„Pas op!!", schreeuwde Vater Hörnli
hard. „lawine!!!maar het was
al te laat.
Plotseling werd Fritsch met een ruk
weggesleurd
Het werd schemerduister.
Frau Hörnli had zo af en toe al op de
weg gekeken of er nog niets kwam.
Maar telkenmale had ze een vergeefse
gang gemaakt. De tafel was reeds ge
dekt en het eten stond klaar. Waar ble-
lichten
De stilte in de kamer werd slechts
verbroken door het geknap van het
houtvuur.
Maar Frau Hörnli hoorde het niet. Voor
haar was het doodstil. En in die stilte
groeide haar ongerustheid.
Waar bleven ze toch? ZouMaar
die vraag durfde ze zich niet stellen.
Dat kón toch niet
Haar man was een geroutineerde
klimmer, tot ver in de omtrek bewon
derd om zijn moed, behendigheid en
doorzettingsvermogen. Reeds menige berg
had hij beklommen. En de Grülisalp was
niet zo gevaarlijk. Maar misschien juist
numet de jongens.
„Met bergen valt met te spotten!" had
haar vader altyd gezegd
Ze wierp nog wat hout op het vuur
en wachtte De klok galmde zeven ter
gende slagen.
Toen wat rumoer voor de deur. Haas
tig veerde ze op. een blij gevoel door
stroomde haar lichaam. Ze verwachtte
Fritsch. als altijd wanneer ze een tocht
hadden gemaakt, als eerste te zien bin
nenstappen. Maar ze had niets geen
stemmen gehoord.
Het was Seppl Laubach, een boer uit
het heuvelland. Of het soms haar man
en de jongens waren, die hij 's middags
voorbij had zien trekken? Hij had nood
signalen bemerkt
Frau Hörnli sloeg de handen voor het
gezicht. En weende
WINTER IN DE ALPEN
Op Oudejaarsavond werd een reddings
ploeg geformeerd. Deze had het niet ge
makkelijk. Hoéwei zes grote lantaarns
bij zich dragende, schoot men langzaam
op. Pas nadat de maan een mat licht over
het berglandschap had laten schijnen,
was het mogelijk de ski's onder te bin-
gejuid
knaap waren te herkennen
Seppl Laubach, die het hardst reed,
gutste het zweet langs de verweerde
kaken. Onheilspellend danste het licht,
dat steeds naderbij kwam, voor zijn
ogen. Zijn knieën staken ,maar het deer
de hem niet. Vooruit! Het hulpgeroep
dwong hem tot uiterste krachtsinspan
ning.
Eindelijk bereikte hij de in nood ver-
kerenden. Hörnli hielp hem de latten af
doen. Het ongeluk bleek mee te vallen.
Een zucht van verlichting ontsnapte
Seppl, toen hij enkele meters beneden
zich Fritsch ontwaarde, die, leunend
tegen de bergwand, op zijn redding
wachtte. De knaap was op een paar uit
stekende rotsen terechtgekomen, waarop
de lawine een dik sneeuwkleed had ge
schoven. Maar het touw was hy in zijn
val kwijtgeraakt. En dit maakte het zijn
Er heerste een gedrukte stemming toen
ze weer op de vertrouwde plaatsjes om
het haardvuur in de kamer zaten. Wel
aan, er was blijdschap in de harten. Maar
de dood was zo nabij geweest
Fritsch drukte zich dicht tegen zijn
moeder aan. Zjj streek hem over het
„Op de laatste dag van het jaar" ont
waakte zij uit haar gepeins.
Vater Hörnli legde zijn pijp neer.
„Ja, vrouw, elke, tot zelfs de laatste
dag van het jaar.
zijn we daar wel op voorbereid?...."
€33355®
-Als mijne gedachten binnen in
mij vermenigvuldigd werden,
hebben Uwe vertroostingen mijn
ziel verkwikt". (Psalm 94 19).
yOOR de meeste mensen hangt er
avond toch nog wel altijd iets
bijzondere ernst Waarschijnlijk vloeilt
dat wel hieruit voort, dat we bij de
jaarwisseling ons bewuster te binnen
brengen dan als regel het geval is, dat
mens-zijn betekent in de tijd te leven.
