Chefarine 4 Wt. J. BASTIAAN, de stenografie propagandist van Het slechte Nederlands van het jongere geslacht Twaalf maanden voor het Englandspiel begon pleegde Van der Waals verraad 3 ZATERDAG 24 SEPTEMBER 194» BEKENDE LANDGENOTEN THUIS (Van eei Wt. J. Bastiaan, de directeur izer verslaggevers) de Stenografische Inrichting der Staten- Generaal, het Instituut dat deze week honderd jaar wordt, bewoont een zeer fraai buis aan de Yperse straat in Den Haag. Het staat te midden van een grote tuin en het geeft zün bewoner een werkkamer die een merkwaardig mengsel is van zakelijkheid en artisticiteit. Aan de wand sterft een machtige bron zen Babylonische leeuw onder de pijlen der jagers en daar tegenover staat groot schrijfbureau, dat druk op de knop een schrijfmachine onder het schrijfblad verbergt. Er op liggen map pen, boeken en stenografische aanteke ningen en een tafeltje, elders in het ver trekt, bezwijkt onder de kamerstukken. Want zo'n directeur van de Stenografi sche Inrichting moet alles lezen wat er in de Kaïmers aan de orde komt en nog een hele massa meer, dat er niet be sproken wordt, maar nauw verband houdt met het behandelde. Vandaar dat de post, in deze begrotingstijd, kreunt en steunt onder de zware vrachten die versjouwd moeten worden van voortuin- hek, naar voordeur. Stenografie is voor de bewoner dit huis en deze kamer niet maar vak, zij is een levenshouding en o tuiging. Jaren geleden trok hij er Willem Drees, de minister-«president nu, op uit om propaganda te maken voor 'het stenografie stelsel Groote, van beide de dragers en verspreiders waren. Drees sprak, Bastiaan stenogra feerde en las, met dezelfde snelheid, het gesprokene voor de vergadering terug. Beide kwamen zij aan de Stenografische Inrichting van de Staten Generaal. Drees verhuisde naar de plaats achter groene tafel. Bastiaan zit in de Kamers aan het tafeltje vlak vóór hem. En het is nog zo als op de propaganda-verga- deringen: Drees spreekt en Bastiaan ste nografeert, c.q. doet stenograferen brengt het gesprokene vrijwel terstond aan het auditorium over. Alleen is het nu geen propaganda meer voor de ste nografie. De propaganda van weleer moge er dan toe hebben bijgedragen, dat er in Nederland vele beoefenaren van het stelsel Groote zijn, de heer Bastiaan is allerminst over de beoefening van de stenografie in het algemeen te spreken. Het is een vak, dat nog heel wat be oefenaren hebben kan, vooral de steno grafie als vak op zich zelf. Kantoorste nografen, die het kortschrift als hulp middel gebruiken, zijn er genoeg in Ne derland. Maar de aanbiedingen, die de heer Bastiaan krijgt voor zijn dienst zijn maar uiterst beperkt. Nu is het vak van vergader- en kamerstenograaf zeer bij zonder. Wie 250 lettergrepen per minuut kan opnemen is nog geen kamersteno graaf. „Daarvoor", zo zegt de heer Bas tiaan, ,4s een zekere articticiteit nodig. Een gevoel wat belangrijk is en wat niet. Een afwegen van proporties, een zekere charme, die een gave is en die geen leertijd of studie bijbrengen kan." HBS. en een vaardigheid van 180 200 lettergrepen zijn voor de aspirant sbenografen minimumeisen. Dan volgt een leertijd onder leiding van de erva ren kamerstenografen en een proeftijd van een jaar, voordat de Kamersteno graaf met zijn ohronometer en schrijf blok alleen gelaten wordt voor het, im mer woorden sproeiende, speekgestoelte. Naast de Kamerstenografie is er riog zoveel ander werk, dat op dit gebied gedaan moet worden. Amsterdam heeft nog geen Raadsstenografen, sinds de oor log de Joodse vakgenoten van de heer Bastiaan wegsleurde. En er zijn meer grote gemeenten, provincies en andere instellingen, die stenografen nodig heb- Nederland is op het gebied der steno grafie vrij achterlijk. „In Amerika", zo zegt de heer Bastiaan, „is het ondenk baar, dat er één rechtsgeding gevoerd ban worden, zonder de aanwezigheid van speciale rechtbankstenografen. In ons land bestaat daarvan niets. De belang rijkste rechtszaken worden zonder ste nografen afgedaan en het bestaat niet, dat de verdediging van de verdachte dan tot haar recht zou komen. De rechter heeft niets, dan het zeer summiere ver slag van de griffier, dat, met hoeveel goede wil ook samengesteld, uiteraard niet kan halen bij dat van een ge routineerd stenograaf. 