OP DE HF,TOE BIJ WOUDENBERG DAALT EEN GEHEIM AGENT 3 ZATERDAG 29 OCTOBER 1949 n Het drama van het Englandspiel In de nacht van 27 op 28 Maart 1942 voltrok zich een dramatisch gebeuren OM DE ANDERE DAG wordt luitenant Lauwers uit zijn cel gehaald om te seinen naar Engeland. De berichten, die hy seint, zijn tevoren nauwkeurig be sproken en uitstekend gecodeerd door Ernst May. In Engeland merkt men niets. De veiligheidstekens en de security-check verraden niets aan de mensen van het zich sterk uitbreidende bureau van de Britse S.O.E., de geheime oorlogsdienst voor spe ciale operaties: alles wordt in orde bevonden en de Nederlanders, die nauw met de Engelsen samenwerken, weten niet beter, of Lauwers en Taconis bevinden zich In volle vrijheid in bezet gebied en doen hun werk. Het zendverkeer duurt twee weken voort en dan komt het bericht uit Londen, waarop Giskes en Schreieder met spanning hebben gewacht: men wil opnieuw een agent droppen. Een agent en containers, die allerlei materiaal voor de ondergrondse stryd zullen bevatten. Waar kan het gebeuren? vraagt Londen. Druk confereren de Duitsers. En dan besluit Giskes om te doen seinen: vijf kilometer Noordelijk van Woudenberg. Lauwers tikt het bericht de aether in Twee dagen later komt het antwoord kerel in de gaten, zogenaamd omdat uit Engeland: „Hebben plaats en lucht uit doen observeren coord. Vliegtuig komt in de nacht 27 op 28 Maart 1942. Zend illegale kers om agent en containers te ontvan gen. Plaats drie lichten in vorm van drie hoek ter afbakening terrein; toplicht wit en aan de hoeken groen". In de morgen van de 27ste Maart her haalt Engeland zijn aankondiging en des middags komt nog eens een bevestiging. En dan is het de Duitsers duidelijk: het grote Spiel heeft een aanvang genomen: het grote bedrog is geslaagd. Die middag hebben Schreieder en Gis kes het razend druk. Enerzijds hebben zij het triomfantelijke gevoel, dat zij de Engelse geheime dienst, de nooit 'troffene. een loer gaan draaien, anderzijds knaagt er een wantrouwen aan hun zelfverzekerdheid. Als de En gelsen het spelletje nu tóch eens door hebben? Als ze vannacht in plaats van een parachutist en containers nu eens bommen en mitrailleurkogels naar be neden sturen? Dan wordt de situatie hachelijk voor heb lieve leven van meneer Giskes en meneer Schreieder dan kon de hele grap wel eens de dood betekenen voor een groot aantal SD-( en soldaten. Vertrouw je het wel helemaal, lie- ber Kamerad Giskes?. vraagt Schreieder aan de conferentietafel, maatregelen bespreken. Niet helemaal, zegt de man met het pokergezicht, maar ik heb al maatrege len genomen. Hoezo? De kleine Kriminal-Direk- tor veert op. Heeft Giskes iets gedaan, waaraan hijzelf niet heeft gedacht? Kijk eens, jij verwacht natuurlijk bommen. Eerlijk gezegd: ik ook. Maar ik heb de zaak met Christiansen besproken. De ouwe snapt er niet veel var kreeg mijn zin! Er staan al een paar Batterijen luchtdoelgeschut en zoeklich ten gecamoufleerd rond hét dropping terrein. Die heb ik vanochtend al Woudenberg gedirigeerd. Gooien de En gelsen met bommen, dan zullen we Iracteren. En dan seinen we morgen, da: Ze de wrakstukken van het vliegtuig kunnen komen halen. Komi bommen naar beneden, maar parachu teren ze inderdaad een agent, dan laten we het toestel ongehinderd terugvliegen, om ze voor de toekomst een beetje bru taler te maken. De gehele luchtafweer Is gewaarschuwd, zo besluit Giskes. Schreieder krabt zich over de kale schedel. Mooj! zegt hij dan met zijn kin derlijke neiging om Nederlands te spre ken: de enige vreemde taal, die hij tot- dusver heeft geleerd. Mooj!, dan ga ik nu mijn mannen opcommanderen. In de avond van de zeven-en-twintigste Maart 1942 jagen twéé auto' SLAGTER DeutscMand, Deutsehland über alles Nederlandse en Duitse SD-ers uit Den Haag naar Woudenberg. Even voor Utrecht staan nog andere auto's: vol met troepen van de Frontaufklarung. Zij sluiten zich aan het wordt een kleine karavaan, die in los verband Oostwaarts trekt. In een der auto's zit Hermann Giskes met luitenant Huntemann; zij spreken zachtjes en overwegen voor de zoveelste maal de goede en de kwade kansen. En in een andere auto, met de Nederlander Bourgonje aan het stuur, zit Joseph Schreieder en geeft zijn laat ste instructies aan de verrader George Ridderhof, die eigenlijk de V-Mann van Giskes is, maar die voor deze bijzondere gelegenheid in de leer is bij