MET EEN LOODSBOOT DE WATERWEG OP
Hollands glorie vóór de Hoek
Twee gedichtenbundels
HET GILDE DER VISVROUWEN GAF
CACHET AAN KATWIJKS LEVEN
ffïEUWE LEIDSCHE COURANT
VRIJDAG 8 JULI 19*9
(Van een onzer verslaggevers)
Hoog in de mast of aan de vlaggeljjn van het schip, dat van zee uit de mon
ding van de Waterweg nadert, wappert een klein geel vlagje met verticale
witte banen. Het spreekt de internationale taal, welke wordt verstaan door de
zeevaarders van alle landen. „Ik heb een loods nodig", vertelt dit vlagje.
En de „Rigel", de boot, die op een paar
mijl afstand van de kust rondkruist en
van het ene schip naar het andere jaagt,
zorgt dat de gevraagde loods aan boord
komt. Dat werk gaat door, dag en nacht,
bij hitte en felle kou, bij gladde
i de
willen de meeste kapiteins liever
binnen zijn, dan op zee zwalken. En dus
wordt „beloodst" zolang de jol het mi
enigszins kan uithouden.
Wat weten landrotten eigenlijk
ons loodswezen?
Ja, het reddingswezen, daar weet m
wel wat van en men heeft terecht
respect voor de mannen, die hun leven
durven inzetten om dat van anderen te
redden.
Maar het Nederlandse Loodswezen
kent men meestal slechts van naam
mannen van het loodswezen brengen het
aan hun zorg toevertrouwde schip bin
nen de veilige armen van een Waterweg,
„loodsen" het verder naar de bestemde
plaats in de havens, en pakken dan 1
een trein om op een andere boot dezelfde
taak te volbrengen.
Ruim tienduizend schepen lopen per
jaar de „Waterweg" binnen. Wat zo
van terecht komen, als we niet het
handjevol loodsen bezaten, die dikwijls
met inzet van eigen leven a> die schepen
veilig binnen brengen, of in omgekeerde
richting, uit de „Waterweg" weer op het
ruime sop afleveren?
Langs de Berghaven te Hoek van Hol
land staat een klein gebouwtje; daar
het begin- of eindstation van hen, die
opgenomen zijn in die Oostpost van
Loodswezen. Op een paar mijl uit de
kust jaagt de Westpost, de „Rigel", op
zee achter de schepen aan.
In het kantoortje bjj de Loods-
het Loodswezen
itapt c
De loods wordt aan boord gehaald
te Hoek van Holland, de heer P. de Jong,
Terwijl hij met je praat, drentelt hij
op zijn kantoortje achter zijn bureau en
tuurt over de watervlakte voor de mon
ding van de Waterweg.
Die zee, die boeit de zeeman altijd.
bezettingstijd er uit ge-
een baan aan land bij een
controledienst. Maar toen ik na de be
vrijding aan de Boompjes in Rotterdam
zat, en de schepen zag passeren, toen kon
Ik het niet meer houden en ben weer
gaan varen", vertelt ons later de stuur
man van de „Rigel".
En commissaris De Jong?
Hij kon in bezettingstijd, ondanks alle
gevaren, niet van de zee komen. Drie
maal werd zijn schip getorpedeerd of
gebombardeerd. Hij maakte diverse lan
dingen mee, waar het soms „heet"
toe ging, in Frankrijk was zijn schip het
enige van de zes, dat uit een hel ont-
Maar de zee, zie je
Waarom de „wal-baan"?
Om hetzelfde motief als dat waarvoor
vele zeelieden uiteindelijk zwichten: het
gezinsleven.
Zo kwam commissaris De Jong In
Hoek van Holland, waar hii met ogen en
hart de schepen volgt.
Om hem heen, de loodsen.
Hard werken is het tegenwoordig voor
die mensen. De opleiding heeft in de
bezettingstijd natuurlijk stil gestaan,
maar de scheepvaart is inmiddels vrij
wel weer op voor-oorlogse toeren ge
komen.
Eigenlijk moest de 3e of 4e stuurman
van de grote vaart twee jaar dienst doen
op de loodsboot, alvorens hij in aanmer
king kwam voor een aanstelling. Nood
gedwongen moest men daarvan na de
oorlog afwijken. Maar de tweehonderd
„vergezel-reizen" moeten in elk geval
worden gemaakt. Dat wil zeggen, de
adspirant-loods moet minstens 200 sche
pen onder toezicht van een loods „bin
nen" of „buiten,, hebben gebraht, alvo
rens hij aan een examen kan deelnemen.
Er is verschil tussen de „binnen-" en
de „buiten"-loods.
De man van „binnen" brengt de sche
pen vanuit Rotterdam naar zee, de „bui-
ten"-man doet het in omgekeerde rich
ting.
En zo komt het, dat de loodsboot op
zee zowel loodsen krijgt af te halen als
af te géven.
