A 1
SK
ÜÏD
M. Ruppert
een
OOGGETUIGENVERSLAG
uit öe zeventienöe eeuw
GODS ZEGEN toegewenst, mijn jongen.
4
ZONDAGSBLAD 31 DECEMBER 1949
Bekende landgenoten Ihi
Goed schipper op de C.N.V.-brug
Marinus Ruppert, de voorzitter van het Chr. Nationaal Vakverbond in
Utrecht, lijkt op Talma, wiens portret in ti'fn kamer hangt. Hij heeft hetzelfde
strakke, rechtlijnige gezicht, gekroond door dat steile haar, dat mensen hebben,
die goed rekenen kunnen en langs strakke lijnen plegen te denken-
De wegen, die naar het doel voeren, dat zij voor zich z'ten, liggen klaar
voor hen. De moeilijkheden en oneffenheden op de weg ook. Vandaar dat een
gesprek met hem de mogelijkheid biedt om. hn enkele volzinnen de kansen en
moeilijkheden van het C-N.V. te horen.
De kansen liggen in een omvatting
van heel Christelijk werkend Neder
land. Direct na de bevrijding is men
daar wel eens schouderophalend aan
voorbijgegaan, maar het C.N.V. heeft
zich op bewonderenswaardige wijze
ontwikkeld en het is sterker dan ooit.
De strijd voor een algemene organi
satie is daarom niet beëindigd. Dc
mening van de heer Ruppert is, dat
hij. die bereid is. op basis van het
Evangelie het vakverenigingswerk ter
hand te nemen, de beste steen bij
draagt voor de eenheid. Daarom, zo
zegt hij, is het C.N.V. geen separatis
tische organisatie, maar bevordert zij
in werkelijkheid de eenheid. Overal,
waar de vakverenigingen gebaseerd
zijn op materiële, boven geestelijke
factoren, is de verdeeldheid groot.
Engeland en Amerika zijn er voor
beelden van. Eenheid van optreden
is nergens groter dan in Nederland.
3 -e levensbeschouwing blijkt een hech
ter fundament dan materiële belangen.
Overigens is de heer Ruppert niet
zo^ tevreden, als uit bovenstaande
woorden zou kunnen worden gelezen.
Een getal van 153.000 leden is mooi,
maar gezien in het licht van de Neder
landse verhoudingen is het bedenke
lijk. omdat er gerust 300.000 leden
zouden kunnen zijn.
De oorzaak daarvan is; dat er nog
steeds grote groepen Christelijke wer
kers zijn, die niet bij het C.N.V, zijn
aangesloten. Door het hardnekkig mis
verstand. dat het C.N.V. een organi
satie van handwerkers en niet van in
tellectuele groepen zou zijn.
Daardoor staan de onderwijzers er
nog buiten. En de leraren. Plus tie
kosters, die twee organisaties hebben:
een Christelijke en een Protestantse.
Maar de vooruitzichten daar zijn gun
stig. En dan de marechaussee's. Er is
hoop, dat de laatsten tot een sterke
Christelijke organisatie zullen komen.
Tenslotte ontbreken ook de maatschap
pelijke werkers nog in de gelederen
van het C.N.V.
De historie van het C.N.V. heeft
geleerd, dat de invloed ervan niet
door het getal bepaald wordt. Altijd
vormden de oude C.N.V.'ers een min
derheid, die echter tóch zegevierde,
wat wel blijkt uit de gedachten, die
.men thans koestert over de bedrijfs
organisatie. Met hoongelach is die idee
begroet, toen zij van Christelijke so
ciale zijde geponeerd werd.
Ondanks het feit, dat het C.N.V. niet
de sterkste vakcentrale is heeft zij het
maatschappelijk leven toch sterk be-
invloed.
De moeilijkheid voor het C.N.V.,
evenals voor elke andere vakcentrale
ligt in dc geleide loonpolitiek, die na
de bevrijding wel geboden was, doch
iets aan de vrijheid en het overleg
ontnam. Grote groepen van leden kun
nen in niet voldoende mate invloed
op de loonpolitiek uitoefenen, omdat
er met de overheid nu eenmaal niet
gepraat kan worden. Die neemt op een
bepaald ogenblik een beslissing en die
beslissing is bindend.
