OP DE HF,TOE BIJ WOUDENBERG DAALT
EEN GEHEIM AGENT
3
ZATERDAG 29 OCTOBER 1949
n
Het drama van het Englandspiel
In de nacht van 27 op 28 Maart 1942 voltrok
zich een dramatisch gebeuren
OM DE ANDERE DAG wordt luitenant Lauwers uit zijn cel gehaald om te
seinen naar Engeland. De berichten, die hy seint, zijn tevoren nauwkeurig be
sproken en uitstekend gecodeerd door Ernst May. In Engeland merkt men niets. De
veiligheidstekens en de security-check verraden niets aan de mensen van het zich
sterk uitbreidende bureau van de Britse S.O.E., de geheime oorlogsdienst voor spe
ciale operaties: alles wordt in orde bevonden en de Nederlanders, die nauw met
de Engelsen samenwerken, weten niet beter, of Lauwers en Taconis bevinden zich
In volle vrijheid in bezet gebied en doen hun werk. Het zendverkeer duurt twee
weken voort en dan komt het bericht uit Londen, waarop Giskes en Schreieder
met spanning hebben gewacht: men wil opnieuw een agent droppen. Een agent en
containers, die allerlei materiaal voor de ondergrondse stryd zullen bevatten. Waar
kan het gebeuren? vraagt Londen. Druk confereren de Duitsers. En dan besluit
Giskes om te doen seinen: vijf kilometer Noordelijk van Woudenberg. Lauwers tikt
het bericht de aether in
Twee dagen later komt het antwoord kerel in de gaten, zogenaamd omdat
uit Engeland: „Hebben plaats
en
lucht uit doen observeren
coord. Vliegtuig komt in de nacht
27 op 28 Maart 1942. Zend illegale
kers om agent en containers te ontvan
gen. Plaats drie lichten in vorm van drie
hoek ter afbakening terrein; toplicht
wit en aan de hoeken groen".
In de morgen van de 27ste Maart her
haalt Engeland zijn aankondiging en des
middags komt nog eens een bevestiging.
En dan is het de Duitsers duidelijk: het
grote Spiel heeft een aanvang genomen:
het grote bedrog is geslaagd.
Die middag hebben Schreieder en Gis
kes het razend druk. Enerzijds hebben
zij het triomfantelijke gevoel, dat zij de
Engelse geheime dienst, de nooit
'troffene. een loer gaan draaien,
anderzijds knaagt er een wantrouwen
aan hun zelfverzekerdheid. Als de En
gelsen het spelletje nu tóch eens door
hebben? Als ze vannacht in plaats van
een parachutist en containers nu eens
bommen en mitrailleurkogels naar be
neden sturen? Dan wordt de situatie
hachelijk voor heb lieve leven van
meneer Giskes en meneer Schreieder
dan kon de hele grap wel eens de dood
betekenen voor een groot aantal SD-(
en soldaten.
Vertrouw je het wel helemaal, lie-
ber Kamerad Giskes?. vraagt Schreieder
aan de conferentietafel,
maatregelen bespreken.
Niet helemaal, zegt de man met het
pokergezicht, maar ik heb al maatrege
len genomen.
Hoezo? De kleine Kriminal-Direk-
tor veert op. Heeft Giskes iets gedaan,
waaraan hijzelf niet heeft gedacht?
Kijk eens, jij verwacht natuurlijk
bommen. Eerlijk gezegd: ik ook. Maar ik
heb de zaak met Christiansen besproken.
De ouwe snapt er niet veel var
kreeg mijn zin! Er staan al een paar
Batterijen luchtdoelgeschut en zoeklich
ten gecamoufleerd rond hét dropping
terrein. Die heb ik vanochtend al
Woudenberg gedirigeerd. Gooien de En
gelsen met bommen, dan zullen we
Iracteren. En dan seinen we morgen, da:
Ze de wrakstukken van het vliegtuig
kunnen komen halen. Komi
bommen naar beneden, maar parachu
teren ze inderdaad een agent, dan laten
we het toestel ongehinderd terugvliegen,
om ze voor de toekomst een beetje bru
taler te maken. De gehele luchtafweer
Is gewaarschuwd, zo besluit Giskes.
Schreieder krabt zich over de kale
schedel. Mooj! zegt hij dan met zijn kin
derlijke neiging om Nederlands te spre
ken: de enige vreemde taal, die hij tot-
dusver heeft geleerd. Mooj!, dan ga ik
nu mijn mannen opcommanderen.
In de avond van de zeven-en-twintigste
Maart 1942 jagen twéé auto'
SLAGTER
DeutscMand, Deutsehland über
alles
Nederlandse en Duitse SD-ers uit Den
Haag naar Woudenberg. Even voor
Utrecht staan nog andere auto's: vol met
troepen van de Frontaufklarung. Zij
sluiten zich aan het wordt een kleine
karavaan, die in los verband Oostwaarts
trekt. In een der auto's zit Hermann
Giskes met luitenant Huntemann; zij
spreken zachtjes en overwegen voor de
zoveelste maal de goede en de kwade
kansen. En in een andere auto, met de
Nederlander Bourgonje aan het stuur,
zit Joseph Schreieder en geeft zijn laat
ste instructies aan de verrader George
Ridderhof, die eigenlijk de V-Mann van
Giskes is, maar die voor deze bijzondere
gelegenheid in de leer is bij de Krimi-
nal-Direktor. Want er moet een geheime
agent gevangen worden en dat moet
foutloos gebeuren! Daarom buigen zich
de Haagse politiemannen Poos en Slag
ter. die mee op jacht zijn, heel dicht naar
Schreieder over in de voortsnellende
auto en zij luisteren eerbiedig en dienst
willig naar de bevelen.
