Huur 15% hoger en 100 extra opcenten pers. bel. Maar belastingvrij huurbedrag 20 pet. hoger en lagere inkomsten- en loonbelasting Als alles klopt houden we 20 millioen over DINSDAG 20 SEPTEMBER 1949 De milliardendans voor 1950 Wankel evenwicht T^E Staatsbegroting voor 1950 laat volgens de mededeling in de Mil- lioenennota een overschot op de ge wone en buitengewone dienst I 20 millioen, waaruit men zou kun nen concluderen, dat eindelyk een evenwicht in de ontvangsten en uitga ven is bereikt. Het zal echter duidelijk zyn, dat de thans geboden cijfers een zeer voor lopig karakter dragen. De gevolgen der jongste muntontwaardmg voor het staatsbudget zijn in deze begroting nog niet gerealiseerd. Zo laat het landbouwegalisatiefonds thans delig saldo van 171 millioen, maar afgewacht moet worden in welk defi nitief deficit dit bedrag zal verkeren, als straks de devaluatiegevolgen zijn verdisconteerd. Verder wijzen wij op de verplichtingen uit hoofde der bui tenlandse schuld, welke na verlaging der wisselkoers tegenover de dollar ongetwijfeld moeten stijgen. Voorts wijzen wij er op, dat het be grotingsoverschot straks waarschijn lijk teniet zal worden gedaan door de in uitzicht gestelde belastingv deringen, zodat in feite gerekend kan worden op een deficit. Intussen kunnen wy wel constate ren dat de betere verhoudingen tussen ontvangsten en uitgaven voor belangrijk deel voortkomen uit de rijk vloeiende belastingbronnen, raming van de opbrengst der belas tingen is voor 1949 3.180 millioen, voor het komend jaar 3.520 millioen, hetgeen op basis van het totaal der staatsuitgaven inderdaad een gewel dig bedrag mag worden genoemd. Dit cijfer der belastingopbrengst krijgt nog meer relief als we rekening houden met het nationaal inkomen, dat ruim 13 milliard bedraagt. Dat er dus hier te lande sprake is van een zeer zware belastingdruk is duidelijk, maar de minister verklaart, dat een belangrijke belastingverlaging thans niet geoorloofd is, daar er dan weer begrotingstekorten zouden ontstaan. HET hoge niveau der begroting baart ook de regering zórg. dat het ,mede in verband met de junctuurphase, waarin de wereld verkeert, gevaren in zich draagt. Wij vragen ons inderdaad af, waar on: land de kracht vandaan halen zal orr de klappen op te vangen als straks on verhoopt een economische teruggang van ernstige vorm zich zou aankondi gen. Het is duidelijk, dat het dringend noodzakelijk is, niet in hei minst met het oog op de toekomst, de staatsuit gaven op een lager peil te brengen. De Millioenennota merkt in dit ver band op, dat het daartoe gezocht zal moeten worden in een vermindering der Overheidstaken, maar ondanks een hernieuwde belofte om actief te zijn in het zoeken naar mogelijkhe den tot bezuiniging, erkent de minis ter in feite zijn onmacht om daartoe in aanziéhlyke mate te geraken. Er gaat een nieuwe opwekking uit aan het Nederlandse volk om zuinig te zijn en te sparen, gnaar wij menen te moeten opmerken, dat de regering verplicht is daartoe de mogelijkheden ook te scheppen en by een dergelijke belastingdruk als te onzent bestaat, schijnt het in vele gevallen onmogelijk om aan de oproep ler regering ge volg te geven. In het laatste jaarverslag, dat mr. Trip als president der Nederlandse Bank uitbracht, werd opgemerkt, dat het verkrijgen van welvaart o.m. af hangt van de prikkels, die de Over heid en haar maatregelen op de be volking doen inwerken. Zonder het bevorderen en mogelijk maken van besparingen en kapitaalvorming zal het doel, aldus mr. Trip, niet worden bereikt. Hoe noodzakelijk de kapitaal vorming voor de welvaart des lands Is kan worden opgemaakt uit de woor den van minister v. d. Brink, n.l. dat meer dan 5 milliard gulden nodig zal zijn voor investering in de industrie in