Huur 15% hoger en 100 extra opcenten pers. bel.
Maar belastingvrij huurbedrag 20 pet. hoger
en lagere inkomsten- en loonbelasting
Als alles klopt houden we
20 millioen over
DINSDAG 20 SEPTEMBER 1949
De milliardendans voor 1950
Wankel evenwicht
T^E Staatsbegroting voor 1950 laat
volgens de mededeling in de Mil-
lioenennota een overschot op de ge
wone en buitengewone dienst I
20 millioen, waaruit men zou kun
nen concluderen, dat eindelyk een
evenwicht in de ontvangsten en uitga
ven is bereikt.
Het zal echter duidelijk zyn, dat de
thans geboden cijfers een zeer voor
lopig karakter dragen. De gevolgen
der jongste muntontwaardmg voor
het staatsbudget zijn in deze begroting
nog niet gerealiseerd. Zo laat het
landbouwegalisatiefonds thans
delig saldo van 171 millioen, maar
afgewacht moet worden in welk defi
nitief deficit dit bedrag zal verkeren,
als straks de devaluatiegevolgen zijn
verdisconteerd. Verder wijzen wij op
de verplichtingen uit hoofde der bui
tenlandse schuld, welke na verlaging
der wisselkoers tegenover de dollar
ongetwijfeld moeten stijgen.
Voorts wijzen wij er op, dat het be
grotingsoverschot straks waarschijn
lijk teniet zal worden gedaan door de
in uitzicht gestelde belastingv
deringen, zodat in feite gerekend kan
worden op een deficit.
Intussen kunnen wy wel constate
ren dat de betere verhoudingen tussen
ontvangsten en uitgaven voor
belangrijk deel voortkomen uit de
rijk vloeiende belastingbronnen,
raming van de opbrengst der belas
tingen is voor 1949 3.180 millioen,
voor het komend jaar 3.520 millioen,
hetgeen op basis van het totaal der
staatsuitgaven inderdaad een gewel
dig bedrag mag worden genoemd.
Dit cijfer der belastingopbrengst
krijgt nog meer relief als we rekening
houden met het nationaal inkomen,
dat ruim 13 milliard bedraagt. Dat
er dus hier te lande sprake is van een
zeer zware belastingdruk is duidelijk,
maar de minister verklaart, dat een
belangrijke belastingverlaging thans
niet geoorloofd is, daar er dan weer
begrotingstekorten zouden ontstaan.
HET hoge niveau der begroting
baart ook de regering zórg.
dat het ,mede in verband met de
junctuurphase, waarin de wereld
verkeert, gevaren in zich draagt. Wij
vragen ons inderdaad af, waar on:
land de kracht vandaan halen zal orr
de klappen op te vangen als straks on
verhoopt een economische teruggang
van ernstige vorm zich zou aankondi
gen. Het is duidelijk, dat het dringend
noodzakelijk is, niet in hei minst met
het oog op de toekomst, de staatsuit
gaven op een lager peil te brengen.
De Millioenennota merkt in dit ver
band op, dat het daartoe gezocht zal
moeten worden in een vermindering
der Overheidstaken, maar ondanks
een hernieuwde belofte om actief te
zijn in het zoeken naar mogelijkhe
den tot bezuiniging, erkent de minis
ter in feite zijn onmacht om daartoe
in aanziéhlyke mate te geraken.
Er gaat een nieuwe opwekking uit
aan het Nederlandse volk om zuinig
te zijn en te sparen, gnaar wij menen
te moeten opmerken, dat de regering
verplicht is daartoe de mogelijkheden
ook te scheppen en by een dergelijke
belastingdruk als te onzent bestaat,
schijnt het in vele gevallen onmogelijk
om aan de oproep ler regering ge
volg te geven.
In het laatste jaarverslag, dat mr.