Begrijp het dus vooral goed, zegt
Schreieder. Zodra de man met zijn para
chute is gedaald, gaat Ridderhof er op
af en heet hem welkom namens de
illegaliteit. Poos en Slagter gaan mee:
allebei zogenaamde illegale werkers. Jul
lie helpen de man met het uittrekken
van zijn vliegercombination en*je geeft
hem de raad zijn revolver direct te be
graven. Nietwaar, als de Duitsers hem
vinden met een revolver, kost hem dat
zijn kop. Maar als ze hem vinden zonder
v/apen, is er alle kans. dat hij de dans
ontspringt. Dat zeg je hem nadrukkelijk.
We moeten er geen schiettent van ma
ken. Hoe minder lawaai hoe beter. Dat
heb je dus begrepen: die revolver from
mel je uit zijn handen met een vlot
praatje en die gaat de grond in.
Jawohl!, zegt Ridderhof. En de twee
politiemannen, die hier aan hun ergste
verraad beginnen, kraaien het hem na:
Jawohl, Herr Kriminal-Direktor
En dan brengt Ridderhof de man
raar de auto, die we aan de kant langs
de weg zetten. Daar komt verder nie
mand bii. Poos en Slagter houden de
onnodige gasten.
moeten uitkijken
De soldaten en de mannen van de ar-
vestatiegroep houden zich volkomen
schuil. In de auto hoort Ridderhof dc
geheime agent zoveel mogelijk uit. Wat
zijn opdrachten zijn, welke aanloop
adressen hij heeft, of hij een zendplan
heeft en welke code hij gebruikt. Maar
oppassen. Ridderhof, dat hij niets in de
gaten heeft!
Jawohl!, zegt de zwetende, dikke
verrader.
En als je ^genoeg weet, kom je met
hem uit de auto, zogenaamd om je
illegale medewerkers te roepen. Op dai
ogenblik komen behalve Poos en Slagter
ook de mannen van de arrestatieploeg te
voorschijn en grijpen de man vast. Maar
snel, want al die agenten krijgen twee
gifpillen mee. die verpakt zijn in een
gummi-omhulsel, waarmee ze zichzelf
kunnen doden als ze dat gewenst vinden.
En je weet ten slotte nooit van te voren,
of zo iemand een aanval van levens
moeheid krijgt.
De verraders grinniken serviel. Herr
Schreieder kan gerust zijn, es geht alles
in Ordnung.
Tegen tien uur is er op een stuk heide
grond bij Woudenbea-g wat stil beweeg
van figuren, die vreemde dingen doen.
Er worden lichten opgesteld: twee groene
en een wit. Eigenlijk moeten er mensen
zijn, die de lichten hanteren, maar Giske.s
waagt niet graag mensenlevens. Hij laat
de drieho&kslichten, die het vliegtuig
de juiste plaats van de dropping moeten
leiden, aan staken ophangen. En naast
die staken worden stropoppen gezet, die
keurig zijn aangekleed. Van de luoht uit
kan de piloot, ook al is het' een lichte
maannacht, natuurlijk dat bedrog niet
ontdekken.
In het kreupelhout staan de kanonnen
van de luchtafweer en de bedieningsman
schappen hebben de strikste bevelen, niet
te roken en niet te praten. Schreieder en
zijn arrestatieploeg leggen zich naast Gis
kes onder wat jong dennegroen, een meter
of dertig van de ene zichtbaar geparkeer
de auto, waarin George Ridderhof
ondergronds werker zal spelen. Om het
terrein heen kruipen Nederlanders, Leem
huis. Viëtor, mannen van de Fahrbereit-
schaft; zij hebben de taak eventuele nach
telijke wandelaars, die op de heide moch
ten worden gesignaleerd, met een
lijntje de andere kant op te sturen. Want
hier vannacht gebeuren gaat is
zaak, die volkomen geheim dient
en. Wie er over praat verspeelt zijn
leven: Giskes en Schreieder hebben daar-
geen twijfel laten bestaan. Wie het
Devaluatie van het Nederlands
Enige tijd geleden had lk de gelegen
heid in mijn artikel over „Deelwoorden-
jammer" de aandacht te vestigen op het
feit dat zelfs grote Weekbladen als
Elseviers, het niet bijzonder nauw nemer
met de zuiverheid van de moedertaal;
klaarblykelyk gaan ze uit van de ge
dachte dat twee derden of meer van
hun lezers niet het minste taalgevoel be
zitten of in elk geval tevreden zyn, wan.
neer ze een verhaal.kunnen begrijpen,
onverschillig in welke
goten.
Een zeer merkwaardige voortzetting
van deze lijn vond ik in twee latere
nummers van Elseviers Weekblad
Sept. en 17 Sept.) Een zekere H. L
Prenen, die stom verbaasd moet zijn ge
weest zijn bijdragen gedrukt te zien
heeft een tweetal artikelen in genoemd
blad geschreven, zo slecht
stijl dat men zich afvraagt of de redactie
bestaat uit Homerussen in kwadraat.
