MET EEN LOODSBOOT DE WATERWEG OP Hollands glorie vóór de Hoek Twee gedichtenbundels HET GILDE DER VISVROUWEN GAF CACHET AAN KATWIJKS LEVEN ffïEUWE LEIDSCHE COURANT VRIJDAG 8 JULI 19*9 (Van een onzer verslaggevers) Hoog in de mast of aan de vlaggeljjn van het schip, dat van zee uit de mon ding van de Waterweg nadert, wappert een klein geel vlagje met verticale witte banen. Het spreekt de internationale taal, welke wordt verstaan door de zeevaarders van alle landen. „Ik heb een loods nodig", vertelt dit vlagje. En de „Rigel", de boot, die op een paar mijl afstand van de kust rondkruist en van het ene schip naar het andere jaagt, zorgt dat de gevraagde loods aan boord komt. Dat werk gaat door, dag en nacht, bij hitte en felle kou, bij gladde i de willen de meeste kapiteins liever binnen zijn, dan op zee zwalken. En dus wordt „beloodst" zolang de jol het mi enigszins kan uithouden. Wat weten landrotten eigenlijk ons loodswezen? Ja, het reddingswezen, daar weet m wel wat van en men heeft terecht respect voor de mannen, die hun leven durven inzetten om dat van anderen te redden. Maar het Nederlandse Loodswezen kent men meestal slechts van naam mannen van het loodswezen brengen het aan hun zorg toevertrouwde schip bin nen de veilige armen van een Waterweg, „loodsen" het verder naar de bestemde plaats in de havens, en pakken dan 1 een trein om op een andere boot dezelfde taak te volbrengen. Ruim tienduizend schepen lopen per jaar de „Waterweg" binnen. Wat zo van terecht komen, als we niet het handjevol loodsen bezaten, die dikwijls met inzet van eigen leven a> die schepen veilig binnen brengen, of in omgekeerde richting, uit de „Waterweg" weer op het ruime sop afleveren? Langs de Berghaven te Hoek van Hol land staat een klein gebouwtje; daar het begin- of eindstation van hen, die opgenomen zijn in die Oostpost van Loodswezen. Op een paar mijl uit de kust jaagt de Westpost, de „Rigel", op zee achter de schepen aan. In het kantoortje bjj de Loods- het Loodswezen itapt c De loods wordt aan boord gehaald te Hoek van Holland, de heer P. de Jong, Terwijl hij met je praat, drentelt hij op zijn kantoortje achter zijn bureau en tuurt over de watervlakte voor de mon ding van de Waterweg. Die zee, die boeit de zeeman altijd. bezettingstijd er uit ge- een baan aan land bij een controledienst. Maar toen ik na de be vrijding aan de Boompjes in Rotterdam zat, en de schepen zag passeren, toen kon Ik het niet meer houden en ben weer gaan varen", vertelt ons later de stuur man van de „Rigel". En commissaris De Jong? Hij kon in bezettingstijd, ondanks alle gevaren, niet van de zee komen. Drie maal werd zijn schip getorpedeerd of gebombardeerd. Hij maakte diverse lan dingen mee, waar het soms „heet" toe ging, in Frankrijk was zijn schip het enige van de zes, dat uit een hel ont- Maar de zee, zie je Waarom de „wal-baan"? Om hetzelfde motief als dat waarvoor vele zeelieden uiteindelijk zwichten: het gezinsleven. Zo kwam commissaris De Jong In Hoek van Holland, waar hii met ogen en hart de schepen volgt. Om hem heen, de loodsen. Hard werken is het tegenwoordig voor die mensen. De opleiding heeft in de bezettingstijd natuurlijk stil gestaan, maar de scheepvaart is inmiddels vrij wel weer op voor-oorlogse toeren ge komen. Eigenlijk moest de 3e of 4e stuurman van de grote vaart twee jaar dienst doen op de loodsboot, alvorens hij in aanmer king kwam voor een aanstelling. Nood gedwongen moest men daarvan na de oorlog afwijken. Maar de tweehonderd „vergezel-reizen" moeten in elk geval worden gemaakt. Dat wil zeggen, de adspirant-loods moet minstens 200 sche pen onder toezicht van een loods „bin nen" of „buiten,, hebben gebraht, alvo rens hij aan een examen kan deelnemen. Er is verschil tussen de „binnen-" en de „buiten"-loods. De man van „binnen" brengt de sche pen vanuit Rotterdam naar zee, de „bui- ten"-man doet het in omgekeerde rich ting. En zo komt het, dat de loodsboot op zee zowel loodsen krijgt af te halen als af te géven. De 2 i op..., Wit-gekuifde golven lopen