Werkelijke achtergrond van het incident bij Venlo Kabinet, dat in moeilijke situaties maar moeilijk besluiten kon Enquête-commissie lichtte opnieuw de sluier op Vervalste verklaringen van lt. Klop moesten het Duitse optreden rechtvaardigen HET is 9 November 1939. De plaats van het drama is Venlo. Even voor drie uur arriveert bij de marechausseekazerne een auto, bestuurd door de Nederlander J. F. Leramens en verder „bemand" met de Engelsen majoor Stevens en kapitein Paync Best en de Nederlander eerste luitenant Klop. In de kazerne wordt enige versterking gevraagd, maar hierop wordt niet gewacht. De auto rijdt weer weg en komt om kwart over drie bij het café-Backus, vlak bij de Duitse grens. Op het bordes van het café staat een Duitser, die zijn arm opheft. Blijkbaar is dit een teken, want plotseling komt van de Duitse grens een andere auto aanrijden. Op deze auto is een mitrailleur gemonteerd, waarmee onder het rijden het vuur op de Nederlandse auto wordt ge opend. Luitenant Klop trekt zijn revolver en schiet op de snel rijdende Duitse auto. De Duitser komt van het café-bordes naar de stilstaande Nederlandse auto en geeft de inzittenden het bevel uit te stappen en plaats te nemen in de overvalwagen. Luitenant Klop is door een mitrailleurkogel ernstig aan het hoofd gewond. Hij stapt nog uit de auto en probeert te ontvluchten. Maar hij wordt dadelijk door de aanstormende Duitsers ingehaald en zonder veel poespas in de overvalwagen gesmeten. Dan draait deze snel en verdwijnt met een kilometer-vaart Duitsland in Ribbentrop maakte er gebruik van Dit is een korte samenvatting van het zgn. Venlo-incident, dat in de maanden voor de oorlog de gemoederen in Neder land heeft beroerd. Nooit was tot nu toe helemaal duidelijk geworden, wat er nu eigenlijk achter dit incident zat. De En quête-commissie is er echter in geslaagd, veel tot klaarheid te brengen. Een uit voerig hoofdstuk is in haar tweede rap port hieraan gewijd. Zij heeft de grootst mogelijke medewerking gekregen van mi A. M. baron van Tuyll van Seroosker- ken, vertegenwoordiger der Nederlandse Regering bij het Amerikaans Militair Tribunaal te Neurenberg, die verschillen, de Duitsers over dit geval heeft gehoord, en van generaal Van Oorschot, voormalig hoofd' van G S. Ill, die in Engeland de nodige naspeuringen heeft verricht. Over de geschiedenis van het Venlo- incident zullen wij kort zijn. De Enquête commissie is hierop zeer diep ingegaan, doch voor ons is het belangrijkste, wat er zich na heeft afgespeeld. Het is wel bekend, dat majoor Stevens en kapitein Payne Best verbonden waren aa: Britse Secret Intelligence Service, hadden contact gekregen met wat zij meenden te zijn vertegenwoordigers Duitse oppositiegroepen, die geporteerd waren voor een omwentelingspoging in Duitsland met daarop volgend herstel van de vrede. Het is echter achteraf wel dui- delijk, dat van Duitse zijde hierin dub bel spel werd gespeeld. Toen dan ten slotte bepaalde „vredes-besprekingen" zouden worden gevoerd, wilden de En gelsen dit gaarne op Nederlands grondge bied doen en om geqn last te krijgen met paspoortonderzoek enz. stelden zij zich in verbinding met generaal Van Oorschot, chel van de Nederlandse militaire inlich tingendienst. Deze gaf aan de eerste lui tenant Klop opdracht, de besprekingen bij te wonen, opdat hij er van op de hoogte zou zijn, of er inderdaad over niet anders dan over een mogelijk herstel .van de vrede gesproken zou worden. Speciaal Engelse en Belgische generale staf in onder de persoonlijke papieren van S S. i bespreking i omwentelings poging of zo iets mocht immers, gezien onze strikte neutraliteitspolitiek, niet op Nederlands grondgebied plaats hebben. Duitse motieven Wat de Duitse motieven voor dit „Ven- lo-spiel" betreft, is de Commissie tot de conclusie gekomen, dat, zij het wellicht niet in het eerste begin, het voornaamste motief op hoog politiek niveau gelegen heeft, nl het zoeken van argumenten, die een gewelddadige inval in Nederland den kunnen rechtvaardigen op grond van het niet handhaven der neutraliteit Nederlandse zijde, Slechts de hoogste chefs Hitier, Himmler, Heydrich en mis schien nog enkele anderen, zijn hier waarschijnlijk van op de hoogte geweest. Daarentegen heeft in de kring speciale S.D.