Want Homerus sliep wel eens, maar
deze.nu dat kunt u hieronder lezen.
Het eerste opstel is getitelde Greshoff's
Verzamelde Poëzie. Ondertitel: De schrik
der kletsmajoors. Ik hoop dat Greshoff
dit fraaie stuk Nederlands onder de
ogen krijgt. Hij zal er door gesticht zijn
en stellig constateren dat althans op
sommige plaatsen die schrik der klets
majoors niet groot is. Dit opstel begint
aldus: „In vertrouwen gezegd: kranten
lezen is mijn fort niet. Meestal blijft het
wereldnieuws op mijn drempel staan,
klopt en wordt niet openge-
d a a n." Zo gezegd: het blijft een ge
sloten boek voor de schrijver.
Maar het Duits is klaarblijkelijk wel
zijn fort. Immers hij zegt: „De
van rechts hebben hem i
dacht wegens zijn cynisme ei
biedige praat, en het dogma van links
kan hem al evenmin benut
heilige klassenstrijd."
„Wezenlijker lijkt mij dat ik met
de verzamelde gedichten van Greshoff
boeiende uren achter de rug
de boeg heb." Ook Bijbelse Geschiedenis
is zijn fort Luistert
werpt d
tafele
het
f d" (n.l. in de poëzie van Greshoff)
Dit blijkt ook uit deze aanhaling:
„Zoals iemand zeide dat er ir
Hyrus en Sidon meer geloof gevonden
werd dan in de heilige stad,
hier constateren dat bij deze franc tireur
een nachtegaal beter gehoor vindt dan
een ganse wijdingsweek met orgelspel
bij menig rechtschapene."
Die „iemand" was Christus, maar oj
zulke kleinigheden of onnauwkeurig
heden behoeft een tegenwoordig schrij-
behorende tot Elseviers kunst
redactie klaarblijkelijk niet meer te Iet-
In het opstel over Lodewijk var
Deyssel komt deze kennis van de Bijbel
heel goed uit. Van hem toch zegt de heer
Prenen: „Zijn letterkundige loopbaan is
zeldzame uitzondering op het alter-
;ief dat de evangelist ons
stelt. Want hij is zowel de laatste die
de eerste was, als de eerste die de laat
ste 2
Hieruit blij-kt zonneklaar dat de heer
P. niet weet wat een alternatief is, want
hier geen sprake van óf het een óf
het ander en bovendien is hij weer lich
telijk in de war ten opzichte der bijbelse
geschiedenis. Want de evangelist stelt
hier niets, maar het is een verkeerd
aangehaald woord van Jezus, dat de heer
P. door 't hoofd speelt. Hij had het an
ders gauw kunnen vinden, want het
komt zowel bij Mattheüs als bij Marcus
Lucas voor. Maar wanneer men een
maal aan het devalueren van de moeder-
verspreidt deze devaluatie zich
ook op 't gebied der algemene ontwik
keling. Een nog fraaier staaltje vinden
in zijn mededeling over Lodewijk
Deyssel in deze zin: „Toen auteurs,
die thans reeds als zestigjarigen gehul
digd zyn, nog geboren moesten worden,
had hij reeds in onze literatuur op de
n van Jericho gebla-
Welk een grenzenloze onwetend
heid en verwaandheid om maar over
alles en nog wat op goed geluk al iets
eer te schrijven.
Maar we komen tot devaluatie op eer
ander gebied. De heer P. heeft het ovei
„bepaalde stijleffecten, die echt „tachtig'
woordkunst om het woord, die
met dadelijk meer a a n-
t. (Duits is inderdaad des
schrijvers fort!) Maar
eken, zit
st-
Een leuk ding, zo'n kijkende kern!
Eenzelfde sterk staaltje haalt de heer
in het riuk over Greshoff uit. Daar
zegt hij: „Wat let ons dan om in de Ars
Poëtica te beweren, dat cafépraat z o n-
van het tafeltje op te
n, best poëzie kan zyn?" Neen, dat
vind ik ook, die cafépraat kan gerust
blijven zitten, dat 's veel gezelliger. Een
aan devaluatie lijdende zin komt
hierin voor, als de heer P. zich tot
de lezer wendt: „En de waarde lezer, die
met zulk een boek bel
wat cynisme heet Neen inderdaad. Of
om het in het Latijn te zeggen: „Non
sunt taalcokkio qui lange messi dragio."
Maar het grappigst is de heer Prenen,
als hij aan 't dichten slaat. Met veel
zelfingenomenheid verhaalt hij ons over
Van Deyssel:
„Enige tijd geleden, op een besloten
feest, mocht ik in een tafelvers z ij n
aanwezigheid begroeten." En
toen die aanwezigheid teruggegroet had,
droeg hij (d.w.z. de heer Prenen) een
vers voor dat hij nu in Elseviers laat af
drukken.
Ik hoop dat de oude Van Deyssel wat
hardhorend is. Anders had hij bij de
voorlezing van een zo belachelijk „ge
dicht", een beroerte nabij kunnen zijn.
Hier is dit stukje gedevalueerd Neder-
Van ouderdom gesproken, wie
anders moet ik roemen
Dan hij die lang voorheen,
vóór vijf-en-zestig jaar.