De 2
i op...,
Wit-gekuifde golven lopen tegen het
Vermoordt de fiscus een
invaliden-fonds?
Reeds geruime tijd tracht het Fonds
van Sociale Instellingen ten behoeve
van de werklieden der Staatsmijnen
vrijstelling te krijgen van een bedrag
van 1*4 millioen gulden, waarvoor dit
fonds over de jaren '41 t/m. '48 is aange
slagen in de ondernemingsbelasting en
de vennootschapsbelasting. Zou dit be
drag tóch betaald moeten worden, dan
wordt het Fonds, dat veel voor invalide
mijnwerkers doet, gehandicapt in z'n
werkzaamheden.
DAAR GAAT ONS GOEDE GELD.
Ass. Press weet ons uit Djokja te mel
den. dat de republikeinse regering aan
gekondigd heeft, dat zij het haar door de
Nederlanders overhandigde Federale Geld
ten dele zal gebruiken voor de uitdeling
van een extra maand salaris aan de amb
tenaren, die haar in de Nederlandse tijd
trouw zijn gebleven.
strand als de dansende sleepboot „Valk"
ons aan boord van de loodsboot brengt,
die op stroom blijft liggen.
„Moet U óók mee naar zee?'' vragen
de loodsen, die eveneens aan boord wor
den gebracht, en op ons bevestigend ant
woord kijken ze wat meewarig.
„Het is best te doen", zegt een matroos
van de „Rigel" bemoedigend.
Op de deinende sleepboot maakt de
tekenaar zijn eerste prentje.
Dan zwaait de loodsboot de kop weer
m de richting van de zee en voor we de
pieren uit zijn, steekt ze de neus met
kracht in de golven.
Stuurman Goos heeft de kijker al
vóór; in het half uurtje (lat hij nodig had
om nieuwe loodsen te halen, heeft een
hele rij schepen zich neergelegd om te
worden beloodst.
Dus snellen we van het ene schip naai
het andere; de „Langkoeas", die zijn
maidentrip maakt o.m. met 100 varkens
aan boord, heeft de loods afgegeven, de
„Baumwall" uit Hamburg krijgt er één,
we ijlen naar „Cape Wrath", die daarna
de gele vlag kan neerhalen, de tanker
van de „Esso" uit Den Haag wil naar
binnen en krijgt zijn loods. Op zee is het
al nét als op het land, ze hebben altijd
haast!
En de „Rigel" draait maar rondjes, zo
dat we beurtelings duiken of rollen met
de schuit
Maar de matroos zei dat het nog best
En hij kan het weten.
Wanneer je voor de eerste maal de
loods van boord ziet gaan, krijg je de nei
ging van „waaghalzerij" te spreken.
Maar omdat het nu eenmaal niet an
ders kan, begin je het op den duur ge
woon te vinden, en de mensen van het
loodswezen zelf vinden het doodgewoon.
De loods en twee roeiers stappen in
de sloep, nadat de stuurman tweemaal
het bootmansfluitje heeft doen horen.
Driemaal snerpt het geluld, dan tilt de
hijskraan sloep met bemanning op en
zet het schommelend geval buiten boord.
Wanneer je denkt, dat het kleine
vaartuigje zo wel even met een klap
tegen de loodsboot zal slaan of meteen
vol water scheppen, dan dobbert het al
een stevig eind van de schuit vandaan
en gaat de „Rigel" een rondje draaien.
Dan is het net zó berekend, dat de te
beloodsen boot langzaam opstoomt
de sloep, die danst dan langszij en
een handigheid die alleen de loodsen zelf
en degenen die er mee te maken hebben
„doodgewoon" vinden, maar de man
het land doet verbazen, is de touwlad
der gegrepen, en langs de wand van het
schip, dat op de golfslag rijst en daalt,
klautert de loods omhoog. Wanneer hij
wordt afgehaald, daalt hij weer af.
En dat zün kunststukjes die geleverd
worden wanneer de windkracht ze
of in een stikdonkere nacht, even
goed als in een jachtende sneeuwstorm
of met felle vrieskou
Over een stevige douche van het
water wordt niet gepraat.
De sloep komt weer langs de loods
boot. De haak zakt en wordt in de strop
gepikt, omhoog gaat het geval, en
is een schip „beloodst".
En dat gebeurt duizenden malen per
jaar en zelden gebeurt er een ongeval.
Het stelt alles grote eisen aan routine
en kennis van zaken.
Een handeling, die een seconde te laat
wordt verricht, een kleine fout, kan
voor één of meer mènseii fatale gevolgen
hebben.
Allen zijn op elkaar ingesteld; hier is
sprake van echt „team-work".
Een hoogstaand corps van zeelieden is
gekweekt, om deze dienst uit te oefenen.
