tl •Tv DOODGEWONE ONTDEKKINGEN IN HET DEFTIGE HAAGJE Hoe een ar listen familie zich omhoog worstelt JANNEN, PEETEN EN KLAZEN Nog steeds geen eigen zender en nog geen geld uit Londen „Het brood der liefde" h di9W 3 ZATERDAG 15 JANUARI 1949 (Van een onzer verslaggevers) Het Lamgroen is een plek van zand en sintels in het hart van Den Haag. Er staan huizen voor. Die van het Spui. En huizen achter. Die van de Nieuwe Haven. Een smid slaat er dag aan dag ijzer op ijzer. Dat geeft een feestelijk geluid. Maar ook: de brute onbeschaamdheid zit er te kyk met wijd opengeschoven gordijnen- Dat geert, by avond, een vals licht op het plaveisel. Er is daarnaast de knusse huiselijk heid, op dat zand en in die sintels, van de woonwagen der familie Van Stjjl, die er Du al weer een poosje staat. Internationaal noemen wij Den Haag. Dat wil zeggen, dat er in onze poorten veel vreemdelingen zijn. Wat doen zij? Hoe leven zij? In een artikelenreeks hopen wij U een antwoord op die vraag te geven. Een trapje voert, van het zand, naar de wagendeur. Maar ziet U die glim- punt bereikte in de vijftien huwelijks jaren, om dan weer weg te zinken, in de meest troosteloze armoede. Maar de Van Stijls zagen het nooit zo. „Uit de tegenspoed de mogelijkheid van herstel halen", Zeiden ze tegen elkaar. En nadat de Duitse aanval op Rotter dam hun tent en wagens in vlammen deed Van Stijl gelegenhei# een nieuw pro gramma voor te bereiden en zich klaar maken voor het grote moment als de jonge zoon van tien. veertien zal zijn er een programma door heel de. familie gebracht kan worden. Men oefent op allerlei muziekinstru menten: hobo, trompet, accordeon slagwerk. Op een kamer van een huis in Lamgroen worden nieuwe toeren inge studeerd en oefent de jeugd met haltei en ringen En als u zo met vader en moe der Van Stijl zit te praten, gaat omzich tig de deur open én een jongensstem zegt: „vader, ik druk die dunne plaat er twee dikke, ik ben twee dikke vooruit gegaan." Dat heeft betrekking op zijn oefeningen gewichtheffen en de vader vermaant hem: „goed te leren springen." ,Dat zit er al jong in", zegt de vader. En toch zijn noch hij, noch zijn vrouw artistenfamilies. Mevrouw Van Stijl bracht haar prille jaren van 4 tot 16 jaar :n klooster door, nam toch de sluier aan, maar huwde, 19 jaar oud. met de oud marineman Van Stijl, die als itroos, al uitblonk bij de sportoefenin- n en als cowboy een nummer maakte, lar de mensen bij bleven staan! „En dat moet je hebben", zegt vader Van Stijl. Als je met een harmonica de t op gaat en een stukje speelt, geven ensen je een cent. Maar als je ze een toer laat zien. iets waarover ze zich ver bazen, dan geven ze een dubbeltje of kwartje." dat is de stijl van Van Stijl en bezie hun woonwagen in het Lamgroen, rein zand en sintels, en zeg of het geen prima stijl is! Diende marmeren tegels daar? Die legde de heer Van Stijl zelf, om „het inlopen" te voorkomen. Hij, zijn vrouw, met wie hij binnenkort vijftien jaar getrouwd zal zijn en de kinderen vier in getal van veertien, twaalf, tien en één jaar, trek ken de schoenen uit, voor ze binnengaan. Maar u, als bezoeker, veegt extra de voeten op de dweil, die mevrouw Van Stijl zo juist voor u uitgewrongen heeft. En dan staat u in hun knusse woon kamer, waar het koper van de vogelkooi glimt en het crucifix, op de kast tegen de achterwand, vrede uitstraalt. Een artistenfamilie. Dat zegt de kaart boven de stoel van de heer des huizes: Ter herinnering aan Uw 25-jarige artis- tenjubileum: 2 Augustus 19212 Augus tus 1946. En foto's langs de wand! Van de hele familie behoudens uiteraard de baby in actie op nationale feesten en op dorpspleinen in heel het vaderland. Cowboy-nummers, als lassowerpen, zweep-zwiepen, acrobatiek, paardrijden. Mogelijk hebt u ze eens zien werken bij de feesten van vorig jaar. En uw bijdrage gegeven, voor de opbouw van dit merk waardig bedrijf, dat steeds een hoogte- BOEKBESPREKING F. K. van Iterson. Parlement en Kiezer. 