Wij kunnen van de dag van heden niet
gisteren terug. Ons leven
de
het
len onze jaren weg in de gapende kolk
van het verleden. De Oud-Hollandse
dichter Joan Luyken vertelt van een
zonnewijzer in zijn tuin met het op
schrift: dat telt af! Daar zit een stuk
waarheid in. Wij hebben weer 365 dagen
van onze voorraad afgenomen. Dit te
bedenken stemt ons op de Oudejaarsdag
tot bijzondere ernst.
En zo kan het gebeuren dat juist op
de Oudejaarsdag onze gedachten zich
gaan vermenigvuldigen. In dot woord
„vermenigvuldigen" ligt wel heel type
rend uitgedrukt hoe het met ons men
selijk gedachtenleven als regeï gesteld
ls. Wat kunnen onze gedachten in korte
tijd een vlucht nemen. Wat kunnen we
in onze gedachten in korte tijd veel ver
werken. Het ene rijgt zich aan het an
dere, de ene gedachte flitst soms dwars
door de andere heen. Onze gedachten
hebben veel meer weg
twee; twee plus twee is vier; vier plus
vier is acht Nee, dón het vermenigvul
digen: twee maal twee is vier; vier maal
vier is zestien; zestien maal zestien is..
Wat ben je gauw een eind weg. Eigen
lijk niet bij te houden. Zó is het met
onze gedachten.
Misschien is dat vanavond ook wel
het geval. Waar heeft een mens al niet
aan te denken wanneer hij op deze
avond even tot stilte komt. Het is alsof
de gedachten een ogenblik hoorbaar
voor me worden: wat heeft ddt jaar
me gebracht? Ben ik er beter op gewor
den? Bracht het winst of verlies? Dat is
één groep gedachten, waarbij het weg
snellende jaar bezien en gewogen wordt
vanuit de gezichtshoek van prestatie en
beloning, werk en succes.
Nog andere gedachten worden van
avond a.h.w. hoorbaar: Wat bracht dit
jaar me aan vreugde of verdriet? Wat
bracht het me aan leed en verlies of
blijdschap at uitredding? De ledige
plaatsen tellen vanavond zwaar!
Mag ik vragen: vermenigvuldigen zich
misschien vanavond ook nog óndere ge
dachten bij u? Bijvoorbeeld: hoe ben ik
dit Jaar geweest tegenover mijn naaste?
Hoe ben ik tegenover God geweest? Heb
ik Hem gehoorzaamd. Hem lief gehad?
Als u en ik vanavond ons leven een
ogenblik in het licht der eeuwigheid
laten stellen, in het licht van Gods
eeuwigheid, wat dan? Als wij déze ge
dachten vanavond niet moedwillig bui
ten de deur, buiten ons hart houden,
bemerken we dan niet iets als een klop
Gods op ons geweten? Het Latijnse
woord voor „geweten", conscientia, be
tekent letterlijk: het medeweten. Het
medeweten van God.
God heeft op de drempel van ons
leven gestaan, ook dit jaar. En Hij weet
er alles van. Hij staat met ons verleden
in Zijn heilige handen. Is er iemand
die zou willen zeggen: Heer, ik dank
u, dat ik het zo goed gemaakt heb! Het
mocht wat Verslagenen zijn wij, want
onze weg ligt bezaaid met nederlagen.
Als wij de moed hebben om vanavond
eens in het licht van Gods eeuwigheid
en heiligheid de balans op te maken,
dan zullen we zien hoe onzegbaar veel
er is waarover we ons diep te schamen
hebben voor God en de mensen. En wat
dan? Ja, dan kunnen we heel verschil
lende dingen doen. We kunnen b v. ons
gaan troosten met goede plannen en
voornemens voor de toekomst. We kun
nen óók zeggen: Schep vreugde in 't
leven, morgen is het 't Nieuwe jaar!
En weet u wat dit betekent zowel
het een als het ander? Niets anders dan
dit. dat de mens die zo spreekt bij zich
zelf staan blijft; bij z'n ernst of licht
zinnigheid, bij z'n eigen kracht of zwak-
Mag de Bijbel ons vanavond nog een
andere weg wyzen? Een andere, betere
I uitkomen! „Als mijne ge
dachten binnen in mjj vermenigvuldigd
werden, hebben Uwe vertroostingen
mijn ziel verkwikt". Daar staat niet:
uw „oplossingen", maar uw „vertroos
tingen". Want het gaat er niet om of
al onze gedachten en de daaruit voort
vloeiende vragen redelyk beantwoord
worden, maar wèl of Te ons bij God
brengen. Bij Hem, die machtig is over
ons en over al onze nood.