Het is geen buitengewoon gróót corps;
den Hoek telt pl.m. 60 man, langs de
kust zijn nog enkele andere posten.
Maar deze mannep vormen de v
posten voor ons internationaal scheep
vaart-verkeer.
Na zes uur op zee te hebben rond ge
zwalkt, loopt de „Rigel" opnieuw de Wa
terweg binnen, om de binnen-loodsen
aan wal te brengen, en nieuwe buiten-
loodsen af te halen.
Loodsschipper A Jol, die er goed der
tig dienstjaren op heeft zitten bij het
Loodswezen, is trots op zijn nieuwe
„Rigel", een type, waarvan er nog en
kele in aanbouw zijn.
Inderdaad, het is een pracht schuit,
maar ook met pracht manschappen.
En als men mij bij het naderen van ae
„Waterweg" vraagt, of ik trek heb in
lekkere spekpannekoeken of een goed
druipend vette oliebol, omdat de ver
slaggever nog niet stevig zeeziek werd,
dan is dat alleen, omdat ze belust zijn
op een „verzetje" in hun zeemansleven.
Want als de „Valk" ons naar land
brengt, ligt de kop van de „Rigel" al-
Kan 'n eerlijke houding der R.K. Kerk
de vrees voor Rome wegnemen?
Tot nu toe is die vrees gebleven, meent dr Van Doornik M.S.C.
Ten vervolge op het artikel, dat wij j 1.
Zaterdag uit „De Tijd" overnamen
schrijft dr N. G. M. van Doornik M.S.C.
in laatstgenoemd blad:
„Al kent het Protestantisme geen zicht
bare hiërarchie, praktisch komt hier toen
ook de leiding van boven en daarom is
het zo belangrijk na te gaan, hoe de
vooraanstaande theologen hier staan te
genover Rome.
Wij kunnen ons moeilijk een hoogle
raar in de reformatorische theologie
voorstellen, die zijn ziel laaft aan de
klikkerijtjes en „Wist U" 's van „De Pro
testant", en de meesten hunner zullen
wel overtuigd zijn, dat na bet slagen
van Nieuwpoort's krijgsplan ons volk
geen ministers meer nodig heeft, maar
psychiaters.
Nu de Katholieke Kerk in Nederland
steeds meer naar voren treedt als een
geestelijke macht, beginnen breed den
kende geesten aan de andere zijde een
belangstelling te tonen, die niet meer
vernauwd is tot haar menselijke gebre
ken. Men gaat het Katholicisme zien als
geheel, tracht het van binnenuit
te begrijpen, door te dringen in dit fas
cinerend phenomeen, dat ondanks de
„deformatie" zulk een diepte en rijk
dom, soepelheid en machtsontplooiing,
zulk een geweldige organisatie en ver
fijnde diplomatie vertoont, dat het niet
langer genegeerd kan worden. Juist de
reformatorische élite, in tegenstelling
met de oppervlakkige antipapist, neemt
geen genoegen meer met de traditionele
verwijten en wil het persoonlijk onder
zoek, ook uitstrekken totjhet Katholiek
dogma; meer, wil dit dogma horen uit
eenzetten door Katholieke dogmatici. Hoe
verrassend van eenvoud deze opvatting
>k is, men mag haar oorspronkelijk
Laten wij eerlijk bekennen, dat ook
in Katholieke zijde het oordeel van
reformatorische theologen over hun eigen
leer zelden werd gevraagd. Ook hier
greep men liever naar het handboek van
Bavinck dan dat men geduldig naar
authentieke verklaarders ging luisteren,
i latere jaren hebben bewezen, hoeveel
te veranderen viel aan critiekloos
ergenomen uiteenzettingen van Katho
lieke theologen over reformatorische be
ginselen.
Men kwam tot een gesprek.Zoals in
Duitsland en Zwitserland, begon men
ook hier naar elkander te luisteren,
voordat men een oordeel uitsprak. Men
kan zeggen, dat op het ogenblik de lei
dende theologen aan beide zijden elkan
der kennen uit persoonlijk contact en
Is mens waarderen. Hier althans
indt een doorbraak plaats. De sfeer bij
de godsdienstgesprekken is ongedwon
gen en joviaal; men zegt elkander op
prettige wijze de volle waarheid en
trekt op hoofse wijze zijn verkeerde op
vatting terug. Nooit zijn overtuiging,
want er is geen sprake van compromis
of oppervlakkig oecumenisme.
De brandende vraag is deze: mag men
veronderstellen, dat door deze eerlijke
houding de vrees voor Rome verdwijnt?