32e jaargang (1948- 1949). Martinus Nijhof, Den Haag. De na de oorlog herstelde traditie van een jaarlijkse uitgave van „Parlement en Kiezer" is ook voor het parlementaire Jaar 19481949 weer voortgezet. Een aan beveling voor dit bekende boekje be hoeven we wel haast niet te schrijven Het is geheel bijgewerkt, wat van bij zondere betekenis is. omdat de verkie zingen van het vorige jaar nog al enige persoonswisseling in de beide Kamers der Staten-Generaal en in het nieuwe kabinet met zich hebben gebracht. De betekenis van het werkje ligt echter niet alleen in het de belangstellende (of be langhebbende) inlichtingen geven over de levensloop van de Nederlandse volks vertegenwoordigers en regerenden. De bijgewerkte beginselprogramma's en de verkiezingseisen van de verschillende politieke partijen worden er eveneens in aangetroffen, evenals de reglementen van orde voor de beide Kamers der Staten- Generaal. Het boekje zou nog aan waarde winnen, wanneer de Hoogmogen de Heren zouden goedvinden, ook hun telefoonnummers te doen vermelden. En ten slotte zouden wij gaarne opgenomen zien een plattegrond van de beide ver gaderzalen. met aanduiding van de plaat sen, waar de leden gezeten zijn. opgaan, gingen zij, opnieuw „met niets' aan het werk, tot, in 1944, Arnhem hen een woning bood met al het comfort, dat men aan een woning stellen kan. Toen doken daar de parachutisten neer. Weer waren zij alles kwijt op een vorde ring voor oorlogsschadevergoeding na en weer kon de familie van voren af beginnen, maar nu, na een lange, cuatietijd in Friesland en in Zwolle. Daar is men aangevangen met één zelfgebouw de en één overgenomen wagen, die ni naast elkaar in het Lamgroen staan. De blauwe, van board, de bruine van doek: requisieten-wagen en slaapwagen voor de kinderen. Ook dat is een hele geschiedenis geweest, want de w wagen, die de heer Van Stijl gedurende de bezetting had, werd hem afgenomen door de Duitsers, door de Canadezen als oorlogsbuit genomen en door de Neder landers later afgevoerd naar het terrein van de nieuwe Alexanderkazerne. Waar men eigenlijk niet weet, wat er me doen. Maar de familie Van Stijl, maanden gehad heeft, dat zij er zeei verlegen was, kreeg hem niet terug! Die wagen van bruin zeildoek heeft zij n.l. met dubbeltjes en kwartjes bij elkaar verdiend in die eerste maanden n; bevrijding. Vader en moeder Van Stijl trokken er toen samen op uit en de kin deren pasten een paar dagen op elkaar. De wagen was een restant uit een Cana dese legerdump, die echter een flink prijsje moest opbrengen, aanvankelijk nog geen wielen had, doch op benzine- blikken stond en tenslotte met een onder stel gecompleteerd werd, maar nadat wéér een som met verkoop prentbriefkaarten en 't brengen van boynummers, bij elkaar gescharreld Met een gehuurd paard werd de eerste zomerreis gemaakt, door Friesland. Zij gaf in de winter van '46'47 gelegen heid tot het zelf bouwen van de blauwe wagen. En inmiddels woonde het hele gezin in de wagen van zeildoek. Niet zelden kwam het voor, dat er vijftien