-commando's, in wier han den de uitvoering lag, als motief gegol den het verzamelen van inlichtingen over methoden en werkwijzen van de Britse Secret Intelligence Service en het op sporen van in Duitsland voor deze dienst werkende agenten. Een derde motief moet dan slechts incidenteelgespeeld hebben en wel op last van Himmler: de opvoering van een monsterproces naar aanleiding van de aanslag op Hitler in de Braukeller te München. Dit zou het Duitse volk duidelijk moeten maken, dat da Britse inlichtingendienst, in samen werking met de Nederlandse, Belgische en Franse inlichtingendiensten, bezig was te intrigeren tegen het bestaan en de veiligheid van de Duitse staat en zijn Dat do aan het incident voorafgegane besprekingen als een belangrijke aange legenheid werden aangezien, blijkt wel uit het feit, dat zowel Lord Halifax als Hitier, Himmler en Heydrich en in Ne derland, hoewel zeer ten dele. generaal Van Oorschot daarvan op de hoogte wa- Van de hierboven genoemde poli tieke motieven blijkt duidelijk uit het zogenaamde verhoor, dat de sterven de luitenant Klop zou zijn afgenomen op 9 November 1939 te Dusseldorf, dus op de dag van het Venlo-incident. lv d'.t verhoor zou luitenant Klop ver klaard hebben, dat hij aanwezig was geweest bij een bespreking tussen de Brussel en voorts, dat zijn onmiddel lijke chefs, die weliswaar, evenals hij, sceptisch waren omtrent de mo gelijkheid van de tenuitvoerlegging van de omwentelingsplannen van de Duitse officieren, klaarblijkelijk daar mee doorgingen in het belang overeenkomsten en onderhandelingen tussen de Nederlandse generale staf en de Engelse generale staf. Het is de Enquête-commissie geble ken, dat deze verklaring een zuivere vervalsing is. Vervalste verklaring Reeds aanstonds viel het op, dat er ia het getuigenis van de behandelende geneesheer dr. Berends voor het Ameri kaanse tribunaal te Neurenberg, dat in houdt, dat luitenant Klop met een dode lijk schot door het hoofd bewusteloos In het ziekenhuis, het Evangelisches Kran- kenhaus in Düsseldorf zou zijn binnen gebracht en nog slechts een aantal minu ten zou hebben geleefd. Hieruit ontstond reeds dadelijk het vermoeden, dat luite nant Klop niet meer verhoord is kunnen worden. Het vermoeden omtrent de mogelijkheid luitenant Klop te verhoren vond verdere ondersteuning in de mede delingen van Karl Benno Ditges, S.S. Hauptsturmführer en Krirtiinalrat, dr. Hasselbacher, hoofd van df Gestapo te Düsseldorf en medeonderte kenaar van het proces-verbaal van hel zgn. verhoor van luitenant Klop, in de namiddag van 9 November 1939 opdracht heeft gekregen twee Engelse spionnen te fouilleren en die 's avonds met dr. Hasselbacher deze twee officieren en de chauffeur Lemmens, en derhalve niet Klop heeft verhoord. Volgens aanteke ningen van Ditges was Klop reeds dade lijk gedood bij het schieten in Venlo. Zijn lichaam was na balseming naar het Gestapogebouw gebracht. De mening, dat het verhoor van luite nant Klop vervalst moest zijn is ten slotte geheel en al bevestigd door docu menten, door middel van het departe- Sturmbannführer Schellenberg (de Duit ser, die op het bordes van het café- Backus de Nederlandse auto stond op te wachten) aangetroffen medische verkla ringen, die tegenstrijdig zijn, respondentie tussen de plaatselijke S.D.