En dót is vertroosting! Want komen
we niet juist van het Kerstfeest van
daan? En heeft Kerstfeest ons niet weer
verkondigd dat dwars door al onze
schuld en smarten heen, God Zich een
weg gebaand heeft in het Kind van
Bethlehem en ons bij de hand heeft ge
nomen? En dat betekent dat wij nu niet
alleen meer staan in de crisis van de
tijd, in de grote ommegang van oud
naar nieuw, maar dat boven alle dingen
Hij staat, die tot zulke stumperd6 als
wij zijn, wiens zwart verleden in Zyn
hand is .nochtans terwille van het Kind
dat ons geboren is en het Lam dat ge
slacht is, zeggen gaat: Vrees niet! Zie
hier ben Ik, uw Heiland!
Zo mag ook aan het einde van het
oude jaar blijde uitgeroepen worden het
nieuwe Jaar van het goddelijk wel
behagen. Met God staan wjj nooit aan
een eind, maar altijd aan een eeuwig
begin.
ik h€B qej^qö
Ik heb gejaagd mijn leven lang
om goed en vroom te leven,
maar 't werd mijn ziele toch te bang,
mijn werken kon niets geven.
Ik heb myn hart er toe gezet
om alles te beproeven:
mijn zonden hebben 't mij belet,
dit doet mij zeer bedroeven.
O Jezus Heer, hoor vragen mij
uit al mijns harte gronde;
van zonden wil mij maken vrij
en nu en t'allen stonde,
opdat ik met een zuiver oog
in Uw genade schouwe
en dat Uw geest mij leren moog'
hoe ik U dien met trouwe.
Pater Brugman.
ZONDAGSBLAD 31 DECEMBER 1949
7
VOOR VROUW
1MflJ tellen als bij een stervende, de
laatste polsslagen van het jaar
onzes Heeren 1949. „Het jaar onzes
Heeren"Hoe weids klinkt dit de
moderne mens in de oren! Sommigen
hebben er even een geringschattend
lachje voor en je ziet ze denken: „Wat
hopeloos ouderwets!" In de spreektaal
zeggen we dit ook niet. maar het treft
mij toch altijd als iets moois, een enke
le maal een brief te ontvangen, waar
boven Ao Di staat. (Anno Domini
het jaar onzes Heeren.) Wij, die méér
dan onze voorgeslachten onze jaren
doorbrengen als een gedachte, moes
ten er ons toch eens méér op bezinnen,
dat óók de Tijd, Hém, de Eeuwige toe
behoort. Dat iedere minuut van ons
lei'en van Hém is en dat ieder uur, in
ledigheid, in zonden en buiten Zijn ge
meenschap doorgebracht, gestolen tijd
van Hém is. Straks, als de klokken
twaalf slaan, breekt weer dat wonder
lijke, ik zou haast zeggen: de tijd ont
stegen uur aan, is dat tijd, of is dat
eeuwigheid? waarin het oude jaar
gestorven en het nieuwe nog niet ge
boren is. Klinken daarom die twaalf
klokslagen anders dan anders? Wie,
die zich bewust is van de vergankelijk
heid èn van de onvergankelijkheid van
eigen leven, ontkomt aan de ernst van
dit wondere uur?
Hoe langer hoe meer dringt de hei
dense gewoonte van het met veel la
waai en geschetter „uitschieten" van
het oude jaar ook ónze gezinnen bin
nen. Het is mij een raadsel, hoe een
Christenvader en -moeder hun kinde
ren op déze avond de straat op kunnen
laten gaan. zoals het mij óók zéér be
vreemdt, dat Christenen het oude jaar
„uitfuiven" met de nodige borrels en
buiten het eigen gezin.
Jk geloof, dat dit allemaal mensen
Zijn, die bang zijn voor een confron
tatie met zichzélf en met God. Bang
voor de stilte. Huiverig voor een uur
van bezinning. Met véél lawaai moeten
zij de stem van 't eigen hart over
schreeuwen. Moeders, Christen
moeders. maak. als het enigszins moge
lijk is, de Oudejaars-avonden onver
getelijk voor uw kinderen.