De scherpste veder sleep
die onze taal kan noemen
En met het proza vocht als met
Hij blies op zijn trompet in deze
lage landen
Waar op de kansel stond
de blikken dominee.
Met psalmen in h u n mond en
lyra's in hun handen
En joeg de tempel schoon van
't redeloze vee.
Het vuur dat voor ons laait, de
schrik der Jan-ten-Brinken,
De zweep de<r wisselaars van
Voor hem de eredronk, die wij
vanavond drinken
Op Lodewijk de Grote! In hulde:
Dr ThUm!
In dit artikel wil de heer Prenen
ergens zich zo uitdrukken: „Ja, wat zal
ik u daarvan zeggen?" In de taal van
deze schrijver zegt men dan echter:
„Welnu, wat wilt ge?"
Mijn antwoord op deze vraag is: Niets,
dan dat iemand die zulk stumperig Ne
derlands schrijft, met rijn handen
onze taal afblijft en zeker niet in
bekend weekblad haar devalueert tot
een percentage dat alle andere deva
luaties in laagte overtreft.
Intussen gaat de medewerking van de
heer Prenen aan Elzeviers door. In het
nummer van 8 Oct. heeft hij een artikel
geplaatst met het toepasselijke opschrift:
„Het recht om alles te durven."
Dr F. C. Dominicus.
N.B. In Elseviers van 15 October j.L
staat een Sonnet van de heer Prenen.
Het gaat over een vlo die hij ziet zitten
op de hals van zijn geliefde en die hij
daar doodt (de vlo namelijk). Een zeer
duidelijke tekening illustreert dit be
langrijke geval. Het spreekt vanzelf dat
dit smaakvolle gedicht met bijbehorend
portret van de vlo niet tot de devaluatie,
maar tot de devloatie behoort. F. C. D.
„spel" bederft door geklets wordt neer
geschoten
Het wordt half elf en het wordt elf uur.
f en toe schuilt de maan achter voort
jagende wolkenflarden; de wind ruizelt
door de takken der bomen en aan de
heide hecht zich de dauw. De mensen
jagers, die zoveel mogelijk plat op de
grond liggen, krygen het koud. Soms
vaart er een druk gefluister door de rijen:
in de verte klinkt het geronk van een
vliegtuig. Maar de toestellen gaan voorbij
in de verte: koers Oost. Bommenwerpers.
Giskes denkt aan zijn vrouw in Bremen;
de gedachten van Schreieder verwijlen
ogenblik bij Leonore, die met de twee
jongens in München woont. Johannsen, de
gevreesde SD-er, die naast Blattergeste in
de hei ligt en zijn eeuwige honger stilt
een paar repen chocolade, praat
zachtjes met de beide Wymenga's, vader
en zoon, beiden in het verraad, over de
schanddaden der Engelsen, die de Duitse
steden in het nachtelijk donker bombar
deren. Hij is Rotterdam, Warschau, Co
ventry en Londen vergeten en hij windt
zich op, in machteloze woede, als sterke
eenheden toestellen tussen elf uur en half
twaalf de lucht vervullen met hun m
tone gebrom. Al die vliegtuigen gaan
Duitsland en al die toestellen dragen de
bommen en de luchtmijnen en de fosfor-
bommen en binnen een uur zullen
tienduizenden gillend door de brandende
straten lopen en ganse huizenblokken
zullen ineen storten en laaiend zal eer
stad ondergaan in het inferno van eer
geconcentreerd luchtbombardement.
En waar blijft dat vliegtuig met de ge
heime agent? Schreieder richt zich op de
knieën en Giskes glimlacht flauwtjes, als
hij de nerveuze onrust merkt, die zich
de SD-chef meester maakt. Weinig
zelfbeheersing, denkt Giskes. En voor een
ogenblik voelt hij zich weer superieur,
zoals ieder officier van de Wehrmacht
van tijd tot tijd verre superieur voelt
de lui van de S.D., die toch eigenlijk
ï-ig meer zyn dan de hyena's van het
slagveld
Kwart voor twaalf. In de verte nadert
eer een vliegtuig. Sterker en sterker
wordt het geluid van de zware motoren.
Het vliegt Zuidelijk, in Oostelijke richting
het nadert snel. Zal het voorbij gaan?
Overal tussen de struiken worden hoofden
opgeheven. Geen woord tfordt meer ge
sproken ieder ligt zo stil mogelijk.
George Ridderhof wist zich het zweet
het voorhoofd en Slagter zit op han
en voeten als een dier, dat zach ge
reed maakt voor de sprong.
Sterker wordt het motorengeluid. Het
toestel keert! Met een scherpe bocht naar
links cirkelt het naar het Westen, komt
dan. kennelijk hoogte verliezend terug,
i ja!, daar flitsen een paar boordliohtet.
in-en-uit. Het komt! Het komt!
Stil staan de driehoekslichten te stralen
op de heide. De piloot ontdekt ze. Duide-
'ik ziet Schreieder, dat het toestel scherp
i de richting van het toplicht koerst.
Hoe hoog? vraagt hij, zonder hem
in te zien, aan Giskes.
Vijfhonderd, zeshonderd.