het tijdvak 1948/9—1952/3. Deze voor het Nederlandse volk ontzaglijk zware taak, waarvan de volbrenging noodzakelijk is met het oog op de toekomstige levensstandaard, dient o.i. ook in het scheppen der voorwaarden om te komen tot kapitaalvorming uit voerbaar gemaakt te worden. Voor de gewone Nederlandse staatsburger is ongetwyfeld in de gehele millioenennota het belangrijkste hetgeen minister Lieftinck meedeelt over de belastingplannen. Laten we met een kleine troost beginnen: er komt geen huurbelasting. Deze troost is echter schraal, want de bewindsman laat er onmiddellijk op volgen, dat er wel huurverhoging komt. Deze huurverhoging is uiteraard te billijken. De minister is dan ook tot de conclusie gekomen, dat deze onvermijdelijk is, al acht hy het onder de bestaande omstandigheden niet raadzaam, een grotere proportionele huurverhoging toe te staan dan 15 pet. voor vóóroorlogse woningen. De troost, dat er geen huurbelasting komt wordt echter nog schraler, wanneer men leest, dat er een verhoging van de Personele Belasting wordt voorbereid en wel in de vorm van 100 opcenten op de Personele Belasting naar de grondslag huurwaarde (dus niet meubilair) ten bate van het Rijk (dus boven de reeds bestaande opcenten ten behoeve van gemeente en provincie). Het meubilair zal worden herschat en de minister hoopt daardoor wat deze grondslag be treft ook iets meer in het laatje te krijgen. Maar er is in de komende herziening van de Personele Belasting toch ook weer een lichtpuntje: de vrijgestelde bedragen zullen in het algemeen met 20 pet. worden verhoogd, waarby een byzondere voorziening getroffen zal worden voor tijdens en na de oorlog gebouwde woningen, waarvan de huren op een hoger niveau liggen dan die van vóóroorlogse woningen. Verder zullen binnenkort aanhangig worden gemaakt de reeds voorgenomen wijzigingen van de tarieven van zegel en registratierechten. Ook op het gebied van de omzetbelas ting zal er voor een aantal goederen, welker aanschaffing in de tegenwoordige omstandigheden de toepassing van een enigszins hoger tarief dan het gewone rechtvaardigt, zonder dat die goederen evenwel weeldeartikelen kunnen worden genoemd, een bijzonder tarief worden ingevoerd, liggende tussen het normale tarief en het weeldetarief. Reeds is ingediend een verhoging an het bijzondere invoerrecht op ben- ne. Al deze voorstellen tezamen zullen ?n meerdere opbrengst aan belastingen geven van naar schatting: millioei Wijziging omzetbelasting 140 Wijziging en opcenten Pers. Bel. 29 Wijziging zegel- en reg. recht 8 Verh. bijz. invoerr. benzine 40 Totaal 217 Tegenover deze meerdere opbrengst aan echter verminderingen tengevolge in de reeds ingediende plannen tot be lastingverlaging. Zo zal de verlaging van de inkomsten- en loonbelasting j 150 millioen ninder opbrengst geven, terwijl de aanhangige belastingherziening 1949 de belastingopbrengst over 1950 met on geveer 170 millioen verminderen, doch ten aanzien van een grpot deel van dit bedrag is dit slechts een „opschorting betaling". De wijziging van de onder- ingsbelasting tenslotte zal tot direct gevolg hebben, dat er 53 millioen min- :r in de schatkist vloeit. Minister Lieftinck betoogt in dit deel in zijn nota, dat de tijd nog niet geko- en is. tot belastingverlagingen over te tan. die nieuwe begrotingstekorten tot gevolg zou hebben. Wel kunnen er ech ter maatregelen van belastingpolitieke aard genomen worden, die uitstel van belastingheffing teweeg brengen of be lemmering voor het bedrijfsleven en voor het ontplooien van nieuwe initiatieven verminderen, waardoor de toekomstige belastingopbrengsten worden vergroot. Deze elementen staan voorop bij de reeds ingediende wetsontwerpen Belastingher ziening 1949 en Wijziging Ondernemings belasting. Zij