centimeter ijs uit de wagen gehakt moest worden, voor de familie er 's morgen in verkeren kon. En de eigen wagen stond daar maar bij de nieuwe Alexander kazerne. van hout en van ale gemakken voorzien. Maar afblijven was de bood schap. Dat zijn rare en nare dingen in dit goede land. Die blauwe wagen is intussen klaar ge komen en, reizend en trekkend, is de familie, al geld verdienend langs wegen, de kinderen lerend uit het boek dat de natuur is, en uit de boeken de schippersschool en de scholen hier daar en nu natuurlijk in Den Haag, ni het Lamgroen gekomen! De winter is een slechte tijd voor artisten, die niet over een eigen tent be schikken, maar zy geeft de hele familie ilche- .-VI.) 'n ca i. Ze helde Hoe lang mogen dienstplichtigen in Indië worden gehouden? Zonder wetswijziging tot uiterlijk eind 1949 (Van onze Parlementsredacteur) m onzer lezers stelde ons onlangs •en vraag, die zeker leeft in de harten Van vele vaders en moeders, die een zoon in Indonesië onder de wapenen hebben. Hij is n.l. verontrust door het feit, dat destijds de demobilisatie van de mili tairen in Indonesië werd stopgezet, ter wijl er o>p het ogenblik uiteraard geen Zicht op is, wanneer de demobilisatie zal worden hervat en informeert: mag dat zomaar. Hij meent, dat de beide Kamers der Staten-Generaal destijds zich verenigd hebben met een wetsvoorstel, dat het uitzenden van militairen naar onze gebiedsdelen buiten Europa moge lijk maakte, met een limiet van tw e Dit laatste is tot op zekere hoogte een misverstand. Na de herziening van de Grondwet in het eind van 1946 kan de Uitzending van dienstplichtigen van de Landmacht, zonder hun toestemming, ge schieden krachtens een wet. Deze wet 4 Augustus 1947 tot stand en trad in werking op 13 Augustus d.a.v. Het artikel van deze wet bepaalt in de eerste plaats, dat dienstplichtigen naar Indië, Suriname of Curagao kunnen Worden uitgezonden en zegt vervolgens: .Hun verblijf aldaar duurt niet langer dan tot het einde van 1949, tenzij het hun eigen toestemming dan wel bij de wet wordt verlengd." voorbereiding van deze wet heeft de regering uitdrukkelijk geen be paald standpunt willen innemen t.a.v. de vraag of ter uitvoering van het nieuwe artikel 192 van de Grondwet een wet van algemene strekking wenselijk zou lijn of dat telkeps, wanneer bepaalde omstandigheden zich zouden voordpen, een wet die uitzending mogelijk maakt, zou moeten worden ingediend. In af- waohting van diepgaand beraad over deze vraag was aan het ingediende wets ontwerp het tijdelijke karakter verleend, waardoor militairen niet zonder nadere regeling na 1949 buiten het rijk in Europa mogen worden gezonden. En nu de termijn van twee jaren. In de toelichting op de wet verklaarde de regering, dat de datum van eind 1949 was gekozen in verband met de opzet, volgens welke de dienstplichtigen on voorziene omstandigheden voorbehouden voor geen langere termijn dan twee jaar in de tropen zullen verblijven. Hier door was het mogelijk, dat de dienst plichtigen, die volgens de in 1947 be staande plannen aan het eind van dal jaar ter aflossing van andere troepen naar Nederlands-Indië zouden vertrek ken, nog twee jaar lang in de tropen zouden kunnen dienen. Samengevat is de toestand dus z< opzet der regering is, dat dienstplich tigen niet langer dan twee jaar i: tropen dienen. Onvoorziene omstandig heden (zoals nu de onrustige toestand op Java) geven de regering het volste recht, vóór eind 1947 uitgezonden dienst plichtigen langer dan twee jaar in