- commandant Schellenberg en zijn col lega's te Berlijn, waaruit een samen zwering blijkt tot vervaardiging var valse stukken en tot bedrog. Het zgn. medisch bewijsmateriaal be vat vier verklaringen, waaronder twee van Hauptsturmführer dr. Jung, genees kundig ambtenaar van het hoofdbureau, van de Staatspolitie te Düsseldorf. Deze arts heeft luitenant Klop aldaar het eerst medische bijstand verleend. Beide ver klaringen dragen dezelfde dagtekening, doch de ene geeft een vroeger uur en een andere plaats van de verleende me dische hulp aan dan de andere. Boven dien heet het in het eerste rapport, dat hij Klop bewusteloos aantrof en dat de kogel door diens hersenen was heenge gaan, zodat de hersenmassa naar buiten kwam door beide openingen en tevens, dat er een schedelfractuur was. In het andere stuk wordt echter vastgesteld, dat er een ernstige schaafwond was aar hoofd, zonder doorboring van de De andere twee verklaringen zijn dr. Berends, arts aan het Evangelische Krankenhaus. waarheen luitenant Klop daarna is overgebracht In de eerste is sprake van een wond, veroorzaakt door kogel in de rechterslaap, die naar buiten is gekomen achter het linkeroor, terwijl de tweede verklaring, die blij kens het begeleidend schrijven als gevolg telefonisch verzoek aangeboden het hoofdbureau van de Staats politie, deze verwonding beschrijft als niet dodelijk. Het vermoeden ligt voor de hand, dat hier twee echte en twee op last van de Gestapo vervaardigde valse verklaringen gevonden zijn. Dit vermoeden wordt bevestigd door de brief 7 December 1939 van Hasselbacher, hoofd van het hoofdbureau der Staats politie te Düsseldorf, waarin deze aan Schellenberg onthult met vermelding van vrij wat bijzonderheden, plannen tot vervalsing van het medisch bewijs materiaal. Zo wordt er in gewezen op de wenselijkheid, dat in de verklaringen van dr. Jung melding zal worden ge maakt van een verhoor en van het feit, dat Klop het bewustzijn niet heeft ver loren voor 18.25 uur. Aan deze wensen werd getrouw voldaan ln de tweede ver klaring van Jung. Zeventien handtekeningen Dat de opzet is geweest met deze ver valste medische rapporten de weg te ba- r.en voor de vervaardiging van een valse verklaring, die aan luitenant Klop zou kunnen worden toegeschreven en een rechtvaardiging zou verschaffen voor het optreden van Schellenberg en zijn bende, blykt eveneens uit een stuk, gedateerd 9 November 1939 en getiteld: „Verhoor van luitenant Klop". Dit stuk zit vol ver beteringen en toevoegingen in blauw pot lood. blijkbaar in Schellenbergs hand schrift. Bovendien worden er plaatsen ln aangegeven voor Klops handtekening, hoewel op het ogenblik waarop het stuk in elkaar werd gezet, luitenant Klop reeds tenminste 28 dagen dood was. Het gehele stuk moet derhalve beschouwd worden als een concept voor een vervals te ver-klaring van luitenant Klop. Met absolute zekerheid kan niet bewe zen worden, dat luitenant Klop niet ii staat was op enig tijdstip tussen het ogen blik, waarop hij door schoten getroffen werd en dat van zijn overlijden, verklaring af te leggen. Het hierboven genoemde bewijsmateriaal sluit echter zulk een mogelijkheid vrijwel uit. Deze conclusie wordt nog versterkt door het feit, dat onder de persoonlijke papieren van Schellenberg zich een aan tal blanco vellen papier bevond, die aar de voet de handtekening „D. Klop" droe gen. Er zijn er in het geheel 17 van waarvan 15, waarop de handtekeninger met inkt zijn gezet en 2, waarop zij met onuitwisbaar potlood zijn gezet. Beide met potlood gezette handtekeningen zijn doorgestreept met hetzelfde potlood. Het is moeilijk, niet de conclusie te trekken, dat deze handtekeningen pogingen oi oefeningen van een deskundige vervalser 'jn om een echte hand/tekening na te taken, gevonden op een van de papie- :n, welke op luitenant Klop§ persoon i beslag genomen zijn. terwijl de 15 met inkt gezette handtekeningen de voltooide vervalsingen zijn. De voltooide verval singen zijn bestemd om een authentiek ka rakter te geven aan een valselijk vervaar digde verklaring of bekentenis. Deze ver onderstelling is te meer houdbaar, als let op het medische bewijsmateriaal. De handtekeningen zijn fors en verra den niet het minste teken van 7.wakte of beving, terwijl bekend is, dat Klop slechts weinige ogenblikken van zijn dood op het ogenblik, waarop hij ze gezet moeten hebben. Bovendien was zijn rechterarm zwaar gewond. Deze valse verklaring nu, toegeschre- jn aan de stervende luitenant Klop, was n der pijlers, waarop het beruchte me morandum van Von Ribbentrop steunde, dat hU aan de Nederl. gezant te Berlijn overhandigde, kort nadat Duitse troepen