tl
•Tv
DOODGEWONE ONTDEKKINGEN IN HET
DEFTIGE HAAGJE
Hoe een ar listen familie zich
omhoog worstelt
JANNEN, PEETEN EN KLAZEN
Nog steeds geen eigen zender
en nog geen geld uit Londen
„Het brood der liefde"
h
di9W
3
ZATERDAG 15 JANUARI 1949
(Van een onzer verslaggevers)
Het Lamgroen is een plek van zand en sintels in het hart van Den Haag. Er staan
huizen voor. Die van het Spui. En huizen achter. Die van de Nieuwe Haven. Een
smid slaat er dag aan dag ijzer op ijzer. Dat geeft een feestelijk geluid. Maar ook:
de brute onbeschaamdheid zit er te kyk met wijd opengeschoven gordijnen- Dat
geert, by avond, een vals licht op het plaveisel. Er is daarnaast de knusse huiselijk
heid, op dat zand en in die sintels, van de woonwagen der familie Van Stjjl, die er
Du al weer een poosje staat.
Internationaal noemen wij Den Haag.
Dat wil zeggen, dat er in onze poorten
veel vreemdelingen zijn. Wat doen zij?
Hoe leven zij? In een artikelenreeks
hopen wij U een antwoord op die
vraag te geven.
Een trapje voert, van het zand, naar
de wagendeur. Maar ziet U die glim-
punt bereikte in de vijftien huwelijks
jaren, om dan weer weg te zinken, in
de meest troosteloze armoede. Maar de
Van Stijls zagen het nooit zo. „Uit de
tegenspoed de mogelijkheid van herstel
halen", Zeiden ze tegen elkaar.
En nadat de Duitse aanval op Rotter
dam hun tent en wagens in vlammen deed
Van Stijl gelegenhei# een nieuw pro
gramma voor te bereiden en zich klaar
maken voor het grote moment als de
jonge zoon van tien. veertien zal zijn
er een programma door heel de. familie
gebracht kan worden.
Men oefent op allerlei muziekinstru
menten: hobo, trompet, accordeon
slagwerk.
Op een kamer van een huis in
Lamgroen worden nieuwe toeren inge
studeerd en oefent de jeugd met haltei
en ringen En als u zo met vader en moe
der Van Stijl zit te praten, gaat omzich
tig de deur open én een jongensstem
zegt: „vader, ik druk die dunne plaat er
twee dikke, ik ben twee dikke vooruit
gegaan." Dat heeft betrekking op zijn
oefeningen gewichtheffen en de vader
vermaant hem: „goed te leren springen."
,Dat zit er al jong in", zegt de vader.
En toch zijn noch hij, noch zijn vrouw
artistenfamilies. Mevrouw Van Stijl
bracht haar prille jaren van 4 tot 16 jaar
:n klooster door, nam toch de sluier
aan, maar huwde, 19 jaar oud. met
de oud marineman Van Stijl, die als
itroos, al uitblonk bij de sportoefenin-
n en als cowboy een nummer maakte,
lar de mensen bij bleven staan!
„En dat moet je hebben", zegt vader
Van Stijl. Als je met een harmonica de
t op gaat en een stukje speelt, geven
ensen je een cent. Maar als je ze een
toer laat zien. iets waarover ze zich ver
bazen, dan geven ze een dubbeltje of
kwartje."
dat is de stijl van Van Stijl en bezie
hun woonwagen in het Lamgroen, rein
zand en sintels, en zeg of het geen
prima stijl is!
Diende marmeren tegels daar? Die legde
de heer Van Stijl zelf, om „het inlopen"
te voorkomen. Hij, zijn vrouw, met wie
hij binnenkort vijftien jaar getrouwd zal
zijn en de kinderen vier in getal van
veertien, twaalf, tien en één jaar, trek
ken de schoenen uit, voor ze binnengaan.
Maar u, als bezoeker, veegt extra de
voeten op de dweil, die mevrouw Van
Stijl zo juist voor u uitgewrongen heeft.
En dan staat u in hun knusse woon
kamer, waar het koper van de vogelkooi
glimt en het crucifix, op de kast tegen
de achterwand, vrede uitstraalt.
Een artistenfamilie. Dat zegt de kaart
boven de stoel van de heer des huizes:
Ter herinnering aan Uw 25-jarige artis-
tenjubileum: 2 Augustus 19212 Augus
tus 1946.
En foto's langs de wand! Van de hele
familie behoudens uiteraard de baby
in actie op nationale feesten en op
dorpspleinen in heel het vaderland.