Trip als president der Nederlandse
Bank uitbracht, werd opgemerkt, dat
het verkrijgen van welvaart o.m. af
hangt van de prikkels, die de Over
heid en haar maatregelen op de be
volking doen inwerken. Zonder het
bevorderen en mogelijk maken van
besparingen en kapitaalvorming zal
het doel, aldus mr. Trip, niet worden
bereikt. Hoe noodzakelijk de kapitaal
vorming voor de welvaart des lands
Is kan worden opgemaakt uit de woor
den van minister v. d. Brink, n.l. dat
meer dan 5 milliard gulden nodig zal
zijn voor investering in de industrie
in het tijdvak 1948/9—1952/3. Deze
voor het Nederlandse volk ontzaglijk
zware taak, waarvan de volbrenging
noodzakelijk is met het oog op de
toekomstige levensstandaard, dient o.i.
ook in het scheppen der voorwaarden
om te komen tot kapitaalvorming uit
voerbaar gemaakt te worden.
Voor de gewone Nederlandse staatsburger is ongetwyfeld in de gehele millioenennota het
belangrijkste hetgeen minister Lieftinck meedeelt over de belastingplannen. Laten we met een kleine
troost beginnen: er komt geen huurbelasting. Deze troost is echter schraal, want de bewindsman laat
er onmiddellijk op volgen, dat er wel huurverhoging komt. Deze huurverhoging is uiteraard te billijken.
De minister is dan ook tot de conclusie gekomen, dat deze onvermijdelijk is, al acht hy het onder de
bestaande omstandigheden niet raadzaam, een grotere proportionele huurverhoging toe te staan dan
15 pet. voor vóóroorlogse woningen. De troost, dat er geen huurbelasting komt wordt echter nog schraler,
wanneer men leest, dat er een verhoging van de Personele Belasting wordt voorbereid en wel in de
vorm van 100 opcenten op de Personele Belasting naar de grondslag huurwaarde (dus niet meubilair)
ten bate van het Rijk (dus boven de reeds bestaande opcenten ten behoeve van gemeente en
provincie). Het meubilair zal worden herschat en de minister hoopt daardoor wat deze grondslag be
treft ook iets meer in het laatje te krijgen. Maar er is in de komende herziening van de Personele
Belasting toch ook weer een lichtpuntje: de vrijgestelde bedragen zullen in het algemeen met 20 pet.
worden verhoogd, waarby een byzondere voorziening getroffen zal worden voor tijdens en na de oorlog
gebouwde woningen, waarvan de huren op een hoger niveau liggen dan die van vóóroorlogse woningen.
Verder zullen binnenkort aanhangig
worden gemaakt de reeds voorgenomen
wijzigingen van de tarieven van zegel
en registratierechten.
Ook op het gebied van de omzetbelas
ting zal er voor een aantal goederen,
welker aanschaffing in de tegenwoordige
omstandigheden de toepassing van een
enigszins hoger tarief dan het gewone
rechtvaardigt, zonder dat die goederen
evenwel weeldeartikelen kunnen worden
genoemd, een bijzonder tarief worden
ingevoerd, liggende tussen het normale
tarief en het weeldetarief.
Reeds is ingediend een verhoging
an het bijzondere invoerrecht op ben-
ne. Al deze voorstellen tezamen zullen
?n meerdere opbrengst aan belastingen
geven van naar schatting:
millioei
Wijziging omzetbelasting 140
Wijziging en opcenten Pers. Bel. 29
Wijziging zegel- en reg. recht 8
Verh. bijz. invoerr. benzine 40
Totaal 217
Tegenover deze meerdere opbrengst
aan echter verminderingen tengevolge
in de reeds ingediende plannen tot be
lastingverlaging. Zo zal de verlaging van
de inkomsten- en loonbelasting j 150
millioen ninder opbrengst geven, terwijl
de aanhangige belastingherziening 1949
de belastingopbrengst over 1950 met on
geveer 170 millioen verminderen, doch
ten aanzien van een grpot deel van dit
bedrag is dit slechts een „opschorting
betaling". De wijziging van de onder-
ingsbelasting tenslotte zal tot direct
gevolg hebben, dat er 53 millioen min-
:r in de schatkist vloeit.