1 er van dit alles Iets terechtkomen, dan dient de opleiding der stenografen zeer sterk verbeterd te worden. Over het briefonderwijs in stenografie is de heer Bastiaan zeer slecht te spreken. Er zijn goede stenografenscholen, maar het allemaal nog ndet wat de beroeps- stenografen wensen en wat het worden EREWOORD 't Is waar, de gulden is gezakt En 't Nederlandse geld verzwakt. Doch hoe een elk het ook beziet, Despereren doen we niet! Na 't vallen van het Engels pond Bleef haast geen enk'le munt gezond, Dus was er voor ons land geen kans Dat het ontsprong aan deze dans. Vier jaren hebben w'ons geweerd En bleef de gulden ongedeerd, Maar tegen zulk een overmacht Schoot Nederland te kort in kracht. Toch is het prijzenswaard hoe tam Men 't dalen van de gulden nam, Zelfs de effectenbeurs ontkwam Aan een paniek in Amsterdam. Natuurlijk laten wij wel weer Op een of and're wijs een veer, Doch onze handel zal misschien Een nieuwe bloei-periode zien. In elk geval, U krijgt van mij, Hoe hoog de dollar-koers ook zij, Nog honderd centen voor een pop, Ik geef mijn erewoord er op! Gré Kempen-Sterkenburg. verandering aan te brengen. De heer Bastiaan vindt het nog steeds een slaagd stuk werk van anderen en hem, dat dit niet gelukt is en alle stel sels hun kans gekregen hebben. Maar de stenografie in Nederland moet zelf aar de slag. En Amerika, dat een stenogra- fieland bij uitnemendheid is, moet het ten voorbeeld nemen. Een vak met toe komst. de stenografie. Bastiaan en Drees. ij bewijzen het. Wt. J. Bastiaan, schrijft alles op van anderen kan. Het hele va'k is in Nederland eigen lijk nog Ln wording, terwijl er een mach tig terrein voor de stenografie braak "ït. De Duitsers hebben, gedurende de be zetting, gepoogd door middel van eer ,g. Eendheidssysteem in de opleiding er toepassing van stenografie Een algemene klacht i is dat de jonge mensen hun moedertaal slecht beheersen. Ze missen stijlgevoel schrijven onzin, om van de eenvoudigste spellingkwesties maar niet te spreken. Ik kan deze klacht gedeeltelijk onderschrij ven. Een nieuw boek over de geschiedenis der Nederlandse letterkunde geeft mij aanleiding mijn mening oorzaken van dit verschijnsel te zeggen. De heer F. W. van Heerikhuizen gaf bij W. L. en J. Brusse's Uitgeversmaat- maatschappij N.V. dit jaar een boek uit onder de titel: „Spiegel der Eeuwen, de Nederlandse letterkunde in haar ontwik keling". Er staan 67 afbeeldingen in het ziet er goed uit. Wat de zakelijke houd betreft, kan ik kort zijn: Ik houd het algemeen niet van dit soort boeken, daar de leerlingen meestal klakkeloos praten, wat er in staat. Ik weet wel dat er bloemlezingen bestaan, die men naast kan gebruiken, maar m.i. is i boek, dat geschiedenis en producten onderling verband behandelt, veel doel treffender. Afgezien hiervan kan ik alleen zeggen dat de zakelijke inhoud niet beter of slechter is dan vele andere boeken dit soort en dat er dus geen en'kele nood zaak was het uit te geven. Maar erger is dit: Het werk zo slecht Nederlands gesteld dat kan begrijpen hoe een leraar in die taal er zijn naam aan durft te geven. Ik kom nu tot het punt, waarover dit opstel loopt: Indien men een leerling een dergelijk boek in handen geeft, kan het geen wondering wekken dat hij de hierin 1 komende fouten gaat nadoen. Immers, als een leraar in het Nederlands zulke dingen schrijft, mag hij dat eveneens doen. Wel nu, al is dit 'boek een bij uitstek slecht geschreven werk, toch staat dit verschijn sel niet op zichzelf en het zou een zeger zijn, wanneer iedere schrijver van school boeken er zich rekenschap van gaf dat daarin het beste Nederlands nog niet goed genoeg is, omdat anders het taal gevoel verslapt of zelfs vergiftigd wordt. Men versta mij wel. Ik ben overtuigd dat volmaakt Nederlands bijna nooit voorkomt. Dit geldt ook voor mijzelf. Maar men moet toch steeds blijven waken tegen slordigheid en nooit iets laten drukken, dat men niet geducht heeft overgelezen. Dit nu is met het hier be sproken werk niet het geval geweest. Men bemerkt dit al dadelijk aan de wijze, waarop met de spelling wordt omge sprongen. aal- en stijlgevoel krijgt eerst na veel oefening, maar de spelling kan iedereen leren. Dat mechanische kennis. Ik begin daarom met slordigheden op dit gebied. De schrijver gebruikt vandaar, als hij van daar bedoelt. Hij is trouwens een verwoed aaneenschrijver van woorden, die daarvoor niet in aanmerking komen Zo spelt hij terwille, temidden, tenslotte, langzaamaan, tendele, ervan, ofwel, te- gronde, verderwoekeren, tengevolge