Cowboy-nummers, als lassowerpen,
zweep-zwiepen, acrobatiek, paardrijden.
Mogelijk hebt u ze eens zien werken bij
de feesten van vorig jaar. En uw bijdrage
gegeven, voor de opbouw van dit merk
waardig bedrijf, dat steeds een hoogte-
BOEKBESPREKING
F. K. van Iterson. Parlement
en Kiezer. 32e jaargang (1948-
1949). Martinus Nijhof, Den
Haag.
De na de oorlog herstelde traditie van
een jaarlijkse uitgave van „Parlement en
Kiezer" is ook voor het parlementaire
Jaar 19481949 weer voortgezet. Een aan
beveling voor dit bekende boekje be
hoeven we wel haast niet te schrijven
Het is geheel bijgewerkt, wat van bij
zondere betekenis is. omdat de verkie
zingen van het vorige jaar nog al enige
persoonswisseling in de beide Kamers
der Staten-Generaal en in het nieuwe
kabinet met zich hebben gebracht. De
betekenis van het werkje ligt echter niet
alleen in het de belangstellende (of be
langhebbende) inlichtingen geven over
de levensloop van de Nederlandse volks
vertegenwoordigers en regerenden. De
bijgewerkte beginselprogramma's en de
verkiezingseisen van de verschillende
politieke partijen worden er eveneens in
aangetroffen, evenals de reglementen van
orde voor de beide Kamers der Staten-
Generaal. Het boekje zou nog aan
waarde winnen, wanneer de Hoogmogen
de Heren zouden goedvinden, ook hun
telefoonnummers te doen vermelden. En
ten slotte zouden wij gaarne opgenomen
zien een plattegrond van de beide ver
gaderzalen. met aanduiding van de plaat
sen, waar de leden gezeten zijn.
opgaan, gingen zij, opnieuw „met niets'
aan het werk, tot, in 1944, Arnhem hen
een woning bood met al het comfort, dat
men aan een woning stellen kan. Toen
doken daar de parachutisten neer. Weer
waren zij alles kwijt op een vorde
ring voor oorlogsschadevergoeding na
en weer kon de familie van voren af
beginnen, maar nu, na een lange,
cuatietijd in Friesland en in Zwolle. Daar
is men aangevangen met één zelfgebouw
de en één overgenomen wagen, die ni
naast elkaar in het Lamgroen staan. De
blauwe, van board, de bruine van
doek: requisieten-wagen en slaapwagen
voor de kinderen. Ook dat is een hele
geschiedenis geweest, want de w
wagen, die de heer Van Stijl gedurende
de bezetting had, werd hem afgenomen
door de Duitsers, door de Canadezen als
oorlogsbuit genomen en door de Neder
landers later afgevoerd naar het terrein
van de nieuwe Alexanderkazerne. Waar
men eigenlijk niet weet, wat er me
doen. Maar de familie Van Stijl,
maanden gehad heeft, dat zij er zeei
verlegen was, kreeg hem niet terug!
Die wagen van bruin zeildoek heeft zij
n.l. met dubbeltjes en kwartjes bij elkaar
verdiend in die eerste maanden n;
bevrijding. Vader en moeder Van Stijl
trokken er toen samen op uit en de kin
deren pasten een paar dagen op elkaar.
De wagen was een restant uit een Cana
dese legerdump, die echter een flink
prijsje moest opbrengen, aanvankelijk
nog geen wielen had, doch op benzine-
blikken stond en tenslotte met een onder
stel gecompleteerd werd, maar
nadat wéér een som met verkoop
prentbriefkaarten en 't brengen van
boynummers, bij elkaar gescharreld
Met een gehuurd paard werd de eerste
zomerreis gemaakt, door Friesland. Zij
gaf in de winter van '46'47 gelegen
heid tot het zelf bouwen van de blauwe
wagen. En inmiddels woonde het hele
gezin in de wagen van zeildoek. Niet
zelden kwam het voor, dat er vijftien
centimeter ijs uit de wagen gehakt moest
worden, voor de familie er 's morgen in
verkeren kon. En de eigen wagen stond
daar maar bij de nieuwe Alexander
kazerne. van hout en van ale gemakken
voorzien. Maar afblijven was de bood
schap. Dat zijn rare en nare dingen in
dit goede land.
Die blauwe wagen is intussen klaar ge
komen en, reizend en trekkend, is de
familie, al geld verdienend langs
wegen, de kinderen lerend uit het boek
dat de natuur is, en uit de boeken
de schippersschool en de scholen hier
daar en nu natuurlijk in Den Haag, ni
het Lamgroen gekomen!