spelen ook een rol in de plannen tot verlaging van de inkomsten en loonbelasting. Bij deze plannen echter speelt ook mede de wenselijkheid van een verschuiving van druk in het heden. Deze druk-vermindering staat immers tegenover de huurverhoging van 15 pet., de verlaging der levensmidde'ensubsidies en de verhoging van de hierboven reeds genoemde verteringsbelastingen. huurverhoging betreft, merkt de minister nog op, dat 15 pet. niet anders is dan een compensatie de eigenaren voor de stijging sedert 1940 van de vaste lasten en van het onder houd van hun bezit Verder kapitaalver lies aan de huizen is hoogst ongewenst en daarom is huurverhoging ten bate de eigenaren noodzakelijk. Algemeen kenmerk van de te volgen belastingpolitiek, aldus de minister, is een verplaatsing van de belastingdruk van de sfeer van de verwerving van het inkomen naar die van de besteding. Ge leidelijk zal hierdoor Het evenwicht tus sen tering en nering, voor Nederland als geheel gezien, kunnen worden hersteld. Geraamde opbrengst der belastingen OMSCHRIJVING Inkomstenbelasting (na aftrek van voor heffing) Vermogensbelasting van natuurlijke per- Vennootschapsbelasting Loonbelasting Dividendbelasting Commissarissenbelasting Vereveningsheffing Motorrijtuigenbelasting Bijzondere wijnbelasting nvocrrechten Statistiekrecht Accijns op zout Accijns op gedistilleerd Accijns op bier Accijns op suiker Accijns op tabak Belasting op gouden en zilveren werken Omzetbelasting Rechten van zegel Rechten van registratie Rechten van successie, van overgang en schenking 2.919,1 Maar nieuwe plannen kunnen roet in het eten gooien Was minister Lieftinck bij de indiening van de begroting-1948 reeds zeer tevreden, omdat de gewone dienst een groot overschot liet en de Buitengewone Dienst 1 (de Dienst van uitgaven van aflopend karakter, uit oorlog en bezetting volgende) nagenoeg geheel uit de gewone middelen kon worden gefinancierd, thans laat de bewindsman zo mogelijk een nog sterker juichtoon horen. Want hij becijfert in zijn vandaag aan de Tweede Kamer overgelegde millioenen-nota, dat voor het dienstjaar 1950 een vergelijking tussen middelen en uitgaven voor de Gewone Dienst en de Buitengewone Dienst 1 tezamen genomen een zodanig overschot aanwijst, dat het tekorf van het Landbouw- Egalisatiefonds van 171 millioen, dat in de vorige begroting nog tot een bedrag van 227 millioen ongedekt was gebleven, voor 1950 hieruit kan worden gefinancierd. Zelfs dan is er nog een overschot van 20 millioen, dat na de herziening van de begroting van het Landbouw Egalisatiefonds mogelijk zelfs nog ruimer zal uitvallen. eens duidelijk, als we in de Mil lioenennota lezen, dat de resultaten in de Nederlandse economie slechts werden verkregen door het interen op het bezit aan buitenlandse activa en met behulp van omvangrijke buiten landse steun. Hiermede is de zwakke fundering der huidige Nederlandse economie blootgelegd. Het ernstig deficit op de betalings balans, met name in de dollarsector, blijft, ondanks de nieuwe mogelijk heden voor de export, ernstige zorg baren. De Amerikaanse hulp is van aflopend karakter en het zal, hoe dan ook, noodzakelijk zijn om over enke le jaren, op eigen benen te staan. Er is dan ook hoegenaamd geen reden om uit het schijnbaar gunstig resultaat der staatsbegroting voor 1950 af te leiden, dat we reeds boven op de berg zijn. Een zwaar begaanbaar wegge deelte moet nog worden afgelegd en men zal er o.i. goed aan doen rekening te houden met het verder voorkomen van ernstige beproevingen. Steeds efficiënter Goede resultaten zyn bereikt, aldus minister Lieftinck in de millioenen nota sinds de indiening van de ont werp- begroting-1949, zowel door de departementale diensteenheden voor organisatie en efficiency als door