In mijn herinnering behoren zij tot
de heerlijkste avonden uit mijn jeuod
en heus niet in de eerste plaats om de
schalen wol oliebollen en appel-beig
nets, die Moeder op tafel zette, om de
slemp, de chocolade-melk of_ warme
wiin, maar.zover mijn herinnering
reikt, heeft altijd mijn hart in grote
ontroering getrild, als vader tegen
twaalven de oude famihe-bijbel oven-
de en begon te lezen: „Een gebed van
Mozes, de man Gods. Heere, Gij zijt
ons geweest een toevlucht van ge
slacht tot geslacht.
Don was het, of alles stil was. alles
óók de levenloze voorwerpen in de
kamer, luisterde, of zelfs de klók haar
adem inhield. En rïóg is het zo, nu
mijn man deze zegenrijke traditie der
geslachten voortzet en onze kinderen
luisterenDit is het moment, waar
op wii allen aan de tijd ontheven wor
den. We staan naast Mozes, de man
Gods, we overzien de eeuwen en ge
slachten, die vóór ons waren en we
zien vooruit, we spitsen onze oren. nu
u>i7 in der tijden nacht steeds duide
lijker de naderende voetstawen van
onze Bruidegom vernemen. Dan bidt
wader en terwijl het jaar wegzinkt in
het verleden, staan wij mét onze kin
deren voor de Eeuwige, de Onver
anderlijke, die in Jezus Christus onze
Vader wil ziin en aan Wiens Hart wij
onze dank èn onze zorgen en no den
mogen neerleggen. Dit is voor ouders
en voor kinderen een schoon en waar
devol uur. Geen somber uur. maar één
van blijde ernst. Dit klinkt een onae-
lowioe wellicht varadoraal in de oren,
maar ieder Christen zal het bearijpen.
De Bruid, die de Bruideoom ver
wacht, i s niet somber gestemd en
een leven slechts
Eén leven slechts, één leven hier
beneden,
Eén leven slechts en dat gaat ras
voorbij....!
Eén leven slechts met al zijn schone
kansen,
Eén leven slechts. Dat leven Heer.
vraagt Gij.
Gy vraagt myn hart, de gaven mij
gegeven,
Gij vraagt myn stem. mijn goed, mijn
tijd, mjjn kracht,
Gij, dierb're Heer, Die voor mij gaaft
Uw leven,
Mijn al, dat is 't wat Gij als dank
verwacht.
Eén leven slechts en dat zal ras
vergaan,
loopt niet met gebogen hoofd. Zy ver
neemt ook deze Oudejaarsavond
Ao. Di. 1949 de oproep van haar Brui
degom: „Wanneer deze (laatste) dingen
beginnen te geschieden, richt u op en
heft uwe hoofden omhoog, want uw
verlossing is naby/"
Laten wij hier ook maar rustig en
heel gewoon met onze kinderen over
praten. De Oudejaars-avond leent zich
hier zo bij uitstek voor. Handhaven
uiij toch hierin de schone traditie van
onze vrome vaderen.
Nooit vergeet ik de Oudejaars-avond
met mijn man en onze eerste baby, bij
mijn schoonfamilie doorgebracht. Daar
opende de oudste van het geslacht,
m'n mans grootvader, de Bijbel. Met
zijn zilverwitte baard en haren was hij
een ècht-patriarchale figuur. Voor onze
stoel geknield baden wij. Ook hij, de
tachtigjarige, boog zijn knieën en bad
voor allen. Geen kind, geen aange
trouwde, geen kleinkind werd ver
geten. Zelfs voor het achterkleinkind,
onze baby, werd gebeden. Of hij maar
een God-lover mocht worden
Wondere uren, vol eeuwigheids
waarde.
Hoe arm, hoe volkomen inhoud-loos
zijn dddrbij vergeleken de Oudejaars
avonden, doorgebracht met wat zielig
vuurwerk of met een borrel en een
„geestige" toast! Geve God ons èn onze
kinderen een gezegende Oudejaars
avond, waarop tüij bij het herdenken
en bij het vooruitzien, dankbaar en
vertrouwend onze hand in 's Vaders
Hand leggen en zó mét Hem het
nieuwe jaar ingaan.
Margaritha.
de
met een slaperig stemmetje: „Vind je me
zoet?" Vertederd buigt moeder zich nog
eens over hem en fluistert haar jongen
een extra lief woordje toe.
Maar nog nauwelijks beeft ze zich in
de kousenmand verdiept of er wordt ge
beld De juffrouw van de banketbakker
op de hoek staat op de stoep. En ze doet
Robbies moeder een verhaal dat deze zo
het eerste ogenblik een flinke schrik be
zorgt.
