C. E. L. HELFRICH, admiraal in ruste, drukker dan ooit SENUWE EN 3 ZATERDAG 5 FEBRUARI 1949 BEREISDE LANDGENOTEN THUIS Donkere wolken over Indië en Europa mandant zeemacht Ned.-Indië, bevelheb ber zeestrijdkrachten. Het allerhoogste dank zij het allerbes te: de hele persoonlijkheid voor de mari ne. Toen de admiraal, enige tijd geleden, afscheid van zijn functie nam, is dat nog eens extra belicht door frich, die, van het begin van haar leven met de zeeman ondervond: dienst gaat En zo is het nog. De admiraal moge b.d. ïijn, als U hem vraagt hoe hij zijn dagen doorbrengt, zult U horen: „Ik heb het nog nooit zo druk gehad als tegenwoor dig". Waarmee? „Met lezingen houden er schrijven". Wat dat laatste aangaat: var tijd tot tijd verschijnen er artikelen var de hand van de admiraal in tijdschrif ten. Steeds over marine-onderwerpen er de toestand des lands. Maar er wordt nog meer geschreven. Herinneringen dachten over het verleden. Hoe dat nog eens openbaar zal worden? Daar heeft de admiraal nu nog geen idee van. Maar wat we niet lezen, kunnen ren. Binnenkort zal de admiraal spreken over „Strategische aspecten oorlog in Indië". Het zal zeer de moeite zijn, deze kenner van de materie te gaan beluisteren. De admiraal behoort n.l. tot die Ne derlanders, die geladen en geroepen zijn. Spreek twee minuten met hem en U weet wat er in dat sterk gebouwde hoofd hem omgaat aan gedachten over dat derland, dat hem eens de eer van zijn vlag toebetrouwde. Vandaar, dat het grote wapenfeit, aan de naam van admiraal Helfrich verbonden: de slag in de Java- zee, de eer van die vlag tot inzet had. Die eer is. in een dergelijk marineleven, een heel ding. En waar er mensen ter we reld zijn, die daaraan schouderophalend voorbijgaan, is het „de dienst", die de ad- miraal roept tot het getuigen van zijn in zicht nü, nu hij vrij en onafhankelijk en dat als een grote weldaad ervaart, zoals hij zegt. Er zijn lieden, die de admiraal een kolo niaal denkend conservatief vinden. Maar hoort hoe deze man met z'n beide benen in de politieke realiteit staat: „Het permanent handhaven van het Nederlandse oppergezag in Indonesië gelukt nooit, maar dat neemt niet weg, dat wij aandacht hadden moeten beste den aan ons gezag en onze verantwoor delijkheid. Het is de grote fout van Ne derland geweest, dat het dat niet gedaan heeft. Het tempo waarin we Indonesië tot onafhankelijkheid brengen, is gefor ceerd en dat wreekt zich nu al." Van nabij heeft de heer Helfrich de tijd, direct na de overgave van Japan, meegemaakt. Als hij ervan vertelt zegt hij: „Na de ontwrichting van land en volk gedurende de Japanse bezetting had ons gezag sterker moeten zijn, dan het ooit geweest was. Maar dat was niet de bedoeling van de aan het bewind zijnde heren, zodat we een progressief gefor ceerde ontwikkeling kregen. Internatio naal lag de zaak ook niet gemakkelijk, want men was er helemaal met op, uit het Nederlands gezag, sterker dan vroe ger, te herstellen. Hier had de voorlichting van Neder landse zijde prachtig werk kunnen doen. Maar die was abominabel: anti-Neder lands en pro-republikeins. En daarbij kwam, dat Van Mook de republiek steeds over het hoofd aaide. Zoiets reëels als het communisme in Indonesië bijv, dat we toch van 1920 al kennen en dat cul mineerde in de opstand van 1926, is op zettelijk verzwegen. De kern van alles werd: dat wij het gezag uit handen ga ven, maar de verantwoordelijkheid niet. Waar Lingadjatti het gezag van de repu bliek de facto erkende kan het geen verwondering meer baren, dat het bui tenland ons nu met wantrouwen beziet. Wij gaven tot dat wantrouwen alle mo gelijke aanleiding." i De admiraal is in staat, met de stuk ken aan te tonen, wat er eigenlijk ge beurd is in Indië. Hoe daar een stuk van de geallieerde overwinning door ons uit handen gegeven is en aan de vijand uit geleverd. Hij gaat naar het grote kabinet, dat in de kamer staat. Uit de onderste lade haalt hij een, in een grote doos ver pakte, unieke uitgave: het verdrag van Tokio, waarbij Japan zich onvoorwaar delijk overgaf. Een van de onderteke naars van dat verdrag was: luit.