En weer trekt de Engelse piloot een
wijde cirkel om het veld. En de lopen der
luchtdoelkanonnen volgen het toestel; de
granaten worden getempteerd. Zacht ge-
Giuliano, voor Sicilianen een begrip,
en dan pas een persoon
Maria, zijn verloofde, beschouwt hem als een held
Het
als
POOS
Führer befehl, wir folgen dir
ven de stukscommandanten hun bevelen:
vijfhonderd, zeshonderd. Achtung! Ach-
tung!
Maar er komen geen bommen. Er komt
geen mitrailleurvuur.
Voor de vierde maal jaagt het vliegtuig
over de strook heidegrond en dan:
Kamerad Giskes, daar! Kijk daar!
Giskes ziet het. En de bewakingstroe
pen zien het. En de Nederlandse ver
raders wijzen elkaar de stippen, die het
vliegtuig uitgooit. Stippen, die groter
groter worden: drie, vier, vijf parachutes
komen omlaag zweven tegen het licht
de heldere maan. Snel trekt de piloot zijn
toestel op, scherp scheert hij nog eenmaal
rond het veld en dan koerst hij
het Westen.
George Ridderhof en Poos en Slagter
verheffen zich uit de natte heide. Aan
vier parachutes hangt een langwerpig
ding: dat zijn de containers met wapenen
en springstoffen en allerhand geheimen
voor de illegaliteit. Maar aan de vijfde bun
gelt een pop, die met de benen zwaait. De
geheime agent zweeft omlaag. Beneden
wacht het verraad
Ali Baba en de 20.000 Carabinieri
(Van onze correspondent)
ET VERHAAL VAN GIULIANO en de 20.000 carabinieri is even wonderlijk
Ali Baba en de veertig rovers. Hiermee wil ik niet zeggen, dat
carabinieri rovers zyn en Giuliano op Ali Baba lykt. De thans 29-jarige Mon-
telepriaan wordt nu al vier jaar gezocht. Men heeft twintigduizend soldaten tegen
hem in het geweer gebracht, die voorzien zyn van radioposten, geblindeerde wa
gens, verkenningsvliegtuigen, mitrailleurs, machinegeweren, revolvers en handgra
naten. Zonder resultaat.
tot ik de volgende eilandbewoner tegen
kwam. die me zijn mening over de poli-
Giuliano schrijft zijn proclamaties op
turen en glazen, richt boodschappen tot
de Italiaanse regering, waarschuwt al
opdringerige Italiaanse kranten, die
t t.a.v- hem met de waarheid niet al
nauw nemen en blijft bij hoog en laag
volhouden, dat hij geen bandiet is, doch
vrijheidshéld, die slechts strijdt voor
de onafhankelijkheid van Sicilië. Toen hij
dit motief twee en een half jaar geleden
voor de eerste maal noemde, haalde men
lachend de schouders op. Thans kunt ge
in Sicilië een pak slaag krijgen als ge
over de „bandiet" Giuliano spreekt. Ame
rikaanse, Britse en Franse bladen geven-
in hun reportages over Giuliano en Sici
lië hem al de naam van „underground-
commander" en „maquis". Het kan ver-
De herfstzon brandt hier dat het een
lieve lust is. In Montelèpré, waar eens
de familie Giuliano haar dagen in rust
en vrede sleet, struikelt ge over de sol
daten. Ze zijn bruin gebrand. Zonder
uitzondering zien ze er goed verzorgd
en zwaar bewapend uit Ze knipogen
tegen de meisjes van Montelèpré, maar
daarbij blyft het. Enige weken geleden
zijn de mannen van Giuliano n.l. naar
het stadje getogen om vier Siciliaanse
schonen, die een liefdesidylle beleefden
met carabinieri, van haar zwarte lpkken
te ontdoen. Het proces is uitstekend ge
slaagd. Twee meisjes zijn intussen naar
elders-Vertrokken. De beide anderen
dragen voorlopig een kleurige hoofd
doek. Sedertdien blijven de Italiaanse
knipoogjes op Sicilië onbeantwoord.
De wonderen zijn hier trouwens de
wereld nog niet uit. Op vele plaatsen
ziet ge op de muren gekalkt: Vive Mus
solini. Vive Giuliano!
Maar Mussolini is dood en Giuliano
leeft. Dat maakt enig verschil- Een Sici-
liaan, die luister naar de naam Cam-
pond, ontwart de knoop voor me.
„Italië heeft de oorlog verloren. Ita
lië is van de kaart. Italië telt niet mee:
mee. Het schoot Mussolini neer. de
enige man. die ooit iets goeds voor Si
cilië heeft gedaan. Rome verguisde het
facisme door samen te werken met Hit-
Ier. Thans willen wij Sicilianen een
een vrye, onafhankelijke fascistische
republiek onder leiding van Giuliano
en onder bescherming van Amerika".
Vandaar dat ge de namen van Giu
liano en Mussolini saipen op de muren
ziet gekalkt".
Na deze uiteenzetting heb ik even met
mijn oogleden geknipperd en nagedacht
gekeken,
die on ve
den, beducht
bedrukt
bedenken dat. niet alles cvnisch is
Haal me er uit!"