De winter is een slechte tijd voor
artisten, die niet over een eigen tent be
schikken, maar zy geeft de hele familie
ilche-
.-VI.)
'n ca
i. Ze
helde
Hoe lang mogen dienstplichtigen in Indië
worden gehouden?
Zonder wetswijziging tot uiterlijk eind 1949
(Van onze Parlementsredacteur)
m onzer lezers stelde ons onlangs
•en vraag, die zeker leeft in de harten
Van vele vaders en moeders, die een zoon
in Indonesië onder de wapenen hebben.
Hij is n.l. verontrust door het feit, dat
destijds de demobilisatie van de mili
tairen in Indonesië werd stopgezet, ter
wijl er o>p het ogenblik uiteraard geen
Zicht op is, wanneer de demobilisatie zal
worden hervat en informeert: mag dat
zomaar. Hij meent, dat de beide
Kamers der Staten-Generaal destijds zich
verenigd hebben met een wetsvoorstel,
dat het uitzenden van militairen naar
onze gebiedsdelen buiten Europa moge
lijk maakte, met een limiet van
tw e
Dit laatste is tot op zekere hoogte een
misverstand. Na de herziening van de
Grondwet in het eind van 1946 kan de
Uitzending van dienstplichtigen van de
Landmacht, zonder hun toestemming, ge
schieden krachtens een wet. Deze wet
4 Augustus 1947 tot stand en trad
in werking op 13 Augustus d.a.v. Het
artikel van deze wet bepaalt in de
eerste plaats, dat dienstplichtigen naar
Indië, Suriname of Curagao kunnen
Worden uitgezonden en zegt vervolgens:
.Hun verblijf aldaar duurt niet langer
dan tot het einde van 1949, tenzij het
hun eigen toestemming dan wel bij
de wet wordt verlengd."
voorbereiding van deze wet
heeft de regering uitdrukkelijk geen be
paald standpunt willen innemen t.a.v. de
vraag of ter uitvoering van het nieuwe
artikel 192 van de Grondwet een wet
van algemene strekking wenselijk zou
lijn of dat telkeps, wanneer bepaalde
omstandigheden zich zouden voordpen,
een wet die uitzending mogelijk maakt,
zou moeten worden ingediend. In af-
waohting van diepgaand beraad over
deze vraag was aan het ingediende wets
ontwerp het tijdelijke karakter verleend,
waardoor militairen niet zonder nadere
regeling na 1949 buiten het rijk in Europa
mogen worden gezonden.
En nu de termijn van twee jaren. In
de toelichting op de wet verklaarde de
regering, dat de datum van eind 1949
was gekozen in verband met de opzet,
volgens welke de dienstplichtigen on
voorziene omstandigheden voorbehouden
voor geen langere termijn dan twee
jaar in de tropen zullen verblijven. Hier
door was het mogelijk, dat de dienst
plichtigen, die volgens de in 1947 be
staande plannen aan het eind van dal
jaar ter aflossing van andere troepen
naar Nederlands-Indië zouden vertrek
ken, nog twee jaar lang in de tropen
zouden kunnen dienen.
Samengevat is de toestand dus z<
opzet der regering is, dat dienstplich
tigen niet langer dan twee jaar i:
tropen dienen. Onvoorziene omstandig
heden (zoals nu de onrustige toestand
op Java) geven de regering het volste
recht, vóór eind 1947 uitgezonden dienst
plichtigen langer dan twee jaar in Indo
nesië te houden. Voor alle uitgezonde
nen, dus zowel voor de troepen, die vóór
als voor hen. die na eind 1947 zijn uit
gestuurd, geldt echter, dat ze, onder de
huidige wetgeving, uiterlijk eind 1949
naar Nederland moeten terugkomen. Om
hierin verandering te brengen zal eerst
een nieuwe wet moeten worden aange-
AAN EEN RADIO-ARTIST
't Is niet omdat ik sikkeneurig
Of, wat je noemt, zwartgallig ben,
Maar, om met griep de gek te steken
Is, dunkt mij, toch verkeerd bekeken;
Dat moet me even uit de pen.
Men maakt er grappen op, zelfs liedjes,
En zingt die met een vlot refrein;
Doch 't kan me heus niet erg bekoren
Om zulke liedjes aan te horen;
Ze doen me echt een beetje pijn.