Minister Lieftinck betoogt in dit deel
in zijn nota, dat de tijd nog niet geko-
en is. tot belastingverlagingen over te
tan. die nieuwe begrotingstekorten tot
gevolg zou hebben. Wel kunnen er ech
ter maatregelen van belastingpolitieke
aard genomen worden, die uitstel van
belastingheffing teweeg brengen of be
lemmering voor het bedrijfsleven en voor
het ontplooien van nieuwe initiatieven
verminderen, waardoor de toekomstige
belastingopbrengsten worden vergroot.
Deze elementen staan voorop bij de reeds
ingediende wetsontwerpen Belastingher
ziening 1949 en Wijziging Ondernemings
belasting. Zij spelen ook een rol in de
plannen tot verlaging van de inkomsten
en loonbelasting. Bij deze plannen echter
speelt ook mede de wenselijkheid van
een verschuiving van druk in het heden.
Deze druk-vermindering staat immers
tegenover de huurverhoging van 15 pet.,
de verlaging der levensmidde'ensubsidies
en de verhoging van de hierboven reeds
genoemde verteringsbelastingen.
huurverhoging betreft, merkt
de minister nog op, dat 15 pet.
niet anders is dan een compensatie
de eigenaren voor de stijging sedert 1940
van de vaste lasten en van het onder
houd van hun bezit Verder kapitaalver
lies aan de huizen is hoogst ongewenst
en daarom is huurverhoging ten bate
de eigenaren noodzakelijk.
Algemeen kenmerk van de te volgen
belastingpolitiek, aldus de minister, is
een verplaatsing van de belastingdruk
van de sfeer van de verwerving van het
inkomen naar die van de besteding. Ge
leidelijk zal hierdoor Het evenwicht tus
sen tering en nering, voor Nederland als
geheel gezien, kunnen worden hersteld.
Geraamde opbrengst der belastingen
OMSCHRIJVING
Inkomstenbelasting (na aftrek van voor
heffing)
Vermogensbelasting van natuurlijke per-
Vennootschapsbelasting
Loonbelasting
Dividendbelasting
Commissarissenbelasting
Vereveningsheffing
Motorrijtuigenbelasting
Bijzondere wijnbelasting
nvocrrechten
Statistiekrecht
Accijns op zout
Accijns op gedistilleerd
Accijns op bier
Accijns op suiker
Accijns op tabak
Belasting op gouden en zilveren werken
Omzetbelasting
Rechten van zegel
Rechten van registratie
Rechten van successie, van overgang en
schenking
2.919,1
Maar nieuwe plannen kunnen roet in
het eten gooien
Was minister Lieftinck bij de indiening van de begroting-1948
reeds zeer tevreden, omdat de gewone dienst een groot overschot liet
en de Buitengewone Dienst 1 (de Dienst van uitgaven van aflopend
karakter, uit oorlog en bezetting volgende) nagenoeg geheel uit de
gewone middelen kon worden gefinancierd, thans laat de bewindsman
zo mogelijk een nog sterker juichtoon horen. Want hij becijfert in zijn
vandaag aan de Tweede Kamer overgelegde millioenen-nota, dat voor
het dienstjaar 1950 een vergelijking tussen middelen en uitgaven voor
de Gewone Dienst en de Buitengewone Dienst 1 tezamen genomen
een zodanig overschot aanwijst, dat het tekorf van het Landbouw-
Egalisatiefonds van 171 millioen, dat in de vorige begroting nog tot
een bedrag van 227 millioen ongedekt was gebleven, voor 1950 hieruit
kan worden gefinancierd. Zelfs dan is er nog een overschot van 20
millioen, dat na de herziening van de begroting van het Landbouw
Egalisatiefonds mogelijk zelfs nog ruimer zal uitvallen.
eens duidelijk, als we in de Mil
lioenennota lezen, dat de resultaten
in de Nederlandse economie slechts
werden verkregen door het interen op
het bezit aan buitenlandse activa en
met behulp van omvangrijke buiten
landse steun. Hiermede is de zwakke
fundering der huidige Nederlandse
economie blootgelegd.