Het antwoord moet luiden: tot nu toe
die vrées gebleven. Ondanks alle be
wondering voor het Katholieke systeem
staat de critisch-ontwikkelde protestant
huiverig tegenover Rome. Wij hebben
gezegd, dat het de roem, maar tevens de
tragiek is van onze Kerk, dat zij zich
buiten openbaart als een macht.
zichtbaar georganiseerde, maar vooi
buitenstaanders ondoorgrondelijke macht
gaat er om in dit centrum te Rome
met zijn diplomaten, die door opleiding
traditie nergens ter wereld hun gelij
ken vinden. Wat leeft daar? Wat broeit
daar? In hoeverre gaat daar Evangelie
n macht en wint de christelijke lief
de het van een star legalisme? Men er
kent, dat vele figuren als persoon zeer
hoog staan, maar zal de esprit de corps
niet de betere gevoelens onderdrukken
een fanatiek en verkeerd begrepen
apostolaat? En vooral: is de Katholieke
Kerk krachtens haar wezen niet ge
noodzaakt alles, wat haar in de wes
komt, met een beroep op haar opdrachl
:er te slaan?
Dit laatste vooral is een benauwende
gedachte, nu het katholicisme in Neder
land op weg is naar de absolute meer
derheid. Men vermoede niet terstond een
vulgair antipapisme, indien sommige ar
tikelen in de protestantse pers wat fel
z(jn gesteld. Wellicht moet men schuld
zoeken bij een bepaalde vorm van
tholieke apologie, die om met Congar
te spreken meer de zichtbare organi
satie van de Kerk beklemtoont, dan haar
mystiek organisme. Het is dan geen won
der, dat andersdenkenden de Kerk gaan
zien als een fort, niet als een tempel.
Ondanks alle godsdienstgesprekken,
alle studie der katholieke dogmatiek, zal
de vrees voor Rome toenemen, omdat
de macht van Rome toeneemt. „Het heeft
geen zin te ontkennen, dat er onder niet-
roomsen een groeiende ongerustheid is,
niet over het toenemen van de roomse
wijze van belijden, maar wel over de
toeneming van roomse machtsontwikke
ling", schrijft prof Van der Leeuw (Wen
ding 1;48. p. 658).
Naast het onderscheid tussen heils- en
machtskerk wordt ook scherp tegenover
elkander geplaatst de verdraagzaamheid
in these en in hypothese. Naargelang de
Kerk zich vrij kan uitleven of door be
haalde omstandigheden gebonden is, zou
zij een wezenlijk andere houding aanne
men, en als bewijs voor de juistheid van
deze onderscheiding worden beurtenis
sen aangehaald, die inderdaad weinig ge
schikt zijn de vrees voor een katholieke
overheersing weg te nemen.
Van katholieke zijde heeft men her
haaldelijk getracht de protestanten ge
rust te stellen. Pastoor Nolet (zie Kath.
Arch. 11:3) wees in 'n historisch-gefun-
deerd betoog voor 't Thijmgenootschap
op een reeks misverstanden, waarop de
bezorgdheid steunt en uitstekende arti
kelen over verdraagzaamheid worden
gepubliceerd naar aanleiding van een
interconfessioneel „tolerantie-congres".
Het blijft echter een merkwaardig psy
chologisch feit, dat, met dezelfde docu
menten voor ogen, katholieken en pro
testanten zulk een verschillende visie
tonen. Van protestantse zijde beschouwt
men onze irenici als blind van welwil
lendheid (soldaten in Rome's veldplan,
Miskotte); onzerzijds zou men kunnen
opmerken, dat de katholiek veel fijner
dan de buitenstaander aanvoelt, welke
sfeer er heerst en in welke geest men
vooral de huidige uitlatingen van hoger
hand moet interpreteren.
In ieder geval blijft de onrust, en het
wil mij voorkomen, dat juist de irenisch-
gezinde gesprekspartner hier het minste
gezag heeft. Het interesseert de critische
reformatorische denker zo bitter wei
nig, wat katholiek Nederland be
weert. Hij ziet ultra montes, over de
Zwitserse Alpen heen naar Rome. Wat
zal men dóar decreteren, welke houding
zal Pius XII voorschrijven of later Pius
XV? „Rome stoort zich volstrekt niet
aan de irenici en hun dromen" roept
Miskotte uit in een artikel, dat hij ge
schreven kön hebben in de wanhoops-
stemming van de Meidagen, juist nog
vrij genoeg om gepakt en gezakt over de
grens te vluchten. „Ik zeg: er zal vroeg
of laat maar één dilemma zijn: het Ihnd
verlaten of het land verdedigen". (In de
Waagschaal, 26:48). Miskotte is fel, niet
altijd sympathiek, maar hij is eerlijk en
gt in bewogen termen, wat vele ande-
m voelen of verdringen.