Hoewel tot heden de symptomen
Niet wijzen op een slecht verloop;
Men hoeft geen pessimist te wezen
Om voor het griep-gevaar te vrezen,
Dus spotten lijkt me heel goedkoop.
Trots al het wetenschapp'lijk kunnen
Maakt 's mensen nietigheid mij stil;
Wij zijn zo groot in eigen ogen,
Doch groter nog in onvermogen,
Dat toont die kleine griep-bacil.
Toch spreekt men
Als middel ter beveiliging;
Dit lijkt me beter, dan zich spitsen
Op 't zogenaamd atomen splitsen.
Met als gevolg: vernietiging!
Gré KempenSterkenburg.
Van de afdeling beleggingsadviezen
der Incasso Barak N V. ontvingen we een
:tal belangwekkende brochures- De
eerste over Industriële obligaties (2e uit
gave). de tweede over Nederlandse c
heidsobligaties (22ste uitgave)
theoretische koersen op 1 Jan. 1949.
III.
Maar de Jannenfamilie is nog groter
dan Potgieter aangeeft. Wanneer Hilde-
brand 's morgens in een kamerjapon in
de ontbijtkamer van de familie Stastok
komt, gelijkt hij naar Pieters mening op
de grootste Jannen der Utrechtse Acade-
Hildebrand vreest zelfs dat zijn
neef hem voor een overgegeven lichtmis
houdit.
En kent ge Jan Hen niet, de man die
zich met keukenzaken bezighoudt of Jan
Gat, die Bilderdijk im „De Waarheid en
Ezopus" als het type van de ezel schil
dert?
We mogen ook Jan en alleman niet
vergeten, die ten onrechte zijn midden
moot heeft, want oorspronkelijk sprak
en van Jan Alleman, daarmede „ieder-
5ii" aanduidend.
Zelfs heeft Jan zijn naam gegeven aan
versahillende spelen o.a. aan het jassen,
>ven Jan zijn betekent dal
men een zeker aantal punten heeft ge
haald. Vandaar dat het thans beduidt de
moeilijkheden te boven zijn.
Een Janboel wijst op een drukte, of
onordelijke rommel. Eigenaardig is
tegenstelling met de Jannen va:
Utrechtse Academie bovengenoemd, hier
naam een sukkel aanduidt.
Jan de Wasser is de echtgenoot van
:n vrouw die de broek aan heeft. Hij
heeft zijn naam te danken aan een zeer
bekende 18de eeuwse kinderprent, w
op de verkeerde wereld wordt voo
ste-ld.
Wie ten slotte zich met een Jantje
Leiden van iets afmaakt, zal er w
schijn-lijk niet aan den-ken dat de vader
deze uitdrukking de beruchte Jan
Leiden of Jan Beukelszoon, het hoofd
der Wederdopeers is, die in de 17de
bekend was als een man die „door
syne bedriechlicke scherpsinnicheydt
ende cloeckheydt" de mensen wist te be
driegen (Stoett).
Wanneer we rau tot de Pieten komen,
m noemen we natuurlijk eerst zwarte
Piet (ik bedoel de echte, die van Sinter
klaas). Helaas, zijn nakomelingschap is
deze tijd uiterst berucht geworden en
ik ben vast overtuigd dat we een volgend
jaar best de goede Sint kunnen zien ver
schijnen met een andere knecht of al
thans een verdoopte. Want de zwarte
Piet is tot de kwade Pier geworden, een
andere benaming voor de duivel, die in
Zuid-Nederland ook wel Pietje Pek heet.
Pietlut en zijn afleiding pietluttig heb
ben wellicht Jiun ontstaan te danken aan
de lot of lutte, d.w.z. de dot die de zui
gelingen vroeger en soms ook
ondanks de grotere hygiëne, in de mond
krijgen om ze stil te houden. Een Pietlut
is dus feitelijk een zuigeling met
>t in de mond, zeker wel het toonbeeld
an onbeholpenheid en onbenulligheid.
Pietje de voorste heet gewoonlijk haan
tje de voorste. Sommigen dichten bij de
oorsprong van deze uitdrukking
apostel Petrus, dde immers zulk een drif
tige. voortvarende natuur had, maar deze
wordt toch nooit Pietje genoemd en bo
vendien is evenals Jan ook Piet
woord, dat in tal van uitdrukkingen
komt. zonder dat men aan een bepaalde
persoon denkt, wat die oorsprong betreft.
Ik noem hier bijv. Pietje Rechtuit, Pietje
Precies, Pietje Vliegop en Piet
v>oord dat op pot rijmt.