de Krimi- nal-Direktor. Want er moet een geheime agent gevangen worden en dat moet foutloos gebeuren! Daarom buigen zich de Haagse politiemannen Poos en Slag ter. die mee op jacht zijn, heel dicht naar Schreieder over in de voortsnellende auto en zij luisteren eerbiedig en dienst willig naar de bevelen. Begrijp het dus vooral goed, zegt Schreieder. Zodra de man met zijn para chute is gedaald, gaat Ridderhof er op af en heet hem welkom namens de illegaliteit. Poos en Slagter gaan mee: allebei zogenaamde illegale werkers. Jul lie helpen de man met het uittrekken van zijn vliegercombination en*je geeft hem de raad zijn revolver direct te be graven. Nietwaar, als de Duitsers hem vinden met een revolver, kost hem dat zijn kop. Maar als ze hem vinden zonder v/apen, is er alle kans. dat hij de dans ontspringt. Dat zeg je hem nadrukkelijk. We moeten er geen schiettent van ma ken. Hoe minder lawaai hoe beter. Dat heb je dus begrepen: die revolver from mel je uit zijn handen met een vlot praatje en die gaat de grond in. Jawohl!, zegt Ridderhof. En de twee politiemannen, die hier aan hun ergste verraad beginnen, kraaien het hem na: Jawohl, Herr Kriminal-Direktor En dan brengt Ridderhof de man raar de auto, die we aan de kant langs de weg zetten. Daar komt verder nie mand bii. Poos en Slagter houden de onnodige gasten. moeten uitkijken De soldaten en de mannen van de ar- vestatiegroep houden zich volkomen schuil. In de auto hoort Ridderhof dc geheime agent zoveel mogelijk uit. Wat zijn opdrachten zijn, welke aanloop adressen hij heeft, of hij een zendplan heeft en welke code hij gebruikt. Maar oppassen. Ridderhof, dat hij niets in de gaten heeft! Jawohl!, zegt de zwetende, dikke verrader. En als je ^genoeg weet, kom je met hem uit de auto, zogenaamd om je illegale medewerkers te roepen. Op dai ogenblik komen behalve Poos en Slagter ook de mannen van de arrestatieploeg te voorschijn en grijpen de man vast. Maar snel, want al die agenten krijgen twee gifpillen mee. die verpakt zijn in een gummi-omhulsel, waarmee ze zichzelf kunnen doden als ze dat gewenst vinden. En je weet ten slotte nooit van te voren, of zo iemand een aanval van levens moeheid krijgt. De verraders grinniken serviel. Herr Schreieder kan gerust zijn, es geht alles in Ordnung. Tegen tien uur is er op een stuk heide grond bij Woudenbea-g wat stil beweeg van figuren, die vreemde dingen doen. Er worden lichten opgesteld: twee groene en een wit. Eigenlijk moeten er mensen zijn, die de lichten hanteren, maar Giske.s waagt niet graag mensenlevens. Hij laat de drieho&kslichten, die het vliegtuig de juiste plaats van de dropping moeten leiden, aan staken ophangen. En naast die staken worden stropoppen gezet, die keurig zijn aangekleed. Van de luoht uit kan de piloot, ook al is het' een lichte maannacht, natuurlijk dat bedrog niet ontdekken. In het kreupelhout staan de kanonnen van de luchtafweer en de bedieningsman schappen hebben de strikste bevelen, niet te roken en niet te praten. Schreieder en zijn arrestatieploeg leggen zich naast Gis kes onder wat jong dennegroen, een meter of dertig van de ene zichtbaar geparkeer de auto, waarin George Ridderhof ondergronds werker zal spelen. Om het terrein heen kruipen Nederlanders, Leem huis. Viëtor, mannen van de Fahrbereit- schaft; zij hebben de taak eventuele nach telijke wandelaars, die op de heide moch ten worden gesignaleerd, met een lijntje de andere kant op te sturen. Want hier vannacht gebeuren gaat is zaak, die volkomen geheim dient en. Wie er over praat verspeelt zijn leven: Giskes en Schreieder hebben daar- geen twijfel laten bestaan. Wie het Devaluatie van het Nederlands Enige tijd geleden had lk de gelegen heid in mijn artikel over „Deelwoorden- jammer" de aandacht te vestigen op het feit dat zelfs grote Weekbladen als Elseviers, het niet bijzonder nauw nemer met de zuiverheid van de moedertaal; klaarblykelyk gaan ze uit van de ge dachte dat twee derden of meer van hun lezers niet het minste taalgevoel be zitten of in elk geval tevreden zyn, wan. neer ze een verhaal.kunnen begrijpen, onverschillig in welke goten. Een zeer merkwaardige voortzetting van deze lijn vond ik in twee latere nummers van Elseviers Weekblad Sept. en 17 Sept.) Een zekere H. L Prenen, die stom verbaasd moet zijn ge weest zijn bijdragen gedrukt te zien heeft een tweetal artikelen in genoemd blad geschreven, zo slecht stijl dat