tegen het Vermoordt de fiscus een invaliden-fonds? Reeds geruime tijd tracht het Fonds van Sociale Instellingen ten behoeve van de werklieden der Staatsmijnen vrijstelling te krijgen van een bedrag van 1*4 millioen gulden, waarvoor dit fonds over de jaren '41 t/m. '48 is aange slagen in de ondernemingsbelasting en de vennootschapsbelasting. Zou dit be drag tóch betaald moeten worden, dan wordt het Fonds, dat veel voor invalide mijnwerkers doet, gehandicapt in z'n werkzaamheden. DAAR GAAT ONS GOEDE GELD. Ass. Press weet ons uit Djokja te mel den. dat de republikeinse regering aan gekondigd heeft, dat zij het haar door de Nederlanders overhandigde Federale Geld ten dele zal gebruiken voor de uitdeling van een extra maand salaris aan de amb tenaren, die haar in de Nederlandse tijd trouw zijn gebleven. strand als de dansende sleepboot „Valk" ons aan boord van de loodsboot brengt, die op stroom blijft liggen. „Moet U óók mee naar zee?'' vragen de loodsen, die eveneens aan boord wor den gebracht, en op ons bevestigend ant woord kijken ze wat meewarig. „Het is best te doen", zegt een matroos van de „Rigel" bemoedigend. Op de deinende sleepboot maakt de tekenaar zijn eerste prentje. Dan zwaait de loodsboot de kop weer m de richting van de zee en voor we de pieren uit zijn, steekt ze de neus met kracht in de golven. Stuurman Goos heeft de kijker al vóór; in het half uurtje (lat hij nodig had om nieuwe loodsen te halen, heeft een hele rij schepen zich neergelegd om te worden beloodst. Dus snellen we van het ene schip naai het andere; de „Langkoeas", die zijn maidentrip maakt o.m. met 100 varkens aan boord, heeft de loods afgegeven, de „Baumwall" uit Hamburg krijgt er één, we ijlen naar „Cape Wrath", die daarna de gele vlag kan neerhalen, de tanker van de „Esso" uit Den Haag wil naar binnen en krijgt zijn loods. Op zee is het al nét als op het land, ze hebben altijd haast! En de „Rigel" draait maar rondjes, zo dat we beurtelings duiken of rollen met de schuit Maar de matroos zei dat het nog best En hij kan het weten. Wanneer je voor de eerste maal de loods van boord ziet gaan, krijg je de nei ging van „waaghalzerij" te spreken. Maar omdat het nu eenmaal niet an ders kan, begin je het op den duur ge woon te vinden, en de mensen van het loodswezen zelf vinden het doodgewoon. De loods en twee roeiers stappen in de sloep, nadat de stuurman tweemaal het bootmansfluitje heeft doen horen. Driemaal snerpt het geluld, dan tilt de hijskraan sloep met bemanning op en zet het schommelend geval buiten boord. Wanneer je denkt, dat het kleine vaartuigje zo wel even met een klap tegen de loodsboot zal slaan of meteen vol water scheppen, dan dobbert het al een stevig eind van de schuit vandaan en gaat de „Rigel" een rondje draaien. Dan is het net zó berekend, dat de te beloodsen boot langzaam opstoomt de sloep, die danst dan langszij en een handigheid die alleen de loodsen zelf en degenen die er mee te maken hebben „doodgewoon" vinden, maar de man het land doet verbazen, is de touwlad der gegrepen, en langs de wand van het schip, dat op de golfslag rijst en daalt, klautert de loods omhoog. Wanneer hij wordt afgehaald, daalt hij weer af. En dat zün kunststukjes die geleverd worden wanneer de windkracht ze of in een stikdonkere nacht, even goed als in een jachtende sneeuwstorm of met felle vrieskou Over een stevige douche van het water wordt niet gepraat. De sloep komt weer langs de loods boot. De haak zakt en wordt in de strop gepikt, omhoog gaat het geval, en is een schip „beloodst". En dat gebeurt duizenden malen per jaar en zelden gebeurt er een ongeval. Het stelt alles grote eisen aan routine en kennis van zaken. Een handeling, die een seconde te laat wordt verricht, een kleine fout, kan voor één of meer mènseii fatale gevolgen hebben. Allen zijn op elkaar ingesteld; hier is sprake van echt „team-work". Een hoogstaand corps van zeelieden is gekweekt, om deze dienst uit te oefenen. Het is geen buitengewoon gróót corps; den Hoek telt pl.m. 60 man, langs de kust zijn