de Nederlandse grens ln de vroege mor- Kabinetszitting van het ministerie- De Geer in de Engelse hoofdstad. Staande jhr. mr. D. J. de Geer; links van hem dr. E. N. van Kleffens, G. Bolkestein, dr. M. P. L. Steenberghe, A. Q. H. Dijkxhoorn en dr. J. van den Tempel; van de andere hoek af, prof. mr. P. S. Gerbrandy, H. van Boeyen, ir. J. W. Albarda, mr. dr. A. A. van Rhijn en Ch. J. 1. M. Welter. de 10de Mei 1940 hadden schreden Als wrange bijzonderheid vermelden we, dat Himmler eigenhandig aan Hitier een voordracht schreef om de deelne mers aan het Venlo-incident te belonen met het IJzeren Kruis le en 2e klasse. In deze brief schrijft hij: „De mannen hadden de opdracht, bestaande berichten- verbindingsdiensten zodanig uit te buiten, dat het bewijs geleverd zou kunnen wor den van een bij herhaling plaats gehad hebbende verbreking van de NedeVlandse neutraliteit ten voordele van Engeland". Het Nederlandse kabinet heeft des tijds van de voorgeschiedenis van het Venlo-incident niets geweten. Ook de opperbevelhebber wist van niets. Generaal van Oorschot was eniger mate op de hoogte, doch had luitenant Klop reeds na de eerste besprekingen verboden zich verder met het Engels- Duitse contact te bemoeien. Dat lui tenant Klop het toch deed, op eigen houtje, heeft hij met de dood moeten bekopen. Het gevolg van het Venlo- incident is voorts geweest, dat gene raal van Oorschot werd ontslagen als chef van G. S. III (de militaire in lichtingendienst), hetgeen deze, al» „risico van het vak" blijmoedig ge dragen heeft. Kroon en ministers! Op de valreep toch nog een klaar gemeenschappelijk besluit Even ernstig acht de commissie het, dat bU de Regering blijkbaar niet gedachte opgekomen Is. nog Kamer te overleggen, of niet een speciale noodwetgeving tot stand zou kunnen worden gebracht. V reemd Ook uit andere omstandigheden blijkt, welk een zenuwachtige stemming zich het kabinet had meester gemaakt. de zijde van jhr. de Geer, maar de commissie meent hier over op een gegeven ogenblik toch te moeten .opmerken: kwam er dan geen andere figuur in het kabinet naar voren, die wel een bepaald overwicht op de rest had? \X7ANNEER men zo het tweede verslag van de Parlementaire En quêtecommissie leest, met name het deel over de gebeurtenissen tijdens de oorlogsdagen, dan krijgt men toch wel de indruk, dat do ministers dikwijls niet goed wisten, wat ze doen moesten. Op zichzelf was dat niet zo ni wonder. Vele ministers klaagden over gebrek aan j£d"d£ leiding van de zyde van jhr. de Geer, maar de commissie meent hier- Bogch deelde minlster Dyxhoom luitenant-kolonel Phaff, adjudant H.M. de Koningin, mede, niet meer Haar veiligheid te kunnen instaan. Toen wenste H.M. de Koningin echter nog niet le vertrekken. Het prinselijk gezin was reeds eerder vertrokken: het was met een gepantserde auto van de Nederland- sche Bank naar IJmuiden gebracht en daar scheep gegaan op een Engelse oorlogs bodem. Het merkwaardige is echter, dat het Kabinet met dit vertrek geen be moeienis heeft gehad. Nog merkwaardiger is het, dat het kabinet feitelijk ook geen bemoeienis heeft gehad met het vertrek van HM. de Koningin. Zij wilde pas het land verlaten, nadat generaal Winkelman Haar dit had aangeraden. Sommige leden van het kabinet verklaren, dat er iets is voorbereid, maar hoe en wanneer, weten zij toch ook niet te vertellen. De enquête- ie meent dan ook te moeten cluderen, dat coördinatie van het beleid het kabinet en dat van het Koninklijk Huis uit staatsrechtelijk oogpunt grootste belang zou zijn geweest; ten aanzien van de Koningin, met betrekking tot Haar persoon en de taak, welke Zij het staatsbestel heeft te vervullen; ten aanzien van het Prinselijk gezin, voor wat betreft de voortzetting van de dynastie Wel is het duidelijk geworden, dat H.M. de Koningin via Hoek van Holland vertrokken met een Engelse oorlogs bodem en dat het aanvankelijk in de bedoeling lag, naar Breskens in Zeeuwsch- Vlaanderen te gaan. Hierin is op zee ver andering gekomen, toen bleek, dat Vlis- singen werd gebombardeerd. Twee excellenties droegen