men zich afvraagt of de redactie bestaat uit Homerussen in kwadraat. Want Homerus sliep wel eens, maar deze.nu dat kunt u hieronder lezen. Het eerste opstel is getitelde Greshoff's Verzamelde Poëzie. Ondertitel: De schrik der kletsmajoors. Ik hoop dat Greshoff dit fraaie stuk Nederlands onder de ogen krijgt. Hij zal er door gesticht zijn en stellig constateren dat althans op sommige plaatsen die schrik der klets majoors niet groot is. Dit opstel begint aldus: „In vertrouwen gezegd: kranten lezen is mijn fort niet. Meestal blijft het wereldnieuws op mijn drempel staan, klopt en wordt niet openge- d a a n." Zo gezegd: het blijft een ge sloten boek voor de schrijver. Maar het Duits is klaarblijkelijk wel zijn fort. Immers hij zegt: „De van rechts hebben hem i dacht wegens zijn cynisme ei biedige praat, en het dogma van links kan hem al evenmin benut heilige klassenstrijd." „Wezenlijker lijkt mij dat ik met de verzamelde gedichten van Greshoff boeiende uren achter de rug de boeg heb." Ook Bijbelse Geschiedenis is zijn fort Luistert werpt d tafele het f d" (n.l. in de poëzie van Greshoff) Dit blijkt ook uit deze aanhaling: „Zoals iemand zeide dat er ir Hyrus en Sidon meer geloof gevonden werd dan in de heilige stad, hier constateren dat bij deze franc tireur een nachtegaal beter gehoor vindt dan een ganse wijdingsweek met orgelspel bij menig rechtschapene." Die „iemand" was Christus, maar oj zulke kleinigheden of onnauwkeurig heden behoeft een tegenwoordig schrij- behorende tot Elseviers kunst redactie klaarblijkelijk niet meer te Iet- In het opstel over Lodewijk var Deyssel komt deze kennis van de Bijbel heel goed uit. Van hem toch zegt de heer Prenen: „Zijn letterkundige loopbaan is zeldzame uitzondering op het alter- ;ief dat de evangelist ons stelt. Want hij is zowel de laatste die de eerste was, als de eerste die de laat ste 2 Hieruit blij-kt zonneklaar dat de heer P. niet weet wat een alternatief is, want hier geen sprake van óf het een óf het ander en bovendien is hij weer lich telijk in de war ten opzichte der bijbelse geschiedenis. Want de evangelist stelt hier niets, maar het is een verkeerd aangehaald woord van Jezus, dat de heer P. door 't hoofd speelt. Hij had het an ders gauw kunnen vinden, want het komt zowel bij Mattheüs als bij Marcus Lucas voor. Maar wanneer men een maal aan het devalueren van de moeder- verspreidt deze devaluatie zich ook op 't gebied der algemene ontwik keling. Een nog fraaier staaltje vinden in zijn mededeling over Lodewijk Deyssel in deze zin: „Toen auteurs, die thans reeds als zestigjarigen gehul digd zyn, nog geboren moesten worden, had hij reeds in onze literatuur op de n van Jericho gebla- Welk een grenzenloze onwetend heid en verwaandheid om maar over alles en nog wat op goed geluk al iets eer te schrijven. Maar we komen tot devaluatie op eer ander gebied. De heer P. heeft het ovei „bepaalde stijleffecten, die echt „tachtig' woordkunst om het woord, die met dadelijk meer a a n- t. (Duits is inderdaad des schrijvers fort!) Maar eken, zit st- Een leuk ding, zo'n kijkende kern! Eenzelfde sterk staaltje haalt de heer in het riuk over Greshoff uit. Daar zegt hij: „Wat let ons dan om in de Ars Poëtica te beweren, dat cafépraat z o n- van het tafeltje op te n, best poëzie kan zyn?" Neen, dat vind ik ook, die cafépraat kan gerust blijven zitten, dat 's veel gezelliger. Een aan devaluatie lijdende zin komt hierin voor, als de heer P. zich tot de lezer wendt: „En de waarde lezer, die met zulk een boek bel wat cynisme heet Neen inderdaad. Of om het in het Latijn te zeggen: „Non sunt taalcokkio qui lange messi dragio." Maar het grappigst is de heer Prenen, als hij aan 't dichten slaat. Met veel zelfingenomenheid verhaalt hij ons over Van Deyssel: „Enige tijd geleden, op een besloten feest, mocht ik in een tafelvers z ij n aanwezigheid begroeten." En toen die aanwezigheid teruggegroet had, droeg hij (d.w.z. de heer Prenen) een vers voor dat hij nu in Elseviers laat af drukken. Ik hoop dat de oude Van Deyssel wat hardhorend is. Anders had hij bij de voorlezing van een zo belachelijk „ge dicht", een beroerte nabij kunnen zijn. Hier is dit stukje gedevalueerd Neder- Van ouderdom gesproken, wie anders moet ik roemen Dan hij die lang voorheen, vóór vijf-en-zestig jaar. De scherpste veder sleep die onze taal kan noemen En met het proza vocht als met Hij blies op zijn trompet