nog enkele andere posten. Maar deze mannep vormen de v posten voor ons internationaal scheep vaart-verkeer. Na zes uur op zee te hebben rond ge zwalkt, loopt de „Rigel" opnieuw de Wa terweg binnen, om de binnen-loodsen aan wal te brengen, en nieuwe buiten- loodsen af te halen. Loodsschipper A Jol, die er goed der tig dienstjaren op heeft zitten bij het Loodswezen, is trots op zijn nieuwe „Rigel", een type, waarvan er nog en kele in aanbouw zijn. Inderdaad, het is een pracht schuit, maar ook met pracht manschappen. En als men mij bij het naderen van ae „Waterweg" vraagt, of ik trek heb in lekkere spekpannekoeken of een goed druipend vette oliebol, omdat de ver slaggever nog niet stevig zeeziek werd, dan is dat alleen, omdat ze belust zijn op een „verzetje" in hun zeemansleven. Want als de „Valk" ons naar land brengt, ligt de kop van de „Rigel" al- Kan 'n eerlijke houding der R.K. Kerk de vrees voor Rome wegnemen? Tot nu toe is die vrees gebleven, meent dr Van Doornik M.S.C. Ten vervolge op het artikel, dat wij j 1. Zaterdag uit „De Tijd" overnamen schrijft dr N. G. M. van Doornik M.S.C. in laatstgenoemd blad: „Al kent het Protestantisme geen zicht bare hiërarchie, praktisch komt hier toen ook de leiding van boven en daarom is het zo belangrijk na te gaan, hoe de vooraanstaande theologen hier staan te genover Rome. Wij kunnen ons moeilijk een hoogle raar in de reformatorische theologie voorstellen, die zijn ziel laaft aan de klikkerijtjes en „Wist U" 's van „De Pro testant", en de meesten hunner zullen wel overtuigd zijn, dat na bet slagen van Nieuwpoort's krijgsplan ons volk geen ministers meer nodig heeft, maar psychiaters. Nu de Katholieke Kerk in Nederland steeds meer naar voren treedt als een geestelijke macht, beginnen breed den kende geesten aan de andere zijde een belangstelling te tonen, die niet meer vernauwd is tot haar menselijke gebre ken. Men gaat het Katholicisme zien als geheel, tracht het van binnenuit te begrijpen, door te dringen in dit fas cinerend phenomeen, dat ondanks de „deformatie" zulk een diepte en rijk dom, soepelheid en machtsontplooiing, zulk een geweldige organisatie en ver fijnde diplomatie vertoont, dat het niet langer genegeerd kan worden. Juist de reformatorische élite, in tegenstelling met de oppervlakkige antipapist, neemt geen genoegen meer met de traditionele verwijten en wil het persoonlijk onder zoek, ook uitstrekken totjhet Katholiek dogma; meer, wil dit dogma horen uit eenzetten door Katholieke dogmatici. Hoe verrassend van eenvoud deze opvatting >k is, men mag haar oorspronkelijk Laten wij eerlijk bekennen, dat ook in Katholieke zijde het oordeel van reformatorische theologen over hun eigen leer zelden werd gevraagd. Ook hier greep men liever naar het handboek van Bavinck dan dat men geduldig naar authentieke verklaarders ging luisteren, i latere jaren hebben bewezen, hoeveel te veranderen viel aan critiekloos ergenomen uiteenzettingen van Katho lieke theologen over reformatorische be ginselen. Men kwam tot een gesprek.Zoals in Duitsland en Zwitserland, begon men ook hier naar elkander te luisteren, voordat men een oordeel uitsprak. Men kan zeggen, dat op het ogenblik de lei dende theologen aan beide zijden elkan der kennen uit persoonlijk contact en Is mens waarderen. Hier althans indt een doorbraak plaats. De sfeer bij de godsdienstgesprekken is ongedwon gen en joviaal; men zegt elkander op prettige wijze de volle waarheid en trekt op hoofse wijze zijn verkeerde op vatting terug. Nooit zijn overtuiging, want er is geen sprake van compromis of oppervlakkig oecumenisme. De brandende vraag is deze: mag men veronderstellen, dat door deze eerlijke houding de vrees voor Rome verdwijnt? Het antwoord moet luiden: tot nu toe die vrées gebleven. Ondanks alle be wondering voor het Katholieke systeem staat de critisch-ontwikkelde protestant huiverig tegenover Rome. Wij hebben gezegd, dat het de roem, maar tevens de tragiek is van onze Kerk, dat zij zich buiten openbaart als een macht. zichtbaar georganiseerde, maar