De leden hebben daardoor het ge
voel, dat bij hen, over hen en zonder
hen gehandeld wordt. De trouwe ver
gadering-bezoekers kunnen op de
hoogte zijn, want het is de bedoeling,
zolang deze leiding in de loonpolitiek
duurt, tóch elk lid zoveel mogelijk in
te schakelen.
Hier heeft men te doen met een uit
vloeisel van de ver-statelijking van
het leven. Het gevaar dat de Staat het
leven geheel beheersen gaat. Zoals de
negentiende eeuw die w?s van het in
dividualisme, zo was deze eerste
eeuwhelft die van het collectivisme.
„Dat bestrijdt men niet", zo zegt de
heer Ruppert. „door voortdurend tegen
de overheidsbemoeiing met van alios
en nog wat te waarschuwen, maar wél,
door de mensen op te wekken, op de
plek waar ze gesteld zijn te doen wat
zij moeten doen. Als je b v. schilders
patroon bent moe» je samen met de
schilders-arbeiders een bedrijfsorgani
satie stichten, die op sociaal-econo-
nvsoh gebied leiding geeft.
En hoe voorkom je, dat geheel
Nederland van Staatswege gepensio
neerd vordt? Door op de plek waar je
staat sterke bedr ij fis-pensioenfondsen
te stichten. Nooit verander je deze
maatschappij door negatief aan te wij
zen waar de fout zit, maar wel, door
positief te werken. In onze eigen
Christelijke kring wordt dat al te wei
nig verstaan. Men mist er soms de
moed tegen bepaalde conventionele
opvattingen in te gaan. Maar het is
voor de Christelijke actie een levens
kwestie zich op deze dingen te be
zinnen.
De leiding van. een grote organisatie
als het C.N.V. eist de hele man Rup
pert op. Een gezinsleven heeft een
C.N.V.-voorzitter alleen op Zondag.
Maar ook dan gaat een groot deel van
zijn tijd voorbij met het bestuderen
van rapporten. Overigens, om contact
te houden met de leden in het land,
zijn dertig vergaderingen per week
nodig!
Bij een dergelijke organisatorische
arbeid moet je eigenlijk zijn groot
geDracht en in zekere zin is de heer
Ruppert dat. Het andere portret in zijn
kamer is dat van zijn vader, die pen
ningmeester van het C.N.V. was en
voorzitter van de Ned. Chr. Bouw-
arbeidersbond. Hij was J. S. Ruppert.
Er staat in de kamer ook een plaquet
te in brons, die de dank van de Chris
telijke arbeidens in Oostenrijk ver
tolkt, voor hetgeen die vader daar
Het vaderlijk voorbeeld moge zijde
lings meegewerkt hebben om Marinus
Ruppert tot C.N.V.-voorzitter te ma
ken. hij zocht het zelf als jongeman in
een andere richting. Geboren in 1911 in
Amsterdam ging hij. na de Mulo, wer
ken in Maartensdijk en in Aalsmeer,
in de bloemisterij.
Het organisatieleven had hij in
Amsterdam beleefd in het Luthers
Jeugdwerk „Bid en Werk", waar hij
lid van was. Maar in Aalsmeer koos
men hem. op aanraden van de oude R.
Siemons, tot bestuurslid van de plaat
selijke afdeling van de Ned. Chr.
Landarbeidersbond. Dat hij in het
hoofdbestuur terecht kwam dankte hij
aan werkloosheid. Hij moest toen weer
naar Utrecht, terug naar huis.en daar
op het bondsbureau, zed de heer H.
Oudekerk tegen hem: „Het is een
drukke tijd voor de landarbeiders-
bond. Je moet ons helpen. Maandag
ga je maar op pad met de oude Sie
mons naar Hilversum. Dan kun je het
leren. Dinsdag richt je in Mariënberg
een afdeling op en Woensdag spreek
je in Doornspijk".
Dat was het begin van de 30 ver
gaderingen per week. Op 19 December
1940 volgde hij Siemons als voorzitter
van de N.C.L.B. op, hield deze bond,
na 25 Juli 1941, illegaal in stand,
werkte mee aan de richtlijnen voor de
bedrijfsorganisatie van het C.N.V. en
bereidde de Stichting voor de Land
bouw, waarvan hij tweede voorzitter
In Februari 1945 glipte hij door de
linies om in het bevrijde Zuiden de
herbouw van de Chr. vakbeweging
voor te bereiden en 23 Juli 1947 werd
hij voorzitter van het C.N.V.