in deze lage landen Waar op de kansel stond de blikken dominee. Met psalmen in h u n mond en lyra's in hun handen En joeg de tempel schoon van 't redeloze vee. Het vuur dat voor ons laait, de schrik der Jan-ten-Brinken, De zweep de<r wisselaars van Voor hem de eredronk, die wij vanavond drinken Op Lodewijk de Grote! In hulde: Dr ThUm! In dit artikel wil de heer Prenen ergens zich zo uitdrukken: „Ja, wat zal ik u daarvan zeggen?" In de taal van deze schrijver zegt men dan echter: „Welnu, wat wilt ge?" Mijn antwoord op deze vraag is: Niets, dan dat iemand die zulk stumperig Ne derlands schrijft, met rijn handen onze taal afblijft en zeker niet in bekend weekblad haar devalueert tot een percentage dat alle andere deva luaties in laagte overtreft. Intussen gaat de medewerking van de heer Prenen aan Elzeviers door. In het nummer van 8 Oct. heeft hij een artikel geplaatst met het toepasselijke opschrift: „Het recht om alles te durven." Dr F. C. Dominicus. N.B. In Elseviers van 15 October j.L staat een Sonnet van de heer Prenen. Het gaat over een vlo die hij ziet zitten op de hals van zijn geliefde en die hij daar doodt (de vlo namelijk). Een zeer duidelijke tekening illustreert dit be langrijke geval. Het spreekt vanzelf dat dit smaakvolle gedicht met bijbehorend portret van de vlo niet tot de devaluatie, maar tot de devloatie behoort. F. C. D. „spel" bederft door geklets wordt neer geschoten Het wordt half elf en het wordt elf uur. f en toe schuilt de maan achter voort jagende wolkenflarden; de wind ruizelt door de takken der bomen en aan de heide hecht zich de dauw. De mensen jagers, die zoveel mogelijk plat op de grond liggen, krygen het koud. Soms vaart er een druk gefluister door de rijen: in de verte klinkt het geronk van een vliegtuig. Maar de toestellen gaan voorbij in de verte: koers Oost. Bommenwerpers. Giskes denkt aan zijn vrouw in Bremen; de gedachten van Schreieder verwijlen ogenblik bij Leonore, die met de twee jongens in München woont. Johannsen, de gevreesde SD-er, die naast Blattergeste in de hei ligt en zijn eeuwige honger stilt een paar repen chocolade, praat zachtjes met de beide Wymenga's, vader en zoon, beiden in het verraad, over de schanddaden der Engelsen, die de Duitse steden in het nachtelijk donker bombar deren. Hij is Rotterdam, Warschau, Co ventry en Londen vergeten en hij windt zich op, in machteloze woede, als sterke eenheden toestellen tussen elf uur en half twaalf de lucht vervullen met hun m tone gebrom. Al die vliegtuigen gaan Duitsland en al die toestellen dragen de bommen en de luchtmijnen en de fosfor- bommen en binnen een uur zullen tienduizenden gillend door de brandende straten lopen en ganse huizenblokken zullen ineen storten en laaiend zal eer stad ondergaan in het inferno van eer geconcentreerd luchtbombardement. En waar blijft dat vliegtuig met de ge heime agent? Schreieder richt zich op de knieën en Giskes glimlacht flauwtjes, als hij de nerveuze onrust merkt, die zich de SD-chef meester maakt. Weinig zelfbeheersing, denkt Giskes. En voor een ogenblik voelt hij zich weer superieur, zoals ieder officier van de Wehrmacht van tijd tot tijd verre superieur voelt de lui van de S.D., die toch eigenlijk ï-ig meer zyn dan de hyena's van het slagveld Kwart voor twaalf. In de verte nadert eer een vliegtuig. Sterker en sterker wordt het geluid van de zware motoren. Het vliegt Zuidelijk, in Oostelijke richting het nadert snel. Zal het voorbij gaan? Overal tussen de struiken worden hoofden opgeheven. Geen woord tfordt meer ge sproken ieder ligt zo stil mogelijk. George Ridderhof wist zich het zweet het voorhoofd en Slagter zit op han en voeten als een dier, dat zach ge reed maakt voor de sprong. Sterker wordt het motorengeluid. Het toestel keert! Met een scherpe bocht naar links cirkelt het naar het Westen, komt dan. kennelijk hoogte verliezend terug, i ja!, daar flitsen een paar boordliohtet. in-en-uit. Het komt! Het komt! Stil staan de driehoekslichten te stralen op de heide. De piloot ontdekt ze. Duide- 'ik ziet Schreieder, dat het toestel scherp i de richting van het toplicht koerst. Hoe hoog? vraagt hij, zonder hem in te zien, aan Giskes. Vijfhonderd, zeshonderd. En weer trekt de Engelse piloot een wijde cirkel om het veld. En de lopen der luchtdoelkanonnen volgen het toestel; de granaten worden getempteerd. Zacht ge- Giuliano, voor Sicilianen een begrip, en dan pas