-admi- raal Helfrich. „Ik heb er op gestaan", zo *egt hij, „dat destijds in het verdrag op genomen zou worden, dat ik tekende: „Namens het Koninkrijk der Nederlan den". Dat vatte ik op, overeenkomstig artikel 1 van de toenmalige Grondwet Dat Koninkrijk der Nederlanden had aan de oorlog deelgenomen. Daartoe be hoorde gehéél Indië. Toen dus de ondertekening een feit was, had ons ge zag in heel dat Koninkrijk, dus in elke uithoek van Java en Sumatra, hersteld moeten worden. Dat is niet gebeurd en wij hebben daar niet eendracht: ,En een doffe stem vervolgt: „Door ge knoei staan we hier. Het is de afschuwe lijke erfenis van vorige regeringen, wier Indië-politiek werd bedreven door de minister-president, de ministers van Overzeese Gebiedsdelen en Buitenlandse Zaken in de eerste plaats en Financiën. Marine en Oorlog in mindere mate. Nooit hadden we de Gouv.-generaal moeten afschaffen, want dat betekende gezag. Nooit, voor wij de souvereiniteit kon den overdragen". „In mijn lezingen", aldus de admiraal na deze politieke verzuchtingen, „kom ik altijd weer op hoger niveau terug op deze kwesties. Ik richt mij op twéé din gen, die men hier en overal goed weten moet, n.l. dat wij goede bondgenoten zijn band bestaan tussen een West-Europees pact en een pact in het Verre Oosten. Daarom moeten wij de plaats hebben, die ons toekomt en met name Nederlandse steunpunten in de Indische archipel be- geweest in de oorlog en in Indië, ter te land en in de lucht niet alleen eigen belang volhielden, maar ter wille van het geallieerd belang. Waaraan de admiraal dan toevoegt, dat hij zes weken lang alleen stond, omdat pas half Januari het commando Wavell in Soerabaja be gon te werken. Versterkingen kreeg hij alleen in de vorm van luchtmacht. Het tweede punt, waar de heer Hel- frich de aandacht op vestigt is: de Wes- Haag, is een woning vol echte, rustig-makende, Hollandse gezelligheid. Boeken en terse Unie. Hij wil n.l. voorkomen, dat bloemen, warme meubelbekleding, foto's van jonge mensen en kinderen, zon over men die enkel ziet als een continentaal het tapijt en in de goudvissenkom. Die een oranjeschitterende bezetting heeft, ruste- j v®r^on^- Er moet een groter loos op zoek naar zichzelf. In dc biografie van de korte, krachtige bewoner vai deze kamers komen namen voor, die zo uit de zeehistorie van ons vaderland over geschreven zouden kunnen zijn: Oostzee, Batavia, Ceylon, Australië. Wie kent ze niet sinds Hollandse sche- we ons eenmaal op het hellende vlak be vonden en de, twee dagen na de capitu latie van Japan, uitgeroepen republiek gingen erkennen, was er geen houden meer aan. Soekarno en Hatta moet men nu niet gaan tekenen als strijders voor hun eigen volk. Zij waren Nederland; onderdaan, in strijd met Japan en hur verhouding tot de Japanners betekende verraad en collaboratie. Dit over het verleden. Wat de toekomst betreft zegt de admiraal: .„Volledige afhankelijkheid van Indië betekent chaos en wij liggen er uit. Want wat heeft staat nodig? Machtsmiddelen. En die zijn alleen in Nederlandse handen. Komen onze troepen onder federale leiding, dan worden de rollen omgekeerd en komen zij te staan onder een regering, die zij eerst hebben gevangen genomen. We zullen het dan moeten aanzien, dal de Nederlandse soldaat vecht onder eer Indonesische regering, ten einde de Ne derlandse vlag neer te halen. En dat al lemaal, omdat we zijn gaan praten, vóór het Nederlandse gezag in Indië hersteld Het huis van de admiraal i pen alle Oceanen bevoeren? En scheeps namen: „Piet Hein", „Hertog Hendrik". Met rangen: adelborst, lt. ter zee, kapi tein lt. ter zee, kapitein ter zee. Schout by nacht (1938). viee-admiraal (1940) en tenslotte in 1946 de hoogste top: luitenant admiraal, de rang, die eens De Ruyter had. En nog functies: leerling Hogere Marine Krijgsschool, later: leraar en nog later directeur van die instelling. Com- VOGELS Wat kiem bleef, ongerept in mij, ontbloeit in 't fluiten van de vogels; Gelijk een toon uit ocarina, van over het water, onverwacht de ziel heel stil maakt en verzacht, zuiveren die vogels uit mijn denken. Een schooner wereld hoor ik wenken, dan tusschen mensch en menschen is; Tusschen een maanzee en de sterren, tusschen het riet en wat de verre wind daarin aan droomen fluistert. God even rust in my en luistert. Of duizend vlinders mij omzwieren, hoor ik de vogels tierelieren. Geen haat kan aan die strik ontkomen. zee gaat blauwen voor het droomen. De mist week zie mijn ziel zeilt uit, Omsproeid van ochtendteer geluid. HAN KEULS De Westerse Unie ziet de admiraal overigens niet één twee drie verschijnen. Een bewapend Duitsland maakt de angst van Frankrijk en onszelf gaande. Zonder een bewapend Duitsland dat wij ver trouwen, is de Westerse Unie, naar de mening van de admiraal, evenwel nut teloos. Met West-Duitsland kan zij prach tig werken. Een West-Europese Unie annex Atlan tisch pact moet men zien als een ma- bloc en niet als een continentaal „Begrijpt U nu," vraagt de admiraal tenslotte, „hoe afschuwelijk het is dat he* Verre Oosten moeten prijsgeven, op het ogenblik, dat we het dienen in schakelen? Onze overzeese belangen i voor Nederland de enige mogelijk heid om, met zyn millioenen bevolking vinger in de pap te houden. Zijn we die kwijt, dan zijn we tot onder gang gedoemd." Voor de vlootvoogd, die zijn schepen 1941 uitzond, om te voorkomen, dat vee van de beste Australische devisies, op weg van het Midden Oosten naar hun vaderland, door de Japanners vernietigd zouden worden, is deze na-oorlogse erva ring een verschrikkelijke. „Als wij ze beschermd hadden, waren ze alle maal omgekomen." De dankbaarheid is niet evenredig opoffering geweest. Op een tafel s »n foto van een jongeman en een jonge rouw met hun kinderen. De dochter 1 schoonzoon van de admiraal. De laat ste kwam op Java om. Slachtoffer politiek, die heel Indonesië om zeep brengt en gestimuleerd wordt door het werelddeel welks soldaten eens moesten wegkruipen achter de ruggen van zelfde Nederlanders, die ze nu als perialisten" uit de Zuid-West Pacific verdrijven. BALTEN VAN EESTEREN: man van wonderlijke carriere Mede-oprichter der C.H.U. en bouxvpionier iverd 75 jaar (Van een onzer medewerkers) Er z(jn zo van die mensen, die terug mogen zien op een carrière, waarover een roman te schrijven zou zijn. Hierby moeten we stellig ook de heer Balten van Eesteren rekenen, die als jongmaatje zonder geld in 1896 te Alblasserdam met een bescheiden bedryfje begon. Hard werken heeft hem naar de hoogste toppen In de Nederlandse bouwwereld gebracht. „Ik heb dag en nacht gewerkt, mijn leven lang, en ben daarbjj steeds van o tuiging geweest, dat de mens door eigen zwakke krachten niets vermag. Daarbij was ik zuinig en stelde mjjn idealen altijd zo, dat zy bereikbaar voor mjj bleven. Was een doel verwezenlijkt, dan greep ik weer een trapje hoger", aldus de thans 75-jarige bouwpionler en medeoprichter der Chr. Hist. Unie. De door hem gegrondveste firma werd belast met de uitvoering van werken als het complex der Jaarbeursgebouwen Utrecht, het Postkantoor in Den Haag en de Geref. Kerk te Rotterdam. Ook als strijder op protestants-sociaal terrein hoeveel belangrijke functies heeft hij niet bekleed! trad de President-Com missaris van de N.V. vh. Boele en Var Eesteren zeer op de voorgrond. Om gezondheidsredenen heeft hij zich reeds sedert jaren uit het Haagse bedrijf teruggetrokken, om in Zeist van een wel verdiende rust te genieten, maar deze week, toen hij 75 jaar werd, bracht tal van oude bekenden naar