vooi buitenstaanders ondoorgrondelijke macht gaat er om in dit centrum te Rome met zijn diplomaten, die door opleiding traditie nergens ter wereld hun gelij ken vinden. Wat leeft daar? Wat broeit daar? In hoeverre gaat daar Evangelie n macht en wint de christelijke lief de het van een star legalisme? Men er kent, dat vele figuren als persoon zeer hoog staan, maar zal de esprit de corps niet de betere gevoelens onderdrukken een fanatiek en verkeerd begrepen apostolaat? En vooral: is de Katholieke Kerk krachtens haar wezen niet ge noodzaakt alles, wat haar in de wes komt, met een beroep op haar opdrachl :er te slaan? Dit laatste vooral is een benauwende gedachte, nu het katholicisme in Neder land op weg is naar de absolute meer derheid. Men vermoede niet terstond een vulgair antipapisme, indien sommige ar tikelen in de protestantse pers wat fel z(jn gesteld. Wellicht moet men schuld zoeken bij een bepaalde vorm van tholieke apologie, die om met Congar te spreken meer de zichtbare organi satie van de Kerk beklemtoont, dan haar mystiek organisme. Het is dan geen won der, dat andersdenkenden de Kerk gaan zien als een fort, niet als een tempel. Ondanks alle godsdienstgesprekken, alle studie der katholieke dogmatiek, zal de vrees voor Rome toenemen, omdat de macht van Rome toeneemt. „Het heeft geen zin te ontkennen, dat er onder niet- roomsen een groeiende ongerustheid is, niet over het toenemen van de roomse wijze van belijden, maar wel over de toeneming van roomse machtsontwikke ling", schrijft prof Van der Leeuw (Wen ding 1;48. p. 658). Naast het onderscheid tussen heils- en machtskerk wordt ook scherp tegenover elkander geplaatst de verdraagzaamheid in these en in hypothese. Naargelang de Kerk zich vrij kan uitleven of door be haalde omstandigheden gebonden is, zou zij een wezenlijk andere houding aanne men, en als bewijs voor de juistheid van deze onderscheiding worden beurtenis sen aangehaald, die inderdaad weinig ge schikt zijn de vrees voor een katholieke overheersing weg te nemen. Van katholieke zijde heeft men her haaldelijk getracht de protestanten ge rust te stellen. Pastoor Nolet (zie Kath. Arch. 11:3) wees in 'n historisch-gefun- deerd betoog voor 't Thijmgenootschap op een reeks misverstanden, waarop de bezorgdheid steunt en uitstekende arti kelen over verdraagzaamheid worden gepubliceerd naar aanleiding van een interconfessioneel „tolerantie-congres". Het blijft echter een merkwaardig psy chologisch feit, dat, met dezelfde docu menten voor ogen, katholieken en pro testanten zulk een verschillende visie tonen. Van protestantse zijde beschouwt men onze irenici als blind van welwil lendheid (soldaten in Rome's veldplan, Miskotte); onzerzijds zou men kunnen opmerken, dat de katholiek veel fijner dan de buitenstaander aanvoelt, welke sfeer er heerst en in welke geest men vooral de huidige uitlatingen van hoger hand moet interpreteren. In ieder geval blijft de onrust, en het wil mij voorkomen, dat juist de irenisch- gezinde gesprekspartner hier het minste gezag heeft. Het interesseert de critische reformatorische denker zo bitter wei nig, wat katholiek Nederland be weert. Hij ziet ultra montes, over de Zwitserse Alpen heen naar Rome. Wat zal men dóar decreteren, welke houding zal Pius XII voorschrijven of later Pius XV? „Rome stoort zich volstrekt niet aan de irenici en hun dromen" roept Miskotte uit in een artikel, dat hij ge schreven kön hebben in de wanhoops- stemming van de Meidagen, juist nog vrij genoeg om gepakt en gezakt over de grens te vluchten. „Ik zeg: er zal vroeg of laat maar één dilemma zijn: het Ihnd verlaten of het land verdedigen". (In de Waagschaal, 26:48). Miskotte is fel, niet altijd sympathiek, maar hij is eerlijk en gt in bewogen termen, wat vele ande- m voelen of verdringen. Wij willen geen nieuwe geruststellende argumenten aanvoeren. Het gaat ons om de praktische houding. Miskotte 1 het land niet verlaten, en hij zal ;nmin in staat zijn het land te verde digen, zo. dat daérdoor het roomse ge vaar