Daarnaast is hij een ijverig Luther
aan. Voorzitter van de Ned. Bond
„Maarten Luther" (voorheen de Ned.
Lulh. Bond voor Chr. Soc. Actie) en
lid van de redactie-commissie van het
„Luthers weekblad".
Over de Lutherse kerk zegt hij:
„De Conferentie van de Lutherse we
reldfederatie, die in 1947 in Lund in
Zweden gehouden is cn waar ik was
heeft een geweldige invloed uitge
oefend op het leven in de kerk. Er is
sterk teruggegrepen naar de Reforma
toren en er is afgerekend met de 19de
eeuwse wereldimijding. waardoor er
een veel sterker besef is gekomen
voor de roeping, die de Christen in de
wereld heeft. Kerkelijk kwaim er een
sterke bezinning op de belijdenis over
de hoofden van orthodoxen en vrij
zinnigen heen".
Een goed schipper op de C.N.V-
brug, maar niet een die schippert.
Broer Jansz.
liet een extra
editie van zijn
krant verschijnen
In de moderne journalistiek neemt het ooggetuigenverslag een voorname
plaats in. Bij alle belangrijke gebeurtenissen staan de verslaggevers in de
voorste gelederen om aan de lezers hun persoonlijke indruk te kunnen
geven van wat zich daar voor hen afspeelt Dit is geen gemakkelijke vorm
van journalistiek. Het gaat immers niet alleen en dikwijls zelfc niet in de
eerste plaats om het weergeven van de grote lijn van het gebeuren. Neen,
wat de lezers boeit zijn juist dikwijls de kleine bijzonderheden, de aardige
trekjes die hun de illusie geven, dat ze zelf het gebeurde meemaken.
Voor ons ligt op het ogenblik een
oud drukwerkje, waaruit blijkt, dat
ook de eerste Nederlandse journalis
ten reeds dé kunst verstonden een
goed ooggetuigenverslag te geven. Het
is een extra editie van een der oudste
Nederlandse kranten, geschreven en
uitgegeven door „Broer Jansz, out
Courantier in 't leger van sijn Princel
Excell. woonende >n s. Niclaes straet,
naest den vergulden Os tot Amster
dam".
Een kop heeft dit nummer niet en
alleen uit de laatste alinea kunnen we
afleiden, dat het een bijzonder num
mer van een vermoedelijk weke
lijks verschijnende krant is. Daar
staat namelijk: „Wat voorders pas
seert sal ic U. E. toecomende Vrij-
daghe inde Courante mede deelen",
Het was een zeer belangrijke ge
beurtenis, die onze journalist-druk-
ker-uitgever noopte op 14 Mei 1619
een extra editie van zijn krant uit te
geven. De dag tevoren immers was
Johan van Oldenbarnevelt onthoofd
en voor het proces tegen de advocaat
van Holland en natuurlijk ook voor de
tenuitvoerlegging van het vonnis be
stond een enorme belangstelling.
Hieronder laten we enkele gedeelten
uit de reportage van Broer Jansz.
volgen. Hieruit blijkt, dat hij niet ver
geet de kleine trekjes weer te geven,
waarvoor ook zijn lezers natuurlijk
belangstelling hadden. Natuurlijk be
trachtte hij in zijn verslag een strikte
neutraliteit, want hoewel in de Repu
bliek der zeven Verenigde Nederlan
den een grotere persvrijheid heerste
dan in de omliggende landen, duldde
de heren op dc groene kussens toch
geen critiek op hun eigen beleid.
Na de voorgeschiedenis van het
droeve gebeuren in het kort te heb
ben weergegeven schrijft onze ver
slaggever:
Daer op ghevolcht is dat den Advo-
cnet Barnevelt Zondach verleden den
12 Mey 1610 aengeseydt is, dat hy des
anderen daechs sonde sterven daer op
twee Predicanten by hem ghestiert
zijn te weten Anthouius Walesius ende
Joannis la Motius. Des Maendueehs
smorghens heel vroegh werter een
Schavot ghemaeckt op 't Binnen-Hof
voor de trappen van de Sale ende
werden de Vensters tot een deur-gang
gemaeckt om ghevoechlijcker daer op
te komen ende is het sa'ndt met een
kiste smorghens heel vroech daer op
gliebracht.