een persoon Maria, zijn verloofde, beschouwt hem als een held Het als POOS Führer befehl, wir folgen dir ven de stukscommandanten hun bevelen: vijfhonderd, zeshonderd. Achtung! Ach- tung! Maar er komen geen bommen. Er komt geen mitrailleurvuur. Voor de vierde maal jaagt het vliegtuig over de strook heidegrond en dan: Kamerad Giskes, daar! Kijk daar! Giskes ziet het. En de bewakingstroe pen zien het. En de Nederlandse ver raders wijzen elkaar de stippen, die het vliegtuig uitgooit. Stippen, die groter groter worden: drie, vier, vijf parachutes komen omlaag zweven tegen het licht de heldere maan. Snel trekt de piloot zijn toestel op, scherp scheert hij nog eenmaal rond het veld en dan koerst hij het Westen. George Ridderhof en Poos en Slagter verheffen zich uit de natte heide. Aan vier parachutes hangt een langwerpig ding: dat zijn de containers met wapenen en springstoffen en allerhand geheimen voor de illegaliteit. Maar aan de vijfde bun gelt een pop, die met de benen zwaait. De geheime agent zweeft omlaag. Beneden wacht het verraad Ali Baba en de 20.000 Carabinieri (Van onze correspondent) ET VERHAAL VAN GIULIANO en de 20.000 carabinieri is even wonderlijk Ali Baba en de veertig rovers. Hiermee wil ik niet zeggen, dat carabinieri rovers zyn en Giuliano op Ali Baba lykt. De thans 29-jarige Mon- telepriaan wordt nu al vier jaar gezocht. Men heeft twintigduizend soldaten tegen hem in het geweer gebracht, die voorzien zyn van radioposten, geblindeerde wa gens, verkenningsvliegtuigen, mitrailleurs, machinegeweren, revolvers en handgra naten. Zonder resultaat. tot ik de volgende eilandbewoner tegen kwam. die me zijn mening over de poli- Giuliano schrijft zijn proclamaties op turen en glazen, richt boodschappen tot de Italiaanse regering, waarschuwt al opdringerige Italiaanse kranten, die t t.a.v- hem met de waarheid niet al nauw nemen en blijft bij hoog en laag volhouden, dat hij geen bandiet is, doch vrijheidshéld, die slechts strijdt voor de onafhankelijkheid van Sicilië. Toen hij dit motief twee en een half jaar geleden voor de eerste maal noemde, haalde men lachend de schouders op. Thans kunt ge in Sicilië een pak slaag krijgen als ge over de „bandiet" Giuliano spreekt. Ame rikaanse, Britse en Franse bladen geven- in hun reportages over Giuliano en Sici lië hem al de naam van „underground- commander" en „maquis". Het kan ver- De herfstzon brandt hier dat het een lieve lust is. In Montelèpré, waar eens de familie Giuliano haar dagen in rust en vrede sleet, struikelt ge over de sol daten. Ze zijn bruin gebrand. Zonder uitzondering zien ze er goed verzorgd en zwaar bewapend uit Ze knipogen tegen de meisjes van Montelèpré, maar daarbij blyft het. Enige weken geleden zijn de mannen van Giuliano n.l. naar het stadje getogen om vier Siciliaanse schonen, die een liefdesidylle beleefden met carabinieri, van haar zwarte lpkken te ontdoen. Het proces is uitstekend ge slaagd. Twee meisjes zijn intussen naar elders-Vertrokken. De beide anderen dragen voorlopig een kleurige hoofd doek. Sedertdien blijven de Italiaanse knipoogjes op Sicilië onbeantwoord. De wonderen zijn hier trouwens de wereld nog niet uit. Op vele plaatsen ziet ge op de muren gekalkt: Vive Mus solini. Vive Giuliano! Maar Mussolini is dood en Giuliano leeft. Dat maakt enig verschil- Een Sici- liaan, die luister naar de naam Cam- pond, ontwart de knoop voor me. „Italië heeft de oorlog verloren. Ita lië is van de kaart. Italië telt niet mee: mee. Het schoot Mussolini neer. de enige man. die ooit iets goeds voor Si cilië heeft gedaan. Rome verguisde het facisme door samen te werken met Hit- Ier. Thans willen wij Sicilianen een een vrye, onafhankelijke fascistische republiek onder leiding van Giuliano en onder bescherming van Amerika". Vandaar dat ge de namen van Giu liano en Mussolini saipen op de muren ziet gekalkt". Na deze uiteenzetting heb ik even met mijn oogleden geknipperd en nagedacht gekeken, die on ve den, beducht bedrukt bedenken dat. niet alles cvnisch is Haal me er uit!" Hoog in de nok van het zoge naamde Rusthuis heb ik Opoetje ge vonden. Het ts 'n toer geweest vertelde ik verleden week. Het had zijde is vai ook best kunnen wezen, dat ik weet wel vruchteloos naar haar gezocht had; kenschappen misschien zijn er wel kamers in dit volgt. Dat jonge stel zal Opoetje machtige pand, die een vreemdeling aankomen, als nooit ontdekt. Misschien