wordt gekeerd. Hij staat voor eer. eventueel onafwendbaar feit. Wat moet hij en iedere protestant in leidencte functie dan w e 1 doen? Hetzelfde, dat als harde plicht aan de leidende katho lieken wordt opgelegd: de volgelingen voorbereiden op een katholieke meer derheid. Hij noch zij mogen berusten, hi) niet in een mogelijke „nederlaag", zij niet in een mogelijke „overwinning". En zoals de toestand nu is. zijn noch de pro testanten noch de katholieken voldoen de voorbereid op de modus vivendi on der de nieuwe verhoudingen." LIDY VAN EYSSELSTEYN van waarlijk grote allure De gave van het werkeiyk dichterschap, In de meest volstrekte zin van het woord is, hoe vreemd dat op zichzelf ook klinken mag, een zegen en een kruis tegelijk. Teveel leeft bjj velen nog de gedachte, dat een dichter, wanneer hem dat 'ust of wanneer dat nodig mocht zjjn, de verzen zo maar nit de mouw schndt, ja, dat dit werk slechts een kwestie van routine, van technische vaardigheid is. Dat is niet alleen niet waar, maar deze misvatting heeft als consequentie, dat men het dich terschap niet ernstig neemt en het vers niet ziet als een kostbare verworvenheid, welke soms meer satisfactie oplevert dan een voltooide roman. Daarom l» het goed, dat we ons van deze dingen nader rekenschap geven, zeker waar we hier werk zullen bespreken van bijzondere importantie, n.L de bundels „Tristan en Isolde" en „Gebied zonder grens" van de dichteres Lldy van Eysselsteyn een van de belangrijkste figuren die we op het ogenblik op Prot. Chr. litterair erf bezitten. IK MOET GODS VOGEL w? ZIJN" 't Was nèt echt, daar in het hartje van Londen, waar de fotograaf dit „hooi- tafereeltje" vastlegde. In werkelijkheid waren het arbeiders, die een lading Esparto-gras uit Noord-Afrika voor de papierindustrie bewerkten. Waar blijven de ZALMEN? Gesegende salmvangst99 te Schoonhoven De zalmvisserij, die langs de grote r vieren in onze omgeving vroeger aa velen een broodwinning verschafte, loopt de laatste jaren steeds terug. Het lijkt er op dat dit oude beroep zal gaan ver dwijnen want de vangsten zijn zeer slecht. De zalmvisserij langs Lek en Merwede floreerde enkele eeuwen geleden uit stekend. In de omgeving van Schoonho ven werd zeer veel gevangen volgens Houttuyns verklaring. Hij schrijft, dat „In den Jaare 1749 de Salmvangst te Schoonhoven zoo gesegend was. dat al daar van twee Visscheryen tussen 16 Mey en 10 Juny 952 Vissohen, waar van men in veele Jaaren geen voorbeeld hadt ge- sien" werden gevangen. In die tijd werd de zalmvisserij ook wel met „schuttingen" uitgevoerd. Deze Salmsohuttingen worden door bovenge noemde schrijver als volgt beschreven: „Deeze Schuttingen of zoogenaamde Salmsteeken bestaan uit Staaken, die op bekwame plaatsen midden in de r plant, eenige voeten van elkaar; zoodanig dat zij op een rij, overdwars, dach eenigszins Fuiksgewijze staan, stee- kende hoog uit het water. De tusschen- wijdte wordt met Horden van dikke Tee- tot ver boven 't Water digt gemaakt agter deeze Schuttingen zet men. op eenige afstand, beneden stroom, de Fui ken, die met haare vleugels aan elkander sluiten. De Salm nu, de Rivier opzwem- mende langs den Grond en tegen zulk een Schutting stuitende, springt ver schrikt zynde. op, om er over heen te komen, en valt terug, wanneer hij, in verbaasdheid, in de fuiken loopt, die met haare Openingen naar de Schutting ge keerd staan". Onze voorouders hadden dus een han dige manier uitgevonden om de grote scholen zalm te bemachtigen. Voor de soheepvaart was deze methode van vis sen echter niet erg gemakkelijk. Het was in die tijd dat men adverten ties kon lezen van welgestelde lieden die huispersoneel vroegen en waarin werd medegedeeld dat de toekomstige bedienden niet meer dan tweemaal per week zalm te eten zouden krijgen Het is alles wel veranderd. Wanneer men heden ten dage een dienstbode tweemaal per week zalm te eten moest geven, zou er een flin'k beroep worden gedaan op de beurs van de bazin. Dezer dagen werd in Gorinchem weer eens zalm aan de afslag gebracht. Het