Na zo een beschrijving van de voor
bereidingen en de omgeving te heb
ben gegeven deelt hij nog mee, dat
alleen op het Binnenhof al drie of
vierduizend mensen opeengepakt ston
den en dan geeft hij de volgende be
schrijving, van wat zich daar voor zijn
ogen afspeelde:
Tusschen acht ende neghen uren
wert den Advocaet ghebracht voor de
E. Heeren Examinateurs ende Rech
ters op de Rolle daer d'Advocate
pleyten daer hem int opwesen van
groote menichte zijn bekentenissen in
Artijckels voor-ghelesen werdt ende
hem ghevraecht oft soo niet waer en
uias daer op syn antwoorde Ja. Hy
sat op een dry-stal terwijle dit voor-
lesen gheschiede.
Dit ghedaen zijnde gingh hy tusschen
syn Dienaer, Joannes la Motius ende
andere met het stoexken in syn han
den over de Sale naer 't Schavot, daer
hy op quam omtrent neghen uren.
Hadde aen swarten satijnen tabbaert
ende was voorts al int swart ghecleet.
Op 't Schavot comende hoorde ick
hem spreke op dus-danighe manieren:
lek ben geen Landt-verrader maer
een Patriot, knielende terstont metten
Predicant neder daer La Motius een
heerlick ghebedt int Neder-duytsch
dede. Daerna het Vader onse ende het
Christelijcke Gheloove. (Syn knecht
hielt hem terwijlen hy op syn knien
lach ende badt in syn rechterarm).
Dit ghedaen zijnde troelc selver syn
tabbert uyt, maeckte de knoopen van
syn wambays haestelijck los, dat hy
terstont van syn knecht liet uyt halent
Sette selver een Mutsken op syn hooft,
dat hy over syn oogen trock. Hier
sach ick dat syn handen beefden.
Hy werdt vanden seleen knecht
voor 't sant geleyt daer hy terstont
knielende syn knecht hem voor 't.
(Zie vervolg op pag. 5)
Van Oldenbarnevelt, i
ZONDAGSBLAD 31 DECEMBER 1949
S
Een Oudejaarsgroet en Nieuwjaarswens
gaat over zeeën en oceanen
zegt moeder Spaans
"LTET was twee dagen vóór Kerstmis, dat moeder Spaans uit de Maaswijk
straat te Scheveningen, haar zoon, daar ergens 270 mijl W.Z.W. van
Socotra op de „Slamat" van de Rotterdamse Lloyd, Gods beste zegen toe
wenste voor het Nieuwe jaar. Haar bede is over zeeën en oceanen gedragen
en opgevangen door honderden zeelieden, die meeluisterden naar de 6temmen
thuis. Want moeder Spaans stond met haar oudste en jongste zoon voor de
microfoon van de P.C.J., waar in het Koopvaardij programma een extra uit
zending was om oudejaarsgroeten over te brengen naar de vloot op zee.
Ook in de huiskamers in Nederland
worden deze groeten dikwijls beluis
terd, maar wie weet, dat achter die en
kele zinnen zo'n wereld van vreugde,
liefde en toewijding leeft van de zijde
der familieleden en even grote toewij
ding bij hen, die het technische en za
kelijke gedeelte verzorgen.
Wie weet. dat voor de groeten-uitzen-
ding, die wij meemaakten, de familie
leden van dc opvarenden reeds in de
vroege vroegte in veel gevallen op reis
waren gegaan. Om 2 uur moesten ze in
Bellevue te Amsterdam aanwezig zijn,
maar om kwart over tien stonden ver
scheidene al op de stoep! Als je dan op
gewacht wordt met koffie en een vers
amandelbroodje, is dat toch wel een
verrassing. Het begin van de lange dag,
die helemaal draait om enkele minuten,
dat voor de microfoon de groet aan
zoon of man wordt uitgesproken.