het onder de Dienst der Rijksbegroting van het ministerie van Financiën ressor terende Centraal Bureau voor Organi satie op het gebied van de efficiency in het zo omvangrijke apparaat der Rijksadministratie. Dit stemt naar het Inzicht van de Rege ring des te meer tot verheugenis, omdat deze verbetering van de budgetaire toe stand is verkregen ondanks de vele nood zakelijke verhogingen, welke in de begro ting 1950 dienden te worden opgenomen Voor het eerst na de oorlog kan de ge hele begrotingsdienst, natuurlijk met uit zondering van de Kapitaaldienst, uit de lopende middelen worden gefinancierd. Hieronder geven wij de cijferopstelling, die minister Lieftinck geeft en waarbij de opbrengst van de buitengewone heffingen (voor 1950 200 millioen) met de daar- tegenoverstaande uitgaven tot een zelfde bedrag wegens buitengewone aflossing Nationale Schuld buiten beschouwing is gelaten. Uitgaven: Gewone Dienst 2681 millioen Buitengewone Dienst I 669 3350 millioen Middelen: Gewone Dienst 3518 millioen Buitengewone Dienst I 23 3541 millioen Voordelig saldo 191 millioen Nadelig saldo Landbouw- 171 Egalisatiefonds Resteert voordelig saldo 20 millioen De Buitengewone Dienst II (kapitaals uitgaven en -ontvangsten) van de ont werp-begroting v'| 1 UitL Middelen beeld: 575 millioen Nadelig saldo f 390 millioen Dit tekort mag door leningen worden gedekt, welke gelden niet onder de mid delen behoren te worden geraamd. Een adder in 't gras. Nu klinkt dit allemaal heel mooi, maar toch schuilt er een addertje in het gras Want de minister is ervan uitgegaan hij de opstelling van zijn begroting, dat al leen maar rekening gehouden mag wor den met hetgeen op subsidie- en belasting gebied op het ogenblik bestaat Formeel is dit natuurlijk juist en begrotingstech nisch mag dit ook niet anders. Maarhoe gaat het straks met de maatregelen op het gebied van de levens- middelen-subsidies enz.? Deze maatrege len maken thans nog een onderwerp van bespreking uit en dus zegt de Regering: daar rekenen we nog maar niet mee. Dit standpunt leidt er toe (evenals trouwens vorig jaar) dat de ontwerp-begroting van het Landbouw-Egalisatiefonds voor 1950 slechts voorlopig is en achterhaald zal worden door een Nota van wijzigingen, die, naar de minister verwacht. Het tekon er van kleiner maakt Of dit inderdaad het geval zal zijn, nu de devaluatie alles weer op losse schroeven heeft gezet zal moeten worden afgewacht Maar er zit een nog veel groter adder onder het gras. Er is, zo zegt de bewinds man ook dit weer formeel juist geen rekening gehouden met de aanhangige en in de toekomst te verwachten plannen tot enerzijds.belastingverlaging en anderzijds belastingverhoging De minister meent, dat het voordelig saldo van 20 millioen nog zal verhoogd worden door de te verwachten lagere ra ming van het nadelige saldo van het Landbouw-Egalisatiefonds (zie boven) en door de vermeerderde inkomsten van het Rijk als gevolg van de elders genoemde belastingverzwaringen. Deze laatste In komsten-stijging schat de Regering op ruim 190 millioen. Daarentegen zal het begrotingsresultaat ongunstig beïnvloed worden door de ver minderde inkomsten van het Rijk als ge- vQlg van de belastingherziening 1949 155 millioen minder), door de uitkerin gen uit 's Rijks kas ter compensatie van inkomstenderving door de gemeenten als gevolg van de herziening der onderne- mingsbclasting 52.8 millioen minder) en tenslotte door de voorgenomen verla ging van de loonbelasting en de inkom stenbelasting (ongeveer 140 millioen minder). Een eenvoudig rekensommetje leert dus. dat de te verwachten verlaging van het voordelig saldo de te verwachten verho ging overtreft met 158 millioen. afge zien van de mogelijkheid, dat het tekort van het Landbouw-Egaliesatiefonds In