A 1 SK ÜÏD M. Ruppert een OOGGETUIGENVERSLAG uit öe zeventienöe eeuw GODS ZEGEN toegewenst, mijn jongen. 4 ZONDAGSBLAD 31 DECEMBER 1949 Bekende landgenoten Ihi Goed schipper op de C.N.V.-brug Marinus Ruppert, de voorzitter van het Chr. Nationaal Vakverbond in Utrecht, lijkt op Talma, wiens portret in ti'fn kamer hangt. Hij heeft hetzelfde strakke, rechtlijnige gezicht, gekroond door dat steile haar, dat mensen hebben, die goed rekenen kunnen en langs strakke lijnen plegen te denken- De wegen, die naar het doel voeren, dat zij voor zich z'ten, liggen klaar voor hen. De moeilijkheden en oneffenheden op de weg ook. Vandaar dat een gesprek met hem de mogelijkheid biedt om. hn enkele volzinnen de kansen en moeilijkheden van het C-N.V. te horen. De kansen liggen in een omvatting van heel Christelijk werkend Neder land. Direct na de bevrijding is men daar wel eens schouderophalend aan voorbijgegaan, maar het C.N.V. heeft zich op bewonderenswaardige wijze ontwikkeld en het is sterker dan ooit. De strijd voor een algemene organi satie is daarom niet beëindigd. Dc mening van de heer Ruppert is, dat hij. die bereid is. op basis van het Evangelie het vakverenigingswerk ter hand te nemen, de beste steen bij draagt voor de eenheid. Daarom, zo zegt hij, is het C.N.V. geen separatis tische organisatie, maar bevordert zij in werkelijkheid de eenheid. Overal, waar de vakverenigingen gebaseerd zijn op materiële, boven geestelijke factoren, is de verdeeldheid groot. Engeland en Amerika zijn er voor beelden van. Eenheid van optreden is nergens groter dan in Nederland. 3 -e levensbeschouwing blijkt een hech ter fundament dan materiële belangen. Overigens is de heer Ruppert niet zo^ tevreden, als uit bovenstaande woorden zou kunnen worden gelezen. Een getal van 153.000 leden is mooi, maar gezien in het licht van de Neder landse verhoudingen is het bedenke lijk. omdat er gerust 300.000 leden zouden kunnen zijn. De oorzaak daarvan is; dat er nog steeds grote groepen Christelijke wer kers zijn, die niet bij het C.N.V, zijn aangesloten. Door het hardnekkig mis verstand. dat het C.N.V. een organi satie van handwerkers en niet van in tellectuele groepen zou zijn. Daardoor staan de onderwijzers er nog buiten. En de leraren. Plus tie kosters, die twee organisaties hebben: een Christelijke en een Protestantse. Maar de vooruitzichten daar zijn gun stig. En dan de marechaussee's. Er is hoop, dat de laatsten tot een sterke Christelijke organisatie zullen komen. Tenslotte ontbreken ook de maatschap pelijke werkers nog in de gelederen van het C.N.V. De historie van het C.N.V. heeft geleerd, dat de invloed ervan niet door het getal bepaald wordt. Altijd vormden de oude C.N.V.'ers een min derheid, die echter tóch zegevierde, wat wel blijkt uit de gedachten, die .men thans koestert over de bedrijfs organisatie. Met hoongelach is die idee begroet, toen zij van Christelijke so ciale zijde geponeerd werd. Ondanks het feit, dat het C.N.V. niet de sterkste vakcentrale is heeft zij het maatschappelijk leven toch sterk be- invloed. De moeilijkheid voor het C.N.V., evenals voor elke andere vakcentrale ligt in dc geleide loonpolitiek, die na de bevrijding wel geboden was, doch iets aan de vrijheid en het overleg ontnam. Grote groepen van leden kun nen in niet voldoende mate invloed op de loonpolitiek uitoefenen, omdat er met de overheid nu eenmaal niet gepraat kan worden. Die neemt op een bepaald ogenblik een beslissing en die beslissing is bindend. De leden hebben daardoor het ge