Indo nesië te houden. Voor alle uitgezonde nen, dus zowel voor de troepen, die vóór als voor hen. die na eind 1947 zijn uit gestuurd, geldt echter, dat ze, onder de huidige wetgeving, uiterlijk eind 1949 naar Nederland moeten terugkomen. Om hierin verandering te brengen zal eerst een nieuwe wet moeten worden aange- AAN EEN RADIO-ARTIST 't Is niet omdat ik sikkeneurig Of, wat je noemt, zwartgallig ben, Maar, om met griep de gek te steken Is, dunkt mij, toch verkeerd bekeken; Dat moet me even uit de pen. Men maakt er grappen op, zelfs liedjes, En zingt die met een vlot refrein; Doch 't kan me heus niet erg bekoren Om zulke liedjes aan te horen; Ze doen me echt een beetje pijn. Hoewel tot heden de symptomen Niet wijzen op een slecht verloop; Men hoeft geen pessimist te wezen Om voor het griep-gevaar te vrezen, Dus spotten lijkt me heel goedkoop. Trots al het wetenschapp'lijk kunnen Maakt 's mensen nietigheid mij stil; Wij zijn zo groot in eigen ogen, Doch groter nog in onvermogen, Dat toont die kleine griep-bacil. Toch spreekt men Als middel ter beveiliging; Dit lijkt me beter, dan zich spitsen Op 't zogenaamd atomen splitsen. Met als gevolg: vernietiging! Gré KempenSterkenburg. Van de afdeling beleggingsadviezen der Incasso Barak N V. ontvingen we een :tal belangwekkende brochures- De eerste over Industriële obligaties (2e uit gave). de tweede over Nederlandse c heidsobligaties (22ste uitgave) theoretische koersen op 1 Jan. 1949. III. Maar de Jannenfamilie is nog groter dan Potgieter aangeeft. Wanneer Hilde- brand 's morgens in een kamerjapon in de ontbijtkamer van de familie Stastok komt, gelijkt hij naar Pieters mening op de grootste Jannen der Utrechtse Acade- Hildebrand vreest zelfs dat zijn neef hem voor een overgegeven lichtmis houdit. En kent ge Jan Hen niet, de man die zich met keukenzaken bezighoudt of Jan Gat, die Bilderdijk im „De Waarheid en Ezopus" als het type van de ezel schil dert? We mogen ook Jan en alleman niet vergeten, die ten onrechte zijn midden moot heeft, want oorspronkelijk sprak en van Jan Alleman, daarmede „ieder- 5ii" aanduidend. Zelfs heeft Jan zijn naam gegeven aan versahillende spelen o.a. aan het jassen, >ven Jan zijn betekent dal men een zeker aantal punten heeft ge haald. Vandaar dat het thans beduidt de moeilijkheden te boven zijn. Een Janboel wijst op een drukte, of onordelijke rommel. Eigenaardig is tegenstelling met de Jannen va: Utrechtse Academie bovengenoemd, hier naam een sukkel aanduidt. Jan de Wasser is de echtgenoot van :n vrouw die de broek aan heeft. Hij heeft zijn naam te danken aan een zeer bekende 18de eeuwse kinderprent, w op de verkeerde wereld wordt voo ste-ld. Wie ten slotte zich met een Jantje Leiden van iets afmaakt, zal er w schijn-lijk niet aan den-ken dat de vader deze uitdrukking de beruchte Jan Leiden of Jan Beukelszoon, het hoofd der Wederdopeers is, die in de 17de bekend was als een man die „door syne bedriechlicke scherpsinnicheydt ende cloeckheydt" de mensen wist te be driegen (Stoett). Wanneer we rau tot de Pieten komen, m noemen we natuurlijk eerst zwarte Piet (ik bedoel de echte, die van Sinter klaas). Helaas, zijn nakomelingschap is deze tijd uiterst berucht geworden en ik ben vast overtuigd dat we een volgend jaar best de goede Sint kunnen zien ver schijnen met een andere knecht of al thans een verdoopte. Want de zwarte Piet is tot de kwade Pier geworden, een andere benaming voor de duivel, die in Zuid-Nederland ook wel Pietje Pek heet. Pietlut en