ook - ----- al dood geweest eer ik kwam onder het laken gelegen gelijk in ogen en zal geen vreemde indring- deze zelfde kamer een andere slapene roerloos neerligt, wachtend op het laatste transport naar de do denkamer. Maar, gelukkig, Opoetje p leeft nog. Ze is zelfs volkomen bij netje het refrein kennis; zq zeer bij, dat haar oude hand meteen naar me uitschiet, zich als een klauwtje vastklampt aan mijn mouw. En dit is haar begroeting: „Ach domineetje, kun je me hier niet uithalen? Haal me toch hier weg. Ik weet geen raad meer, domineetje. Ik kan niet slapen hier. Ik lig hier maar en niemand kijkt naar me om. En die andere zieken maken zo'n kabaal. Toe, domineetje, laat me maar weer naar m'n huisie gaan Ja, daar sta je dan en weet er maar eens raad op. Haar huisieen ik denk aan die ene kleine kamer in de volkswijk. Daar kon ze immers zuigeling niet langer blijven: haar benen zijn ergens ee verlamd en ze komt het bed meer uit. Er was niemand, die haar zorgde en uit arrenmoede heeft dulden. Maar de kleine stem vens mij jammert verder: „Domi neetje, haal me hier toch uit..." Nu, achteraf, 1 INDRUKKEN UIT DE VOLKSWIJK geweest. Vele jaren geleden werd ze geboren als jongste van een groot ge zin. Kort voor haar geboorte was va der verongelukt en moeder overleef de de bevalling slechts enkele dagen. Die kon alleen het leven verder niet meer aan; die gleed stil weg in de de dood. Toen is er vooi iet haar broertjes i weeshuis geweest, dat zijn huizen poorten voor hen opende. Ook wees huizen waren destijds geen volmaak te instellingen, al deed men er ver jong gezin in huis geno- plicht op zijn zoveelste jaar geloofs- die feitelijk nog een belijdenis. Wie eenmaal de i vrouwtje, dat je deuren voorgoed achter zich liet O^en antwoord, geen raad. kunnen dichtvallen, kwam verder kwajongen is beter kleuter zou Ze is er alleen mac sloot mee geraakt, kent niets. Ze zit stikvol onder het met heel veel ongedierte en ze heeft Opoetje op wenste, korte termijn ook nog aangestoken, vrijheid is Opoetje hals Ze kan nog niet eens warm eten ko- het huwelijk gesprongen. Men ken en wat wassen is heeft huis uit nooit geleerd. Wat een mislukking geworden. Een man, die dronk en die zijn vrouw met de kinderen in de misère liet zitten. Een man, die zo weinig „in" bracht, dat er voor het groeiende gezinne- daar verder tje altijd ruimte te min was. Het eigen huis werd een stuk van een uit het Rusthuis zoveelste verdieping, met rondom al lang „hoofdbe- het eeuwig rumoer, het geruzie en eigen gezanik van talloze buren. Buren links en rechts en boven en beneden. Tol de man op zijn zoveelste tocht van dronkenlap zijn beschermengel miste en verongelukte. Daarna de tijd van alleen zwoegen en sjouwen om de kinderen behoor lijk groot te brengen. Maar juist door die verbeten strijd om voldoen de centen, werd ze geestelijk zo ge radbraakt dat ze voor die kinderen niets wezen kon. Nijdasserig, narrig, moeilijk, met als enig gevolg kijvende kinderen, die 'm zo vlug mogelijk smeerden en naar moeder niet meer omkeken. Dan tenslotte de tijd van eenzaamheid en ziekte; de invasie van vlooien en luizen. En nu dit. Rusthuis aan de poorten van de iel dood. ir- .Jiaal me er uit; haal me er uit...' de Maar waarheen, vraag ik u, moet ik zusjes met dit Opoetje gaan? De goede rust huizen hebben wachtlijsten van honderden namen. In de ziekenhui zen is voor haar geen plaats. Bij par ticulieren heb ik nog nooit deze op offeringsgezindheid gevonden, die zich over het oude ontfermt. Ik heb kerk En i QHJBB du geval het ook i de wal in de noch kluismisschien alleen reeds dig geweest, want geen week later dit vrouwtje hierom omdat men het samenzijn heeft de engel des doods Opoetje In diezelfde tijd overdag op straat lopen en liederlijke eigen huisje als hij bij zalen i gehaald Toen heb ik bij haar eerste begrafenis gesproken over het Va- kop in derhuis met de vele woningen. Huis met de ontelbare Huizen, want ze kende haar Heiland Maar een op lossing bracht dit me niet want er ziin zoveel mensen, die er naar snak ken om „eruit gehaald re worden". W ijkpredikant. tieke zijde vertelde. Zij bleek geheel genovergesteld te zijn- Acht personen bleken acht opvattingen te hebben, doch allen beminden Giuliano, Mussolini, Amerika en de onafhankelijkheid. Wat Giuliano wellicht nimmer vermoed heeft blijkt toch gebeurt te zijn. Er leeft onder dit vólk een niet nauwkeurig ge formuleerd