voel, dat bij hen, over hen en zonder hen gehandeld wordt. De trouwe ver gadering-bezoekers kunnen op de hoogte zijn, want het is de bedoeling, zolang deze leiding in de loonpolitiek duurt, tóch elk lid zoveel mogelijk in te schakelen. Hier heeft men te doen met een uit vloeisel van de ver-statelijking van het leven. Het gevaar dat de Staat het leven geheel beheersen gaat. Zoals de negentiende eeuw die w?s van het in dividualisme, zo was deze eerste eeuwhelft die van het collectivisme. „Dat bestrijdt men niet", zo zegt de heer Ruppert. „door voortdurend tegen de overheidsbemoeiing met van alios en nog wat te waarschuwen, maar wél, door de mensen op te wekken, op de plek waar ze gesteld zijn te doen wat zij moeten doen. Als je b v. schilders patroon bent moe» je samen met de schilders-arbeiders een bedrijfsorgani satie stichten, die op sociaal-econo- nvsoh gebied leiding geeft. En hoe voorkom je, dat geheel Nederland van Staatswege gepensio neerd vordt? Door op de plek waar je staat sterke bedr ij fis-pensioenfondsen te stichten. Nooit verander je deze maatschappij door negatief aan te wij zen waar de fout zit, maar wel, door positief te werken. In onze eigen Christelijke kring wordt dat al te wei nig verstaan. Men mist er soms de moed tegen bepaalde conventionele opvattingen in te gaan. Maar het is voor de Christelijke actie een levens kwestie zich op deze dingen te be zinnen. De leiding van. een grote organisatie als het C.N.V. eist de hele man Rup pert op. Een gezinsleven heeft een C.N.V.-voorzitter alleen op Zondag. Maar ook dan gaat een groot deel van zijn tijd voorbij met het bestuderen van rapporten. Overigens, om contact te houden met de leden in het land, zijn dertig vergaderingen per week nodig! Bij een dergelijke organisatorische arbeid moet je eigenlijk zijn groot geDracht en in zekere zin is de heer Ruppert dat. Het andere portret in zijn kamer is dat van zijn vader, die pen ningmeester van het C.N.V. was en voorzitter van de Ned. Chr. Bouw- arbeidersbond. Hij was J. S. Ruppert. Er staat in de kamer ook een plaquet te in brons, die de dank van de Chris telijke arbeidens in Oostenrijk ver tolkt, voor hetgeen die vader daar Het vaderlijk voorbeeld moge zijde lings meegewerkt hebben om Marinus Ruppert tot C.N.V.-voorzitter te ma ken. hij zocht het zelf als jongeman in een andere richting. Geboren in 1911 in Amsterdam ging hij. na de Mulo, wer ken in Maartensdijk en in Aalsmeer, in de bloemisterij. Het organisatieleven had hij in Amsterdam beleefd in het Luthers Jeugdwerk „Bid en Werk", waar hij lid van was. Maar in Aalsmeer koos men hem. op aanraden van de oude R. Siemons, tot bestuurslid van de plaat selijke afdeling van de Ned. Chr. Landarbeidersbond. Dat hij in het hoofdbestuur terecht kwam dankte hij aan werkloosheid. Hij moest toen weer naar Utrecht, terug naar huis.en daar op het bondsbureau, zed de heer H. Oudekerk tegen hem: „Het is een drukke tijd voor de landarbeiders- bond. Je moet ons helpen. Maandag ga je maar op pad met de oude Sie mons naar Hilversum. Dan kun je het leren. Dinsdag richt je in Mariënberg een afdeling op en Woensdag spreek je in Doornspijk". Dat was het begin van de 30 ver gaderingen per week. Op 19 December 1940 volgde hij Siemons als voorzitter van de N.C.L.B. op, hield deze bond, na 25 Juli 1941, illegaal in stand, werkte mee aan de richtlijnen voor de bedrijfsorganisatie van het C.N.V. en bereidde de Stichting voor de Land bouw, waarvan hij tweede voorzitter In Februari 1945 glipte hij door de