Denk nu niet, dat je voor zo iets maar
even voor de microfoon gaat staan en
zegt, wat er in je hoofd opkomt. Daar
is geen sprake van, we zouden mis
schien wel twintig keer horen: „Het bes
te hoor, wij maken het goed en hopen
jij ook, dag". En zie je, daar, ergens op
zee, in de kajuit van de gezagvoerder
zit een groepje mannen, die er meer
van verwachten. Die willen een woord
horen, waarvan zij en zij alleen de gro
te waarde kunnen bepalen.
Degenen, die zo gelukkig zijn een
groet uit te mogen spreken hebben een
verzoek gekregen om thuis rustig een
tekst van maximum 65 woorden samen
te stellen en daar is heel wat op ge
studeerd, dat kan men indenken!
Wie er niet uit kon komen behoeft
zich echter niet bezorgd te maken. De
heer G. A Kal, leider van het Koop-
vaardijprogramma, kent 't klappen van
de zweep. Een praatje over de opvaren-
OOGGETUIGENVERSLAG
(Vervolg van pag- 4)
leste syn hemt vande schouderen dede.
Het laetste ick hem hoorde spreken
was op dusdanige manieren: Heer in
uwen handen bevele ick mynen
gheest.
Terstont haelde den Beul van
Utrecht het Sweert uyt ende hieu
hem metten eerste slach het hooft af
too dat de Justitie al ghedaen was
smorghens voor half thienen.
Dit is t'eynde gheweest van den
Advocaet van Hollandt, zijnde een
Man van 73 jaeren, van ouderdom
voor over buckende, gaende met een
stoexken, zijnde magherachtich van
lichaem. Het lichaem met het hooft
met kleeren ende al wert in de kiste
gheleydt ende loffelijck toe-ghespijc-
kert ende gebracht inde Kercke opt
b innen-Hof.
Zo beschrijft deze zeventiende
eeuwse collega het dramatisch gebeu
ren op Maandag 13 Mei 1619, wellicht
de gewichtigste dag ia zijn journa
listieke loopbaan.
Hij vermeldt niet, wat er verder is
gebeurt met de kist, die hier in de
Hofkapel werd gebracht Waarschijn
lijk is dat zelfs voor zijn speurneus
verborgen gebleven. Zullen de opgr^
ogen in het koor van het oude Ber-
kclse kerkje ons hier misschien licht
over verschaffen?
de, over zijn laatste brief, zijn speciale
interessse en de vijf en zestig woorden
worden een boodschap van thuis met
juist dit eigene er in, waardoor de
woorden, hoewel door een ieder beluis
terd, toch een privó eigendom blijven.
Dat is het waar het rederij en we
reldomroep om gaat: het contact tussen
opvarenden en familieleden. Daarom ma
ken zij deze dag tot een feestdag, beter
nog tot een dag met een feestelijke
sfeer, zodat de sprekers, omringd door
hun familieleden, zich in de beste gees
telijke conditie bevinden en van harte
meer mocht niet, maar een minder zou
ze zich zelf nooit vergeven.
Mevrouw Musch, wier zoon op de
„Salatiga" vaart als matroos, vindt dat
minder belangrijk. Als zij haar jongen
maar even mag vertellen, hoe ze leeft
naar de dag van zijn {huiskomst toe en
hem altijd, altijd wacht. Twee zonen had
zij, één verdween bij de razzia in 1944
te Rotterdam, hij kwam nooit terug....
De ander had zijn hart aan de zee ver
pand. Vader bromt wat: „Je verwent
hem te veel!" Maar moeder lacht; het
zal al zomer wezen als hij terugkomt,
maar reeds nu gaat ze zorgend rond om
die blijde dag voor te bereiden. Ze heeft
een kopje „welkom thuis" gekocht en
zijn kamertje is altijd klaar hem te her
bergen. Dat kan ze hem zo straks niet
allemaal vertellen, maar als ze eindigt
„Veel zoenen van je moeder, jongen"
dan weet hij het dus weL
Terwijl ze daar allemaal zitten in de
gezellige zaal van Bellevue, waar een
„Gods zegen toegewenst, mijn j
een opgewekte groet kunnen
den. Degene die de groet overbrengt, be
hoeft niet alleen te komen, per groet
mogen er twee personen spreken, soms
zelfs drie, als het bijvoorbeeld gaat om
het „dag, pappie" van een kind. Maar
voor vier man wordt er de gehele dag
gezorgd en daarom is mevrouw C. de
VogelLuyt uit Rotterdam met haar
dochter, mevrouw Lena de Heerde
Vogel <ze zullen Piet, die 28 December
J9 wordt, tdfespreken) niet alleen geko
men, maar is ook vader cn schoonzoon
meegegaan. Piet vaart op de Limburg
van de Rotterdamse Lloyd cn is nu
sinds Juni aan zijn eerste reis. Moeder
dc Vogel vertelt met enthousiasme van
dé geestdrift voor zijn nieuwe vak van
haar jongen: „Hij kwam zo van de Ho-
reca-school, een week later ging hij al
naar zee; hij is geknipt voor hofmeester,
altijd een praatje klaar en graag piek
fijn gekleed", moeder de Vogel schil
dert ons haar jongen zo kleurrijk en le
vendig, dat we lachend verklaren best
een antwoord te weten op haar vraag:
»Hoe hij daar toch aan kwam".