gezag over De voorbereidingen voor wat er moest gebeuren, wanneer er een inval zou komen, bleken uiterst summier te zijn geweest. Er waren wel enkele maatrege len genomen, doch deze hadden eigenlijk meer betrekking op de voedselvoor ziening voor het geval Nederland niet in oorlog, maar wel geïsoleerd zou raken. Wat de zorg voor de Koningin en de departementen betreft, had men er eigen lijk op gerekend, blijkbaar na militaire adviezen, dat het in de Vesting Holland een paar maanden uit te houden zou zijn. Reeds door het laatste kabinet- ColUn waren maatregelen getroffen voor een eventuele verspreiding van de de partementen naar villa's in Wassenaar. Later werden bunkers en forten gereed gemaakt binnen de Vesting Holland om de Koningin en de noodzakelijke depar tementen te kunnen herbergen. In die dagen meende men, dat niet verder kon worden gegaan. Het is in niemands hoofd opgekomen, reeds van tevoren maat regelen te treffen voor een eventueel uitwijken van Koningin en Kabinet. In tegendeel, hiertegen was aan te voeren, dat zoiets binnen het kader van onze neutraliteitspolitiek tot de onmogelijk heden behoorde. De Commissie meent echter, dat er binnen het kader van deze politiek toch wel wat meer had kunnen voorbereid zijn. Toen brak de tiende Mei aan. In de voorgaande dagen hadden de waar schuwingen zich opgestapeld, dat ei- Duitse zijde iets zou gebeuren. De ministers Van Kleffens en Dijxhoorn, de directeur van het kabinet van de Koningin, jhr. mr. G. C. W. van Tets van Goudriaan, de chef-staf Land macht, H. F. M. Baron van Voorst tot Voorst en de heer Snovck Hurgronjc bleven tot 's nachts half twee in de ambtswoning van de minister van Bui tenlandse Zaken, want zij verwachtten de Duitse gezant met een óf andere eis of met een ultimatum. Ér kwam echter niemand, zodat de heren naar huis gingen. Slechts kort daarna be gonnen echter de bombardementen op de vliegvelden. Om 5 uur in de morgen kwamen de ministers daarop in verga dering bijeen ten huize van jhr. de Geer. Daar werd de proclamatie van H.M. de Koningin opgesteld. Om 6 uur bereikte de heer van Kleffens de boodschap, dat de Duitse gezant, Zech, hem een boodschap moest overhandigen. De gezant kon niet pra ten, daar hij maar zat te huilen; hij overhandigde mr. Van Kleffens een boodschap in telegramstijl, die met verontwaardiging van de hand werd gewezen. Om hulp Kort hierop werd besloten, dat de mi nisters Van Kleffens en Weiter naar Londen en daarna naar Parijs zouden gaan om zoveel mogelijk hulp te vragen. Inmiddels was de ministerraad ver trokken naar het Bezuidenhout, waar de departementen van Economische Zaken en Sociale Zaken waren gevestigd. Aller lei zonderlinge berichten deden de ronde. Zo bijvoorbeeld dat er giftige bonbons en sigaretten werden verspreid. De bonbons had natuurlijk niemand gezien en de gif tige sigaret, die gebracht werd, was er een van een vrij onbekend merk. dat, naar bleek, de heer Hirschfeld van het departement van Economische Zaken ge woon was te roken! De heren Van Kleffens en Weiter heb ben niet zo bar veel kunnen bereiken. Engeland was volstrekt onmachtig Neder land te helpen en in Parijs kwamen zij aan, toen het met Nederland practisch al afgelopen was. De commissie meent echter, dat het beter zou zijn geweest, wanneer eerst te Parijs om hulp was gevraagd in plaats van te Londen. De stemming in het kabinet blijkt ook duidelijk uit de omstandigheid, dat geen der leden aanwezig was in de normale vergadering van de Tweede Kamer, die in de middag van de tiende Mei gehouden zou worden ter voortzetting van een vergadering van de vorige dag. De com-|berghe neemt dit. terecht, nogal hoog op. j anders Hieraan doet niets af het feit, dat de Kamer toch niet kon vergaderen, omdat er maar 38 leden aanwezig waren. In de voor Nederland spannende uren zou het van belang zijn geweest, wanneer Minis ters en Volksvertegenwoordiging geza menlijk hadden kunnen uiting geven aan de gevoelen# tegenover de Duitse aggressie. Moeizaam naar Londen Nog ernstiger als dit tenminste moge lijk is waren de