zijn woning, waardoor vele beelden uit het verleden weer kleur en vorm kregen. We kunnen niet ontkomen aan opsommingen, die zonder verder mentaar het leven van Balten van Ees teren omlijnen. Hierin spiegelt zich ook enorme energie, die terecht indertijd beloond werd met de Orde van Oranje- Nassau. Laten we dan eerste stil staan bij dc functies, die hij bekleed heeft. Hij ONZE SCHILDERIJENGALERIJ^ FRANS VAN MIERIS DE OUDERE In de Lakenhal te Leiden hing tot voor betekenis en heeft deze nog. Hij was een kort een klein, maar prachtig zelfportret van de talrijke fijnschilders, die behoor- Frans van Mieris de Oudere. Op on- de tot de glanzende schaar der Hollandse verklaarbare wijze is dit doekje vorige kleinmeesters. Op 16 April 1635 werd hij in Leiden geboren, in welke stad hij heeft ge woond tot zijn dood op 12 Maart 1681. Evenals Gabriel Metsu was ook Van meest verdienstelij ke leerlingen var Rembrandt. Met zijn -leermeester had Frans van Mie ris niet alleen de nuchtere was ming en weergave van het leven ge meen, zonder ho gere idealen, maar ook het glanzende coloriet, de uiter ste zorgvuldigheid en de vaardige penseling. Frans v. Mieris was de Hollandse genre schilder, die het meest zichzelf is in de taferelen uit het burgerlijke leven in zijn me weelderige v< men. Speciaal muntte hij uit in de schildering zijden stoffen, als ook op de hierbij gaande re productie van „Dame aan het clavecymbel" een doek uit 1658. Schilderkundig prachtig is het lichtrode kleed van de dame, alsmede week plotseling verdwenen en in alle dagbladen werd verzocht om opsporing. Helaas tot heden zonder resultaat. Als de ?en bewonderaar is van de schilder kunst uit onze Gouden Eeuw, dan kan e deze liefde voorstellen, maar laat hij dan niet zo egoïstisch zijn om produc ten uit die tijd alleen voor zich zelf te Lllen houden. Er zijn heus meer bewon deraars van de Hollandse School. Is de diefstal gedaan uit geldbejag, dan is de dader toch werkelijk geen „goed vak- n". Er hangen waardevollere doeken de Lakenhal en een echte Frans van Mieris brengt niet zo ontzettend veel op. dan ook maar één advies: het schil derij met lijst netjes in te pakken en te doeg terugbezorgen bij de Lakenhal, liefst nog met een andere echte Van Mieris' er bij. Want van dit zelfportret alleen krijgt men geen volledig beeld van de schilder, die door deze diefstal onder de aandacht van vele onbekenden met de schilderkunst is gebracht. Het was tragisch na de diefstal van verschillende zijden de vraag te horen stellen: „Wie Frans van Mieris eigenlijk?" Welnu, Frans van Mieris was heus niet onze al lergrootste schilder. Maar om betekenis te hebben behoeft men ook niet zo erg groot te zijn. Ook Frans van Mieris had Moeilijkheden in Utrechtse taxibedrijven N. van Utrecht verklaarden zich bereid, aldus lezen wij in de „Handels- Transport Courant", twee vertegen woordigers zitting te laten nemen in het bestuur van de Utrechtse Taxi Centrale, onderneming, waarbij een aantal particuliere taxi-ondernemingen zich heeft aangesloten. De directie van de Ratax, die geen deel uitmaakt van deze combinatie, ziet in deze centrale een ge- ir van#een mogelijk monopolie. Zij zag de Haagse taxi-centrale een voorbeeld i een aanvaardbare bedrijfsvorm, omdat daar de concurrentiemogelykheid open blijft, hetgeen in Utrecht niet meer mogelijk zou zijn. In Utrecht wordt het initiatief van de zakenman belemmerd dezer dagen gehouden vergadeJ ring van Utrechtse huurautobedrijven spraken elf van de 15 aanwezigen zich bet openbaar tegen geprotesteerd. Toen uit tegen algehele centralisatie- Waarom wordt het derde gebod zo dikwijls overtreden? I. In de gespierde taal van het Kort Begrip luidt dit: „Gij zult den naam de Heeren uws Gods, niet ijdellijk gebrui ken, want de Heere zal niet onschuldig houden, die Zijnen naam ijdellijk ge- Dat er nogal eens tegen dit gebod wordt