derdaad behoorlijk kan worden terugge bracht. Het lijkt ons echter een open vraag, of dit tekort van 171 millioen in derdaad verminderd kan worden met een bedrag van 138 millioen 158 millioen verminderd met het geraamde voordelig saldo van 20 millioen), waarna inder daad nog een sluitende begroting zou verkregen. Overigens is geen rekening gehouden met de financiële gevolgen gige wetsontwerpen en met over te dragen middelen, tegenwaarde van de in het kader van het Europees Herstel-Program ontvanger schenkingen. Ook vormen de gevolgen van een eventuele unificatie van accijnzen m Beneluxverband een onzekere factor. Besteding van Marshall-gelden Ook aan de ter beschikking van het Rijk komend-- tegenwaarde van in het kader van het Europees Herstel Pro gramma ontvangen schenkingen wijdt minister Lieftinck in de millioenen nota enige beschouwingen. Buiten de reeds vrijgegeven f 240 millioen, te verantwoorden op de begroting-1948 zal er aan Marshall-goederen geduren de de periode April 1948April 1949 nog een bedrag van ongeveer f 600 millioen beschikbaar komen. Omtrent de bestemming hiervan zijn met de E.C.A.-autoriteiten nog besprekingen gaande. Deelneming van de Staat in de vestiging of uitbreiding van in dustriële ondernemingen, verstrekking van kapitaal ten behoeve van indijking en droogmaking van de Zuidelijke IJsselmeerpolders, bevordering van het technisch wetenschappelijk onder zoek, maatregelen op het gebied der Volksgezondheid staan op het program. Schema van de uitgaven i») •wone dienst bu itengewone dienst 1 (Ult- 2 (kapl- gaven v; lopend k; irakW» Ualsu itgaven) 1949 1950 1949 1950 1949 1950 1949 1950 544 473 52 596 473 86 34 38 1 0 35 38 168 175 29 12 197 187 3 4 339 371 0 339 371 9 10 52 33 485 456 537 489 0 1 517 601 137 112 654 713 134 139 74 91 74 91 78 75 17 16 17 16 81) 122') 12 12 12 12 19 8 19 21 0 3 19 24 64 78 55 67 3 2 58 69 7 8 24 14 30 12 54 26 10 13 10 13 346 385 39 44 385 429 1 1 31 45 2 6 33 51 54 39 1 2 10 8 11 10 116 127 1 0 117 127 4 4 71 114 71 114 16 10 3 1 19 11 2436 2681 802 669 3238 3350 381 575 227 171 227 171 Nationale schuld Afschrijvingen Buitenlandse dienst Politie en justitie Onderwijs, K. en W Herstel oorlogsschade Militaire uitgaven in eigenlijke Waterstaat Verkeer Luchtvaart Uitgaven ter bevordering v. handel en nijverheid, niet opgenomen bij een der andere categorieën Uitgaven ter bevordering v. landbouw en visserij, niet opgenomen bij een der andere categorieën Distributie-, controle- en prijsbeh.apparaat Prijssubsidies, exclusief landbouwegal.fonds Sociale voorzieningen Volkshuisvesting Overzeese gebiedsdelen Bestuurskosten, niet opgenomen bij een der andere categorieën Pensioenen Wachtgelden, non-activiteitswedden, e.d Totaal Landbouw-egal.fonds Totaal-generaal 2436 2681 1029 840 3465 3521 381 575 ing 1947 - 1948 - 705) onder die. het departemc i zjjn gerekend), die Staatsbedrijf der P.T.T. is :e Nederlandse i uitgetrokken LIEFTINCK's DEVIES: Sparen, sparen en nog eens sparen De stand van de werkgelegenheid geeft op het ogenblik in het algemeen nog geen reden tot ongerustheid, al treedt in sommige bedrijfstakken wel enige verruiming in het aanbod op. Daarentegen overtreft in een aantal andere bedrijfstakken, zoals de metaal- en de textielnijverheid, de vraag naar sommige categorieën arbeidskrachten nog steeds het aanbod, zij het in af nemende mate. Verschil uitgaven en middelen 1948-1949 (In millloenen guldens) begroting ontwerp- Omschrijving 1949 begr. 1950 Aldus minister Lieftinck in de slot beschouwing, die hij aan zyn mil lioenen-nota wijdt. Ook de ontwikke ling van de industriële bedrijvigheid vindt hij bevredigend. Wel acht hy het geboden, binnen de grenzen der beschikbare middelen verder te gaan met doelmatige modernisering