Het ernstig deficit op de betalings
balans, met name in de dollarsector,
blijft, ondanks de nieuwe mogelijk
heden voor de export, ernstige zorg
baren. De Amerikaanse hulp is van
aflopend karakter en het zal, hoe dan
ook, noodzakelijk zijn om over enke
le jaren, op eigen benen te staan. Er
is dan ook hoegenaamd geen reden om
uit het schijnbaar gunstig resultaat
der staatsbegroting voor 1950 af te
leiden, dat we reeds boven op de berg
zijn. Een zwaar begaanbaar wegge
deelte moet nog worden afgelegd en
men zal er o.i. goed aan doen rekening
te houden met het verder voorkomen
van ernstige beproevingen.
Steeds efficiënter
Goede resultaten zyn bereikt, aldus
minister Lieftinck in de millioenen
nota sinds de indiening van de ont
werp- begroting-1949, zowel door de
departementale diensteenheden voor
organisatie en efficiency als door het
onder de Dienst der Rijksbegroting van
het ministerie van Financiën ressor
terende Centraal Bureau voor Organi
satie op het gebied van de efficiency
in het zo omvangrijke apparaat der
Rijksadministratie.
Dit stemt naar het Inzicht van de Rege
ring des te meer tot verheugenis, omdat
deze verbetering van de budgetaire toe
stand is verkregen ondanks de vele nood
zakelijke verhogingen, welke in de begro
ting 1950 dienden te worden opgenomen
Voor het eerst na de oorlog kan de ge
hele begrotingsdienst, natuurlijk met uit
zondering van de Kapitaaldienst, uit de
lopende middelen worden gefinancierd.
Hieronder geven wij de cijferopstelling,
die minister Lieftinck geeft en waarbij de
opbrengst van de buitengewone heffingen
(voor 1950 200 millioen) met de daar-
tegenoverstaande uitgaven tot een zelfde
bedrag wegens buitengewone aflossing
Nationale Schuld buiten beschouwing is
gelaten.
Uitgaven:
Gewone Dienst 2681 millioen
Buitengewone Dienst I 669
3350 millioen
Middelen:
Gewone Dienst 3518 millioen
Buitengewone Dienst I 23
3541 millioen
Voordelig saldo 191 millioen
Nadelig saldo Landbouw-
171
Egalisatiefonds
Resteert voordelig saldo 20 millioen
De Buitengewone Dienst II (kapitaals
uitgaven en -ontvangsten) van de ont
werp-begroting v'| 1
UitL
Middelen
beeld:
575 millioen
Nadelig saldo f 390 millioen
Dit tekort mag door leningen worden
gedekt, welke gelden niet onder de mid
delen behoren te worden geraamd.
Een adder in 't gras.
Nu klinkt dit allemaal heel mooi, maar
toch schuilt er een addertje in het gras
Want de minister is ervan uitgegaan hij
de opstelling van zijn begroting, dat al
leen maar rekening gehouden mag wor
den met hetgeen op subsidie- en belasting
gebied op het ogenblik bestaat Formeel
is dit natuurlijk juist en begrotingstech
nisch mag dit ook niet anders.