Wij willen geen nieuwe geruststellende
argumenten aanvoeren. Het gaat ons om
de praktische houding. Miskotte
1 het land niet verlaten, en hij zal
;nmin in staat zijn het land te verde
digen, zo. dat daérdoor het roomse ge
vaar wordt gekeerd. Hij staat voor eer.
eventueel onafwendbaar feit. Wat moet
hij en iedere protestant in leidencte
functie dan w e 1 doen? Hetzelfde, dat
als harde plicht aan de leidende katho
lieken wordt opgelegd: de volgelingen
voorbereiden op een katholieke meer
derheid. Hij noch zij mogen berusten, hi)
niet in een mogelijke „nederlaag", zij
niet in een mogelijke „overwinning". En
zoals de toestand nu is. zijn noch de pro
testanten noch de katholieken voldoen
de voorbereid op de modus vivendi on
der de nieuwe verhoudingen."
LIDY VAN EYSSELSTEYN
van waarlijk grote allure
De gave van het werkeiyk dichterschap, In de meest volstrekte zin van het woord
is, hoe vreemd dat op zichzelf ook klinken mag, een zegen en een kruis tegelijk.
Teveel leeft bjj velen nog de gedachte, dat een dichter, wanneer hem dat 'ust of
wanneer dat nodig mocht zjjn, de verzen zo maar nit de mouw schndt, ja, dat dit
werk slechts een kwestie van routine, van technische vaardigheid is. Dat is niet
alleen niet waar, maar deze misvatting heeft als consequentie, dat men het dich
terschap niet ernstig neemt en het vers niet ziet als een kostbare verworvenheid,
welke soms meer satisfactie oplevert dan een voltooide roman. Daarom l» het
goed, dat we ons van deze dingen nader rekenschap geven, zeker waar we hier
werk zullen bespreken van bijzondere importantie, n.L de bundels „Tristan en
Isolde" en „Gebied zonder grens" van de dichteres Lldy van Eysselsteyn een
van de belangrijkste figuren die we op het ogenblik op Prot. Chr. litterair erf
bezitten.
IK MOET GODS VOGEL w?
ZIJN"
't Was nèt echt, daar in het hartje van Londen, waar de fotograaf dit „hooi-
tafereeltje" vastlegde. In werkelijkheid waren het arbeiders, die een lading
Esparto-gras uit Noord-Afrika voor de papierindustrie bewerkten.
Waar blijven de ZALMEN?
Gesegende salmvangst99
te Schoonhoven
De zalmvisserij, die langs de grote r
vieren in onze omgeving vroeger aa
velen een broodwinning verschafte, loopt
de laatste jaren steeds terug. Het lijkt
er op dat dit oude beroep zal gaan ver
dwijnen want de vangsten zijn zeer
slecht.
De zalmvisserij langs Lek en Merwede
floreerde enkele eeuwen geleden uit
stekend. In de omgeving van Schoonho
ven werd zeer veel gevangen volgens
Houttuyns verklaring. Hij schrijft, dat
„In den Jaare 1749 de Salmvangst te
Schoonhoven zoo gesegend was. dat al
daar van twee Visscheryen tussen 16 Mey
en 10 Juny 952 Vissohen, waar van men
in veele Jaaren geen voorbeeld hadt ge-
sien" werden gevangen.
In die tijd werd de zalmvisserij ook
wel met „schuttingen" uitgevoerd. Deze
Salmsohuttingen worden door bovenge
noemde schrijver als volgt beschreven:
„Deeze Schuttingen of zoogenaamde
Salmsteeken bestaan uit Staaken, die
op bekwame plaatsen midden in de
r plant, eenige voeten van elkaar;
zoodanig dat zij op een rij, overdwars,
dach eenigszins Fuiksgewijze staan, stee-
kende hoog uit het water. De tusschen-
wijdte wordt met Horden van dikke Tee-
tot ver boven 't Water digt gemaakt
agter deeze Schuttingen zet men. op
eenige afstand, beneden stroom, de Fui
ken, die met haare vleugels aan elkander
sluiten. De Salm nu, de Rivier opzwem-
mende langs den Grond en tegen zulk
een Schutting stuitende, springt ver
schrikt zynde. op, om er over heen te
komen, en valt terug, wanneer hij, in
verbaasdheid, in de fuiken loopt, die met
haare Openingen naar de Schutting ge
keerd staan".
Onze voorouders hadden dus een han
dige manier uitgevonden om de grote
scholen zalm te bemachtigen. Voor de
soheepvaart was deze methode van vis
sen echter niet erg gemakkelijk.
Het was in die tijd dat men adverten
ties kon lezen van welgestelde lieden
die huispersoneel vroegen en waarin
werd medegedeeld dat de toekomstige
bedienden niet meer dan tweemaal per
week zalm te eten zouden krijgen
Het is alles wel veranderd. Wanneer
men heden ten dage een dienstbode
tweemaal per week zalm te eten moest
geven, zou er een flin'k beroep worden
gedaan op de beurs van de bazin. Dezer
dagen werd in Gorinchem weer eens
zalm aan de afslag gebracht. Het ge
wicht was 12 pond en de vis werd tegen
f 15 per pond verkocht. En nu moet men
in aanmerking nemen dat de prijzen al
sterk zijn gedaald. In de bezettingstijd
liep de prijs op tot bijna vijftig gulden
het pond. Een zalmvisser op de Merwede
had toen het geluk een exemplaar van
dertig pond te verschalken, dat hij tegen
f 44 per pond verkocht. Eén vis bracht
hem dertienhonderd gulden in het laatje.