verlangen naar onafhanke lijkheid. Maar of Giuliano zijn euvel daden met de autonome mantel zal kun nen bedekken, gelijk in andere delen der wereld nu gebeurt, valt nog te bezien. Bokkenrijders. Klets! Giuliano heeft geen leger. Een troepje in de wapenhandel bedreven avonturiers vormen zyn permanente lijfwacht. Zijn „leger" werkt op het land, vist in de zee of werkt in de fabriek. Ge kunt zijn mannen vergelijken met de bokken rijders uit het Limburgse in voorbije eeuwen. Giuliano mobiliseert en demo biliseert al naar gelang hij behoefte heeft aan mannen. Vanaf 22 Augustus tot 30 September heeft hij allen met vacantie gezonden, niet omdat er geen werk aan de winkel was, doch omdat de werkzaamheden op het land geen tijd voor bokkenrijdersavonturen gedoogden. De wapenstilstand werd met gedrukte aanplakbiljetten bekend gemaakt, zo wel in het hart van Palermo als in het hart van zijn geboorteplaats Montelèpré. Nu is de strijd weer begonnen. Er wor den weer 16 carabinieri vermist, terwijl twee carabinieri, die onhebbelijk waren opgetreden tegen Giuliano's verloofde. Maria Demma drie dagen en drie nach ten geheel naakt zonder eten of drinken in een tien meter diepe put hebben moeten doorbrengen. En daarover hebben die in Montelèpré de grootste schik. Dat zyn zo weer van die voorvallen, waaraan men de bok kenrijders herkent en waarmee Giuli ano zich nieuwe vriendejj maakt We derom zijn er een handjevol Sicilianen voorstander van autonomie. Misschien weten ze niet eens wat het betekent Dochdat doet minder ter zake. Het woord klinkt zo aardig. Wat wilt ge nog meer? Iedere goede daad wordt op rekening van Giuliano geschreven. Iedere goede mop eveneens. Iedere vechtpartij en ieder bloedbad is de schuld van Rome. Want Giuliano is geen persoon meer, docheen begrip en ook al zullen de twintigduizend cara binieri er mettertijd wellicht in slagen hem gevangen te nemen, het verlangen kan men nimmer gevangen nemen. Niét met honderdduizend carabinieri. Als men Montelepré binnenkomt, ziet men een huis. Een groot, deftig huis, witgepleisterd en met royale balcons. Hierin leefde de familie Giuliano. Op last van het departement van Justitie heeft men alle bewoners gearresteerd, in de ijdele hoop hierdoor Giuliano tot over gave te dwingen. Nu vormt het huis het hoofdkwartier der carabinieri. Die van Montelepré noemen het heiligschennis. „Weet ge waarom de soldaten juist deze woning hebben gekozen tot hoofdkwar tier? Omdat ze hier het best beschermd zijn tegen hem. Hij bemint zijn woning zo zeer, dat hij de muren niet wil bescha digen met revolverschoten." Moppen zijn er trouwens bij de vleet. Zo liepen er twee Siciliaanse boeren op een eenzame weg, waar zij een con tingent carabinieri tegen kwamen Het jonge luitenantje hield hen staande en vroeg: „Waar gaat geheen, landslieden?" „Naar Giuliano" was het antwoord. „Prima, doe hem de groeten en vraag of ik gratie krijg, omdat ik jullie heb doorgelaten." Men zal Giuliano nimmer vangen Aldus weer een inwoner van Sicilië, die hem al jaren kent. Men kan de hele kust vol zetten met carabinieri en de solda ten langzaam laten opmarcheren naar het midden van het eiland, zodoende de kring steeds kleiner makend. Men zal elkaar daar dan ontmoeten en het zal erg druk zyn met uniformen, doch Giuliano heeft men niet. Wellicht staat hij -in een carabinieri-uniform tussen zijn achtervolgers. Wellicht woont hy een voetbalmatch by in Palermo Inder daad. lezers, schrikt niet! Nog geen drie maanden geleden, toen twintig duizend carabinieri Sicilië grondig aan het uit kammen waren, stond Giuliano himself te kijken naar een voetbalwedstrijd te Palermo Het is niet zo'n boerenjongen als men wel eens liet voorkomen Zijn vader was een herenboer en de zoon is zeer behoorlijk ontwikkeld. In 1944 toen een Kinderen luisteren in gespannen aan dacht als vader 's avonds voorleest, voorleest uit de sprookjes nan Andersen, e naieve verteltoon boeit de kinderen i de achtergrond van humor en levens- ijsheid mag niet altijd door hen be- grepen worden, hij gaat ook niet geheel hen voorbij- Als zoon ran een arm Deense schoenmaker werd Hans Chris tian Andersen in 1805 te Odense gebo ren en in het huis, waar hij als kind leefde is thans een museum ingericht met een groot standbeeld van de beeld houwer Th. Stein. Als de kinderen dan even vopr dat monument staan, dan is er diezelfde aandacht als bij de voorle zing