gezondigd, blijkt wel uit het feit dat er zelfs een Bond tegen het vloeken bestaat, die door haar schriftelijke maningen in trams en anderszins tracht dit kwaad te bestrijden. Men zou zelfs kunnen menen dat het een der meest voorkomende zonden is; ik heb b.v. nooit gehoord dat er bond tegen het liegen, stelen of echtbreken bestaat. Ik waag echter geen beslissing op dit ge bied. Wel wou ik in dit opstel enige dingen mededelen over de historie der bestrijding van het vloeken en verder aantonen dat er onwetend veel werd en wordt gevloekt dan de meeste mensen beseffen. De bewoners der lage landen schijnen in alle eeuwen berucht te zijn geweest om hun godslasterlijke taal. Reeds Jacob van Maerlant wijst op dit euvel in zijn Rijmbijbel (13de eeuw). In een 15de- eeuws geschrift wordt verhaald van die men selten vint" ook „den Vlaminck sonder zweerèn" vermeld. In „Die Spie- ghel der Sonden", eveneens een middel- rs geschrift wordt verhaalt van een ridder die zijn ogen verloor, omdat hij onder het dobbelspel bij Gods ogen had gezworen. Dadelijk na deze godslaster lijke uiting viel een oog uit zijn hoofd op het bord, waaraan hij zat te dobbelen. in de nieuwere tijd komen herin neringen aan deze Vloekgewoonte voor in Arthur van Schendels „Water- en in de „Herinneringen van een dommen jongen." De Afrikaners kennen de Engelsen vooral de gewoonte van te veel drinken toe, maar „die Hollander hij vloek so baje." In de loop der eeuwen zijn tal van ver ordeningen en decreten uitgevaardigd, in de wetgever de bestrijding van het vloeken ter hand nam. Zo is er één bekend, waarin de godslasteraar veroor deeld werd tot de volgende straf: Hij het blauw fluweel van de stoel. De ge hele sfeer van dit doek ademt echt dc rust van die tijd, toen er nog gelegenheid voor de huismuziek, waarvan de beoefening ook wel eens leidde tot amou- genoegens. Frans van Mieris wordt de oudere genoemd omdat hij twee zoons. Jan en Willem en een neef Frans had, die allen schilders waren. Als af stammeling van Rembrandt en voortzet- /an de traditie onzer Hollandse School, maar ook als schilder van die heerlijke tijdbeelden, zal zijn naam steeds met ere genoemd blijven. B. Den Haag. moest zeven achtereenvolgende Zondagen onder de Heilige Mis voor de kerkdeur te kijk staan De laatste zelfs zonder mantel en schoeisel en met een touw orr de hals. Die zeven weken had hij vol strekt geen toegang tot de kerk. Elke Vrijdag kreeg hy niets dan water brood. Na deze kerkelijke straf had de wereldlijke macht nog een appeltje met hem te schillen en kon hij tot een boete veroordeeld worden. De genoemde ver ordening is afkomstig van Paus Grego- rius IX (1227—1241). Maar ook onder latere pausen als Leo X (15131521) er Julius III (15501555) werd deze bestrij ding voortgezet. Onder Justinianus keizer van Byzantium in de zesde eeuw stond zelfs de doodstraf op het vloeken. Franse middeleeuwse koningen maakten het niet zo erg, maar in de 12de, 13de en 14de eeuw waren onder hun regering toch nog straffen in zwang als aan de kaak stellen (tentoon stellen op een 't stadhuis of rechtsgebouw) het splijten der lippen of het uitsnijden van de tong. Vlaanderen gaf hun in dit opzicht wei nig toe aan gestrengheid. Want ook daar kwamen als straffen voor: verbanning of het doorpriemen van de tong. De misdaad van godslastering komt echter noch in het Strafwetboek van 25 September- 1791 noch in het Code Na poléon van 1810 voor. De moderne Nederlandse wetgeving is eer tot vroegere praktijken terugge keerd, want in art. 147 van het Wetboek in Strafrecht komt deze bepaling voor: Met gevangenisstraf van tén hoogste Enkele opmerkingen over d bestrijding van het kivaad drie maanden of geldboete van ten hoog ste honderd twintig gulden wordt ge straft: le. hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, door smalende Godslasteringen op voor godsdienstige gevoelens