ge wicht was 12 pond en de vis werd tegen f 15 per pond verkocht. En nu moet men in aanmerking nemen dat de prijzen al sterk zijn gedaald. In de bezettingstijd liep de prijs op tot bijna vijftig gulden het pond. Een zalmvisser op de Merwede had toen het geluk een exemplaar van dertig pond te verschalken, dat hij tegen f 44 per pond verkocht. Eén vis bracht hem dertienhonderd gulden in het laatje. De verschijnselen van de laatste jaren aanmerking nemend kan men wel innemen dat de zalm aan het uitsterven Het gaat er mee als met die andere smakelijke riviervis, de elft. Twee ren geleden kwam deze vis in grote getale voor in onze rivieren, zelfs een halve eeuw geleden werd hij nog regel matig gevangen. Maar thans is de elft verdwenen. De oorzaak? Overbevissing zeggen deskundigen. En hieraan is gens vglen ook het verdwijnen vai zalm te wijten. We hebben er meermalen over gesproken met oude zalmvissers, doch deze komen tot andere conclusies, die echter wat vaag geformuleerd denIn vroeger jaren hebben zij ook rijke vangsten gehad en de erkenning dat die goede tijd de huidige slechte toe stand heeft geschapen valt hun zwaar. Een maatregel tot verbetering van de zalmstand is het uitzetten van kleine zalmen, zoals dit vroeger meermalen op de Rijn gebeurde. Deze maatregel kan bü de totale verarming die zich nu voor doet echter geen oplossing geven. De oude zalmvissers-langs Lek en Mer wede zien met lede ogen de vangst steeds minder worden. Nachten achter- brengt men door op het water, steeds -_r het grote drijfnet uitgooiend, zon der resultaat. Zolang de prijzen op dit au blijven zullen nog wel enkele :rs, met veel doorzettingsvermogen, het werk blijven, omdat nu één week nutteloos werk door één vis'ruim vergoed kan worden. Gezagvoerder in Rotterdam door agent doodgeschoten Vechtjassen wilden politieman in de Maas gooien. Tijdens een vechtpartij op de Park kade in Rotterdam werd dezer daeen de 52-jarige gezagvoerder H S. uit Gronin gen door een politieman uit zelfverdedi ging neergeschoten. S. is later in het ziekenhuis Coolsingel overleden. De agent wilde in de vechtpartij tussen S. en enkele andere mannen tussenbeide komen, waardoor allen zich tegen de po litieman keerden en hem in de Maas wilden gooien. De agent was hierdoor gedwongen S. in de buik te schieten. Het slachtoffer wilde eerst doorvechten, doch zakte even later in elkaar. Vier agenten hebben vergeefs nog bloed ge geven voor de bloedtransfusie. DIVIDENDEN LEVER BROTHERS Lever Brothers Uniilever en Lever Brothers Limited stellen over 1948 ruime reservering, een dividend 8,9 pet op d-e gewone aandelen der Nederlandse en van 10 pet op die der Engelse maatschappij voor. Haar werk leidt ons diep in tot de problemen hier te voren aangeduid; de zegen en het kruis van het dichterschap, we zouden ook kunnen zeggen de vreugde en de pijn en voorts de misvat tingen die bestaan ten aanzien van de dichter, in dit geval de dichteres Lidy Eysselsteyn. Want hoe misleidend het zijn om hier te spreken van een gemakkelijk omschreven vers, afgaande op, laten we het eenvoudig zeggen, de zo opvallende vlotte toon en rustige gang deze verzen, die ons zo sterk toe spreken in „Tristan en Isolde". Nergens stuit men op een slordigheid, verwron gen zinconstructies om rhythme en rijm te handhaven, afleidende tussenwerpsels etc. En tochdit werk is een moei zaam. met levensgevaar beklimmen van angstwekkend steile hoogten, of afdalen in de diepste diepten- Horen we b.v. de strophe uit de „Ongeborene": Ik weet van het bloed het bonzen van angst aan de diepe wel en krom mij getroost met de donzen wand van mijn enge cel De doden zij hebben vergeten van het leven den feilen beet, zij kennen den diepen vrede Of dit: Soms sluit ik siddrend de oogen en ik denk: ik lééf, ik lééf Of mijn hart is uitgetogen naar diepten, waarvoor het beeft. En tot de morgen gerezen kwam aan de horizon hebben zij samen gezwegen in een leed verrukt en stom. In een sidderende stilte gedrenkt van vervoering en pijn Want tot de laatste diepten moet