Van de Klazen zijn het meest bekend
Klaas Vaak, een houten Klaas
stijve Klaas. Evenals bij een Stoffel heb
ben we hier waarschijnlijk te doen
de herinnering aan de grote houten
standbeelden uit vroeger tijd, die
het wonder van
typisch plomp, onhandig uiterlijk hadden.
Een vrolijk Fransje heeft zijn beieke-
is te danken aan de titel van een 17de
;uwse roman. Misschien zal nu de een
of andere Nurks me verwijten, dat veel
het bovenstaande een redenering van
Jan Kalebas is of een ongelovige Tho
mas zeggen dat sommige afleidingen hem
onwaarschijnlijk voorkomen. Maar 't is
hele Piet. die een domme Hans en
Salomo beiden tevreden kan stellen.
Daarentegen zou Joris Goedbloed kun-
beweren dat men van Lotje getikt
moet zijn om zich iets aan te trekken
at Jan, Piet en Klaas zeggen. Van
vele uitdrukkingen, zoals: een brave Hen
drik kan men nauwkeurig de afleiding
nagaan. Maar op sommige vragen daar
omtrent moet men antwoorden: „Dat mag
Joost weten."
En ik zeg zelf:
Al had ik Salomo's wijsheid
En Croesus zijn gewin,
Dan kon ik nog niet bakken
Naar iedereen zijn zin.
Den Haag. Dr F. C. Dominicus.
Ik was geheim agent in oorlogstijd (14)
BRAM VAN OORD GAAT NAAR FRANKRIJK
Ik slenter op een winterdag van het jaar 1943 over het natte en droefgeestige per
ron van het station Utrecht in afwachting van een trein, die me naar Den Haag zal
brengen. Alles wat er gedurende de vier weken, die ik nu in Holland ben, is ge
beurd, flitst me zonder enige samenhang door mijn hoofd. Ik probeer de dingen, die
i bereikt heb, samen te vatten: ik heb contact gekregen met een paar belangrijke
figuren, doordat Joop Stallinga me geïntroduceerd heeft bij redacteuren van ver
schillende ondergrondse bladen. En nu ga ik naar Den Haag voor nieuwe bespre
kingen. Ik geloof wel, dat ik tevreden kan zijn en ik hem mijn succes met nauw
verholen trots aan Londen medegedeeld.
grijze hemelgewelf, voel ik een heftig
Wat mij persoonlijk betreft, ik raak
gewend aan mijn rol van Engels leraar,
ondergedoken om niet als officier van
het voormalige Nederlandse leger naar
Duitsland gezonden* te worden. Ik ben
hierin zelfs zo goed geslaagd, dat
iemand uit Doorn, die me toevallig bij
Bram van Oord thuis ontmoet heeft,
mij heeft overgehaald zijn twee dochter
tjes Engels te leren. Ik heb het aange
nomen met al het zelfvertrouwen, dat
ik me langzamerhand heb eigen ge
maakt.
Ik wil echter niet zeggen, dat ik niet
meer nerveus ben. Wanneer ik schouder
aan schouder met een Duits soldaat in
de tram zit, word ik nog steeds door
zeer gemengde gevoelens bestormd:
vrees, vermaak, angst en durf. Het blijft
een vreemde gewaarwording. Als ze
eens wisten
Er is geen nieuws over e#n zender, er
is nog geen geld gekomen en van Geor
ge kreeg ik het alarmerende bericht,
dat wanneer ze in Londen niet opschie
ten. de sneeuw elke dropping voor een
paar maanden onmogelijk zal maken.
Mijn telegrammen, waarin ik zo duide
lijk mogelijk het dringende karakter van
de zaak uiteengezet heb. schijnen weinig
indrul» te maken en dit is des te pijn
lijker, omdat mijn afkeer van het dilet
tantisme der amateurs in Doorn is toe
genomen en daarmee ook mijn verlan
gen naar onafhankelijkheid.