deliberaties over het vertrek van de ministers zelf. De heren Van Kleffens en Weiter zaten reeds in Londen. De rest van de ministers wilde ook wel, maar het was toch niet duidelijk, wat zij daar eigenlijk moesten doen. En alras bleek er verschil van mening te komen. Een deel van het kabinet wilde eigenlijk maar zo naar Hoek van Holland vertrekken en van daar uit naar Engeland oversteken, maar de ministers Steen- Van Rhijn dachten er iets Zy wilden eerst stemming hebben over de doelstellingen van een vertrek naar Engeland, meen den voorts, dat het gezag op een of andere manier zou moeten worden over gedragen en voelden er tenslotte weinig voor, het Nederlandse volk in de steek te laten. Zij bleven daarom ln Den Haag achter, terwyi de vest van het kabinet zich naar Hoek van Holland begaf. Daar, in eer. bunker hebben deze laatste ministers nog eens samen vergaderd en toen is het besluit geboren, naar Londen te gaan, om van daaruit de oorlog voort te zetten. Teen werd telefonisch contact gezocht met de heren Steenberghe en Van Rhijn in Der. Haaj en daarmee was het wonder geschied dat ook de gezagsoverdracht was opgelost. Op eigen houtje, doch sprekende namens het kabinet en zelfs namens H.M. de Koningin hebben deze twee bewinds lieden nl. na overleg met enige secreta rissen-generaal. aan generaal Winkelman naast de militaire macht ook het burger- lük gezag overgedragen. Op deze geïmproviseerde wijze is dus generaal Winkelman in de oorlogsdagen gebombardeerd tot hoogste gezagsdrager in Nederland. De twee grootste bezwaren van de ministers van Rhijn en Steen berghe tegen een vertrek naar Engeland waren nu ondervangen: het gezag was overgedragen en er was een doelstelling vastgesteld voor het vertrek. Toen heb ben zij de overweging, dat het gewenst was, geen splitsing in het kabinet te brengen, zwaarder laten wegen dan het verlangen, het Nederlandse volk niet al leen te laten en zijn ook zij naar Hoek van Holland gegaan, waar zij, met de andere ministers scheep zyn gegaan op een Engelse destroyer. Op 9t nippertje Merkwaardig is het hierby, dat de Engelse commandant van deze oorlogs bodem eerst instructies wilde afwachten, voor hij de Nederlandse ministers aan boord nam. Was hij toeschietelijker ge weest, dan was het waarschijrüyk ge weest, dat de destroyer reeds trokken, voor de ministers van Rhyn en Steenberghe in Den Haag op de hoogte zouden kunnen zijn gebracht van het be sluit, naar Londen te gaan om van daar uit de oorlog tegen Duitsland voort zetten. De enquête-commissie, haar oordeel over het kabinetsbeleid op die gedenk waardige ochtend samenvattend, merkt de geringe besluitvaardigheid als een zwakte aan. Daardoor kon eerst in Hoek van Holland, vlak voor het defi nitieve vertrek een besluit worden ge nomen, waarmee alle ministers accoord gingen en waarbij de doelstelling dui delijk geformuleerd werd en aldus ir buiten kon worden gebracht. Dat tenslotte toch nog, al is het op de valreep, een gemeenschappelijk besluit genomen en uitgevoerd, is echter, al dus de commissie, een feit van grote politieke en historische betekenis. Bij alle kritiek, die stellig moet worden uitgeoefend op de modus quo, zal men steeds dit uitermate belangrijke resul taat in het oog moeten houden alsmede het feit. dat het onder weergaloze druk en in de moeilijkst denkbare omstan digheden moest worden tot stand ge bracht. it er geen maatregelen door het gehele kabinet waren getroffen voor de gezagsoverdracht, acht de commissie een nalatigheid. Dat de ministers Steenberghe en van Rhijn geheel op eigen verantwoordelijkheid de gevol gen van deze nalatigheid hebben on dervangen, is een feit, waarvoor hen alle lof toekomt. TN het tweede verslag van de Parle- A mentaire Enquête-commissie Rege ringsbeleid 1940-1945 heeft deze haar roep van degelijkheid opnieuw beves tigd. Het is weer een knap stuk werk. Wij hebben dit verslag met nog meer genoegen (althans wat de opzet ervan betreft) doorgelezen dan het eerste. Nu leende de stof zich ook meer voor een boeiender geheel. Het eerste deel immers handelde voor