liefde doorleden zijn. zonder te doorleefd te hebben. Het kon niet anders dan dat Lidy zich aangetrokken moest voelen tot het woord van Prediker: .Dies prees ik de doden, die alreeds gestorven waren". Job getuigt daarvan in veel fellere woorden (Job 3:20) en ook Jeremia (Jer. 20:18). Waarmee wij willen aan tonen, dat juist de christen, omdat God hem dat zelf geopenbaard heeft in Zijn Woord, de schrikwekkende gevaren en diepten ziet waarin de ziel van de mens verkeert. Zo krijgt het vers van de dich ter, door zijn profetische inslag, iets van de schreeuw als van een moeder die haar kind in gevaar ziet zonder dat die kind het zich bewust is. Wel, als hieraan ook tegelijk geen zegen was verbonden, dan werd een dichterschap als dat van Lidy van Eys selsteyn schier ondraaglijk. Koos van Doorne noemde dit eens: het geslagen zijn door de schrik des Heeren! dat ieder moet leiden tot een fel aangrij pen van het kruis van Christus, of hij moet er aan ondergaan. Er is geen keus, en hiermee raken we aan een teer punt, een brandend probleem in het werk van deze dichteres. Want wei haar werk be studeert komt tot de slotsom, dat zij. ja zeker, vlucht tot het Kruis, de Man van Smarten, maar niet zoals b.v. een Willem de Merode, als een Jacqueline van d-er Waals. Er is geen verlossing, geen rust, geen bevrijding, hoewel het er ms sterk op lijkt Naar de mens gesproken zouden we zeggen, het is maar om één stap te doen. De verlossing in Christus ligt in haar diepste wezen verankert zij kent het H| Amerikaanse, Engelse en Duitse landbouwwerktuigen op de Jaarbeurs Op de Agrarische Afdeling van de Na- jaarsbeurs zullen tal van nieuwe tech nische vindingen op het gebied van trac toren en andere landbouwwerktuigen worden gedemonstreerd. In verband met de snel voortschrijdende mechanisatie zijn deze voor de Nederlandse landbouwers van groot belang. Enerzijds zien zij zich voor de noodzaak geplaatst een drastische verlaging van hun kostprijzen tot stand te brengen 't bijzonder geldt dit ook voor de melk doch ook op het gebied der granen zal men dit vraagstuk moeten oplossen anderzijds zijn zij door de economische omstandigheden gedwongen, bij gestegen lonen een maximale productie te beha len. Het bebouwen van grotere opper vlakten met arbeidsintensievere gewas sen brengt wel is waar een hogere pro ductie en daardoor een grotere voedings waarde met zich mede. doch eist aan zienlijk meer arbeidsuren. Wil men de prys van deze gewassen omlaag bren gen, dan dienen dus zoveel mogelijk werkzaamheden met behulp van machines te worden verricht i voor de eerste maal na de oorlog ook Duitsland modern landbouwmateriaal op de Utrechtse Jaarbeurs zal demon streren, zal cfe Nederlandse boer te Utrecht ruimschoots de gelegenheid wor den geboden uit het omvangrijke aanbod van zowel Amerikaanse, Engelse als Duitse machines te kiezen, welke het meest geschikt zijn om de rentabiliteit zijn eigen bedrijf te vergroten. Eén in geest en streven99 De Katwijkse visvrouw in vol ornaat verdwenen. Zij behoorde tot de echte Katwijkse verschijningen. Velen zullen zich ongetwijfeld herinneren het gilde de visvrouwen. Zij waren altijd be drijvig en vol handelsgeest Men moest een gladde vogel zijn om haar bij de af slag vóór te zijn. Welk een attractie was 'oor de vreemdeling, die verwonderd de verrichtingen van de visvrouwen gadesloeg. Trots kooplust en ijverzucht de onderlinge verstandhouding in het karakteristieke gilde boven alle lof verheven. Zonder overdrijving kunnen we zeggen, dat op de visvrouwen van toepassing was: „Eén in geest en streven". Een voorbeeld van werkzaam zijn, ver der: betrouwbaar, eerlijk en behulpzaam. Het „Na de klink op strand" was een bezielend parooL De „klink" werkte als bij toverslag. In versnelde pas toog men dan naar 't strand, naar de afslag. Daar lagen de vissen, allerlei soorten, te wachten en men verdrong zich om afslager, eerst de heer W. Taat. die later werd vervangen door de heer P. Haas- Het gilde der visvrouwen bestond uit groep I en II De eerste groep