Mijn trein rolt binnen. Ik heb in iets
minder dan een maand datgene geleerd,
waarvoor de andere Hollanders, drie jaar
de tijd hebben gqhad, namelijk je met je
ellebogen een weg door de menigte te
banen, die fanatiek om de portieren
De warmte en de onverdrage^ijke
stank van „eigen teelt" om me heen,
maakt het onmogelijk me te concen
treren op het Engelse boek, waarin ik
zit te lezen. In plaats van uit het raam
te kijken begin ik over het verleden en
over de toekomst te dromen. Bij het zien
van dat lage, vlakke land, onder 't hoge
JUWEEL UIT DE ZWEEDSE LITERATUUR
De roman „Het brood der liefde"
Peder Sjorren is een verrassing en
dit werk hebben we ongetwijfeld
een der schoonste boeken van de heden
daagse Zweedse literatuur in handen ge
kregen. Dit boek is geen debuut van
deze 42-jarige auteur. Op 39-jarige leef
tijd publiceerde hij zijn humoristische
roman „Svarta Palmkroner" (Zwarte
palmkronen); in 1947 verscheen zijn
derde boek „Jag vill ga ned till Thim-
nath" (Ik wil naar Thimnath gaan). Met
deze werken heeft Sjogren zich in de rij
v. d. prominente figuren uit de moderne
Zweedse letterkunde geplaatst. Hij is
met Selma Lagerlöf (1858-1940), die in
ons land grote bekendheid verwierf, een
begenadigd verteller, al ademt zijn werk
dan ook een andere geest.
De 20ste eeuw heeft, voor wat de
Zweedse prozakunst betreft, verschillen
de sterke figuren opgeleverd. We noemen
hiervan Martinsson. Johnson en Lager-
vist. Een nadere beschouwing van deze
figuren is op zichzelf belangrijk genoeg.
Vandaag moeten we echter volstaan met
de algemene opmerking dat hun werk
veel meer dan dat van Sjogren een meer
specifiek Zweeds, of anders, een meer
Noors karakter draagt. Het typisch trage
en gedragene met een ondertoon van
weemoed, waar een niet te ontkenuen be
koring van uitgaat. Een voorbeeld daar
van, dat iedere lezer kent, is de Noorse
trilogie van Trygve Gulbranssen. De
weemoed, die soms uit Sjögrens werk
spreekt, is van meer algemeen mense
lijke aard, aangrijpender en herinnert
aan de Russische literatuur. Het is daar
om ook begrijpelijk dat men hem verge
leken heeft met Latzko of een Poesjkin
(1799-1837), welke laatste zicü onverge
telijk heeft gemaakt met zijn romar
„Jewgenij Onegin".
Inderdaad, Sjogren is een wondere
verteller, die vertelt omdat hij het
tellen zelf lief heeft. De rustige gan
de ontwikkeling van zijn verhaal heeft
iets natuurlijks. Het heeft geen exce
nodig, men luistert ademloos^ Sjogren
gaat voort zonder zich te bekommeren
waar zijn verhaal hem brengen zal
daarin schuilt een boeiend element. Het
gegeven? Een soldaat van het Fins-
Russische front treedt op een dag de ka
mer binnen van een vrouw die hij moet
zeggen hoe alles in zijn tverk is gegaan.
Niet slechts toen er één stierf, maar toen
er twee stierven,
twee broeders. En
dan volgt het ver
haal, dat zich af
speelt op een een
officier, drie
Zweedse vrijwilli
gers in Finse
krijgsdienst en een
Russische krijgs
gevangene het be
staan delen. Een
prachtig verhaal
gïattSd! «n "S3Ê PEDER SJOGREN
fende sfeer en zuivere visie. Goed ver
zorgd uitgegeven door N. P. Leopold te
Den Haag.
De inspiratie voor deze roman heeft
Sjogren opgedaan toen hij als vrijwilli
ger dienst deed in de Fins-Russische
oorlog in 1939-1940. Zijn leven is tot nog
toe zeer avontuurlijk geweest. Hij werd
in de Zweedse provincie Smaland in 1905
geboren als zoon van een landeigenaar.
Hij trok al vroeg naar het buitenland:
Rome en Parijs. Studeerde talen
en schone kunsten. Was als jongste
buitenlandse correspondent verbonden
aan het dagblad „Dagens Nyheter".
Reisde door Europa en vestigde zich in
Spanje gedurende zes jaar. Schreef brie
ven en korte verhalen van Spanje en
Afrika uit. Bij het uitbreken van de
burgeroorlog nam hij dienst in het leger
en vocht tegen Franco. Nam deel aan de
slag om Somosierra, dicht bij Madrid,
raakte gewond en werd teruggezonden
naar Zweden. Daarna trok hij weer als
journalist door Oost-Europa en de Bal
kan tot lïet uitbreken van de wereld
oorlog. Inderdaad een veelbewogen le
ven, rijk aan ervaringen. Eerstdaags zul
len ook zijn voornoemde romans in Ne
derland verschijnen, die we uiteraard
met belangstelling tegemoet zien.