linies om in het bevrijde Zuiden de herbouw van de Chr. vakbeweging voor te bereiden en 23 Juli 1947 werd hij voorzitter van het C.N.V. Daarnaast is hij een ijverig Luther aan. Voorzitter van de Ned. Bond „Maarten Luther" (voorheen de Ned. Lulh. Bond voor Chr. Soc. Actie) en lid van de redactie-commissie van het „Luthers weekblad". Over de Lutherse kerk zegt hij: „De Conferentie van de Lutherse we reldfederatie, die in 1947 in Lund in Zweden gehouden is cn waar ik was heeft een geweldige invloed uitge oefend op het leven in de kerk. Er is sterk teruggegrepen naar de Reforma toren en er is afgerekend met de 19de eeuwse wereldimijding. waardoor er een veel sterker besef is gekomen voor de roeping, die de Christen in de wereld heeft. Kerkelijk kwaim er een sterke bezinning op de belijdenis over de hoofden van orthodoxen en vrij zinnigen heen". Een goed schipper op de C.N.V- brug, maar niet een die schippert. Broer Jansz. liet een extra editie van zijn krant verschijnen In de moderne journalistiek neemt het ooggetuigenverslag een voorname plaats in. Bij alle belangrijke gebeurtenissen staan de verslaggevers in de voorste gelederen om aan de lezers hun persoonlijke indruk te kunnen geven van wat zich daar voor hen afspeelt Dit is geen gemakkelijke vorm van journalistiek. Het gaat immers niet alleen en dikwijls zelfc niet in de eerste plaats om het weergeven van de grote lijn van het gebeuren. Neen, wat de lezers boeit zijn juist dikwijls de kleine bijzonderheden, de aardige trekjes die hun de illusie geven, dat ze zelf het gebeurde meemaken. Voor ons ligt op het ogenblik een oud drukwerkje, waaruit blijkt, dat ook de eerste Nederlandse journalis ten reeds dé kunst verstonden een goed ooggetuigenverslag te geven. Het is een extra editie van een der oudste Nederlandse kranten, geschreven en uitgegeven door „Broer Jansz, out Courantier in 't leger van sijn Princel Excell. woonende >n s. Niclaes straet, naest den vergulden Os tot Amster dam". Een kop heeft dit nummer niet en alleen uit de laatste alinea kunnen we afleiden, dat het een bijzonder num mer van een vermoedelijk weke lijks verschijnende krant is. Daar staat namelijk: „Wat voorders pas seert sal ic U. E. toecomende Vrij- daghe inde Courante mede deelen", Het was een zeer belangrijke ge beurtenis, die onze journalist-druk- ker-uitgever noopte op 14 Mei 1619 een extra editie van zijn krant uit te geven. De dag tevoren immers was Johan van Oldenbarnevelt onthoofd en voor het proces tegen de advocaat van Holland en natuurlijk ook voor de tenuitvoerlegging van het vonnis be stond een enorme belangstelling. Hieronder laten we enkele gedeelten uit de reportage van Broer Jansz. volgen. Hieruit blijkt, dat hij niet ver geet de kleine trekjes weer te geven, waarvoor ook zijn lezers natuurlijk belangstelling hadden. Natuurlijk be trachtte hij in zijn verslag een strikte neutraliteit, want hoewel in de Repu bliek der zeven Verenigde Nederlan den een grotere persvrijheid heerste dan in de omliggende landen, duldde de heren op dc groene kussens toch geen critiek op hun eigen beleid. Na de voorgeschiedenis van het droeve gebeuren in het kort te heb ben weergegeven schrijft onze ver slaggever: Daer op ghevolcht is dat den Advo- cnet Barnevelt Zondach verleden den 12 Mey 1610 aengeseydt is, dat hy des anderen daechs sonde sterven daer op twee Predicanten by hem ghestiert zijn te weten Anthouius Walesius ende Joannis la Motius. Des Maendueehs smorghens heel vroegh werter een Schavot ghemaeckt op 't Binnen-Hof