Maarhoe gaat het straks met de
maatregelen op het gebied van de levens-
middelen-subsidies enz.? Deze maatrege
len maken thans nog een onderwerp van
bespreking uit en dus zegt de Regering:
daar rekenen we nog maar niet mee. Dit
standpunt leidt er toe (evenals trouwens
vorig jaar) dat de ontwerp-begroting van
het Landbouw-Egalisatiefonds voor 1950
slechts voorlopig is en achterhaald zal
worden door een Nota van wijzigingen,
die, naar de minister verwacht. Het tekon
er van kleiner maakt Of dit inderdaad
het geval zal zijn, nu de devaluatie alles
weer op losse schroeven heeft gezet zal
moeten worden afgewacht
Maar er zit een nog veel groter adder
onder het gras. Er is, zo zegt de bewinds
man ook dit weer formeel juist geen
rekening gehouden met de aanhangige en
in de toekomst te verwachten plannen tot
enerzijds.belastingverlaging en anderzijds
belastingverhoging
De minister meent, dat het voordelig
saldo van 20 millioen nog zal verhoogd
worden door de te verwachten lagere ra
ming van het nadelige saldo van het
Landbouw-Egalisatiefonds (zie boven) en
door de vermeerderde inkomsten van het
Rijk als gevolg van de elders genoemde
belastingverzwaringen. Deze laatste In
komsten-stijging schat de Regering op
ruim 190 millioen.
Daarentegen zal het begrotingsresultaat
ongunstig beïnvloed worden door de ver
minderde inkomsten van het Rijk als ge-
vQlg van de belastingherziening 1949
155 millioen minder), door de uitkerin
gen uit 's Rijks kas ter compensatie van
inkomstenderving door de gemeenten als
gevolg van de herziening der onderne-
mingsbclasting 52.8 millioen minder)
en tenslotte door de voorgenomen verla
ging van de loonbelasting en de inkom
stenbelasting (ongeveer 140 millioen
minder).
Een eenvoudig rekensommetje leert dus.
dat de te verwachten verlaging van het
voordelig saldo de te verwachten verho
ging overtreft met 158 millioen. afge
zien van de mogelijkheid, dat het tekort
van het Landbouw-Egaliesatiefonds In
derdaad behoorlijk kan worden terugge
bracht. Het lijkt ons echter een open
vraag, of dit tekort van 171 millioen in
derdaad verminderd kan worden met een
bedrag van 138 millioen 158 millioen
verminderd met het geraamde voordelig
saldo van 20 millioen), waarna inder
daad nog een sluitende begroting zou
verkregen.
Overigens is geen rekening gehouden
met de financiële gevolgen
gige wetsontwerpen en met
over te dragen middelen,
tegenwaarde van de in het kader van het
Europees Herstel-Program ontvanger
schenkingen. Ook vormen de gevolgen
van een eventuele unificatie van accijnzen
m Beneluxverband een onzekere factor.
Besteding van
Marshall-gelden
Ook aan de ter beschikking van het
Rijk komend-- tegenwaarde van in het
kader van het Europees Herstel Pro
gramma ontvangen schenkingen wijdt
minister Lieftinck in de millioenen
nota enige beschouwingen. Buiten de
reeds vrijgegeven f 240 millioen, te
verantwoorden op de begroting-1948
zal er aan Marshall-goederen geduren
de de periode April 1948April 1949
nog een bedrag van ongeveer f 600
millioen beschikbaar komen. Omtrent
de bestemming hiervan zijn met de
E.C.A.-autoriteiten nog besprekingen
gaande. Deelneming van de Staat in
de vestiging of uitbreiding van in
dustriële ondernemingen, verstrekking
van kapitaal ten behoeve van indijking
en droogmaking van de Zuidelijke
IJsselmeerpolders, bevordering van
het technisch wetenschappelijk onder
zoek, maatregelen op het gebied der
Volksgezondheid staan op het program.