De verschijnselen van de laatste jaren
aanmerking nemend kan men wel
innemen dat de zalm aan het uitsterven
Het gaat er mee als met die andere
smakelijke riviervis, de elft. Twee
ren geleden kwam deze vis in grote
getale voor in onze rivieren, zelfs een
halve eeuw geleden werd hij nog regel
matig gevangen. Maar thans is de elft
verdwenen. De oorzaak? Overbevissing
zeggen deskundigen. En hieraan is
gens vglen ook het verdwijnen vai
zalm te wijten. We hebben er meermalen
over gesproken met oude zalmvissers,
doch deze komen tot andere conclusies,
die echter wat vaag geformuleerd
denIn vroeger jaren hebben zij ook
rijke vangsten gehad en de erkenning
dat die goede tijd de huidige slechte toe
stand heeft geschapen valt hun zwaar.
Een maatregel tot verbetering van de
zalmstand is het uitzetten van kleine
zalmen, zoals dit vroeger meermalen op
de Rijn gebeurde. Deze maatregel kan
bü de totale verarming die zich nu voor
doet echter geen oplossing geven.
De oude zalmvissers-langs Lek en Mer
wede zien met lede ogen de vangst
steeds minder worden. Nachten achter-
brengt men door op het water, steeds
-_r het grote drijfnet uitgooiend, zon
der resultaat. Zolang de prijzen op dit
au blijven zullen nog wel enkele
:rs, met veel doorzettingsvermogen,
het werk blijven, omdat nu één
week nutteloos werk door één vis'ruim
vergoed kan worden.
Gezagvoerder in Rotterdam
door agent doodgeschoten
Vechtjassen wilden politieman in
de Maas gooien.
Tijdens een vechtpartij op de Park
kade in Rotterdam werd dezer daeen de
52-jarige gezagvoerder H S. uit Gronin
gen door een politieman uit zelfverdedi
ging neergeschoten. S. is later in het
ziekenhuis Coolsingel overleden. De
agent wilde in de vechtpartij tussen S.
en enkele andere mannen tussenbeide
komen, waardoor allen zich tegen de po
litieman keerden en hem in de Maas
wilden gooien. De agent was hierdoor
gedwongen S. in de buik te schieten.
Het slachtoffer wilde eerst doorvechten,
doch zakte even later in elkaar. Vier
agenten hebben vergeefs nog bloed ge
geven voor de bloedtransfusie.
DIVIDENDEN LEVER BROTHERS
Lever Brothers Uniilever en Lever
Brothers Limited stellen over 1948
ruime reservering, een dividend
8,9 pet op d-e gewone aandelen der
Nederlandse en van 10 pet op die der
Engelse maatschappij voor.
Haar werk leidt ons diep in tot de
problemen hier te voren aangeduid; de
zegen en het kruis van het dichterschap,
we zouden ook kunnen zeggen de
vreugde en de pijn en voorts de misvat
tingen die bestaan ten aanzien van de
dichter, in dit geval de dichteres Lidy
Eysselsteyn. Want hoe misleidend
het zijn om hier te spreken van een
gemakkelijk omschreven vers, afgaande
op, laten we het eenvoudig zeggen, de zo
opvallende vlotte toon en rustige gang
deze verzen, die ons zo sterk toe
spreken in „Tristan en Isolde". Nergens
stuit men op een slordigheid, verwron
gen zinconstructies om rhythme en rijm
te handhaven, afleidende tussenwerpsels
etc. En tochdit werk is een moei
zaam. met levensgevaar beklimmen van
angstwekkend steile hoogten, of afdalen
in de diepste diepten- Horen we b.v. de
strophe uit de „Ongeborene":
Ik weet van het bloed het bonzen
van angst aan de diepe wel
en krom mij getroost met de donzen
wand van mijn enge cel
De doden zij hebben vergeten
van het leven den feilen beet,
zij kennen den diepen vrede
Of dit:
Soms sluit ik siddrend de oogen
en ik denk: ik lééf, ik lééf
Of mijn hart is uitgetogen
naar diepten, waarvoor het beeft.
En tot de morgen gerezen
kwam aan de horizon
hebben zij samen gezwegen
in een leed verrukt en stom.
In een sidderende stilte
gedrenkt van vervoering en pijn
Want tot de laatste diepten
moet liefde doorleden zijn.
zonder te
doorleefd te hebben.