voor de trappen van de Sale ende werden de Vensters tot een deur-gang gemaeckt om ghevoechlijcker daer op te komen ende is het sa'ndt met een kiste smorghens heel vroech daer op gliebracht. Na zo een beschrijving van de voor bereidingen en de omgeving te heb ben gegeven deelt hij nog mee, dat alleen op het Binnenhof al drie of vierduizend mensen opeengepakt ston den en dan geeft hij de volgende be schrijving, van wat zich daar voor zijn ogen afspeelde: Tusschen acht ende neghen uren wert den Advocaet ghebracht voor de E. Heeren Examinateurs ende Rech ters op de Rolle daer d'Advocate pleyten daer hem int opwesen van groote menichte zijn bekentenissen in Artijckels voor-ghelesen werdt ende hem ghevraecht oft soo niet waer en uias daer op syn antwoorde Ja. Hy sat op een dry-stal terwijle dit voor- lesen gheschiede. Dit ghedaen zijnde gingh hy tusschen syn Dienaer, Joannes la Motius ende andere met het stoexken in syn han den over de Sale naer 't Schavot, daer hy op quam omtrent neghen uren. Hadde aen swarten satijnen tabbaert ende was voorts al int swart ghecleet. Op 't Schavot comende hoorde ick hem spreke op dus-danighe manieren: lek ben geen Landt-verrader maer een Patriot, knielende terstont metten Predicant neder daer La Motius een heerlick ghebedt int Neder-duytsch dede. Daerna het Vader onse ende het Christelijcke Gheloove. (Syn knecht hielt hem terwijlen hy op syn knien lach ende badt in syn rechterarm). Dit ghedaen zijnde troelc selver syn tabbert uyt, maeckte de knoopen van syn wambays haestelijck los, dat hy terstont van syn knecht liet uyt halent Sette selver een Mutsken op syn hooft, dat hy over syn oogen trock. Hier sach ick dat syn handen beefden. Hy werdt vanden seleen knecht voor 't sant geleyt daer hy terstont knielende syn knecht hem voor 't. (Zie vervolg op pag. 5) Van Oldenbarnevelt, i ZONDAGSBLAD 31 DECEMBER 1949 S Een Oudejaarsgroet en Nieuwjaarswens gaat over zeeën en oceanen zegt moeder Spaans "LTET was twee dagen vóór Kerstmis, dat moeder Spaans uit de Maaswijk straat te Scheveningen, haar zoon, daar ergens 270 mijl W.Z.W. van Socotra op de „Slamat" van de Rotterdamse Lloyd, Gods beste zegen toe wenste voor het Nieuwe jaar. Haar bede is over zeeën en oceanen gedragen en opgevangen door honderden zeelieden, die meeluisterden naar de 6temmen thuis. Want moeder Spaans stond met haar oudste en jongste zoon voor de microfoon van de P.C.J., waar in het Koopvaardij programma een extra uit zending was om oudejaarsgroeten over te brengen naar de vloot op zee. Ook in de huiskamers in Nederland worden deze groeten dikwijls beluis terd, maar wie weet, dat achter die en kele zinnen zo'n wereld van vreugde, liefde en toewijding leeft van de zijde der familieleden en even grote toewij ding bij hen, die het technische en za kelijke gedeelte verzorgen. Wie weet. dat voor de groeten-uitzen- ding, die wij meemaakten, de familie leden van dc opvarenden reeds in de vroege vroegte in veel gevallen op reis waren gegaan. Om 2 uur moesten ze in Bellevue te Amsterdam aanwezig zijn, maar om kwart over tien stonden ver scheidene al op de stoep! Als je dan op gewacht wordt met koffie en een vers amandelbroodje, is dat toch wel een verrassing. Het begin van de lange dag, die helemaal draait om enkele minuten, dat voor de microfoon de groet aan zoon of man wordt uitgesproken. Denk nu niet, dat je voor zo iets maar even voor de microfoon gaat staan en zegt, wat er in je hoofd opkomt. Daar is geen sprake van, we zouden mis schien wel twintig