H. St.
ontevredenheid
verlangen opkomen naar de huiselijk
heid, de rust en de warme veiligheid
van Engeland. Maar wanneer ik in ge
dachten daar terug ben. voel ik óók
weer het verlangen, dat i)Q daar steeds
gevoeld heb, naar diezelfde Hollandse
velden, diezelfde uitgestrektheid
ruimte, die
vervullen.
Plotseling wordt de deur naast me
opengegooid. In de doorgang staat een
Duitser en kijkt met hare. blauwe ogen
en het gewone arrogante gedrag onder
zoekend de coupé rond. Mijn ogen vlie
gen langs zijn distinctieven en op het
ogenblik, dat zij de zwarte ruit met de
zilveren letters S D. op zijn onderarm
bereiken, zegt hij met die koude, kort
aangebonden, militaire stem, die zo ty
pisch Duits is: „Sicherheitspolizei. Per-
sonalausweise, bitte!"
Is dit slechts een gewone contróle of
zoeken ze iemand? Het einige wat ik
doen kan is „gewoon" kijken
een tweede S.D.-man de coupé binnen
komt, begin ik weer lezen, alsof dit
myn twaalfde in plar van mijn eerste
controle is. Als de Di er bij me komt
kijk ik „toevallig" op. haal mijn ver
valste P.B. uit mijn portefeuille en over
handig het hem, terwijl ik met uitge
strekte hand om mijn kaart terug te ont
vangen. verder lees. Niemand kan er on
schuldiger uitzien, niemand kan zich
beroerder gevoelen.
„Bitte sehr". Hij geeft mij mijn P.B.
na een oppervlakkige controle terug.
„Danke schön!" mompel ik beleefd en
ben weer in mijn boek verdiept.
Aan het eind van de wagen schijnt er
iets niet in orde te zijn. Er is een korte
woordenwisseling en een man, die er
even onschuldig uitziet als ik, moet met
de twee soldaten mee. Wanneer ze weg
zijn, wendt mijn buurman zich plotse
ling tot mij en zegt met een -merkwaar
dige glimlach: „U heeft geluk gehad, dat
hij het niet gezien heeft!"
Mijn hart klopt me in mijn keel, maar
mijn gezicht blijft effen. Hoe ter wereld
kan hij op die afstand gezien hebben,
dat het vervalst was? „Hoe bedoelt U?"
zeg ik achteloos en probeer mijn stem uit
de hoogte te doen klinken om hem de
moed te ontnemen het gesprek voort te
zetten.
„Ik bedoel Uw boek. U weet toch wel,
dat het verboden is Engelse boeken te
lezen?"
„Het spijt me, maar ik ben het niet
met U eens", antwoord ik. „Zo ver ik
weet bestaat er niet een zodanige bepa
ling. En afgezien daarvan zou het al heel
dwaas zijn, wanneer ik als Engels leraar
de boeken niet mag lezen en bestuderen,
die ik voor mijn onderwijs nodig heb".
„U kunt zeggen wat U wilt", snauwt de
ander lomp, „maar een goed Europeaan
leest die boeken niet. Waarom houdt U
zich niet bezig met de taal van de toe
komst, de standaardtaal van het nieuwe
Europa!'
Dit is mijn eerste ontmoeting met een
NSB-er Ik kan niet gauw genoeg een
passend antwoord bedenken. Volkomen
overdonderend kijk ik m'n medereizigers
aan, die ons met kennelijk genoegen ga
deslaan.
„Weet U, meneer", zegt er een en
trekt een would-be ernstig gezicht, „dat
gaat U boven Uw pet. Mij óók, trouwens
Deze heer is blijkbaar één van die wei
nige intelligente, verlichte gelukkigen,
die alles zien. U en ik niet We kunnen
dat niet. Het is tragisch. Ik zou het zo
graag willen. Het paradijs te zien, het te
begrijpen. Ik lees de kranten, ik luister
r.aar de radio, maar het lukt me eenvou
dig niet. Ik ben bang. dat ik te stom ben."
,3arst!" zegt de NSB-er en dan is
ieder weer bezig met zijn eigen gedach-
Op de terugreis uit Den Haag waar
ik belangrijke besprekingen heb gevoerd
met verzetsleiders neem ik mij voor
Bram van Oord aan de tand te voelen.
Ik begin er mee, zodra ik in Doorn te
rug ben.
„Hoe ver ben je gevorderd met de
samenbundeling van de verschillende
verzetsgroepen?" vraag ik hem.