Hoog in de nok van het zoge
naamde Rusthuis heb ik Opoetje ge
vonden. Het ts 'n toer geweest
vertelde ik verleden week. Het had zijde is vai
ook best kunnen wezen, dat ik weet wel
vruchteloos naar haar gezocht had; kenschappen
misschien zijn er wel kamers in dit volgt. Dat jonge stel zal Opoetje
machtige pand, die een vreemdeling aankomen, als
nooit ontdekt. Misschien ook - -----
al dood geweest eer ik kwam
onder het laken gelegen gelijk in ogen en zal geen vreemde indring-
deze zelfde kamer een andere
slapene roerloos neerligt, wachtend
op het laatste transport naar de do
denkamer. Maar, gelukkig, Opoetje p
leeft nog. Ze is zelfs volkomen bij netje het refrein
kennis; zq zeer bij, dat haar oude
hand meteen naar me uitschiet, zich
als een klauwtje vastklampt aan mijn
mouw. En dit is haar begroeting:
„Ach domineetje, kun je me hier niet
uithalen? Haal me toch hier weg. Ik
weet geen raad meer, domineetje. Ik
kan niet slapen hier. Ik lig hier maar
en niemand kijkt naar me om. En die
andere zieken maken zo'n kabaal.
Toe, domineetje, laat me maar weer
naar m'n huisie gaan
Ja, daar sta je dan en weet er
maar eens raad op. Haar huisieen
ik denk aan die ene kleine kamer
in de volkswijk. Daar kon ze immers zuigeling
niet langer blijven: haar benen zijn ergens ee
verlamd en ze komt het bed
meer uit. Er was niemand, die
haar zorgde en uit arrenmoede heeft
dulden. Maar de kleine stem
vens mij jammert verder: „Domi
neetje, haal me hier toch uit..."
Nu, achteraf, 1
INDRUKKEN UIT DE
VOLKSWIJK
geweest. Vele jaren geleden werd ze
geboren als jongste van een groot ge
zin. Kort voor haar geboorte was va
der verongelukt en moeder overleef
de de bevalling slechts enkele dagen.
Die kon alleen het leven verder niet
meer aan; die gleed stil weg in de
de dood. Toen is er vooi
iet haar broertjes
i weeshuis geweest, dat zijn huizen
poorten voor hen opende. Ook wees
huizen waren destijds geen volmaak
te instellingen, al deed men er ver
jong gezin in huis geno- plicht op zijn zoveelste jaar geloofs-
die feitelijk nog een belijdenis. Wie eenmaal de
i vrouwtje, dat je deuren voorgoed achter zich liet O^en antwoord, geen raad.
kunnen
dichtvallen, kwam verder
kwajongen is
beter kleuter zou
Ze is er alleen mac
sloot mee geraakt,
kent niets. Ze zit stikvol onder het met heel veel
ongedierte en ze heeft Opoetje op wenste,
korte termijn ook nog aangestoken, vrijheid is Opoetje hals
Ze kan nog niet eens warm eten ko- het huwelijk gesprongen. Men
ken en wat wassen is heeft
huis uit nooit geleerd. Wat
een mislukking geworden. Een man,
die dronk en die zijn vrouw met de
kinderen in de misère liet zitten.
Een man, die zo weinig „in" bracht,
dat er voor het groeiende gezinne-
daar verder tje altijd ruimte te min was. Het
eigen huis werd een stuk van een
uit het Rusthuis zoveelste verdieping, met rondom
al lang „hoofdbe- het eeuwig rumoer, het geruzie en
eigen gezanik van talloze buren. Buren
links en rechts en boven en beneden.
Tol de man op zijn zoveelste tocht
van dronkenlap zijn beschermengel
miste en verongelukte.
Daarna de tijd van alleen zwoegen
en sjouwen om de kinderen behoor
lijk groot te brengen. Maar juist
door die verbeten strijd om voldoen
de centen, werd ze geestelijk zo ge
radbraakt dat ze voor die kinderen
niets wezen kon. Nijdasserig, narrig,
moeilijk, met als enig gevolg kijvende
kinderen, die 'm zo vlug mogelijk
smeerden en naar moeder niet meer
omkeken. Dan tenslotte de tijd van
eenzaamheid en ziekte; de invasie
van vlooien en luizen. En nu dit.
Rusthuis aan de poorten van de
iel dood.
ir- .Jiaal me er uit; haal me er uit...'
de Maar waarheen, vraag ik u, moet ik
zusjes met dit Opoetje gaan? De goede rust
huizen hebben wachtlijsten van
honderden namen. In de ziekenhui
zen is voor haar geen plaats. Bij par
ticulieren heb ik nog nooit deze op
offeringsgezindheid gevonden, die
zich over het oude ontfermt. Ik heb
kerk En i
QHJBB du geval het ook i
de wal in de noch kluismisschien alleen reeds dig geweest, want geen week later
dit vrouwtje hierom omdat men het samenzijn heeft de engel des doods Opoetje
In diezelfde tijd
overdag op straat lopen en liederlijke eigen huisje als hij bij zalen i
gehaald Toen heb ik bij haar
eerste begrafenis gesproken over het Va-
kop in derhuis met de vele woningen. Huis
met de ontelbare Huizen, want ze
kende haar Heiland Maar een op
lossing bracht dit me niet want er
ziin zoveel mensen, die er naar snak
ken om „eruit gehaald re worden".
W ijkpredikant.
tieke zijde vertelde. Zij bleek geheel
genovergesteld te zijn- Acht personen
bleken acht opvattingen te hebben, doch
allen beminden Giuliano, Mussolini,
Amerika en de onafhankelijkheid. Wat
Giuliano wellicht nimmer vermoed
heeft blijkt toch gebeurt te zijn. Er leeft
onder dit vólk een niet nauwkeurig ge
formuleerd verlangen naar onafhanke
lijkheid. Maar of Giuliano zijn euvel
daden met de autonome mantel zal kun
nen bedekken, gelijk in andere delen der
wereld nu gebeurt, valt nog te bezien.