Schema van de uitgaven
i»)
•wone
dienst
bu itengewone
dienst 1
(Ult-
2 (kapl-
gaven v;
lopend k;
irakW»
Ualsu
itgaven)
1949
1950
1949
1950
1949
1950
1949
1950
544
473
52
596
473
86
34
38
1
0
35
38
168
175
29
12
197
187
3
4
339
371
0
339
371
9
10
52
33
485
456
537
489
0
1
517
601
137
112
654
713
134
139
74
91
74
91
78
75
17
16
17
16
81)
122')
12
12
12
12
19
8
19
21
0
3
19
24
64
78
55
67
3
2
58
69
7
8
24
14
30
12
54
26
10
13
10
13
346
385
39
44
385
429
1
1
31
45
2
6
33
51
54
39
1
2
10
8
11
10
116
127
1
0
117
127
4
4
71
114
71
114
16
10
3
1
19
11
2436
2681
802
669
3238
3350
381
575
227
171
227
171
Nationale schuld
Afschrijvingen
Buitenlandse dienst
Politie en justitie
Onderwijs, K. en W
Herstel oorlogsschade
Militaire uitgaven in eigenlijke
Waterstaat
Verkeer
Luchtvaart
Uitgaven ter bevordering v. handel en nijverheid,
niet opgenomen bij een der andere categorieën
Uitgaven ter bevordering v. landbouw en visserij,
niet opgenomen bij een der andere categorieën
Distributie-, controle- en prijsbeh.apparaat
Prijssubsidies, exclusief landbouwegal.fonds
Sociale voorzieningen
Volkshuisvesting
Overzeese gebiedsdelen
Bestuurskosten, niet opgenomen bij een der
andere categorieën
Pensioenen
Wachtgelden, non-activiteitswedden, e.d
Totaal
Landbouw-egal.fonds
Totaal-generaal 2436 2681 1029 840 3465 3521 381 575
ing 1947 - 1948 - 705)
onder die.
het departemc
i zjjn gerekend), die
Staatsbedrijf der P.T.T. is
:e Nederlandse
i uitgetrokken
LIEFTINCK's DEVIES: Sparen,
sparen en nog eens sparen
De stand van de werkgelegenheid geeft op het ogenblik in het algemeen
nog geen reden tot ongerustheid, al treedt in sommige bedrijfstakken wel
enige verruiming in het aanbod op. Daarentegen overtreft in een aantal
andere bedrijfstakken, zoals de metaal- en de textielnijverheid, de vraag naar
sommige categorieën arbeidskrachten nog steeds het aanbod, zij het in af
nemende mate.
Verschil uitgaven en
middelen 1948-1949
(In millloenen guldens)
begroting ontwerp-
Omschrijving 1949 begr. 1950
Aldus minister Lieftinck in de slot
beschouwing, die hij aan zyn mil
lioenen-nota wijdt. Ook de ontwikke
ling van de industriële bedrijvigheid
vindt hij bevredigend. Wel acht hy
het geboden, binnen de grenzen der
beschikbare middelen verder te gaan
met doelmatige modernisering en uit
breiding van het productie-apparaai,
mede met het oog op de noodzaak tot
het scheppen van voldoende werkge
legenheid voor de snel groeiende be
roepsbevolking.
Thans valt in vele sectoren van het
economische leven een terugkeer tot
meer nonmie toestanden te bespeu
ren. Toch houdt dit geenszins in. dat
il een hechte basis zou ziin verkre-
waarop zonder meer kan worden
voortgebouwd. De verwezenlijking
der bereikte resultaten was slechts
mogelijk door het interen op het be-
lan buitenlandse activa en met
behulp van omvangrijke buitenlandse
steun. Ook verder kan aanzienlijke
buitenlandse steun niet worden ont
beerd. De erkenning hiervan betekent
het blootleggen van de zwakke fun
dering der huidige Nederlandse eco
nomie.