zijn afleiding pietluttig heb ben wellicht Jiun ontstaan te danken aan de lot of lutte, d.w.z. de dot die de zui gelingen vroeger en soms ook ondanks de grotere hygiëne, in de mond krijgen om ze stil te houden. Een Pietlut is dus feitelijk een zuigeling met >t in de mond, zeker wel het toonbeeld an onbeholpenheid en onbenulligheid. Pietje de voorste heet gewoonlijk haan tje de voorste. Sommigen dichten bij de oorsprong van deze uitdrukking apostel Petrus, dde immers zulk een drif tige. voortvarende natuur had, maar deze wordt toch nooit Pietje genoemd en bo vendien is evenals Jan ook Piet woord, dat in tal van uitdrukkingen komt. zonder dat men aan een bepaalde persoon denkt, wat die oorsprong betreft. Ik noem hier bijv. Pietje Rechtuit, Pietje Precies, Pietje Vliegop en Piet v>oord dat op pot rijmt. Van de Klazen zijn het meest bekend Klaas Vaak, een houten Klaas stijve Klaas. Evenals bij een Stoffel heb ben we hier waarschijnlijk te doen de herinnering aan de grote houten standbeelden uit vroeger tijd, die het wonder van typisch plomp, onhandig uiterlijk hadden. Een vrolijk Fransje heeft zijn beieke- is te danken aan de titel van een 17de ;uwse roman. Misschien zal nu de een of andere Nurks me verwijten, dat veel het bovenstaande een redenering van Jan Kalebas is of een ongelovige Tho mas zeggen dat sommige afleidingen hem onwaarschijnlijk voorkomen. Maar 't is hele Piet. die een domme Hans en Salomo beiden tevreden kan stellen. Daarentegen zou Joris Goedbloed kun- beweren dat men van Lotje getikt moet zijn om zich iets aan te trekken at Jan, Piet en Klaas zeggen. Van vele uitdrukkingen, zoals: een brave Hen drik kan men nauwkeurig de afleiding nagaan. Maar op sommige vragen daar omtrent moet men antwoorden: „Dat mag Joost weten." En ik zeg zelf: Al had ik Salomo's wijsheid En Croesus zijn gewin, Dan kon ik nog niet bakken Naar iedereen zijn zin. Den Haag. Dr F. C. Dominicus. Ik was geheim agent in oorlogstijd (14) BRAM VAN OORD GAAT NAAR FRANKRIJK Ik slenter op een winterdag van het jaar 1943 over het natte en droefgeestige per ron van het station Utrecht in afwachting van een trein, die me naar Den Haag zal brengen. Alles wat er gedurende de vier weken, die ik nu in Holland ben, is ge beurd, flitst me zonder enige samenhang door mijn hoofd. Ik probeer de dingen, die i bereikt heb, samen te vatten: ik heb contact gekregen met een paar belangrijke figuren, doordat Joop Stallinga me geïntroduceerd heeft bij redacteuren van ver schillende ondergrondse bladen. En nu ga ik naar Den Haag voor nieuwe bespre kingen. Ik geloof wel, dat ik tevreden kan zijn en ik hem mijn succes met nauw verholen trots aan Londen medegedeeld. grijze hemelgewelf, voel ik een heftig Wat mij persoonlijk betreft, ik raak gewend aan mijn rol van Engels leraar, ondergedoken om niet als officier van het voormalige Nederlandse leger naar Duitsland gezonden* te worden. Ik ben hierin zelfs zo goed geslaagd, dat iemand uit Doorn, die me toevallig bij Bram van Oord thuis ontmoet heeft, mij heeft overgehaald zijn twee dochter tjes Engels te leren. Ik heb het aange nomen met al het zelfvertrouwen, dat ik me langzamerhand heb eigen ge maakt. Ik wil echter niet zeggen, dat ik niet meer nerveus ben. Wanneer ik schouder aan schouder met een Duits soldaat in de tram zit, word ik nog steeds door zeer gemengde gevoelens bestormd: vrees, vermaak, angst en durf. Het blijft een vreemde gewaarwording. Als ze eens wisten Er is geen nieuws over e#n zender, er is nog