en uit breiding van het productie-apparaai, mede met het oog op de noodzaak tot het scheppen van voldoende werkge legenheid voor de snel groeiende be roepsbevolking. Thans valt in vele sectoren van het economische leven een terugkeer tot meer nonmie toestanden te bespeu ren. Toch houdt dit geenszins in. dat il een hechte basis zou ziin verkre- waarop zonder meer kan worden voortgebouwd. De verwezenlijking der bereikte resultaten was slechts mogelijk door het interen op het be- lan buitenlandse activa en met behulp van omvangrijke buitenlandse steun. Ook verder kan aanzienlijke buitenlandse steun niet worden ont beerd. De erkenning hiervan betekent het blootleggen van de zwakke fun dering der huidige Nederlandse eco nomie. Een verdere verbetering van de handelsbalans maakt het noodzakelijk, dat Nederland zijn producten tegen concurrerende prijzen op de buiten landse markt kan aanbieden. Daarom moet het binnenlands kostenpeil laag mogelijk gehouden worden door verdere verbetering van de kapi taalsuitrusting in industrie en land bouw, een versterkte rationalisatie ;en verdere opvoering van de arbeidsproductiviteit. Minister Lief tinck acht voor dit laatste van belang, dat er gestreefd wordt naar een zo consequent mogelijke toepassing van het stelsel van beloning naar pres tatie. Even dringend blijft nodig de op voering van het investeringspeil. Daarom sparen, sparen en nog eens sparen, terwijl het thans redelijke In verband hiermee wijst de minister op de volgende uitgaven, voor 1950 raamd: millioen Militaire uitgaven in eigenlijke zin 490 Militaire uitgaven drukken zwaar op het budget In zyn millioenennota geeft minister Lieftinck ook een beschouwing over het niveau van de ontwerp-begroting-1950. En by betoogt, dat dit slechts zin heeft, wanneer men zich voor ogen stelt, dat de begroting is opgesteld voor een periode, waarin ons land gebukt gaat onder zware militaire verplichtingen, tegelijk het herstel van de oorlogsschaden moet financieren en bovendien een in de oorlog zeer hoog opgelopen staatsschuld te torsen heeft. mogelijk is, tot verdere beperking de uitgaven te geraken. Maar. zo meent de Regering, een groot deel der uitgaven zyn personeelsuitgaven en daar kan niet op bezuinigd; er zal dus bezuinigd moe ten worden door vermindering van de overheidstaken, doch bij een toenemen de bevolking is een stabilisatie der uit gaven reeds een relatieve vermindering. Opheffing van tijdelijke diensten heeft verder dikwijls tengevolge, dat het vas te departementale apparaat moeten uit gebreid. En tenslotte: vermindering var uitgaven door opheffing of vermindering van levensmiddelensubsidies wordt ten dele gecompenseerd door daaruit direct of indirect voor het Rijk voortvloeiende hogere lasten of mindere inkomsten. Afgezien van dit alles baart het hoge niveau van de ontwerp-begroting de Regering zorgen, omdat het mede in ver band met de conjuctuurphase. waarin de wereld verkeert, gevaren in zich draagt. Wat de Gewone Dienst betreft zijn er ook hogere uitgaven geraamd dan voor 1949. Oorzaken hiervan zijn, wat betreft de militaire uitgaven de noodzakelijk heid. een begin te maken met onze by- dragen in de gemeenschappelijke ver dediging van West-Europa, de verbete ringen in salarissen en pensioenen, ter wijl voor verschillende andere doelein den (woningwet-woningen, onderhoud van kanalen, wegen enz. enz.) hogere bedragen moesten worden geraamd. oorlogsherstel 1901 Hiervan drukt op de gewone dienst 1.675 millioen en op de kapitaaldienst 226 millioen. Dit betekent, dat het totaal der Gewone Dienst en Buitengewone Dienst I bijna de helft komt voor rekening van de hierboven genoemde uitgaven. De in de begroting opgenomen mili taire uitgaven hangen ten nauwste sa men met de interne