Robbie was deze middag met twee gro
tere jongens irn de winkel gekomen en had
er drie repen willen kopen. Hij bleek
toen ruim geld te hebben. De juffrouw
vond dit vreemd en vroeg eens hoe ons
ventje daar aan kwam. Triomfantelijk
vertelde Robbie, dat hij nog zijn school
geld. dat hij vanmorgen vergeten was aan
zijn juffrouw te geven, in zijn zak gevon
den had. Hij was toen fijn een verrassing
voor mammie gaan kopen. De twee grote
jongens hadden hem gezegd ook voor hen
lekkers te kopen en zo waren ze bij de
banketbakker beland. Hij snapte best,
dat zoiets verkeerd was en gaf zonder
enig protest zijn geld aan de juffrouw.
„Houd het maar".
Daar staat Robbies moeder nu, de in
kopen van haar zoon in de handen; het
doosje chocolade, vier kaarsen en een
rolletje drop, waar drie uit missen.
Robbie slaapt en zuchtend bergt Mam
mie die nare zaken weg.
De volgende morgen komt er niet zoals
anders al vroeg een klein jongetje in py-
ama aantrippelen. Het blijft stil en pas
als Mammie eens gaat kijken, bemerkt ze
dat Robbie al lang wakker blijkt te zijn.
Dan neemt ze hem op schoot en laat zien
wat de bakkersjuffrouw gebracht heeft.
„Vertel eens, hoe dat zo komt, Robbie",
vraagt moeder. Robbie vertelt, van bet
geld, van de verrassing v
van de kaarsjes, die hij zo graag ziet
branden en het rolletje drop, voor zijn
verkoudheid.
„Maar je begreep toch best, dat het niet
mocht?" vraagt moeder.
Robbie wil zich nog even verdedigen:
„Het was toch voor jou en de jongens
vroegen om lekkers".
„Begreep je dan echt niet, dat het ver
keerd was", dringt mammie aan. „dat
geld was toch voor school!"
En dan heeft ze opeens een huilend
jongetje in haar arm. Hij had het best
geweten, vooral toen die juffrouw zo
vreemd had gekeken.
Maar waarom heb je mammie alles niet
gauw verteld?"
„Ik durfde niet", aarzelt het ventje,
..eerst fisteren niet en toen vanmorgen
s bij je komen".
r het fluisterstem-
durfde ik r
Daar zit moeder!
Ze hoort oneens w
m®Me- .Vind ie me zoet?"
On Hat ogenblik bad hii van moeder een
hevP«»ieine gevraagd voor zi'n eigen twil-
fel F"n verzachting van zijn angst Hat
mammie hem niet lief meer zou vmden
al* ze van zijn ondeueerdheiH wist
7° hoort dn boze woorHpn. die ze over
Rnhbie uitnpcfirt heeft als hii wéér met
een winkelhaak of driifnatte schopnen
thuiskwam. Ze ziet zieh zelf boos. toen
hü het knnie hrak waar z» zo van hMd.
Hii had het uit de keuken binnen willen
En nu zit daar haa*- kleine kereltie in
haar arme" en vertelt, dat hij het niet
zeggen durfde
D"t uur hebben 'p heiden hun les ee-
lec-d Moeder en Robbie, -de les in ver
trouwen!
Uit een oud Receptenboek
Doe 2 eiwitten, 2 hopjes suiker en
2 kopjes bessensap in een flinke kom
en sla de massa met een garde stijf. Ge
krijgt dan een hoeveelheid „haagse
bluf", waar 8 personen een on-Haegse
portie aan hebben!
(Bevcnwijdtc 96
Damesvest met mouwen in ajour-patroon
Damesvest met mouwen in ajour-
patroon (bovenwijdte 96 cjn.) behorend
bij het truitje van de vorige maal:
Benodigd: 450 gram wól, twee breinaal
den no. 2% en 3 knopen.
Berekening: Van een proeflapje, ge
breid in de tricotsteek geven 30 steken
een breedte van 12 c.ifl- en 11 toeren een
hoogte van 3 c.m.