geen geld gekomen en van Geor ge kreeg ik het alarmerende bericht, dat wanneer ze in Londen niet opschie ten. de sneeuw elke dropping voor een paar maanden onmogelijk zal maken. Mijn telegrammen, waarin ik zo duide lijk mogelijk het dringende karakter van de zaak uiteengezet heb. schijnen weinig indrul» te maken en dit is des te pijn lijker, omdat mijn afkeer van het dilet tantisme der amateurs in Doorn is toe genomen en daarmee ook mijn verlan gen naar onafhankelijkheid. Mijn trein rolt binnen. Ik heb in iets minder dan een maand datgene geleerd, waarvoor de andere Hollanders, drie jaar de tijd hebben gqhad, namelijk je met je ellebogen een weg door de menigte te banen, die fanatiek om de portieren De warmte en de onverdrage^ijke stank van „eigen teelt" om me heen, maakt het onmogelijk me te concen treren op het Engelse boek, waarin ik zit te lezen. In plaats van uit het raam te kijken begin ik over het verleden en over de toekomst te dromen. Bij het zien van dat lage, vlakke land, onder 't hoge JUWEEL UIT DE ZWEEDSE LITERATUUR De roman „Het brood der liefde" Peder Sjorren is een verrassing en dit werk hebben we ongetwijfeld een der schoonste boeken van de heden daagse Zweedse literatuur in handen ge kregen. Dit boek is geen debuut van deze 42-jarige auteur. Op 39-jarige leef tijd publiceerde hij zijn humoristische roman „Svarta Palmkroner" (Zwarte palmkronen); in 1947 verscheen zijn derde boek „Jag vill ga ned till Thim- nath" (Ik wil naar Thimnath gaan). Met deze werken heeft Sjogren zich in de rij v. d. prominente figuren uit de moderne Zweedse letterkunde geplaatst. Hij is met Selma Lagerlöf (1858-1940), die in ons land grote bekendheid verwierf, een begenadigd verteller, al ademt zijn werk dan ook een andere geest. De 20ste eeuw heeft, voor wat de Zweedse prozakunst betreft, verschillen de sterke figuren opgeleverd. We noemen hiervan Martinsson. Johnson en Lager- vist. Een nadere beschouwing van deze figuren is op zichzelf belangrijk genoeg. Vandaag moeten we echter volstaan met de algemene opmerking dat hun werk veel meer dan dat van Sjogren een meer specifiek Zweeds, of anders, een meer Noors karakter draagt. Het typisch trage en gedragene met een ondertoon van weemoed, waar een niet te ontkenuen be koring van uitgaat. Een voorbeeld daar van, dat iedere lezer kent, is de Noorse trilogie van Trygve Gulbranssen. De weemoed, die soms uit Sjögrens werk spreekt, is van meer algemeen mense lijke aard, aangrijpender en herinnert aan de Russische literatuur. Het is daar om ook begrijpelijk dat men hem verge leken heeft met Latzko of een Poesjkin (1799-1837), welke laatste zicü onverge telijk heeft gemaakt met zijn romar „Jewgenij Onegin". Inderdaad, Sjogren is een wondere verteller, die vertelt omdat hij het tellen zelf lief heeft. De rustige gan de ontwikkeling van zijn verhaal heeft iets natuurlijks. Het heeft geen exce nodig, men luistert ademloos^ Sjogren gaat voort zonder zich te bekommeren waar zijn verhaal hem brengen zal daarin schuilt een boeiend element. Het gegeven? Een soldaat van het Fins- Russische front treedt op een dag de ka mer binnen van een vrouw die hij moet zeggen hoe alles in zijn tverk is gegaan. Niet slechts toen er één stierf, maar toen er twee stierven, twee broeders. En dan volgt het ver haal, dat zich af speelt op een een officier, drie Zweedse vrijwilli gers in Finse krijgsdienst en een Russische krijgs gevangene het be staan delen. Een prachtig verhaal gïattSd! «n "S3Ê PEDER SJOGREN