Het kon niet anders dan dat Lidy zich
aangetrokken moest voelen tot het
woord van Prediker: .Dies prees ik
de doden, die alreeds gestorven waren".
Job getuigt daarvan in veel fellere
woorden (Job 3:20) en ook Jeremia
(Jer. 20:18). Waarmee wij willen aan
tonen, dat juist de christen, omdat God
hem dat zelf geopenbaard heeft in Zijn
Woord, de schrikwekkende gevaren en
diepten ziet waarin de ziel van de mens
verkeert. Zo krijgt het vers van de dich
ter, door zijn profetische inslag, iets van
de schreeuw als van een moeder die
haar kind in gevaar ziet zonder dat die
kind het zich bewust is.
Wel, als hieraan ook tegelijk geen
zegen was verbonden, dan werd een
dichterschap als dat van Lidy van Eys
selsteyn schier ondraaglijk. Koos van
Doorne noemde dit eens: het geslagen
zijn door de schrik des Heeren! dat
ieder moet leiden tot een fel aangrij
pen van het kruis van Christus, of hij
moet er aan ondergaan. Er is geen keus,
en hiermee raken we aan een teer punt,
een brandend probleem in het werk van
deze dichteres. Want wei haar werk be
studeert komt tot de slotsom, dat zij. ja
zeker, vlucht tot het Kruis, de Man
van Smarten, maar niet zoals b.v. een
Willem de Merode, als een Jacqueline
van d-er Waals. Er is geen verlossing,
geen rust, geen bevrijding, hoewel het er
ms sterk op lijkt
Naar de mens gesproken zouden we
zeggen, het is maar om één stap te doen.
De verlossing in Christus ligt in haar
diepste wezen verankert zij kent het
H|
Amerikaanse, Engelse en
Duitse landbouwwerktuigen
op de Jaarbeurs
Op de Agrarische Afdeling van de Na-
jaarsbeurs zullen tal van nieuwe tech
nische vindingen op het gebied van trac
toren en andere landbouwwerktuigen
worden gedemonstreerd. In verband met
de snel voortschrijdende mechanisatie zijn
deze voor de Nederlandse landbouwers
van groot belang.
Enerzijds zien zij zich voor de noodzaak
geplaatst een drastische verlaging van
hun kostprijzen tot stand te brengen
't bijzonder geldt dit ook voor de melk
doch ook op het gebied der granen zal
men dit vraagstuk moeten oplossen
anderzijds zijn zij door de economische
omstandigheden gedwongen, bij gestegen
lonen een maximale productie te beha
len. Het bebouwen van grotere opper
vlakten met arbeidsintensievere gewas
sen brengt wel is waar een hogere pro
ductie en daardoor een grotere voedings
waarde met zich mede. doch eist aan
zienlijk meer arbeidsuren. Wil men de
prys van deze gewassen omlaag bren
gen, dan dienen dus zoveel mogelijk
werkzaamheden met behulp van machines
te worden verricht
i voor de eerste maal na de oorlog
ook Duitsland modern landbouwmateriaal
op de Utrechtse Jaarbeurs zal demon
streren, zal cfe Nederlandse boer te
Utrecht ruimschoots de gelegenheid wor
den geboden uit het omvangrijke aanbod
van zowel Amerikaanse, Engelse als
Duitse machines te kiezen, welke het
meest geschikt zijn om de rentabiliteit
zijn eigen bedrijf te vergroten.
Eén in geest en streven99
De Katwijkse visvrouw in vol ornaat
verdwenen. Zij behoorde tot de echte
Katwijkse verschijningen. Velen zullen
zich ongetwijfeld herinneren het gilde
de visvrouwen. Zij waren altijd be
drijvig en vol handelsgeest Men moest
een gladde vogel zijn om haar bij de af
slag vóór te zijn. Welk een attractie was
'oor de vreemdeling, die verwonderd
de verrichtingen van de visvrouwen
gadesloeg. Trots kooplust en ijverzucht
de onderlinge verstandhouding in
het karakteristieke gilde boven alle lof
verheven. Zonder overdrijving kunnen
we zeggen, dat op de visvrouwen van
toepassing was: „Eén in geest en streven".
Een voorbeeld van werkzaam zijn, ver
der: betrouwbaar, eerlijk en behulpzaam.
Het „Na de klink op strand" was een
bezielend parooL De „klink" werkte
als bij toverslag. In versnelde pas toog
men dan naar 't strand, naar de afslag.
Daar lagen de vissen, allerlei soorten, te
wachten en men verdrong zich om
afslager, eerst de heer W. Taat. die later
werd vervangen door de heer P. Haas-
Het gilde der visvrouwen bestond uit
groep I en II De eerste groep kocht
dure vis, zoals tong en tarbot, en groep
II bepaalde zich tot de mindere
Ieder had immers afnemers in het nabu
rige Leiden, waar men na afloop van de
visafslag per stoomtram of stoomboot
heen toog.