Afkortingen: steek st., rechts r.,
averechts a., meerderen mrd., min
deren mind., omslaan omsl., samen-
breien s.br., naald nld. -
Werkwijze: Voorpand (helft). Begonnen
wordt bij de punt aan de onderkant. Zet
3 st. op en brei alle st r. Mrd. steeds aan
het begin van elke toer 1 st. (d.w.z. uit de
le steek van de toer 2 st breien, 1 maal
uit de voorste lus en 1 maal uit de achter
ste lus). Als er 24 st. op de nld. staan ver
der breien als volgt: 1 mrd-, 11 r„ 1 a.,
12 r., (in de volgende toeren steeds de
eerste 12 st. de gemeerderde st telt
dan ook mee als st. r. breien, evenals
de laatste 12 st aan het eind van de toer)
de in het midden overblijvende st. wor
den in de tricotsteek gebreid (d. i. de
toeren aan de goede zijde van het werk
steeds r. en de toeren aan de achterzijde
van het werk steeds a.).
Als er 56 st op de nld. staan als volgt
verder breien: (aan de achterzijde van het
werk) 2 st mrd., 11 r., 33 a., 12 r. (de
xijde, waar nu 2 st gemeerderd zijn wordt
de zijnaad. Bij het breien van de andere
helft van het voorpand worden deze 2 st.
dus aan de tegenovergestelde zijde van
het werk gemeerderd).
Voor de duidelijkheid nummeren we de
volgende toeren en beginnen dus met de
toer, dan 12 r., 35 a„ 12 r
Se toer: 1 st. mrd., hele toer r.
4e toer: 2 st mrd., 13 r„ 37 a„ 12 r.
5e toer: 1 st mrd., hele toer r.
6e toer: 2 st mrd., 14 r„ 29 12 r.
7e toer: 1 st mrd., hele toer r.
6e toer: 2 st. mrd., 15 r„ 41 a., 12
9e toer: 1 st. mrd., hele toer r.
10e toer: Bij de zijnaad niet meer mrd.,
15 r„ 44 a„ 12 r.
11e toer: 1 st mrd., alle st.
12e toer: 13 r., 47 a., 12 r.
13e toer: 1 st mrd., alle st r.
14e toer: 11 r., 50 a„ 12 r.
15e toer: 1 st. mrd., alle st ff.
16e toer: 9 r„ 53 a., 12 r.
20e
21e toer: 1 st. mrd., 74 r„ 2 r. s. br.
22e toer: Alle st a-, behalve de laatste
12 st., die r. gebreid moeten worden.
23e toer: 1 st. mrd., alle st. r.
24e toer: Alle st. a., de laatste 12 st. r.
25e toer: 1 st. mrd., alle st. r., doch de
laatste 2 st. r. s. br.
26e toer: Alle st. a., doch de laatste
12 st r.
27e toer: 1 st. mrd., alle st. r.
28e toer: Alle st. a., de laatste 12 st. r.
29e toer: 1 st mrd., alle st. r., laatste 2
st. r. s. br.
30e toer: Alle st a., laatste 12 st. r.
31e toer: 1 st. mrd., alle st. r.
32e toer: Alle st a., laatste st r.
33e toer: 1 st. mrd. alle st. r„ laatste
37e t
»r: Alle st.
er: Alle st. a., laatste 10 st. r.
;r: Alle st. r. laatste 2 st. r. s. br.
Op deze wijze doorbreien en de voor
kant houden (zonder mrd.) en aan de
kant van de zijnaad elke 4e toer 2 st. r.
B- br. Wanneer er 74 st op de nld. staan
niet meer mind. Als de rechte voorkant
1 c.m. hoog is, beginnen de mrd. voor de
zijnaad en aan de voorkant de mind, voor
de halslijn. Bij de zijnaad om de 1 c.m.
(in elke 4e toer) 1 st. mrd., dit 20 maaL
Aan de voorkant 1 afhaling (d.i. 1 st
_«._i - breien, volgende st r.
de gebreide st
m. lang
Celestine Oliphant-Schoch.
afhalen zonder _,J
breien, afgehaalde st.
halen). Deze afhaling wordt steeds ge
maakt aan het begin van elke 6e toer na
de 10 x. st van de rand. Als de zynaad
wordt het armsgat ge-
/ormd. Er zijn dan 79
Jt op de nld. en aan de
voorkant zijn 15 st. ge-
ninderd. Kant te he
rinnen met een toer
lan de achterzijde van
iet werk eerst 9 st. af.
Jan 5 st, 3 st. en 3 maal
l st. (20 st in het ge
heel). Doorbreien zon
der mind, aan de zijde
van het armsgat, de
mind, aan de voorkant
gaan op dezelfde wijze
Joor. Als het armsgat
10 c.m. hoog is, zijn er
iog 44 st. op de nld.