fende sfeer en zuivere visie. Goed ver zorgd uitgegeven door N. P. Leopold te Den Haag. De inspiratie voor deze roman heeft Sjogren opgedaan toen hij als vrijwilli ger dienst deed in de Fins-Russische oorlog in 1939-1940. Zijn leven is tot nog toe zeer avontuurlijk geweest. Hij werd in de Zweedse provincie Smaland in 1905 geboren als zoon van een landeigenaar. Hij trok al vroeg naar het buitenland: Rome en Parijs. Studeerde talen en schone kunsten. Was als jongste buitenlandse correspondent verbonden aan het dagblad „Dagens Nyheter". Reisde door Europa en vestigde zich in Spanje gedurende zes jaar. Schreef brie ven en korte verhalen van Spanje en Afrika uit. Bij het uitbreken van de burgeroorlog nam hij dienst in het leger en vocht tegen Franco. Nam deel aan de slag om Somosierra, dicht bij Madrid, raakte gewond en werd teruggezonden naar Zweden. Daarna trok hij weer als journalist door Oost-Europa en de Bal kan tot lïet uitbreken van de wereld oorlog. Inderdaad een veelbewogen le ven, rijk aan ervaringen. Eerstdaags zul len ook zijn voornoemde romans in Ne derland verschijnen, die we uiteraard met belangstelling tegemoet zien. H. St. ontevredenheid verlangen opkomen naar de huiselijk heid, de rust en de warme veiligheid van Engeland. Maar wanneer ik in ge dachten daar terug ben. voel ik óók weer het verlangen, dat i)Q daar steeds gevoeld heb, naar diezelfde Hollandse velden, diezelfde uitgestrektheid ruimte, die vervullen. Plotseling wordt de deur naast me opengegooid. In de doorgang staat een Duitser en kijkt met hare. blauwe ogen en het gewone arrogante gedrag onder zoekend de coupé rond. Mijn ogen vlie gen langs zijn distinctieven en op het ogenblik, dat zij de zwarte ruit met de zilveren letters S D. op zijn onderarm bereiken, zegt hij met die koude, kort aangebonden, militaire stem, die zo ty pisch Duits is: „Sicherheitspolizei. Per- sonalausweise, bitte!" Is dit slechts een gewone contróle of zoeken ze iemand? Het einige wat ik doen kan is „gewoon" kijken een tweede S.D.-man de coupé binnen komt, begin ik weer lezen, alsof dit myn twaalfde in plar van mijn eerste controle is. Als de Di er bij me komt kijk ik „toevallig" op. haal mijn ver valste P.B. uit mijn portefeuille en over handig het hem, terwijl ik met uitge strekte hand om mijn kaart terug te ont vangen. verder lees. Niemand kan er on schuldiger uitzien, niemand kan zich beroerder gevoelen. „Bitte sehr". Hij geeft mij mijn P.B. na een oppervlakkige controle terug. „Danke schön!" mompel ik beleefd en ben weer in mijn boek verdiept. Aan het eind van de wagen schijnt er iets niet in orde te zijn. Er is een korte woordenwisseling en een man, die er even onschuldig uitziet als ik, moet met de twee soldaten mee. Wanneer ze weg zijn, wendt mijn buurman zich plotse ling tot mij en zegt met een -merkwaar dige glimlach: „U heeft geluk gehad, dat hij het niet gezien heeft!" Mijn hart klopt me in mijn keel, maar mijn gezicht blijft effen. Hoe ter wereld kan hij op die afstand gezien hebben, dat het vervalst was? „Hoe bedoelt U?" zeg ik achteloos en probeer mijn stem uit de hoogte te doen klinken om hem de moed te ontnemen het gesprek voort te zetten. „Ik bedoel Uw boek. U weet toch wel, dat het verboden is Engelse boeken te lezen?" „Het spijt me, maar ik ben het niet met U eens", antwoord ik. „Zo ver ik weet bestaat er niet een zodanige bepa ling. En afgezien daarvan zou het al heel dwaas zijn, wanneer ik als Engels leraar de boeken niet mag lezen en bestuderen, die