„Beroerd weinig." Hy snuift klei
nerend. „Ze hebben allemaal een bord
voor hun kop. Ze willen eenvoudig niet
zien!"
„Hoe bedoel je?" vraag ik onschuldig.
„Nou, ze zien er eenvoudig het^belang
niet van in. Ze zijn bang om hun zelf
standigheid kwijt te raken. Ze willen van
niemand bevelen aannemen. Het zyn alle
maal dictatortjes, je kunt ze gewoonweg
niet benaderen!"
Ik breng een zwijgende groet aan de
voorzichtigen, die verstandig genoeg zijn
om zich niet te laten overbluffen, die
ieder op hun eigen manier voortgaan de
vyand te bestrijden.
„Maar ik heb met een stuk of veertig
organisaties voeling en dat is meer
de helft!" bluft Bram plotseling.
Ik weet uit ervaring, dat er niet
wacht wordt, dat ik informeren zal hoe
hij aan die schatting van het aantal on
dergrondse organisaties komt.
„Wat zijn je plannen voor de toe
komst? Hoe staat het met dat plan-
Soesterberg?" vraag ik hem verder.
„Dat loopt prima. Onno gaat er n
gen weer op uit en vandaag of morgen
ga ik beginnen de inlichtingen op kaart
te brengen. Maar ik wil het je niet laten
zien, vóór dat het helemaal klaar is. Ik
heb nu wat anders, dat veel belangrijker
is. Ik heb met George gesproken en hy
zegt. dat er dringend een nieuwe vlucht
weg van Amsterdam naar Barcelona no
dig is, zowel voor piloten als voor on
dergrondse werkers".
„Hm. Zou wel goed zijn", geef ik toe
„Maar er zijn toch wegen nietwaar?"
„Zeker, maar niet goed genoeg. We
hebben goede kosthuizen nodig, waarin
de mensen opgenomen kunnen worden.
De eigenaars moeten allen bewapend
zijn, zodat ze zich zo nodig aan een ge
vecht kunnen wagen. Daarom ga ik naar
Frankrijk".
„Jij? Ik ben klaar waker".
„Ja, om contact op te nemen me.
verzetsbeweging daar. Die is prachtig
georganiseerd, weet je. Ik zal een
moeting hebben met de secretaris
Laval om verschillende dingen te be
spreken. Hij is één van de leidende figu
ren van de organisatie".
Ik ben volkomen overdonderd en weet
niets te zeggen. Maar de hele geschiede
nis staat me niet aan. Dit deugt niet
Asl tfueMy
DEZE
WEEK
- iAAJ dju KA-ovwO
KIDNNIEfol IIOIÉN:
dat ar gelukkig mensen zün}die
zich fi'izCs aantakken van Veilig
heidsraden en andere ernstige
djngen in deze wereldmaar cp run
eigen houtje \oor veiligheid en vro-
lykheid zorgen.
Zo d<2 New-^for»kersdie de radios
uit de taxib lieten slopenomeüt het
ether.verkeer,'twegverkeer meer
en meer in de wieier) reed
I (V w^de I
S-Ji A iN^aVTOCHT'U,
C.-J/J MT
En dat Londense theater, dat
z'n bezoekers aanraadt revol
vers af te geven aan de kassa
(vanwege de hartstochten).
Ear) bcetjz meer veiligheids-raad
zou geen kwaad gekund hebben in
Phcstwick, waar ze kinderen met
vliegtuigen laten spelen.
Dan doet meneer Edwar»d Tbscoe
In Plymouth het heel wat onschul-
met z'n verzameling zandkor
rels -Hy heeft ze af van 50 ver
schillende stranden.
De lang-gezochte klaas Vaak,
het zandmannetje
Minister ManshofG
laat zich intussen
geen zand in de O-
gen strooien.
Hy heeft ons vermaand minder
te drinken (water uitgezonderd)
cn te snoepen.
Maar z'n boeren in UÜJ
Ubachsbeng hebben
op Driekoningen de
bloemen toch buiten gezet.
wjy
Er waren gouden boeren, zilve
ren jonge boeren een 40-jarige
boerenleenbankeen 2D- jarige
fokvereniging an een 15 jarige
boerinnenbond.
Er was eigenlek maar één plaats*
v%oar ze echt aan het bekvechten
waren: in Amerika.
Twee papegaaien ,dle\>\
elkaar het succes op
de spraa<v.eostruo betwist
ten. '1 Leek Succes—-
TEKSTi Mfvoeix. ecevcv* ILL: «AAM.