Deze worden voor de
schouder in 5 groepen
van 6. 7, 7. 7 en 6 st
afgekant, te beginnen
aan de zijde van het
armsgat. terwijl de
overblijvende 10 st. van
de rand op een hulp
naald of een veiligheidsspeld gezet wor-
den. Tijdens het afkanten van de schouder
steken wordt aan de voorkant nog 1 keer
een mind, gemaakt zodat de laatste groep
6 st. telt.
Het andere voorpand wordt op dezelfde
wijze gebreid, doch in tegenovergestelde
richting. Voor de mind, aan de voorkant
worden nu steeds 2 st. samengebreid (in-
plaats van een afhaliiu').
Als de voorpanden gereed zijn, het
halsboordje op de 10 st. verder breien,
tot dit langs de rughals past. Het boordje
wordt aan het andere voorpand vastge-
maasd.
Rugpand: Begonnen wordt aan de on
derkant. Zet 141 st. op. Brei hierop 12
loeren geheel r. en ga dan verder in de
tricotsteek. Als er 5 toeren gebreid zijn,
wordt begonnen met aan het begin van
elke toer 1 st. te mind.-Als er 111 st. op
de nld. staan verder breien zonder mind,
tot de zijnaad 15 cm. lang is. Daarna
weer gaan mrd. voor de zijnaad. Mrd.
aan weerskanten van het werk 1 st. om
de 4 cm. dit 5 maal, tot er 121 st. op de
nld. staan. Verder breien zonder mrd.,
tot de zijnaad 36 cm. lang is. Dan voor
de armsgaten eerst 4 st. afkanten, dan 2
st., en 3 maal 1 st. (9 st per armsgat).
Er blijven 103 st. over. Verder breien
zonder mind., tot de armsgaten 18 cm.
hoog zijn. Dan voor elke schouder 33 st.
afkanten in 5 groepen van 6, 7, 7, 7, en
6 st., te beginnen aan de zijde van het
armsgat. Tenslotte de in het midden over
blijvende st. voor de rughals ineens af
kanten.
De mouw; Begonnen wordt aan de on
derkant. Zet 112 st op en brei hierop
10 toeren geheel r. Ga dan verder in het
ajourmotief, dat op de volgende wijze ge
breid wordt (Begonnen wordt aan de
achterzijde van het werk).
le toer: 2 r., xx 2 a„ 2 r s. br., 1 omsl.,
2 r„ herbaal van xx af en eindig met 4 r.
2e toer (goede zijde van het werk); 2
a.. xx 2 r.s.br., 1 omsl., 2 a„ 2 r., herhaal
van xx af en eindig met 2 a.
3e toer: Als de le toer. 4e toer: Als de
2e toer. 5e toer: Als de le toer. 6c toer:
Als de 2e toer.
7e toer: 1 r., xx 2 r.s.br„ 1 omsl., 2 r.t
2 n.. herhaal van xx af en eindig met
11e toer: Als de 7e toer. 12e toer;
Als de 8e toer. Deze 12 toeren steeds
herhalen. Als de mouw een lengte heeft
van 46 cm. wordt de kop gevormd. Kant
hiervoor aan weerskanten van het werk
eerst 2 maal 2 st. af, daarna 22 maal 1
st.. dan 4 maal 2 st, en tenslotte de in
het midden overblijvende st. ineens. De
tweede mouw wordt op dezelfde wijze
gebreid. De onderkant van de mouw kan
eventueel omgeslagen worden, zoals dit
ook op de afbeelding te zien is.
De ceintuur: De einden hiervan kun
nen zowel aan de voorkant als aan de
achterkant vastgestrikt worden. Voor elk
deel van de ceintuur zetten we 10 st. op
en breien hierop steeds alle st. r„ tot od
een lengte van 45 cm. Elk deel wordt
ter hoogte van de taille in de zijnaad
vastgenaaid.
Afwerking: Span alle delen onder een
vochtige doek op de juiste maat en pers
luchtig op de verkeerde kant van het
werk. Alle naden op de machine door
stikken. Mouwen in de armsgaten zet
ten: de mouwnaad komt 2 cm vóó^ de
zijnaad.
Langs het rechte gedeelte van het rech-
tervoorpand drie lusjes maken (hiervoor
draden soannen en deze tezamen omfes-
tonneren) en op het andere voorpand
de knopen i