heb ben, vandaaruit, apartstaande schrijvers, verderleven. Een blik in het woorden boek had hem voor deze vergissingen kunnen behoeden. Nu vind ik dit geen vreselijke fouten Maar als men een spellingstelsel heeft, dat officieel is voorgeschreven, moet men zie» daaraan, zeker in schoolboeken, httden. ttulke onnauwkeurigheden zijn echter„het was echter nog i vaderland bijna altijd symptomen. Men vindt dus ook bij herhaling persé in plaats per se, naïviteit voor naïveteit, dragelijk draaglijk voor draaglijk, bedriegelijk •bedrieglijk. Dat een zo slordige schrijver Germa nismen gebruikt, spreekt haast vanzelf. Men vindt: de bescheiden afstandname van Beets in de Camera; de Gids groeide door opname van meer redacteuren; •bewust doorgevoerde scheiding; de vechtbaarheid van een procédé, inboeten voor verliezen, zonder meer voor klakke loos, enz. Bij deze schrijver kunnen aller lei dingen zich toespitsen, b.v. symptomen tot een voorlopige crisis; een voortzetting; uitersten, ja zelfs de verbeelding. Maar het ergst in dit boek is het gebrek aan stijlgevoel. Ik geef enige voorbeelden: Over Floris uit Floris ende Blancefloer allereerst: „maar als hij zich daarbij dan tracht te doorsteken wordt zijn moeder ongerust, dat ze door de mand valt". Over Haverschmidt: Uit zijn latere zelf moord blijkt hoe echt zijn innerlijke scheurdheid al geweest is." Over Coornhert: „Hij was van beroep kopergraveur, maar hij is ook opgeklom- tot secretaris van Haarlem en zelfs (kort) van de Staten van Holland." Over Bredero: „De vrouwen schijnen in de onevenwichtige jongeman veel te hebben willen weten." Over de Muiderkring: „Maria Tessel- schade was een van de gasten die het vaakst kwamen, waarbij zij niet alleen welkom was om haar dichttalent." Over Vondel aan de Bank van Lenin; „In zijn allerlaatste levensjaren werd hem het werk kwijtgescholden met behoud an salaris." Over de drie eenheden: „want de ver schillende bedrijven van een stuk moes ten ongeveer op dezelfde plaats spelen, terwille van een wat al te redelijk uit- geknobbeldeC!) gelijkenis met de werke lijkheid." „Zuidnederlandse woorden werden overgenomen, omdat men er een „plech- of „deftig" cachet, aan meende te voelen dat ze oorspronkelijk niet hadden bezeten." ,Van de Latijn schrijvende geleerden moeten wij ons hier beperken tot korte vermelding van twee Nederlan- Over Hugo de Groot deze merkwaar dige mededeling: „Dat ons land erg veel recht heeft om trots te zijn op deze grote kan men intussen niet zeggen: daar- heeft het hem te onwaardig behan deld. „De belangrijkste dichter van de vang af was onder de Tachtigers Herman Gorter" (de aanvang waarvan?) Waarschijnlijk onder invloed van Engels zegt de auteur: „een van de n sombere schrijvers; hij is een var meest nobele dichterfiguren; de n '.roerende schoonheid, de meest luiste- rijke landjuwelen." Om dit goed te maken misschien schrijft hij dan weer: „Voorlopig richtte hij tijdlang uitsluitender op de schoonheid; een dergelijke (maar inner lijk verantwoorder' wijze." Modewoorden en valse beeldspraak vinden we in het volgende: „alles staat het teken van een simpel gegeven" t „in het teken staan" komt herhaal delijk voor); „uiteindelijk" voor ten slotte; i begin, dat men niet moet beoordelen met naderhand gegroeide maatstaven"; „sommige verzen van Beets blijven toch maar zwakke op flikkeringen in een zee van allerbanaalst conformisme"; ook het Christendom zelf werd onder de loupe genomen". Bij Jac ques Perk: „Mathilde die ontstaan is door sterke en originele natuurindruk ken uit de Ardennen, waarbij een daar opgedane verliefdheid vanzelf tot kern thema werd." Het is eenvoudig verschrikkelijk dat men waagt zo iets onder de ogen der jeugd te torengen. De punctuatie lijkt nergens naar, de woorden „ook' „weer" komen honderden malen zonder enige betekenis in de tekst voo '„nog" en „al". Men zou het boek kunnen gebruiken als stijloefening om de fouten te verbeteren. Is het een wonder, vraag ik, dat onze jonge Nederlanders, die met dit tuig worden opgevoed hun moedertaal niet meer kunnen schrijven? I-k kan niet alle knoeiwerk aanhalen, maar ik wil niet eindigen voor ik nog twee typerende zinnen heb overgeschre- 1. Voortbouwend op het Middeleeuwse particularisme lagen hier grote mogelijk heden voor een slechts weinig geremde moderne ontwikkeling. 