krenkende wyze uitlaat. ou niet durven beweren dat dit artikel al vaak is toegepast, maar waag met alle gepaste eerbied het ter overweging te geven aan minister Lief- tinck, die hierin wellicht een aanzienlijke stijving onzer berooide schatkist zal ver mogen te vinden. Misschien zou het over weging verdienen de gewone belasting biljetten door mannen der wet per soonlijk te doen uitreiken. Ik heb eer vermoeden dat er dan dadelijk bij die uitreiking al zijde zal gesponnen worden op grond van enigszins ongekuiste taal. De volgende maal iets over bastaard vloeken. Dr F. C. Dominicus. Om in de stijl van het grieptijdperk te blijven: mishandelt en sloopt de dokter nu feitelijk zijn patiënten of moeten we omgekeerd zeggen dat de zieken langzaam maar zeker hun artsen van kant maken? Ik heb me dot at heet vaak algevraagd. mant ik be' bf"'kt elJ1^n.J""/11 uur kunnen meemaken. Laten we zeg gen dat er op zo'n morgen vijftig pa tiënten zijn en dat geval voor geval een uitvoerig onderzoek zou beteke nen. Laat elk onderzoek dan in tien minuten afgelopen wezen; dan zit je voor zo'n spreekuur al 500 minuten, oftewel ruim 8 uur dus van 's mor gens acht tot 's middags vier. Maar aantref. Dan dringt zich de vraag a i geneesheer en lijdende mensheid ondertussen zijn de patiënten van het middagspreekuur komen opdagen en - dus ben je om vier uur nog niet ge- SfJÏÏ. ,S,e!Ï!S;" "L.® Wanneer kom je dan aan de bed- r> airrntn nnno on~ legerige patiënten toe?" v-_ geeft ingewikkelde en wetenschappe„lll>UUÏOJJll i buitenstaander op: „Wiens schuld Hff"hZiOÜL. dus ben''je ,JJe schuld verslag: „De vorige week was ik toch l^tste pleuritis bedoeld ii verschrikkelijk naar, dat ik einde- ar eens naar het spreekuur ging; nou, ik kom de kamer nog niet binnen of die dokter zit al een receptje De vage klachten zijn overigens nog ingewikkelder, want wat te be ginnen met een patiënt, die enkel maar vertelt dat hij zo beroerd Ja, dat kon ik ook niet begroten en h\j vervolgde: „Als een zieke binnen komt, ken je 'm in de meeste gevallen en je haast je om alvast z'n naam op het receptje te schrijven dat spaart drie minuten stond ik alweer buiten. Ze nemen geen notitie van een ziek mens en ondertussen betaal je er toch maar voor. Onderzoeken ho maar../' De ex-patiënt, die niettemin baat bij het recept blijkt gevonden te heb ben, want hy is al weer zo gezond als een visje, kijkt zeer verongelijkt en ik dan besluit hem recht te laten wederva- nuw beroerd weet-u-wel?" En laten INDRUKKEN UIT DE VOLKSWIJK Ik ben tenslotte deze klacht al vaak tegen gekomen dat je wel ee het naadje van de kous wilt weten. dat het de nuwe zijn óf griep, vooral de senuwe, want het is won derbaarlijk, waar die al kunnen op spelen: ze kunnen in je buik zitten, je hoofd, in je hart, in je linker enkele dure seconden. Maar i het merendeel van die meeste geval len weet je ook meteen wat hij heeft. Dat is juist de ellende, dat er een groot aantal mensen is dat feitelijk niets heeft, maar dat zichzelf verschrikke lijk gewichtig vindt of dat een officiële sanctie behoeft om thuis te kunnen blijven. En daarbij bederven degenen, die denken „We zijn toch in 'n fonds en Maar toch J™ «aan ate er maar ateer een, heen" Dus vraag ik: „Wat mankeerde je dan kleine teen en in je wijsvinger. Wan- eigenlijk precies?" Ik weet wel, dat ik me daarmee op glad ijs begeef en nooit dat ik gevaar loop in een soort kwak- en d« zalversloopbaan te vervallen. Ik ook dat er predikanten geweest zijn, die tot hun diep onheil deze paden dat je daar wijzer betreden hebben. Maar ik voel me die kijkt toch n toch niet verantwoord als ik de hele zijn receptje al zaak maar laat rusten, en dus: „Wat gezegd hebt. mankeerde je?" en dan komt het re laas van de ziekte een zeer uitvoe rig en uitgesponnen relaas soms en een andere maal een zeer kort en vaag verhaal. Het wijdlopige biedt voor lichting