Ze babbelt maar door en repeteert
intussen haar tekst, precies 65 woorden,
Foto links: *t Jonge mevrouwtje De
Smalen, mevrouw De Vogel-Luit en
haar dochter mevrouw De Heer-de
Vogel, repeteren hun teksten voor
Guus Thole.
T%to rechts: Ansje Bestem en Anneke
Jansen helpen Willy Verbooy:
„Dag pappie"!
zegt moeder Spaans.
Kerstboom en dennegroenversiering, wat
huiselijks geven, lopen de mensen van
de Wereldomroep en de Rotterdamse
Lloyd zorgend tussen de gasten. Hier
een praatje, daar een goede raad, de
uren verstrijken en onopgemerkt door
de grote scheepfamilie wordt er in het
zaaltje er naast hard gewerkt om het
programma dadelijk op rolletjes te la
ten lopen. Wanneer de heer Kal de
tekst heeft goedgekeurd, zorgen de da
mes Anneke Jansen en Ansje Bessem,
dat deze keurig uitgetypt aan de spre
kers worden uitgereikt: als ze wat plan-,
kenkoorts bemerken nemen ze de zin
nen nog eens even met hen door. On
danks de haast, want de klok draait
maar door, hebben ze een gewillig oor
voor de verhalen en door de toewijding
waarmee ze hun werk doen weten ze
spoedig precies met wie zé te doen heb
ben; dat aHes werkt mee om de micro
foondebutanten op hun gemak te stellen.
Wanneer om drie uur de uitzending gaat
beginnen is er niemand, die eigenlijk
beseft, dat ze nu al vier uur minstens
aan de voorbereidingen bezig zijn.
Het jonge mevrouwtje J. F. de Sma
len, heeft daarvan minstens een uur aan
haar broodje met vlees geknabbeld,
strakjes zal ze haar man, de tweede
machinist van de Overijsel, vertellen,
dat ze de dagen naar zijn thuiskomst
wel óm zou willen kijken. De vrouw
van de eerste machinist, mevrouw Na-
gelkerke, gunt haar van harte het bui
tenkansje van dit aetherbabbeltje en is
tevreden met de groet, die namens haar
naar het schip gezonden wordt.
Mevrouw Van HoekWiese ook al
Rotterdam, die haar vele vrije tijd van
harte ten dienste van de Varende Ge
meente stelt, heeft haar uren wachten
goed besteed. Terwijl we praten over het
werk voor de zeelieden èn voor hun
vrouwen komt mevrouw De Vogel aan
dragen met het reisgeld, dat ze zo juist
van de Lloyd ontvangen heeft: „Hier
voor uw werk, zorg maar dat er een
aardig pakketje van weggaat". „Dat is
een leuk idee, dankt mevr. Van Hoeken
verheugd, we hebben een paar maanden
van druk werken achter de rug. In Sep
tember zijn we al begonnen. In totaal
gingen er 3200 pakjes weg. Verzin nu
eens iets aardigs voor 3200 mannen. De
geijkte geschenken van sokken, dassen
of shawls zijn in driekwart van de ge
vallen niet welkom. Wat doe je in de
tropen met een paar sokken op Kerst
mis? Inplaats van blij zouden die je
maar kriegel maken!