het groot ste deel over het staatsrechtelijke vraagstuk van de verhouding tussen opperbevelhebber en Regering. In dit tweede deel, dat de gebeurtenissen uit een nog spannender tijd in het Ne derlandse volksbestaan tot onderwerp heeft, ging het veel meer om het ach terhalen van feiten, die tot nu toe vaak verborgen waren of waaromtrent keerde voorstellingen leefden. Met name de wijze, waarop de ach tergrond van het Venlo-incident is blootgelegd, wekt onze bewondering. Hier is waar detectivewerk verricht en het resultaat is geweest een ver haal, dat voor de geschiedschrijving van grote betekenis zal zijn. "TJEZE bewondering voor de arbeid der commissie weerhoudt ons echter niet, enige opmerkingen te ma ken. Deze zullen niet in de eerste plaats gaan over de telfout op bldz. 55 (de totale graanvoorraad bij de Duitse inval wordt daar gesteld op 991.600 ton, doch dit moet zijn 991.500 ton) of over de verkeerde verwijzing op pag. 161, waar bijlage 88 wordt genoemd maar 95 wordt bedoeld. Neen, de zaak is ditmaal ernstiger, want het gaat over de overdracht van het gezag aan generaal Winkelman. De commissie brengt hulde aan de toenmalige ministers Steenberghe en van Rhijn over de provisorische wijze, waarop dezen, namens Koningin en kabinet, op eigen houtje, het hoogste gezag hebben opgedragen aan generaal Winkelman, daarmee een nalatigheid herstellende van het eigenlijke kabi net, dat voor de rest al in Londen zat of nog in Hoek van Holland, eveneens op weg naar Engeland. Onder de op dat ogenblik, op de dertiende Mei 1940 heersende omstan digheden is deze lof zeer zeker ver diend. Doch het komt ons voor, dat de Enquête-commissie dieper had behoren te graven. "^TAT toch is het geval. By de be spreking van het vertrek van de Koningin naar Londen betreurt de Commissie het, dat er niet meer co ördinatie is geweest tussen het kabi net en het Koninklijk Huis. Zij komt hierbij echter niet verder, dan dat zij constateert, dat deze co ördinatie van het grootste belang zou zijn geweest uit staatsrechtelijk oog punt, zowel met betrekking tot de per soon van de Koningin als ten aanzien van de taak, die Zij in het staatsbestel heeft te vervullen. Al moge het ver trek van H.M. Koningin Wilhelmina in werkelijkheid hebben plaatsgevon den zonder de actieve medewerking van het kabinet, toch is dit naar onze opvatting een daad, die valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid. Het vertrek van de Koningin had staatsrechtelijke gevolgen voor de mi nisters. De Regering bestaat immer* niet uit de ministers alleen, maar uit Koning plus ministers. Het vertrek van H.M. Koningin Wilhelmina had dus tot gevolg, dat er in Nederland geen Regering meer was, doch uitsluitend een College van Ministers. Daarom had, naar onze mening, de commissie tot de conclusie behoren te komen, dat het kabinet in gebreke is gebleven, bij het vertrek van H.M. de Koningin te zorgen voor een of andere vorm van Koninklijke gezagsover dracht M.a.w. de commissie had het vraagstuk van de gezagsoverdracht niet behoren te stellen bij het vertrek van het kabinet, doch bij het vertrek van^de Koningin. TT7TJ kunnen nog een stap verder gaart. Aannemende, dat de om standigheden zodanig hebben kunnen zijn, dat het niet meer mogelijk was op een tot op zekere hoogte legale wijze een Koninklijke gezags-machti- ging tot stand te brengen, dan had het naar onze mening op de weg van het kabinet gelegen, onmiddellijk een op lossing te zoeken, die zo dicht moge lijk bij de Grondwet lag. Dan had het kabinet, in rade bijeen, kunnen verklaren, dat de Koningin door Haar (overigens toe te juichen) vertrek, buiten staat was, de Regering waar te nemen, gelijk artikel 43 van de Grondwet dit voor andersoortige gevallen voorschrijft. Natuurlijk zou het niet mogelijk zyn geweest, na het vereiste advies van de Raad van State de Staten-Generaal in Verenigde Vergadering te raadple gen, maar dan was er toch een con- structie geweest, die gevolgd had be horen te worden door een waarne ming van het koninklijk gezag in Ne derland door het grondwettig