Een verdere verbetering van de
handelsbalans maakt het noodzakelijk,
dat Nederland zijn producten tegen
concurrerende prijzen op de buiten
landse markt kan aanbieden. Daarom
moet het binnenlands kostenpeil
laag mogelijk gehouden worden door
verdere verbetering van de kapi
taalsuitrusting in industrie en land
bouw, een versterkte rationalisatie
;en verdere opvoering van de
arbeidsproductiviteit. Minister Lief
tinck acht voor dit laatste van belang,
dat er gestreefd wordt naar een zo
consequent mogelijke toepassing van
het stelsel van beloning naar pres
tatie.
Even dringend blijft nodig de op
voering van het investeringspeil.
Daarom sparen, sparen en nog eens
sparen, terwijl het thans redelijke
In verband hiermee wijst de minister
op de volgende uitgaven, voor 1950
raamd:
millioen
Militaire uitgaven in eigenlijke
zin
490
Militaire uitgaven drukken zwaar
op het budget
In zyn millioenennota geeft minister Lieftinck ook een beschouwing over het
niveau van de ontwerp-begroting-1950. En by betoogt, dat dit slechts zin heeft,
wanneer men zich voor ogen stelt, dat de begroting is opgesteld voor een periode,
waarin ons land gebukt gaat onder zware militaire verplichtingen, tegelijk het
herstel van de oorlogsschaden moet financieren en bovendien een in de oorlog
zeer hoog opgelopen staatsschuld te torsen heeft.
mogelijk is, tot verdere beperking
de uitgaven te geraken. Maar. zo meent
de Regering, een groot deel der uitgaven
zyn personeelsuitgaven en daar kan niet
op bezuinigd; er zal dus bezuinigd moe
ten worden door vermindering van de
overheidstaken, doch bij een toenemen
de bevolking is een stabilisatie der uit
gaven reeds een relatieve vermindering.
Opheffing van tijdelijke diensten heeft
verder dikwijls tengevolge, dat het vas
te departementale apparaat moeten uit
gebreid. En tenslotte: vermindering var
uitgaven door opheffing of vermindering
van levensmiddelensubsidies wordt ten
dele gecompenseerd door daaruit direct
of indirect voor het Rijk voortvloeiende
hogere lasten of mindere inkomsten.
Afgezien van dit alles baart het hoge
niveau van de ontwerp-begroting de
Regering zorgen, omdat het mede in ver
band met de conjuctuurphase. waarin de
wereld verkeert, gevaren in zich draagt.
Wat de Gewone Dienst betreft zijn er
ook hogere uitgaven geraamd dan voor
1949. Oorzaken hiervan zijn, wat betreft
de militaire uitgaven de noodzakelijk
heid. een begin te maken met onze by-
dragen in de gemeenschappelijke ver
dediging van West-Europa, de verbete
ringen in salarissen en pensioenen, ter
wijl voor verschillende andere doelein
den (woningwet-woningen, onderhoud
van kanalen, wegen enz. enz.) hogere
bedragen moesten worden geraamd.
oorlogsherstel
1901
Hiervan drukt op de gewone dienst
1.675 millioen en op de kapitaaldienst
226 millioen. Dit betekent, dat
het totaal der Gewone Dienst en
Buitengewone Dienst I bijna de helft
komt voor rekening van de hierboven
genoemde uitgaven.
De in de begroting opgenomen mili
taire uitgaven hangen ten nauwste sa
men met de interne en externe veilig
heid, hier en overzee. Naar de overtui
ging der Regering moeten zij. welk een
grote last zij ook op ons volk leggen,
onder de huidige omstandigheden helaas
als onvermijdelijk worden beschouwd.
Het spreekt niettemin vanzelf, dat de
ze last op den duur ondraaglijk is en
dat ernstig gestreefd zal worden naar
een zo spoedig mogelijke vermindering
van deze uitgaven.
Op ander gebied is ook verdere be
zuiniging nodig en de Regering zal niet
nalaten om, waar dit met behoud
een sociaal verantwoord welvaartspeil
consumptie-niveau geen verdere sty
ging van betekenis mag ondergaan.