2. Hij (Marnix) heeft een mooie psalmberijming gemaakt, die echter geen ingang vond doordat de slechtere van Petrus Dathenus de markt al had veroverd. (Deze psalmen bleven de markt behouden" tot 1774! Heeft de schrijver wel eens van hagepreken en brandstapels gehoord, waar deze liederen ook „de markt hadden veroverd?") Mijn eindoordeel is: Dit boek is het papier niet waard, waarop het gedrukt is zou het betreuren, indien één leraar zijn leerlingen zulke kromtaal voorzette. Den Haag. Dr F. C. Domlnicus. Generaal Douglas MacArthur verlaat in gezelschap van zijn collega Dwight D. Eisenhower het Dal Icht-gebouw, in bet centrum van Tokio. INDRUKKEN UIT JAPAN Burgers staren, fluitsignalen snerpen en fototoestellen klikken Generaal MacArthur verschijnt voor 't keizerlijk paleis (Van onze speciale verslaggever Alfred levensmiddelen en textiel, de kosten van I eerder iets c Sprang) Tokio, Augustus 1949. Voor het imposante Dai Ichi-gebouw tegenover het Keizerlijk paleis staat een lange zwarte Cadillac. Een bord met vijf sterren ln een krans bevindt zich voor en achter. Op het trottoir aan weerskanten van de ingang wachten mensen. Nieuwsgierige Japanners en Amerikaanse soldaten met fototoestellen. Ineens ont staat er beweging. Fluitsignalen snerpen. Martiale Amerikaanse M.P.'s met glim mende helmen boven starre blikken stellen zich op. Japanse politie-agenten gaan met het gezicht naar de menigte staan. Stoplichten worden uitgeschakeld. Al het erkeer over de brede en drukke straat ligt stil. Dan koopt een man in uniform met grote passen naar buiten. Militairen salueren. Burgers staren met open mond. Fototoestellen klikken. Het autoportier valt dicht. De zware wagen schuift geruisloos de schoongeveegde straat in. De supreme commander allied powers, general of the army Douglas MacArthur gaat lunchen „Belachelijkzeggen wij. Maar de Japanners vinden dit prach tig. Ze eisen eenvoudig een dergelijk ceremonieel van een populaire figuur als MacArthur en MacArthur met zijn decoratieve pet op zyn zorgvuldig ge verfde haar is de aangewezen man om deze show de hoofdpersoon te spelen. In het air-conditioned hoofdkwartier dic- in Japan moet gebeuren. In werkelijkheid is hij niets anders dan de zetbaas van Washington. In de ogen de Japanners is hü echter de mach tige dictator, wiens woord wet is vo tachtig millioen mensen. In dat licht het begrijpelijk, dat generaal MacArthur elke uitnodiging om naar Washington te komen van de hand wijst. Dan zou den de Japanners ontdekken, dat hij een doodgewone ambtenaar is, die rekening verantwoording moet afleggen de eerste de beste senator. zijn prestige in Japan herstelbaar schaden. Het aureool van macht zou wegvallen. En daarom weigert generaal MacArthur elk verzoek met de bewering, dat hij zijn post ln deze kritieke dagen onmoge lijk kan verlaten. Vergeten De meeste Japanners geven eerlijk dat de bezetting ontzettend meegevallen is. Met de herinnering aan hun eigen methoden in bezette gebieden hadden ze oorspronkelijk weinig hoop. De praktijk heeft hen in het ongelijk gesteld. Het de politiek van Amerika om Japan spoedig mogelijk weer op de been te brengen. In de eerste plaats is dat in het belang van de Amerikaanse belas tingbetaler, die uiteindelijk alle tekorten de staatshuishouding moet aan- In de tweede plaats wil Amerika een rustig en tevreden Japan als een mach tig bolwerk tegen het voortschrijden van Daarom behandelt men Japan met overdreven zachtheid, ende Japan ners beschouwen dat allang niet meer een voorrecht, maar menen, dat ze recht op hebben. In het begin waren ontroerd en erkentelijk voor het voed sel dat uit de Verenigde Staten inge voerd werd. Nu vragen ze eenvoudig om eer. En zo is het met alles. Men vindt dat het tijd is om nu niet langer over de oorlog te praten en oor logsmisdadigers, schulden en reparaties aar te vergeten. Men kent de plannen van Amerika i tracht daar profijt van te trekken. Men lacht in zijn vuistje en twijfelt er ian of Japan uiteindelijk de oorlog wel •erloren heeft. Geen honger De Japanner anno 1949 heeft weinig reden tot klagen. Er bestaat geen ge brek op grote schaal. Werkelijke honger andere landen ook; een stad als Tokio met meer dan vijf millioen inwoners, ziet er behoorlijk uit. Van ruïnes zeer weinig te zien. Het verkeer van bussen, trams en dergrondse treinen functionneert. Er is licht en water. De warenhuizen zitten vol met producten van