keer horen: „Het bes te hoor, wij maken het goed en hopen jij ook, dag". En zie je, daar, ergens op zee, in de kajuit van de gezagvoerder zit een groepje mannen, die er meer van verwachten. Die willen een woord horen, waarvan zij en zij alleen de gro te waarde kunnen bepalen. Degenen, die zo gelukkig zijn een groet uit te mogen spreken hebben een verzoek gekregen om thuis rustig een tekst van maximum 65 woorden samen te stellen en daar is heel wat op ge studeerd, dat kan men indenken! Wie er niet uit kon komen behoeft zich echter niet bezorgd te maken. De heer G. A Kal, leider van het Koop- vaardijprogramma, kent 't klappen van de zweep. Een praatje over de opvaren- OOGGETUIGENVERSLAG (Vervolg van pag- 4) leste syn hemt vande schouderen dede. Het laetste ick hem hoorde spreken was op dusdanige manieren: Heer in uwen handen bevele ick mynen gheest. Terstont haelde den Beul van Utrecht het Sweert uyt ende hieu hem metten eerste slach het hooft af too dat de Justitie al ghedaen was smorghens voor half thienen. Dit is t'eynde gheweest van den Advocaet van Hollandt, zijnde een Man van 73 jaeren, van ouderdom voor over buckende, gaende met een stoexken, zijnde magherachtich van lichaem. Het lichaem met het hooft met kleeren ende al wert in de kiste gheleydt ende loffelijck toe-ghespijc- kert ende gebracht inde Kercke opt b innen-Hof. Zo beschrijft deze zeventiende eeuwse collega het dramatisch gebeu ren op Maandag 13 Mei 1619, wellicht de gewichtigste dag ia zijn journa listieke loopbaan. Hij vermeldt niet, wat er verder is gebeurt met de kist, die hier in de Hofkapel werd gebracht Waarschijn lijk is dat zelfs voor zijn speurneus verborgen gebleven. Zullen de opgr^ ogen in het koor van het oude Ber- kclse kerkje ons hier misschien licht over verschaffen? de, over zijn laatste brief, zijn speciale interessse en de vijf en zestig woorden worden een boodschap van thuis met juist dit eigene er in, waardoor de woorden, hoewel door een ieder beluis terd, toch een privó eigendom blijven. Dat is het waar het rederij en we reldomroep om gaat: het contact tussen opvarenden en familieleden. Daarom ma ken zij deze dag tot een feestdag, beter nog tot een dag met een feestelijke sfeer, zodat de sprekers, omringd door hun familieleden, zich in de beste gees telijke conditie bevinden en van harte meer mocht niet, maar een minder zou ze zich zelf nooit vergeven. Mevrouw Musch, wier zoon op de „Salatiga" vaart als matroos, vindt dat minder belangrijk. Als zij haar jongen maar even mag vertellen, hoe ze leeft naar de dag van zijn {huiskomst toe en hem altijd, altijd wacht. Twee zonen had zij, één verdween bij de razzia in 1944 te Rotterdam, hij kwam nooit terug.... De ander had zijn hart aan de zee ver pand. Vader bromt wat: „Je verwent hem te veel!" Maar moeder lacht; het zal al zomer wezen als hij terugkomt, maar reeds nu gaat ze zorgend rond om die blijde dag voor te bereiden. Ze heeft een kopje „welkom thuis" gekocht en zijn kamertje is altijd klaar hem te her bergen. Dat kan ze hem zo straks niet allemaal vertellen, maar als ze eindigt „Veel zoenen van je moeder, jongen" dan weet hij het dus weL Terwijl ze daar allemaal zitten in de gezellige zaal van Bellevue, waar een „Gods zegen toegewenst, mijn j een opgewekte groet kunnen den. Degene die de groet overbrengt, be hoeft niet alleen te komen, per groet mogen er twee personen spreken, soms zelfs drie, als het bijvoorbeeld gaat om het „dag, pappie" van een kind. Maar voor vier man wordt er de gehele dag