omtrent heden en verleden; degenen, die met werkelijk ernstige klachten komen. Terwijl de eersten je hoognodige nachtrust nog bederven om 'n aspirientje, wachten die laatsten vaak veel te lang eer ze zich aanmeldenDe dokter zucht eens; de zucht van een veelgeplaagd mens, wie het onmogelijk wordt ge maakt om goed voor iedereen te zor- IGelukkig; er zijn ook dankbare ge- je; die schrijft vallen. Het oude baasje kijkt me stra- woord lend aan als het gesprek op zijn dokter komt. Niemand gaat daarboven of zulke klachten ben ik het moest de wijkverpleegster zyn. Die is 'n wonder: „Meneer, ze pakte me op, dat ik met mijn benen tegen de lamp zwiepte, en kijk nu eens hoe keurig ik er weer bijlig WIJKPREDIKANT eenmaal hebt, raak je eer kwijt en ze trekken her en der, zodat je van week tot week nieuwe klachten hebt en al maar weer het doktersspreekuur loopt. Niet Met vele zelf eens naar 'n dokter toegegaan en heb hem gevraagd wat er nu eigenlijk van aan was. Hij lachte wat triest, toen ik mijn verslag gedaan had, en zei: „Je moest maar eens één spreek- lid van de gemeenteraad te Alblasser dam. daarna wethouder en loco-burge meester. (Deze gemeente eert hem thans met eèn „Van Eesteren-singel"). Gelijk tijdig had hij in het kerkelijk leven een belangrijke stem; in 1908 werd hij een der medeoprichters der C.H.U. (later lid hoofdbestuur). Voorts was hij bestuurs lid van de Ned. Herv. School te Scheve- ningen, van de gem. C.H. Kiesver. Den Haag en van 1919 af lid van de Prov. Staten van Zuid-Holland. Hij had zitting in het dagelijks bestuur van het Chr Werkgeversverbond, de Hoge Raad van Arbeid, de Commissie van Werkverrui ming. de Ned. Werkloosheidsraad, Nijverheidsraad. de Rijkscommissie Werkverschaffing, het Scheidsgerecht tot uitvoering van de Ziektewet en de Raad van Arbitrage van Bouwbedrijven it Nederland. Verder trad hij op als voor zitter van de Patroonsbond Bouwbedrij ven, van de Ver. De Nijverheid, afd. Den Haag N.A.P.B. en als tweede-voorzitter van de Aannemersbond. Hiermede zijn we echter nog niet volledig en het i duidelijk, dat de heer Van Eesteren het woord „vergaderen" in al zyn varianten heeft leren „vervoegen". Sedert hij tij dens de crisisjaren omstreeks '24 Alblas serdam verwisselde met Den Haag. volg den spreekbeurten en conferenties elkaa. een eindeloze reeks op en bleef ei jor de rubriek vrije tijd niets over. Maar nu Van Eesteren als bouwer: wij willen enkele van zyn grootste werken doch we zouden wellicht halve krant nodig hebben om alles op te Wij willen volstaan met het melden van het volgende, waarbij wij de eerste plaats de werken in Den Haag willen noemen: Uitbreiding grote ge meente-ziekenhuis aan de Zuidwal al daar, bestrating Marktterrein, kantoor Rott. Bankvereniging. uitbreiding A.K.U- fabrieken Arnhem, rubberlab. Delft, ver bouwing Oranje-Hotel Scheveningen Iterson-ziekenhuis Gouda, uitbreiding Ar tillerie-inrichting Hembrug Zaandam, kunstijsbaan A'dam, enz., enz. In totaal 150 werken van dit formaat Thans breiden de zonen van de heer Van Eesteren het bedrijf verder uit, van uit Zeist laat de pionier nog wel eens enkele keer zijn wakend oog over zijn levenswerk gaan, doch zijn gezond heid laat het niet meer toe, dat hij zich nog practisch mee bemoeit. Verpleegsters rekenen ook op U Vakbeweging doet een beroep op jonge vrouwen Er bestaan beroepen, die men niet opvat „om rijk te worden". Waarin niet materiële, maar vooral morele factoren de arbeidsvreugde bepalen. Maar waar soms de salariëring zodanig op de tweede plaats komt dat de arbei denden hun vaak teer verantwoordelijk •erk doen voor een loon, dat niet in verhouding staat tot de geleverde presta- Omdat dergelijke arbeiders door hun geestelijke instelling die overi gens voor hun beroep in hoge mate noodzakelijk is niet tot „kankeren" komen of tot een actie ter verbetering hun sociale toestand, zien