de eigen, zich snel herstellende industrie. De bioscopen kunnen de toeloop niet aan. De tradi tionele kaboeki-voorstellingen trekken volle zalen. In de smaakvolle restaurants (schoenen uit, voor men binnentreedt doet men zich weer tegoed aan lekker nijen als sasjimie oftewel rauwe vi sojasaus en geroosterde paling onder de naam oen&ki kabajaki en drinkt er sake of rijstwijn bü, al is de accijns daarop zo hoog, dat deze drank buiten het be reik van de gemiddelde Japanner valt. En zelfs een verderfelijke instelling als de Yoshiwara is weer opgebouwd. „We hebben het nog nooit zo goed gehadgeeft een enkele Japanner toe. De meesten trachten echter de rol van martelaar te spelen. Met een meelij wekkend gezicht proberen ze een bui tenlander te overtuigen van het moei lijke leven dat ze te verduren hebben, maar dat ze stilzwijgend en schuldbe wust accepteren, omdat ze zulke slechte mensen zijn geweest ln de oorlog. Spe ciaal op Amerikanen maakt een derge lijke houding nog wel indruk. De feiten weerleggen echter alle klachten va Japanners. Met de grote vrijheid, welke de Amerikanen hen dagelijks meer er meer op eLk gebied geven, met finan ciële en andere steun, met de mogelijk heden om naar het buitenland te reizen, met de kansen zelfs op buitenlandse han delsvertegenwoordigers en consuls ver keren de Japanners bijna in een benij denswaardige positie. Zo zelfs, dat som mige Britten spottend opmerken, dat de enige mogelijkheid om uit hun benarde dollarcrisis te komen is, dat Engeland aan Amerika de oorlog verklaart en deze verliest. Daarna zorgt Amerika voor Democratie Democratie is het modewoord. Overal erzekeren de mensen, dat ze het zo heerlijk vinden nu in een democratisch land te kunnen leven. Men slaat zich op de borst en noemt zichzelf democra- de Amerikanen glimlachen van trots, dat ze zoveel invloed hebben kun- uitoefenen. Maar ze vergeten, dat reinig van de democratie zien als ze van het bezettingsleger moeten hebben, dat allesbehalve het Amerikaan- kent men niet. Men loopt niet in lom- se volk vertegenwoordigt. En de onge- pen. Er is weliswaar distributie van lofelijke bureaucratie van het leger Is de r wig t Alfred van Sprang is de eerste Nederlandse journalist, die een officieel bezoek gebracht heeft aan het na-oorlogse Japan. ,JJa de Japanners drie en een half jaar in een interneringskamp op Java meegemaakt te hebben, is het in teressant hen thans in eigen om geving te zien," schrijft hij bij zijn eerste artikel uit Tokio. „Het Engelse woord, dat de Japanners het meest gebruiken Is sorry..., en de Amerikanen denken, dat ze dat menen." vreemden van het democratisch stelsel dan hen ervoor te winnen. Maar de Japanners zijn ook niet de mocratisch, al beweren ze dat bij elke gelegenheid en geloven de Amerikanen het ook. Er is hoogstens een uiterst dun laagje democratisch vernis over hun eeuwen oude inborst gekomen. Onder dat laagje leeft de oude Japan ner zoals eeuwen hem gemaakt hebben. De leiders van het traditionele Japan zijn niet dood. Ze wachten slechts met Oosters geduld op een kans om het hoofd weer op te steken. De Warlords, die mis schien niet meer over de wapenen be schikken, maar wel een grote invloed hebben, de politieke leiders, die nog dro men van de oppermacht in het Verre Oosten en de machtige trustvormers van de zaibatsoe, die voor de buitenwereld vernietigd heten, doch achter de scher men de touwtjes weer stevig in handen hebben. Maar op het ogenblik hebben Ij allen weinig kans. Zolang de Amerikanen een bezettings leger in Japan hebben, zullen zij op de achtergrond moeten blijven. En het ziet er naar uit. dat het Amerikaanse leger Japan voorlopig niet los zal laten. Het kan het eenvoudig niet. Tenzij men niet langer prijs zou stellen op enige Wes terse invloed in Zuidoost Azië. (Nadruk verboden) Geen tijd om ziek te zijn? Dan dadelijk jm mi.u lummumwum L TEGEN PUNEN EN GRIEP. 