kocht dure vis, zoals tong en tarbot, en groep II bepaalde zich tot de mindere Ieder had immers afnemers in het nabu rige Leiden, waar men na afloop van de visafslag per stoomtram of stoomboot heen toog. De Katwijkse vis was een gewild arti. kei. Direct van strand, wat wil je nog meer! Herinneren de oudere lezers zich nog. dat de visvrouwen, die dure soorten kochten en verkochten, zich verenigd hadden tot een club en men eens per week bij elkaar kwam om te rekenen? Herinneren de Katwijkers boven de 60 zich niet de namen: Jaapje, Jansje, Nee- Arendje. Bet en Grietje? Zeker herinnert men zich ook. dat bij iedere afslag de ..meeuwtjes' Dit die t De afslag is ten einde. De „meeuwtjes" komen en zetten zich neer tei van hetgeen „afviel". Archief-foto N. zonder oogje hadden op hetgeen de afslag „afviel". Als behoeftige n hoefden zij niets te betalen. Dit alles is uitgestorven. Nu zijn venters overigens beste kerels met bakfietsen, al of niet voorzien v hulpmotor. Hoe vreemd zou de voorbiji LEDY VAN EYSSELSTEYN „Goddelijk geheim", maar de jubelzang waar het op uit moet lopen wordt nog teveel overwoekerd door de gekneusd- heid, het schrijnend dualisme, want juist dit is de bron van haar dichterschap. Het wil genezen worden, maar genezing be tekent tegelijk het verwijderd worden van de bron. Daarvan horen we in „De blinde vogel": Mijn lief ik mag u niet binden met mijn verdwaasde pijn. i Mijn makker, mijn beminde, ik moet Gods vogel zijn En storten in pijn en verlangen voor Hem mijn liederen uit, en zing aan Zijn oor mijn zangen tot Hij mijn kooi ontsluit Hierin komt het probleem van haar dichterschap volkomen tot uiting: zij moet Gods vogel blijven, ook al zou zij het anders willen. Meer citeren kost teveel ruimte, maar we willen toch nog wijzen op het zo schoon specifiek vrouwelijke dat uit haar verzen spreekt. Isolde's reine liefde, Tristans zuiver hart. De grootste lof die wij dit dichtwerk kunnen geven lijkt mij, dat het geen heldensage is gewor den. maar één ruisende tederheid, zoals alleen een vrouwenhart die kan opbren gen. De verzen zijn uiterst subtiel en alleen hij die rustig en verstild kan luisteren, hoort de muziek die uit dit werk het hart tegemoet komt. Misschien krijgen we nog eens de gelegenheid wat meer ontledender op dit werk in te gaan, als dit najaar een nieuwe bundel van deze dichteres het licht zal zien. Het behoort ongetwijfeld tot het beste dat wij op het ogenblik aan verskunst be zitten. H St. Lidy van Eysselsteyn: ..Tristan en Isolde" en „Gebied zonder grens". Uit gever: H. P. Leopold uitgevers Mij. Den Haag. Toch wanordelijkheden in Slowakije Het communistische blad „Svet Prace* heeft in zijn gisteren verschenen weke lijkse editie toegegeven dat er wanorde lijkheden in Slowakije hebben plaats gevonden, welke „een hoogtepunt bereis- ten in moorddadige aanvallen". UITSLUITING VAN NAT-SOC. JOURNALIS' N. Door de Commissie voor de Perszuive ring is voor 20 jaar ontzet (nL tot 5 Mei 1965) A. L. J. Mook te A'dam, o.a. hoofd redacteur van „De Daad" en medewerker aan verschillende nat.soc. tijdschriften. Eveneens 20 jaar kreeg P. C. J. Kiès (ge detineerd te Scheveningen) die o.a. teksten schreef voor vijandelijke radio- uitzendingen. G. W Kettman te A'dam (Huis van Bewaring) kreeg als redacteur van Vova en hoofdredacteur van „De Misthoorn" 18 jaar en W. A. v. d. Laan te Rijswijk als medewerker persdienst NSB 20 jaar, evenals W. v. Mook te Tilburg, die o.m. brieven schreef in het Nat Dag blad. Tot 5 Mei 1955 werd ontzet P. Smith te Den Haag. o.m. hoofdredacteur van „De Daad" De perszuiveringscommissie heeft een certificaat van geen bezwaar geweigerd A. J. Hagens te Breda en aan L. M. generatie hebben gekeken, als zij had ge-|Japin te Utrecht, weten, dat men in de tegenwoordige lijd Het certificaat van geen bezwaar is „examen" moet doen om als visventerj verleend aan H. van den Upwich te te mogen fungeren..Bussum en H. A. Th. Neering te 's-Gra- Envébé. I venhage.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1949 | | pagina 3