Bokkenrijders.
Klets! Giuliano heeft geen leger. Een
troepje in de wapenhandel bedreven
avonturiers vormen zyn permanente
lijfwacht.
Zijn „leger" werkt op het land, vist in
de zee of werkt in de fabriek. Ge kunt
zijn mannen vergelijken met de bokken
rijders uit het Limburgse in voorbije
eeuwen. Giuliano mobiliseert en demo
biliseert al naar gelang hij behoefte
heeft aan mannen. Vanaf 22 Augustus
tot 30 September heeft hij allen met
vacantie gezonden, niet omdat er geen
werk aan de winkel was, doch omdat
de werkzaamheden op het land geen tijd
voor bokkenrijdersavonturen gedoogden.
De wapenstilstand werd met gedrukte
aanplakbiljetten bekend gemaakt, zo
wel in het hart van Palermo als in het
hart van zijn geboorteplaats Montelèpré.
Nu is de strijd weer begonnen. Er wor
den weer 16 carabinieri vermist, terwijl
twee carabinieri, die onhebbelijk waren
opgetreden tegen Giuliano's verloofde.
Maria Demma drie dagen en drie nach
ten geheel naakt zonder eten of drinken
in een tien meter diepe put hebben
moeten doorbrengen.
En daarover hebben die in Montelèpré
de grootste schik. Dat zyn zo weer van
die voorvallen, waaraan men de bok
kenrijders herkent en waarmee Giuli
ano zich nieuwe vriendejj maakt We
derom zijn er een handjevol Sicilianen
voorstander van autonomie. Misschien
weten ze niet eens wat het betekent
Dochdat doet minder ter zake. Het
woord klinkt zo aardig.
Wat wilt ge nog meer? Iedere goede
daad wordt op rekening van Giuliano
geschreven. Iedere goede mop eveneens.
Iedere vechtpartij en ieder bloedbad is
de schuld van Rome. Want Giuliano is
geen persoon meer, docheen begrip
en ook al zullen de twintigduizend cara
binieri er mettertijd wellicht in slagen
hem gevangen te nemen, het verlangen
kan men nimmer gevangen nemen. Niét
met honderdduizend carabinieri.
Als men Montelepré binnenkomt, ziet
men een huis. Een groot, deftig huis,
witgepleisterd en met royale balcons.
Hierin leefde de familie Giuliano. Op last
van het departement van Justitie heeft
men alle bewoners gearresteerd, in de
ijdele hoop hierdoor Giuliano tot over
gave te dwingen. Nu vormt het huis het
hoofdkwartier der carabinieri. Die van
Montelepré noemen het heiligschennis.
„Weet ge waarom de soldaten juist deze
woning hebben gekozen tot hoofdkwar
tier? Omdat ze hier het best beschermd
zijn tegen hem. Hij bemint zijn woning
zo zeer, dat hij de muren niet wil bescha
digen met revolverschoten." Moppen zijn
er trouwens bij de vleet.
Zo liepen er twee Siciliaanse boeren
op een eenzame weg, waar zij een con
tingent carabinieri tegen kwamen Het
jonge luitenantje hield hen staande en
vroeg: „Waar gaat geheen, landslieden?"
„Naar Giuliano" was het antwoord.
„Prima, doe hem de groeten en vraag
of ik gratie krijg, omdat ik jullie heb
doorgelaten."
Men zal Giuliano nimmer vangen
Aldus weer een inwoner van Sicilië, die
hem al jaren kent. Men kan de hele kust
vol zetten met carabinieri en de solda
ten langzaam laten opmarcheren naar
het midden van het eiland, zodoende de
kring steeds kleiner makend. Men zal
elkaar daar dan ontmoeten en het zal
erg druk zyn met uniformen, doch
Giuliano heeft men niet. Wellicht staat
hij -in een carabinieri-uniform tussen
zijn achtervolgers. Wellicht woont hy
een voetbalmatch by in Palermo Inder
daad. lezers, schrikt niet! Nog geen drie
maanden geleden, toen twintig duizend
carabinieri Sicilië grondig aan het uit
kammen waren, stond Giuliano himself
te kijken naar een voetbalwedstrijd te
Palermo
Het is niet zo'n boerenjongen als men
wel eens liet voorkomen Zijn vader
was een herenboer en de zoon is zeer
behoorlijk ontwikkeld. In 1944 toen een
Kinderen luisteren in gespannen aan
dacht als vader 's avonds voorleest,
voorleest uit de sprookjes nan Andersen,
e naieve verteltoon boeit de kinderen
i de achtergrond van humor en levens-
ijsheid mag niet altijd door hen be-
grepen worden, hij gaat ook niet geheel
hen voorbij- Als zoon ran een arm
Deense schoenmaker werd Hans Chris
tian Andersen in 1805 te Odense gebo
ren en in het huis, waar hij als kind
leefde is thans een museum ingericht
met een groot standbeeld van de beeld
houwer Th. Stein. Als de kinderen dan
even vopr dat monument staan, dan is
er diezelfde aandacht als bij de voorle
zing van vader. Dan is er ook eerbied
voor hem, die het kinderhart begreep
als geen ander, die met Guido Gezelle
gaarne alle sdhatten der wereld gaf voor
dat kinderhart.
graan had gestolen, kreeg hij herrie met
de politie. Hij vluchtte de bergen in met
de achtervolgers op zijn hielen Hierbij
schoot hij een carabinieri neer, sedert
dien is hy de Giuliano met een hoofd
letter.