en externe veilig heid, hier en overzee. Naar de overtui ging der Regering moeten zij. welk een grote last zij ook op ons volk leggen, onder de huidige omstandigheden helaas als onvermijdelijk worden beschouwd. Het spreekt niettemin vanzelf, dat de ze last op den duur ondraaglijk is en dat ernstig gestreefd zal worden naar een zo spoedig mogelijke vermindering van deze uitgaven. Op ander gebied is ook verdere be zuiniging nodig en de Regering zal niet nalaten om, waar dit met behoud een sociaal verantwoord welvaartspeil consumptie-niveau geen verdere sty ging van betekenis mag ondergaan. Aan het slot van zijn nota herhaalt de bewindsman met klem zyn reeds meermalen tot het Nederlandse volk gerichte oproep, de uiterste zuinigheid te betrachten in het verbruik er besparingen te vergroten. Pas nadat de Nederlandse economie op een hech te basis is gesteld zal het mogelijk zijn, het economische en financiële beleid in sterkere mate te richten op de directe welvaartsvergroting. Ook de minister streeft er bü voort during naar, de uitgaven van de over heid in de consumptie-sfeer zo veel mogelijk te beperken. Hij acht de mogelijkheden hiertoe echter aan zienlijk geringer dan dikwijls wordt aangenomen, als gevolg van het starre karakter van een groot deel der staats uitgaven. afgezien nog van de mili taire uitgaven. Personeelssterkte 17.512 1.214 6.455 22.979 Hoge colleges v. Staat en Kabi net d. Koningin Alg. Zaken Buit Zaken Justitie Binn. Zaken O., K. en W. Financiën Wederopb. en Volkshuisv. Verkeer en Waterstaat Ec. Zaken Landbouw. Vis- sery en Voed selvoorziening Sociale Zaken Overzeese Gebiedsdelen Algem. Burg. Pensioenfonds Zuiderzeefonds Sub-totaal 84.7; Oorlog 9.0 Marine 5.2; Totaal 22.465 4.421 7.290 22.365 4.115 82.075 10.460 5.671 J9.046 98.206 101.446 Hierin niet opgenomen (doch wel in raming 1950): 111 seizoenarbeiders 349 nevenfuncties 71 personen, die wel worden betaald, doch geen arbeidsprestatie ver richten 531 Gewone dienst: Uitgaven Middelen Voordelig saldo dienst 1: 815 837 Buitengewo Uitgaven Middelen Nadelig/voord, saldo Gewone dienst en buitengewone dienst 1: Uitgaven Middelen -810 646 Nadelig saldo 5 Nadelig saldo land- bouw-egal. fonds 227 Buitengewone dienst 2: Uitgaven Middelen FINANCIËLE VERHOUDING TOT INDONESIË Hoewel mag worden aangenomen, aldus minister Lieftinck in de mil lioenennota, dat Indonevë ook in 1950 een beroep zal doen op credietverle- ning van de zijde van Nederland, zal dit beroep door Nederland eerst geho noreerd kunnen worden zodra o.m. ter Ronde Tafel-Conferentie een overeen komst tot stand zal zyn gekomen, waarby de financieel-economische verhouding tussen Nederland en Indo nesië op bevredigende wijze zijn vast gelegd. Vandaag prijs-stop afgekondigd In de Staatscourant van vandaag is de beschikking prijs-stop 1949, onderte kend door de ministers van Econ. Za ken, van Landbonw, Vissery en Voedsel voorziening en van Verkeer en Water staat, gepubliceerd. Op grond van deze beschikking is het niet geoorloofd de prijzen van goederen en diensten, waar voor de prysbehcersing wag opgeheven, te verhogen boven het niveau, dat op 17 September algemeen gebruikeiyk was. Dit wil dus zeggen, dat degenen, die goederen verkopen of te koop aanbieden geen hogere pryzen mogen berekenen, dan zU op 17 September deden. Degenen, die. afgaand op geruchten van devaluatie, hun pryzen reeds hebben verhoogd, zul len deze dienovereenkomstig moeten ver lagen. Voor de niet in prijs vrygelaten goederen biyven uiteraard de bestaande voorschriften van kracht. De controle op de pryzen zal over het gehele gebied voorlopig worden verscherpt. Die millioenennota? Daar worden we ook al niet vetter van...*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1949 | | pagina 3