gezorgd en daarom is mevrouw C. de VogelLuyt uit Rotterdam met haar dochter, mevrouw Lena de Heerde Vogel <ze zullen Piet, die 28 December J9 wordt, tdfespreken) niet alleen geko men, maar is ook vader cn schoonzoon meegegaan. Piet vaart op de Limburg van de Rotterdamse Lloyd cn is nu sinds Juni aan zijn eerste reis. Moeder dc Vogel vertelt met enthousiasme van dé geestdrift voor zijn nieuwe vak van haar jongen: „Hij kwam zo van de Ho- reca-school, een week later ging hij al naar zee; hij is geknipt voor hofmeester, altijd een praatje klaar en graag piek fijn gekleed", moeder de Vogel schil dert ons haar jongen zo kleurrijk en le vendig, dat we lachend verklaren best een antwoord te weten op haar vraag: »Hoe hij daar toch aan kwam". Ze babbelt maar door en repeteert intussen haar tekst, precies 65 woorden, Foto links: *t Jonge mevrouwtje De Smalen, mevrouw De Vogel-Luit en haar dochter mevrouw De Heer-de Vogel, repeteren hun teksten voor Guus Thole. T%to rechts: Ansje Bestem en Anneke Jansen helpen Willy Verbooy: „Dag pappie"! zegt moeder Spaans. Kerstboom en dennegroenversiering, wat huiselijks geven, lopen de mensen van de Wereldomroep en de Rotterdamse Lloyd zorgend tussen de gasten. Hier een praatje, daar een goede raad, de uren verstrijken en onopgemerkt door de grote scheepfamilie wordt er in het zaaltje er naast hard gewerkt om het programma dadelijk op rolletjes te la ten lopen. Wanneer de heer Kal de tekst heeft goedgekeurd, zorgen de da mes Anneke Jansen en Ansje Bessem, dat deze keurig uitgetypt aan de spre kers worden uitgereikt: als ze wat plan-, kenkoorts bemerken nemen ze de zin nen nog eens even met hen door. On danks de haast, want de klok draait maar door, hebben ze een gewillig oor voor de verhalen en door de toewijding waarmee ze hun werk doen weten ze spoedig precies met wie zé te doen heb ben; dat aHes werkt mee om de micro foondebutanten op hun gemak te stellen. Wanneer om drie uur de uitzending gaat beginnen is er niemand, die eigenlijk beseft, dat ze nu al vier uur minstens aan de voorbereidingen bezig zijn. Het jonge mevrouwtje J. F. de Sma len, heeft daarvan minstens een uur aan haar broodje met vlees geknabbeld, strakjes zal ze haar man, de tweede machinist van de Overijsel, vertellen, dat ze de dagen naar zijn thuiskomst wel óm zou willen kijken. De vrouw van de eerste machinist, mevrouw Na- gelkerke, gunt haar van harte het bui tenkansje van dit aetherbabbeltje en is tevreden met de groet, die namens haar naar het schip gezonden wordt. Mevrouw Van HoekWiese ook al Rotterdam, die haar vele vrije tijd van harte ten dienste van de Varende Ge meente stelt, heeft haar uren wachten goed besteed. Terwijl we praten over het werk voor de zeelieden èn voor hun vrouwen komt mevrouw De Vogel aan dragen met het reisgeld, dat ze zo juist van de Lloyd ontvangen heeft: „Hier voor uw werk, zorg maar dat er een aardig pakketje van weggaat". „Dat is een leuk idee, dankt mevr. Van Hoeken verheugd, we hebben een paar maanden van druk werken achter de rug. In Sep tember zijn we al begonnen. In totaal gingen er 3200 pakjes weg. Verzin nu eens iets aardigs voor 3200 mannen. De geijkte geschenken van sokken, dassen of shawls zijn in driekwart van de ge vallen niet welkom. Wat doe je in de tropen met een paar sokken op Kerst mis? Inplaats van blij zouden die je maar kriegel maken! Veel geld hebben we niet, dus goede boeken moeten helaas tot dc uitzonde ringen blijven behoren. In leerwerk is heel wat te bedenken want elke zee man kan een