van vader. Dan is er ook eerbied voor hem, die het kinderhart begreep als geen ander, die met Guido Gezelle gaarne alle sdhatten der wereld gaf voor dat kinderhart. graan had gestolen, kreeg hij herrie met de politie. Hij vluchtte de bergen in met de achtervolgers op zijn hielen Hierbij schoot hij een carabinieri neer, sedert dien is hy de Giuliano met een hoofd letter. Waarom kunrten twintigduizend zwaar bewapende manschappen deze Giuliano niet vangen? De meeste rotsen op het eiland zijn naakt en bieden weinig dek king. De zoetjesaan klassiek geworden onderaardse gangen en grotten, waarin hij zijn toevluchtsoord gevonden zou hebben, bestaan niet, en werd gepubli ceerd Öoor krantenschrijvers, die Sicilië nimmer hebben bezocht. Evenmin zijn er ontoegankelijke oerwouden. Neen, daarin zit het hem niet. Giuliano is onvindbaar omdat hy de medewerking heeft van vrywel de gehele bevolking, zoals de Nederlandse onder duikers in de bezettingsperiode de mede werking hadden van de gehele bevol king. Of men hem die medewerking ver leend op grond van hoop op een betere toekomst o.l.v. minister-president Giu liano of omdat men zijn vergeldings maatregelen vreest, indien men gaat „doorslaan", moeten we in het midden laten. Het gerucht gaat, dat ook de carabinieri zelf de Giuliano-figuur niet onsympathiek vinden. Het avontuurtje. Behalve 20.000 carabinieri zwerven er op Sicilië enige honderden buitenlandse journalisten rond. tot grote ergernis van de regering te Rome Ieder zoekt Giuliano op zijn manier. Maar alleen een jonge, knappe Zweedse journaliste is er dit jaar in geslaagd, de rebel-bandiet te intervie wen. Giuliano kwam, zag en overwon. D.w.z. onze Zweedse schone werd hals over kop verliefd op hem en moest haar journalistiek- of liefdesavontuur bekopen met celstraf. Want Rome is onverbid delijk. Iedereen, die wellicht kan weten waar Giuliano ver-toeft, draait de gevang- De Zweedse zit nu weer veilig en wei in Stockholm. Alle andere cpllega's vra gen zich nog af, waarom men het cara- binieri-bolwerk de Montelepré. oftewel het ouderlijk huis van Giuliano, ver sterkt heeft met ontelbare zakken zand. Waarom heeft men het huis in staat van verdediging gebracht? Vreest men wer kelijk een aanval vatf Giuliano? Dan be grijpt men weinig van de tactiek van de bokkenrijders en nog minder van de underground of van Giuliano's tactiek. De bewoners van het plaatsje zien het nauwelijks meer. Ze zijn er aan gewend. Per slot van zaken gunnen ze de solda ten dit onschuldige pretje wel. Maria: „een held." Een steenworp verder staat een school tje. In dat schooltje zit de jeugd van zeven tot veertien, sommen te maken, lezen, schrijven en geschiedenis te leren. De onderwijzeres heet Maria Demma. Zij is verloofd met Giuliano! Maria is niet verwonderd als ze ons ziet. Ze heeft reeds 145 visitekaartjes van journalisten, die haar hebben be zocht. De eerste was ik dus niet. „Ik be waar ze voor Salva (afkorting Salvador, de voornaam van Giuliano) zegt ze. nadat ik er kaartje 146 heb bij gedeponeerd. Maria is knap Giuliano heeft wat vrou welijk schoon betreft een geciviliseerds smaak. Ze heeft zeer regelmatige, haast klassieke trekken, bijna zwarte ogen, lange, zwarte, golvende haren en is ge kleed in een wit mantelcostuum. Ze ver telt, dat ze met Giuliano is opgegroeid cn zich in 1948 met hem heeft verloofd. Daarbij blijft het. Mijn 145 voorganger» hebben haar routine bijgebracht om al te nieuwsgierige journalisten af te weren. Ongetwijfeld is ze meer knap dan spraakzaam „Voelt u zich gelukkig, verloofd té zijn met een man, die verantwoordelijk wordt gesteld voor de dood van 107 personen?" Ik had gedacht, dat ze woedend zou worden, dat er vuur uit haar zwarte ogen zou vonken. Niets van dat alle». Ze glimlacht eens vergevingsgezind over zoveel domheid, over zo'n ontstellend gebrek aan kiesheid Dan kijkt ze me aan: „Giuliano is geen moordenaar; hij is geen bandiet; hij is geen roverhoofd man. Hij is een held! Eens zullen ook de ogen van uw volk open gaan. Hebben de Nederlanders geen vijf jaar gevochten tegen onderdrukkers?" Ze zegt me vlug ..Bonjour" en is ver dwenen Charmant, met haar trotse hoofdje ln de nek. stapt ze voort Ik heb niet eens tijd gehad haar te vragen wanneer ze gaan trouwen. Morgen staat ze weer voor de klas. Ongetwijfeld vindt ze „geschiedenis" hel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1949 | | pagina 3