Veel geld hebben we niet, dus goede
boeken moeten helaas tot dc uitzonde
ringen blijven behoren. In leerwerk is
heel wat te bedenken want elke zee
man kan een foto-albumpjc of étui'tje
best gebruiken. Ook dat materiaal is
duur, maar we doen ons best. Bergen
werk wordt verzet, in de drukste lijd
maakte mej. Van Veen. de secretaresse,
400 pakjes per dag. Ds. en mevrouw
Schokking en ds. Zeilstra geven er h( el
wat energie aan om het werk voort to
Dank zij de financiële steun van de
maatschappijen lukt het ook ieder jaar
weer. De zeeman gaat het heus niet om
dat cadeautje, dat weten we ook wel.
Hij kan dikwijls heel wat meer en be
ter zelf kopen in de vreemde, maar het
gaat om de hartelijkheid, om de groet
uit Holland, om het besef, dat wij die
thuis bleven met zorg en liefde aan hen
denken.
Ziet u, ook omgekeerd is dat een
kernpunt. De familieleden, die achter
bleven. U heeft geen idee, wat voor
zorgen een zeemansvrouw heeft. Zo
staat alleen voor vele beslissingen, voor
de schoolmoeilijkheden met de kinde
ren, ziekte, woningproblemen. Komt va
der thuis dan wil ze hem niet overstel
pen met narigheden, dan moet alles vro
lijk zijn, of tenminste zonder beslomme
ringen van allerlei aard. Juist in de da
gen zo rond Kerstmis en Oud en Nieuw
is het soms moeilijk voor haar en daar
om houden we dan een Kerstbijeen
komst, waar we trachten haar iets ta
doen gevoelen van de saamhorigheid,
die ons vrouwen thuis verbindt"
Dan roept Anneke Jansen de namen
af van de families, die een groet zullen
zenden: Van der Sluis uit Voorburg,
voor hun zoon aan boord van de Kota
Baroc. Risseeuw voor de eerste officier
van de Samarinda, Van Meggclen voor
de koksmaat van de Samarinda
De Ramblers schallen hun herken
ningsmelodie. Guus Thole. de omroeper,
repeteert met een paar stemmen: „Niet
te vlug niet te zacht, praat maar ge
woon: Dag Jan, dag jongen
De anderen luisteren, volkomen opge
nomen in de sfeer van dit bijna plechtig
cn zo feestelijk gebeuren Bereid om te
applaudiseren. als het gevraagd woidt,
om te juichen of om te zwijgen
en muisstil te zijn. Guus Thole diri
geert dat. Natuurlijk is iedereen op ap
plaudiseren ingesteld, dat kan wel eens
een benauwd ogenblikje geven. Bijvoor
beeld laatst toen een van dc officiële
sprekers, zo'n verheven plechtig woord
sprak, dat een applaus heel slecht zou
passen. Achter de rug van de spreker
maakte toen Thole een enthousiast klap-
gebaar tegen het publiek, gevolgd door
een heftig nee-schuddengelukkig
begreep men hem!
Dan stuk voor stuk komen de groeten;
het ernstige woord van moeder Spaans,
dc lieve woordjes van een kind, de fer
me stem van een vader, een groet vol
verlangen van een vrouw
Over zeeën en oceanen gaan woor
den, door iedereen te beluisteren, die
toch een band van intimiteit weven en
die bewaard worden in het hart, waar
voor zij bestemd waren
Saevis tranquillus in undis
Bij de wisseling der jaren,
Beeld der onbestendigheid,
Als, wat kostbre uren waren,
Wegglijdt in de eeuwigheid,
Sla ik steeds voor nieuwe vragen:
Wat mij wacht, ik weet het niet.
Zullen mij straks zorgen plagen
Die mijn oog thans nog niet ziet?
Wordt mijn levensdraad gesponnen
Deze nieuwe jaarkring uit,
Of ben ik die slechts begonnen
Wijl men zonder my straks sluit?
Wat de toekomst houdt verborgen:
iviemand die het mij voorzegt
Wat voor heden of voor morgen
Voor my zal zijn weggelegd.
Doch by al dit ongewisse
Heb ik rust in mijn gemoed,
Daar het mij niets zal doen missen
Van Gods trouw die my behoedt.
In Zijn gunst zal 'k mij verblijden
En aan Zijn hand veilig gaan;
Hij zal immer mij geleiden
Op my onbekende paan.
G. J. Ornsteim