De Katwijkse vis was een gewild arti.
kei. Direct van strand, wat wil je nog
meer! Herinneren de oudere lezers zich
nog. dat de visvrouwen, die dure soorten
kochten en verkochten, zich verenigd
hadden tot een club en men eens per
week bij elkaar kwam om te rekenen?
Herinneren de Katwijkers boven de 60
zich niet de namen: Jaapje, Jansje, Nee-
Arendje. Bet en Grietje?
Zeker herinnert men zich ook. dat bij
iedere afslag de ..meeuwtjes'
Dit
die t
De afslag is ten einde. De „meeuwtjes" komen en zetten zich neer tei
van hetgeen „afviel".
Archief-foto N.
zonder oogje hadden op hetgeen
de afslag „afviel". Als behoeftige n
hoefden zij niets te betalen.
Dit alles is uitgestorven. Nu zijn
venters overigens beste kerels met
bakfietsen, al of niet voorzien v
hulpmotor. Hoe vreemd zou de voorbiji
LEDY VAN EYSSELSTEYN
„Goddelijk geheim", maar de jubelzang
waar het op uit moet lopen wordt nog
teveel overwoekerd door de gekneusd-
heid, het schrijnend dualisme, want juist
dit is de bron van haar dichterschap. Het
wil genezen worden, maar genezing be
tekent tegelijk het verwijderd worden
van de bron. Daarvan horen we in „De
blinde vogel":
Mijn lief ik mag u niet binden
met mijn verdwaasde pijn.
i Mijn makker, mijn beminde,
ik moet Gods vogel zijn
En storten in pijn en verlangen
voor Hem mijn liederen uit,
en zing aan Zijn oor mijn zangen
tot Hij mijn kooi ontsluit
Hierin komt het probleem van haar
dichterschap volkomen tot uiting: zij
moet Gods vogel blijven, ook al zou
zij het anders willen.
Meer citeren kost teveel ruimte, maar
we willen toch nog wijzen op het zo
schoon specifiek vrouwelijke dat uit
haar verzen spreekt. Isolde's reine liefde,
Tristans zuiver hart. De grootste lof die
wij dit dichtwerk kunnen geven lijkt
mij, dat het geen heldensage is gewor
den. maar één ruisende tederheid, zoals
alleen een vrouwenhart die kan opbren
gen. De verzen zijn uiterst subtiel en
alleen hij die rustig en verstild kan
luisteren, hoort de muziek die uit dit
werk het hart tegemoet komt. Misschien
krijgen we nog eens de gelegenheid wat
meer ontledender op dit werk in te
gaan, als dit najaar een nieuwe bundel
van deze dichteres het licht zal zien. Het
behoort ongetwijfeld tot het beste dat
wij op het ogenblik aan verskunst be
zitten. H St.
Lidy van Eysselsteyn: ..Tristan en
Isolde" en „Gebied zonder grens". Uit
gever: H. P. Leopold uitgevers Mij.
Den Haag.
Toch wanordelijkheden
in Slowakije
Het communistische blad „Svet Prace*
heeft in zijn gisteren verschenen weke
lijkse editie toegegeven dat er wanorde
lijkheden in Slowakije hebben plaats
gevonden, welke „een hoogtepunt bereis-
ten in moorddadige aanvallen".
UITSLUITING VAN NAT-SOC.
JOURNALIS' N.
Door de Commissie voor de Perszuive
ring is voor 20 jaar ontzet (nL tot 5 Mei
1965) A. L. J. Mook te A'dam, o.a. hoofd
redacteur van „De Daad" en medewerker
aan verschillende nat.soc. tijdschriften.
Eveneens 20 jaar kreeg P. C. J. Kiès (ge
detineerd te Scheveningen) die o.a.
teksten schreef voor vijandelijke radio-
uitzendingen. G. W Kettman te A'dam
(Huis van Bewaring) kreeg als redacteur
van Vova en hoofdredacteur van „De
Misthoorn" 18 jaar en W. A. v. d. Laan te
Rijswijk als medewerker persdienst NSB
20 jaar, evenals W. v. Mook te Tilburg,
die o.m. brieven schreef in het Nat Dag
blad. Tot 5 Mei 1955 werd ontzet P. Smith
te Den Haag. o.m. hoofdredacteur van
„De Daad"
De perszuiveringscommissie heeft een
certificaat van geen bezwaar geweigerd
A. J. Hagens te Breda en aan L. M.
generatie hebben gekeken, als zij had ge-|Japin te Utrecht,
weten, dat men in de tegenwoordige lijd Het certificaat van geen bezwaar is
„examen" moet doen om als visventerj verleend aan H. van den Upwich te
te mogen fungeren..Bussum en H. A. Th. Neering te 's-Gra-
Envébé. I venhage.