Waarom kunrten twintigduizend zwaar
bewapende manschappen deze Giuliano
niet vangen? De meeste rotsen op het
eiland zijn naakt en bieden weinig dek
king. De zoetjesaan klassiek geworden
onderaardse gangen en grotten, waarin
hij zijn toevluchtsoord gevonden zou
hebben, bestaan niet, en werd gepubli
ceerd Öoor krantenschrijvers, die Sicilië
nimmer hebben bezocht. Evenmin zijn
er ontoegankelijke oerwouden. Neen,
daarin zit het hem niet.
Giuliano is onvindbaar omdat hy de
medewerking heeft van vrywel de gehele
bevolking, zoals de Nederlandse onder
duikers in de bezettingsperiode de mede
werking hadden van de gehele bevol
king. Of men hem die medewerking ver
leend op grond van hoop op een betere
toekomst o.l.v. minister-president Giu
liano of omdat men zijn vergeldings
maatregelen vreest, indien men gaat
„doorslaan", moeten we in het midden
laten. Het gerucht gaat, dat ook de
carabinieri zelf de Giuliano-figuur niet
onsympathiek vinden.
Het avontuurtje.
Behalve 20.000 carabinieri zwerven er
op Sicilië enige honderden buitenlandse
journalisten rond. tot grote ergernis van
de regering te Rome Ieder zoekt Giuliano
op zijn manier. Maar alleen een jonge,
knappe Zweedse journaliste is er dit jaar
in geslaagd, de rebel-bandiet te intervie
wen. Giuliano kwam, zag en overwon.
D.w.z. onze Zweedse schone werd hals
over kop verliefd op hem en moest haar
journalistiek- of liefdesavontuur bekopen
met celstraf. Want Rome is onverbid
delijk. Iedereen, die wellicht kan weten
waar Giuliano ver-toeft, draait de gevang-
De Zweedse zit nu weer veilig en wei
in Stockholm. Alle andere cpllega's vra
gen zich nog af, waarom men het cara-
binieri-bolwerk de Montelepré. oftewel
het ouderlijk huis van Giuliano, ver
sterkt heeft met ontelbare zakken zand.
Waarom heeft men het huis in staat van
verdediging gebracht? Vreest men wer
kelijk een aanval vatf Giuliano? Dan be
grijpt men weinig van de tactiek van de
bokkenrijders en nog minder van de
underground of van Giuliano's tactiek.
De bewoners van het plaatsje zien het
nauwelijks meer. Ze zijn er aan gewend.
Per slot van zaken gunnen ze de solda
ten dit onschuldige pretje wel.
Maria: „een held."
Een steenworp verder staat een school
tje. In dat schooltje zit de jeugd van
zeven tot veertien, sommen te maken,
lezen, schrijven en geschiedenis te leren.
De onderwijzeres heet Maria Demma. Zij
is verloofd met Giuliano!
Maria is niet verwonderd als ze ons
ziet. Ze heeft reeds 145 visitekaartjes
van journalisten, die haar hebben be
zocht. De eerste was ik dus niet. „Ik be
waar ze voor Salva (afkorting Salvador,
de voornaam van Giuliano) zegt ze. nadat
ik er kaartje 146 heb bij gedeponeerd.
Maria is knap Giuliano heeft wat vrou
welijk schoon betreft een geciviliseerds
smaak. Ze heeft zeer regelmatige, haast
klassieke trekken, bijna zwarte ogen,
lange, zwarte, golvende haren en is ge
kleed in een wit mantelcostuum. Ze ver
telt, dat ze met Giuliano is opgegroeid cn
zich in 1948 met hem heeft verloofd.
Daarbij blijft het. Mijn 145 voorganger»
hebben haar routine bijgebracht om al
te nieuwsgierige journalisten af te weren.
Ongetwijfeld is ze meer knap dan
spraakzaam
„Voelt u zich gelukkig, verloofd té zijn
met een man, die verantwoordelijk wordt
gesteld voor de dood van 107 personen?"
Ik had gedacht, dat ze woedend zou
worden, dat er vuur uit haar zwarte
ogen zou vonken. Niets van dat alle».
Ze glimlacht eens vergevingsgezind over
zoveel domheid, over zo'n ontstellend
gebrek aan kiesheid Dan kijkt ze me
aan: „Giuliano is geen moordenaar; hij
is geen bandiet; hij is geen roverhoofd
man. Hij is een held! Eens zullen ook de
ogen van uw volk open gaan. Hebben
de Nederlanders geen vijf jaar gevochten
tegen onderdrukkers?"
Ze zegt me vlug ..Bonjour" en is ver
dwenen Charmant, met haar trotse
hoofdje ln de nek. stapt ze voort Ik
heb niet eens tijd gehad haar te vragen
wanneer ze gaan trouwen.
Morgen staat ze weer voor de klas.
Ongetwijfeld vindt ze „geschiedenis" hel