daar voor aangewezen orgaan, de Raad van State. Het komt ons voor, dat de enquête commissie aan deze mogelijkheid te weinig aandacht heeft besteed. Dit verzuim vindt zijn oorzaak in de fou tieve methode der commissie, de vraag van de gezagsoverdracht pas te be handelen bij de kwestie van het ver trek van het kabinet, daarbij te kort doende aan de opvatting, dat de Re gering bestaat uit Kroon en Ministers gezamenlijk. In moeilijke dagen toch met vacantie Vlak nadat jhr. mr. D. J. de Geer in Augustus 1939 een kabinet had gevormd, ging hij met vacantie en wel naar het Schwarzwald in Duitsland. Deze vacantie brak hij op 22 Augustus 1939 af om na aan- komst in Den Haag deze onmiddellijk weer voort te zetten in het hotel Beekhuizen bij Arnhem. Dit heeft destijds in de pers nog al wat stof op doen waaien. Het kwam in die dagen wel voor, dat de minis ter-president niet eens aanwezig was op belangrijke ministerraads vergaderingen. 'gevallen besluit niet instemde. Wy willen nog even teruggrypen op perspublicaties uit die dagen. Het hier boven genoemde bericht werd in ons blad vermeld onder de kop: „Minister de Geer uiterst kalm". Kort daarop kwamen er berichten, dat er geruchten gingen over een opnemen in het kabinet van dr. Co- lijn. Dit alles by elkaar was voor het toenmalige dagblad „De Nederlander" aanleiding te gewagen van een fluister campagne, met het doel dr. Colijn in het kabinet te krijgen, waarmee dan als het ware een brevet van minderwaardigheid zou zyn uitgereikt aan jhr. De Geer. Tegen deze voorstelling van zaken heeft ons blad zich destyds heftig verzet. Uit een en ander blykt, dat De Nederlander in die dagen niets voor dr. CoUJn voelde. Zetel voor Colijn Wat lezen we nu in het verslag van d» parlementaire enquétte-commissie? Let- terlyk het volgende: De formateur (dus jhr. de Geer) zelf heeft op 5 Augustus, toen hij het kabinet ongeveer voor elkaar had. ann dr. H. Coiyn het Minister- Presidentschap aangeboden. Deze weiger de, doch verklaarde zich bereid dit voor stel opnieuw te overwegen, zodra de toe stand zou verergeren. Na het uitbreken van de oorlog heeft de heer de Geer op 5 September nogmaals de heer Colijn" voorgesteld hierop in te gaan Na over leg met zyn politieke vrienden heeft deze nochtans gemeend te moeten wei geren. Uit een en ander blykt dus achteraf wel duideiyk, dat er toentertyd geen sprake is geweest van een discriminatie can jhr. de Geer. doch dat het van deze zelf is uitgegaan, te pogen aan dr. Colijn de voornaamste plaats in het kabinet t« geven. Symptomatisch In ons eigen blad verscheen op 24 Aug. 1939 een interview met de heer de Geer, dat gehouden was, vlak voordat hy ln de trein stapte om zynevacantie by Arnhem voort te zetten. Vanmorgen heb ik de Ministerraad gepresideerd, aldus klaarde jhr. de Geer toen, en voel overigens thans een vry msn. Op de op merking, dat het Nederlandse volk ln deze spannende dagen (het liep immers tegen de mobilisatie) toch wel graag wil de weten, waar zyn minister-president te vinden was, antwoordde hy: Schryft U dan maar, dat U het niet weet. De Enquëttecommissie heeft zich ook met dit geval bezig gehouden en zy komt tot de conclusie, dat deze houding de heer de Geer (dus het met vacantie gaan in een zo spannende tyd) sympto matisch mag heten voor het later zowel voor hemzelf als voor het landsbelang zo noodlottig gebleken onvermogen, zich aan te passen aan niet met zyn denkbeelden strokende internationale verhoudingen. Daardoor heeft de heer de Geer by herhaling de consequenties van gedragingen als deze te veel onderschat. Van illustratieve waarde is eveneens het door de Commissie vastgestelde feit. dat de heer de Geer niet aanwezig is geweest by het nemen van een belang rijk besluit in de ministerraad, n.l. het besluit tot voormobilisatie op 24 Augustus 1939. Hieraan kan echter niet de beteke nis worden toegekend van een symptoom een falend defensiebeleid van de minister-president. Immers is in geen enkel opzicht gebleken, dat hy met het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1949 | | pagina 5