20 TABLETTEN 75 c Het drama van het Englandspiel „Het was uit haat tegen de illegaliteit", schreef hij aan de Engelse Dienst D Anton van der Waals, dat hü in het de bezetting contact zou hebben gekregen met de Engelse geheime dienst door een man, die hij „Emiel Verhagen" noemt en dat deze Verhagen (of John", of „Grijseels", zoals hij hem ook wel noemt) in samenwerking met Schreieder hem allerlei opdrachten gaf tot penetratie in de Nederlandse illegaliteit en tot het opvangen van Nederlandse geheime agenten al die verzinsels zijn op alle punten volkomen weerlegd doorAnton van der Waals zelf! Voor het Rotterdamse B.G., dat hem ter dood veroordeelde en voor de Bijzondere Raad van Cassatie, die hetzelfde deed, heeft hij krampachtig gepoogd zijn leugenverhaal te handhaven. Het was zijn laatste kans: hoe meer verwarring hü stichtte, hoe beter. En wat kon beter klinken dan het bizarre relaas, dat al zijn jachtpartüen achter mensen op last van de Secret Service waren geschied? De Secret Service heeft nu eenmaal de naam, de meest wonderlüke dingen uit te halen zou dit dan te wonderlpk zijn geweest? Zo dachten en zo praatten en zo schreven som mige onverantwoordelüke domoren. Zy waren de laatste slachtoffers van de ge routineerde leugentechniek, die Van der Waals zich ln de bloedige jaren van zün activiteit had eigen gemaakt. Want In werkelükheid heeft er nooit een „Emiel Verhagen" bestaan, in werkeiykheid heeft Van der Waals tydens de oorlog nim mer voor de Engelsen gewerkt. Al zün gruwelijke daden heeft hü begaan uit botte geldzucht en uit een Ingekankerde haat tegen de illegaliteit. HU heeft dat zelf verklaard. Zwart op wit! In Mei 1945. derlander) hebben hem er uit gehaald en hem, met valselijk ingevulde persoonsbe wijzen, in gezelschap van zijn vierde het Voorburgse meisje Corry den H.. naar Bonn gebracht. Alvorens r kwam hebben zij hem er toe gedwongen in het kamp Oxenhoven een overzicht te schrijven van zijn leven en zijn werk. Toen Nederland bevrijd was en toen de geallieerde legers in Duitsland oprukten, n heeft Anton van der Waals met medeweten van het Nederlandse Bureau Nationale Veiligheid, en terwijl do- zijnen opsporingsambtenaren het gehele land afzochten naar de bleke Judas, ge- erkt voor de Engelse geheime oorlogs- dienst. Die dienst maakte op dat ogenblik gebruik van allerlei onderwereldtypen, van verraders en chanteurs, van boeven in allerlei graden en soorten, om binnen te dringen in Duitse kringen en allerlei geheimen van het Duitse verzet te weten te komen. Voor dat oorlogswerk werd ook Van der Waals aangeworven. Hij zat toen reeds gevangen in een kamp: twee geallieerde officieren (waaronder een Ne- BOOMPJE VERWISSELEN intens geworden is, dat de predikant het spoedig herhalen moest en weer en weer. Zodat tenslotte met de regel maat van de klok die jonge collega binnenstapte en de roomse overtuigde van zyn dwalingen, totdat die nog maar één ding doen kon: protestant .mogelijk veel mogelijk, heb. Afgaande op vage uitspraken heb worden. Wat hij ook inderdaad gedaan eerlijk bij zeggen ik het gebeuren ongeveer zo gecon- heeft, ofschoon het een kwestie van pastoor strueerd. Die predikant van de vrouw maanden en maanden geworden is, des huizes is op een dag vervangen eer het zo ver kwam. opgewon- Talloos zijn de deuren waar predi kant en pastoor gezamenlijk naar bin nen zouden kunnen gaan. Want Jantje is rooms en Jannetje is hervormd. Of Karei is protestant en Kaatje katho liek. Of desnoods is Jan met Jannetje heet de baby N.H. Er zijn dat ik daaromtrent geen zekerheid nu eenmaal heden, al mi dat bijna nooit predikant tezamen de traptreden bestijgen dat zulk een kans één op vierduizend door een jong en actief is. Maar het zou kunnen gebeuren, den collega. Dat gebeurt Waarbij het dan overigens nog de ieder jong predikant heeft iets actiefs deó'udV'pastoor'vèrdwijne'i Maar nog is mijn verhaal niet uit. eenmaal: Want laat nu juist in diezelfde tijd ook vraag zou zijn of de zo dubbel be zochte familie niet öf de een óf de an der ofwel beiden te zamen ijlings weer ter deure zou uitwijzen. En die kans zou er niet één op de vierduizend INDRUKKEN UIT DE VOLKSWIJK volgd worden door een jong i opgewonden geestelijke van huize, die al even weinig wilde berus ten in de betreurenswaardige gesple tenheid van dit gezin in kwestie. En ook deze dienaar ener kerk heeft zich op dit gemengde huwelijk gestort en verbeeldt ^ij heeft de vrouw aangesproken. Hij heeft dat gedaan op een wijze, die ge- Maar goed, er was in elk geval één woning waar beiden welkom waren, want de man was even fijn rooms als zich' zijn vrouw fijn protestant was. En dus ommezien alle grove fouten is het jaren lang geschied dat geeste- voorgangers kan herstellen. En deze lijke na geestelijke de smalle bochtige jeugdige dienaar des Woords heeft doen^trïllèn. Onkundig^van' het trap op klauterde om boven —-1- *•'- - - - '- - - komen en nooit ging overijld i bin- beneden. De reeds bij zijn i de dialoog t het gesprek te trekken. Hij heeft dat waarschijnlijk in, gij zit daar laat u i had lange gesprekken pastoor, terwijl de vrouw stil neder- de zat en luisterde, haar niets doen slechts de onderbrekende met het presente inschenken van een kopje thee. En op aldus gedaan: „Gij haar beurt praatte de vrouw als haar zo zwijgend terneder dominee kwam, terwijl manlief beschouwelijke sigaar rookte e ketterse zielenherder er ook een aan bood om er verder het zwijgen toe te doen. Zo is dat alles goed gegaan, veel jaren lang. Want omdat er geen kin deren waren noch kwa er geen enkele reden coöperatie der geloven verbroken 2U" tuigde van diep psychologisch inzicht J hij heeft diep-verborgen raad, dat het roomse gezinsdeel bezig was te plegen, heeft hij het protes tantse partje onder handen genomen ook hij heeft heeft gemeend ook boekt. Hij boekte het zelfs de jonge dominee zeker de vrouwelijke gezinszijde die iw voorbijzag en al zijn aandacht de man wijdde. En hy boekte het c» „.uu, alleen ter kerke trekken. Gij be- tenslotte zelfs zo zeer dat de vrouw de kommert u niet om haar eenzaamheid besloot katholiek te worden, ai moet yy bekommert u nog minder om eigen zieleheil. Want gij zijt een it papist en gij doet den beelden aan en bedrijft vervloekte afgo- bestond derij". Zo ongeveer moet deze jonge deze collega gesproken hebben ei der reden en niet zonder geraakt werd. Hij is gaan praten. En toen h(j eenmaal goed en wel aan de Ik weet niet hoe noch waardoo". Ik praat was, heeft hy vele bezuiaren en vermoed alleen iets, maar dit alles is weifelingen omtrent zijn eigen kerk mijn eigen tijd geschied, uitgesproken. Waarby het gesprek zo Ik zei al dat dit alles lang geleden geschiedde. Maar nog gaan twee gees telijken die ene trap op. En als de pastoor praat, zwijgt de man en luis tert de vrouw. En als dominee komt, is de vrouu» stil en praat de man. Maar thee en 'n sigaar hoort er nog altijd bij. Maar de moraal van het verhaal is: bekeringsijver is goed, maar pas eerst een» op je eigen mensen. WIJKPREDIKANT. In dat overzicht, dat een klein boek deeltje geworden is, stort Van der Waals, in een mengeling van waarheid en leugen, al zün verbittering uit ovei de ondergrondse stryders. die hem zo vele malen naar het leven hebben ge staan. Zün haat tegen het verzet gloeit op schier Iedere bladzüde; zün opschep perij over zün kwaliteiten als technicus en spion schreeuwt uit iedere paragraaf. Natuurlijk begint hij zijn autobiografie met een paar leugens: hij heeft „in ander half jaar tijds zoveel gestudeerd, dat hij eindexamen H B S. kon doen en slaagde". Daar is geen woord van waar. Hij „he in de Rotterdamse M.T.S. maar liefst direct in de hoogste klas". Ook daar is geen woord van waar. Hij „construeerde een bijzondere radio-ontvanger en d« technische verslaggever van „De Rotter dammer" woonde een demonstratie bij en wilde meteen maar het schema publi ceren", maar dat verbood Van der Waals hem. Het was niet gek, om Philips zijn geheimen gedrukt voor de neus te spelen! Enzovoort, enzovoort Maar als hü dan komt te spreken over zijn leven in armoede, met een wekelijks steunbedrag van elf gulden als werkloze en over zyn drie mislukte huwelijken, over de verkoop van zijn meubels om weer wat geld te hebben en over zijn langverwacht geluk, als hij een betrek king krijgt bij de Rotterdamse electrici- teitsfirma „De Hoop", dan schrijft hij de waarheid. Deze man, met zijn onuitblus baar verlangen naar een leven van luxe. is door de diepste armoede gegaan in zijn twintiger jaren en wellicht heeft hem dat reeds de knauw in zijn ziel gegeven, waarover hij zich later wreekt op wat hy „de stomme, idiote Nederlanders" noemt. Van belang is. dat Van der Waals in zijn breedvoerige uiteenzetting met geen enkel woord rept, over enigerlei verbin ding met de Engelse geheime dienst. Hij kon dat ook moeilijk doen, want dit re laas moest hü voor die dienst zelf schrij ven! Daarom verzint hij voor deze gele genheid een ander verhaal: hy had uit vindingen van electr. apparaten en een motormechaniek gedaan en hij had daar op in 1940 patent aangevraagd. Daar wa ren de Duitsers en de N.S.B.