wij vaak alleen aan het verloop van arbeids krachten, dat er wat aan de hand is. Een dergelijke toestand kenden wij tot voor kort bij het verplegende personeel onzer ziekenhuizen. „Tot voor kort", want de Chr. Vakbeweging wyst er op, dat er al heel wat is verbeterd en dat er uitzicht is op verdere verbetering in sociale omstandigheden en waardering voor deze arbeid Daarom doet de Chr Vakbewe ging een beroep op de Nederlandse jonge meisjes om aan dit mooie beroep hun aandacht te schenken. Er bestaat thans een zodanig tekort aan verpleeg sters, dat in sommige inrichtingen gehele afdelingen wegens personeelstekort ge sloten moesten worden. En de Chr. Vak beweging meent, dat, om te kunnen voort-werken aan de sociale positie der verpleegsters, toevoer van nieuwe, jonge krachten in haar gelederen en dus ook dit beroep, noodzakelijk is. In vele inrichtingen heeft reeds overleg plaats met de personeelsorganisaties en men is vele gevallen gekomen tot een ge zonde samenwerking. Ook doet de Chr Vakbeweging een beroep op de gediplo meerden, om hun werk niet neer te leggen, tenzij dit dringend noodzakelijk Zij toch moeten de jongeren bijstaan het bedrijf en bij him intrede in de i Chr. Vakbeweging. En de Chr. Vakbe weging nodigt allen uit, die op een of andere wijze op dit terrein werkzaam zijn, om in samenwerking te trachten, het peil van de verpleging te verhogen, de reeds verkregen rechten te bescher- aar dat nodig blijkt te zijn, de verdere uitbouw van de rechtspositie van het gehele personeel te bevorderen- C.J.M.V.-bondsdag weer in Den Haag Evenals in 1947 houdt het C.J.M.V. op Hemelvaartsdag zijn Bondsdag in de Haagse Houtrusthallen. Des middags zal een declamatorium worden uitgevoerd, speciaal voor deze gelegenheid geschre ven door de dichter Jan H. de Groot De muziek is van de heer D. Hol te Dor drecht. Behalve Haagse tamboers en pij pers en andere groepen bondsleden, zul len een groot C.J.M.V.-koor en sympho- nie-orkest onder leiding van de compo nist hieraan medewerking verlenen. Men verwacht circa tienduizend bezoekers. „Door het kind, voor het kind", een mooie leuze, die echter een slechte zaak dekte. De Amsterdamse politie heeft de 29-jarige H. D. J.. die z.g. een liefdadig- heids„stichting" had georganiseerd, in dit verband nader aa*i de tand gevoeld. Men vermoedt, dat hier oplichting in GRIEP Sanapirin ver! dagen. Tabled U HEBT deze 'w da i tUNtm IE ZEN'S dat Delft voor een pri meur* zorgde, door een 24-jarige baby voort te brengenWerd als Nzoerlands wereldburger nr. 1 geboren en. gaat beroepen doen op het gezond verstand terwifle van dc wereldvrede. Erg moedig. Want qelooPt U aan qezond ven stand Terwgl in Japan ouders Hun kin. deren verkwanselen om aan_ brood en aardappelen te kun. non komen f Zich noemende on schrijvende* - vei lig M heidsraden woeden met resolute resoluties,dïe resulte ren in revoluties Barlieden Cadillacs als fooi krij gen als zü handelsreizigers aan kamers helpen Siagapoorsc Ch'nezenindckrcop komen met hun bruiden als zu en masse haar» de BurgcriykeStand gaan En in Limburg een volslag )cn onervaren merel vijf eio - - in een Januari nest legde? \ls de wijsheid van de.Fon van» Bikom er niet wasdie het best vinoft dat de 110 vrouwendie hü maar heeft weer naar moe" oaan, of die van de 77-jarige. BrusseJse damedie c, nee-Pt van de mensen en nu c_. wel eens echte alligators lui paarden en pygmecen wil zien, benevens Wessei Lotendie de heide bij Kralo weer optrekt met 70 schapen en dat veiliger vindt dan het lidmaatschap uan de Commissie van Drie gewiswij zouden al onze ha- i ren verliezen Maar oelukUiq is er Het plaatsje Een (Dr.), waar de dorps kapper uit biljartballen cocosnotanmaakt. (In t land der blonden is Eon-h^ar koningDaar vindt U thans,op hun kalende kruinen, speurend naar leven: A

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1949 | | pagina 5