Aan het slot van zijn nota herhaalt
de bewindsman met klem zyn reeds
meermalen tot het Nederlandse volk
gerichte oproep, de uiterste zuinigheid
te betrachten in het verbruik er
besparingen te vergroten. Pas nadat
de Nederlandse economie op een hech
te basis is gesteld zal het mogelijk
zijn, het economische en financiële
beleid in sterkere mate te richten op
de directe welvaartsvergroting.
Ook de minister streeft er bü voort
during naar, de uitgaven van de over
heid in de consumptie-sfeer zo veel
mogelijk te beperken. Hij acht de
mogelijkheden hiertoe echter aan
zienlijk geringer dan dikwijls wordt
aangenomen, als gevolg van het starre
karakter van een groot deel der staats
uitgaven. afgezien nog van de mili
taire uitgaven.
Personeelssterkte
17.512
1.214
6.455
22.979
Hoge colleges v.
Staat en Kabi
net d. Koningin
Alg. Zaken
Buit Zaken
Justitie
Binn. Zaken
O., K. en W.
Financiën
Wederopb. en
Volkshuisv.
Verkeer en
Waterstaat
Ec. Zaken
Landbouw. Vis-
sery en Voed
selvoorziening
Sociale Zaken
Overzeese
Gebiedsdelen
Algem. Burg.
Pensioenfonds
Zuiderzeefonds
Sub-totaal 84.7;
Oorlog 9.0
Marine 5.2;
Totaal
22.465
4.421
7.290
22.365
4.115
82.075
10.460
5.671
J9.046 98.206 101.446
Hierin niet opgenomen (doch wel in
raming 1950):
111 seizoenarbeiders
349 nevenfuncties
71 personen, die wel worden betaald,
doch geen arbeidsprestatie ver
richten
531
Gewone dienst:
Uitgaven
Middelen
Voordelig saldo
dienst 1:
815 837
Buitengewo
Uitgaven
Middelen
Nadelig/voord, saldo
Gewone dienst en
buitengewone dienst 1:
Uitgaven
Middelen
-810 646
Nadelig saldo 5
Nadelig saldo land-
bouw-egal. fonds 227
Buitengewone dienst 2:
Uitgaven
Middelen
FINANCIËLE
VERHOUDING TOT
INDONESIË
Hoewel mag worden aangenomen,
aldus minister Lieftinck in de mil
lioenennota, dat Indonevë ook in 1950
een beroep zal doen op credietverle-
ning van de zijde van Nederland, zal
dit beroep door Nederland eerst geho
noreerd kunnen worden zodra o.m. ter
Ronde Tafel-Conferentie een overeen
komst tot stand zal zyn gekomen,
waarby de financieel-economische
verhouding tussen Nederland en Indo
nesië op bevredigende wijze zijn vast
gelegd.
Vandaag prijs-stop
afgekondigd
In de Staatscourant van vandaag is
de beschikking prijs-stop 1949, onderte
kend door de ministers van Econ. Za
ken, van Landbonw, Vissery en Voedsel
voorziening en van Verkeer en Water
staat, gepubliceerd. Op grond van deze
beschikking is het niet geoorloofd de
prijzen van goederen en diensten, waar
voor de prysbehcersing wag opgeheven,
te verhogen boven het niveau, dat op 17
September algemeen gebruikeiyk was.
Dit wil dus zeggen, dat degenen, die
goederen verkopen of te koop aanbieden
geen hogere pryzen mogen berekenen,
dan zU op 17 September deden. Degenen,
die. afgaand op geruchten van devaluatie,
hun pryzen reeds hebben verhoogd, zul
len deze dienovereenkomstig moeten ver
lagen. Voor de niet in prijs vrygelaten
goederen biyven uiteraard de bestaande
voorschriften van kracht. De controle
op de pryzen zal over het gehele gebied
voorlopig worden verscherpt.
Die millioenennota? Daar worden we ook al niet vetter van...*