-ers achter gekomen en die brachten hem naar Kiel. waar hy de motor moest demonstreren voor een Duits professor. Later was hy in contact gekomen met de directeur van Paul Kaiser te Rotterdam, ir A. van der Meer. en die had hem 4000 gulden gege ven om de uitvinding naar Engeland te brengen, teneinde ze dienstbaar te ma ken aan de strijd der geallieerden. De heer Van der Meer had hem ook in con tact gebracht met een aantal illegal* werkers, die hem moesten helpen bij zijn overtocht. Tot zover is het verhaal waar. Maar dan schrijft Varl der Waals verder verhaal, dat zulk een samenweefsel waarheid en leugen is, dat geen s er een touw aan kan vastknopen. Hy beweret dat de Rotterdamse S. D. er i op de hoogte was. dat in zyn hui» :r aanslagen op Duitsers is gesproken dat de S. D. hem daarmee dwingen 1 voor haar te gaan werken. Ander» as hij zelf voor de bijl gegaan". De wist zelfs, dat de illegale werkers bij i bespreking in zyn huis aan de Fran selaan te Rotterdam elkaar revolverpa tronen hadden gegeven. En hij, de arme Van der Waals, die sterk tegen iedere moord was, kreeg dat alles op zijn hoofd verhoor door de S. D. Is het te verwonderen zo vraagt hij in zijn levensgeschiedenis aan de Engelse ge heime dienst dat hij beloofde de Duit beetje te helpen? Dat hij in het verdere relaas koelbloedig toegeeft per soonlijk zijn huisknecht te hebben dood geschoten is een kleinigheid, waarover die verwarde dagen van Mei 1940 niet gesproken werd; er was immers zoveel bloed gevloeidVan der Waals was toen een bruikbare kracht en de schurk, vier jaren lang een spoor van bloed tranen door de rijen van het verzet had getrokken, werd in een Engels uni- form gestoken en was in een handom draaien lid van de Britse geheime dienst te velde. Wie zich over zulke dingen ver wondert heeft nog weinig begrip van het wondere wereldje der internationale spionnage. Er gebeuren wel ergere dingen. Ge zult er in deze artikelen nog genoeg van lezen! Dat Van der Waals de toedracht der zake. bij de Rotterdmase S. D. volkomen verdraaid heeft, behoeft eigenlijk niet te worden gezegd. Hij werd name- n 1941 niet gearresteerd of bang ge maakt of bedreigd. Hij is nooit gear resteerd geweest. Maar hij heeft vrij willig terwijl hij enerzijds het geld opstreek van de illegale werker ir A. van der Meer zyn diensten aangeboden bij de S. D. en wel aan de Rotterdamse be ambte Gustav Koenig, een der onderge schikten van Woelk. Deze Koenig. die reeds lang weer in vrijheid in Duitsland heeft verklaard, dat Van der Waals van malen in het voorjaar van 1941 op de Rotterdamse Dienstelle kwam om illegale werkers te verraden. Hij verried ook de mensen, waarmee hy bespre kingen voerde om via Portugal naar Engeland te gaan. Hjj verried de Rotter dammer Jan Kwak en ging op de dag van diens arrestatie naar diens moeder, om te vertellen dat het gevaarlijk voor Jan was geworden en dat hij hem had laten onderduiken in de Biesbos Hij nam by dat gesprek de tas van Jan KwaiC de woning en bracht die naar de S D. In de.tas zaten de adressen van de illegale medewerkers. Mr Otto Verdoorn, Jan van den Ende, Leen Ridderikhoï. de marconist Schoenmaker, luitenant Erke- lens en later een gehele groep uit Heem stede waren zijn eerste slachtoffers. Al deze mensen hadden hem vertrouwd, hadden hem hun geheimen toevertrouwd, omdat zij een goed Nederlander, een strijder voor de vrijheid in hem zagen. Hij leverde hen over aan de Duitsers en de meesten van hen hebben zijn gru welijk verraad met hun bloed moeten betalen. Dit alles gebeurde in Rotterdam, in het voorjaar van 1941 Dat is een jaar vóórdat het England-Spiel zou beginnen. En op dat tijdstip had Van der Waals nog nimmer Schreieder ontmoet. Waar uit volgt, dat deze man al spoedig na de bezetting tot de gevaarlijkste verraders behoorde. En waaruit eveneens volgt, dat zijn verraderlijk optreden niets, to taal niets uitstaande heeft met de op bouw van het England-Spiel, nog nun- opdrachten van Engelse zyde. a r voordat de Duitsers radio met Londen hadden was Anton al bezig het vertrouwen dat in hem ge steld werd met verraad te honoreren! En dat alles alleen om bloedgeld Dat hij later onder de „bekwame" leiding van Schreieder zulk een grote rol speelde tn de „buitendienst" van het E. Spiel was louter een gevolg van het feit. dat hij reeds twaalf maanden lang zyn bekwaamheden als menselijk roofdier had getoond. Zulke hyena's konden d* Duitsers gebruiken! (Het vorige art. stond in blad van 17 Sept.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1949 | | pagina 3