foto-albumpjc of étui'tje best gebruiken. Ook dat materiaal is duur, maar we doen ons best. Bergen werk wordt verzet, in de drukste lijd maakte mej. Van Veen. de secretaresse, 400 pakjes per dag. Ds. en mevrouw Schokking en ds. Zeilstra geven er h( el wat energie aan om het werk voort to Dank zij de financiële steun van de maatschappijen lukt het ook ieder jaar weer. De zeeman gaat het heus niet om dat cadeautje, dat weten we ook wel. Hij kan dikwijls heel wat meer en be ter zelf kopen in de vreemde, maar het gaat om de hartelijkheid, om de groet uit Holland, om het besef, dat wij die thuis bleven met zorg en liefde aan hen denken. Ziet u, ook omgekeerd is dat een kernpunt. De familieleden, die achter bleven. U heeft geen idee, wat voor zorgen een zeemansvrouw heeft. Zo staat alleen voor vele beslissingen, voor de schoolmoeilijkheden met de kinde ren, ziekte, woningproblemen. Komt va der thuis dan wil ze hem niet overstel pen met narigheden, dan moet alles vro lijk zijn, of tenminste zonder beslomme ringen van allerlei aard. Juist in de da gen zo rond Kerstmis en Oud en Nieuw is het soms moeilijk voor haar en daar om houden we dan een Kerstbijeen komst, waar we trachten haar iets ta doen gevoelen van de saamhorigheid, die ons vrouwen thuis verbindt" Dan roept Anneke Jansen de namen af van de families, die een groet zullen zenden: Van der Sluis uit Voorburg, voor hun zoon aan boord van de Kota Baroc. Risseeuw voor de eerste officier van de Samarinda, Van Meggclen voor de koksmaat van de Samarinda De Ramblers schallen hun herken ningsmelodie. Guus Thole. de omroeper, repeteert met een paar stemmen: „Niet te vlug niet te zacht, praat maar ge woon: Dag Jan, dag jongen De anderen luisteren, volkomen opge nomen in de sfeer van dit bijna plechtig cn zo feestelijk gebeuren Bereid om te applaudiseren. als het gevraagd woidt, om te juichen of om te zwijgen en muisstil te zijn. Guus Thole diri geert dat. Natuurlijk is iedereen op ap plaudiseren ingesteld, dat kan wel eens een benauwd ogenblikje geven. Bijvoor beeld laatst toen een van dc officiële sprekers, zo'n verheven plechtig woord sprak, dat een applaus heel slecht zou passen. Achter de rug van de spreker maakte toen Thole een enthousiast klap- gebaar tegen het publiek, gevolgd door een heftig nee-schuddengelukkig begreep men hem! Dan stuk voor stuk komen de groeten; het ernstige woord van moeder Spaans, dc lieve woordjes van een kind, de fer me stem van een vader, een groet vol verlangen van een vrouw Over zeeën en oceanen gaan woor den, door iedereen te beluisteren, die toch een band van intimiteit weven en die bewaard worden in het hart, waar voor zij bestemd waren Saevis tranquillus in undis Bij de wisseling der jaren, Beeld der onbestendigheid, Als, wat kostbre uren waren, Wegglijdt in de eeuwigheid, Sla ik steeds voor nieuwe vragen: Wat mij wacht, ik weet het niet. Zullen mij straks zorgen plagen Die mijn oog thans nog niet ziet? Wordt mijn levensdraad gesponnen Deze nieuwe jaarkring uit, Of ben ik die slechts begonnen Wijl men zonder my straks sluit? Wat de toekomst houdt verborgen: iviemand die het mij voorzegt Wat voor heden of voor morgen Voor my zal zijn weggelegd. Doch by al dit ongewisse Heb ik rust in mijn gemoed, Daar het mij niets zal doen missen Van Gods trouw die my behoedt. In Zijn gunst zal 'k mij verblijden En aan Zijn hand veilig gaan; Hij zal immer mij geleiden Op my onbekende paan. G. J. Ornsteim

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1949 | | pagina 10