ik voor mijn onderwijs nodig heb". „U kunt zeggen wat U wilt", snauwt de ander lomp, „maar een goed Europeaan leest die boeken niet. Waarom houdt U zich niet bezig met de taal van de toe komst, de standaardtaal van het nieuwe Europa!' Dit is mijn eerste ontmoeting met een NSB-er Ik kan niet gauw genoeg een passend antwoord bedenken. Volkomen overdonderend kijk ik m'n medereizigers aan, die ons met kennelijk genoegen ga deslaan. „Weet U, meneer", zegt er een en trekt een would-be ernstig gezicht, „dat gaat U boven Uw pet. Mij óók, trouwens Deze heer is blijkbaar één van die wei nige intelligente, verlichte gelukkigen, die alles zien. U en ik niet We kunnen dat niet. Het is tragisch. Ik zou het zo graag willen. Het paradijs te zien, het te begrijpen. Ik lees de kranten, ik luister r.aar de radio, maar het lukt me eenvou dig niet. Ik ben bang. dat ik te stom ben." ,3arst!" zegt de NSB-er en dan is ieder weer bezig met zijn eigen gedach- Op de terugreis uit Den Haag waar ik belangrijke besprekingen heb gevoerd met verzetsleiders neem ik mij voor Bram van Oord aan de tand te voelen. Ik begin er mee, zodra ik in Doorn te rug ben. „Hoe ver ben je gevorderd met de samenbundeling van de verschillende verzetsgroepen?" vraag ik hem. „Beroerd weinig." Hy snuift klei nerend. „Ze hebben allemaal een bord voor hun kop. Ze willen eenvoudig niet zien!" „Hoe bedoel je?" vraag ik onschuldig. „Nou, ze zien er eenvoudig het^belang niet van in. Ze zijn bang om hun zelf standigheid kwijt te raken. Ze willen van niemand bevelen aannemen. Het zyn alle maal dictatortjes, je kunt ze gewoonweg niet benaderen!" Ik breng een zwijgende groet aan de voorzichtigen, die verstandig genoeg zijn om zich niet te laten overbluffen, die ieder op hun eigen manier voortgaan de vyand te bestrijden. „Maar ik heb met een stuk of veertig organisaties voeling en dat is meer de helft!" bluft Bram plotseling. Ik weet uit ervaring, dat er niet wacht wordt, dat ik informeren zal hoe hij aan die schatting van het aantal on dergrondse organisaties komt. „Wat zijn je plannen voor de toe komst? Hoe staat het met dat plan- Soesterberg?" vraag ik hem verder. „Dat loopt prima. Onno gaat er n gen weer op uit en vandaag of morgen ga ik beginnen de inlichtingen op kaart te brengen. Maar ik wil het je niet laten zien, vóór dat het helemaal klaar is. Ik heb nu wat anders, dat veel belangrijker is. Ik heb met George gesproken en hy zegt. dat er dringend een nieuwe vlucht weg van Amsterdam naar Barcelona no dig is, zowel voor piloten als voor on dergrondse werkers". „Hm. Zou wel goed zijn", geef ik toe „Maar er zijn toch wegen nietwaar?" „Zeker, maar niet goed genoeg. We hebben goede kosthuizen nodig, waarin de mensen opgenomen kunnen worden. De eigenaars moeten allen bewapend zijn, zodat ze zich zo nodig aan een ge vecht kunnen wagen. Daarom ga ik naar Frankrijk". „Jij? Ik ben klaar waker". „Ja, om contact op te nemen me. verzetsbeweging daar. Die is prachtig georganiseerd, weet je. Ik zal een moeting hebben met de secretaris Laval om verschillende dingen te be spreken. Hij is één van de leidende figu ren van de organisatie". Ik ben volkomen overdonderd en weet niets te zeggen. Maar de hele geschiede nis staat me niet aan. Dit deugt niet Asl tfueMy DEZE WEEK - iAAJ dju KA-ovwO KIDNNIEfol IIOIÉN: dat ar gelukkig mensen zün}die zich fi'izCs aantakken van Veilig heidsraden en andere ernstige djngen in deze wereldmaar cp run eigen houtje \oor veiligheid en vro- lykheid zorgen. Zo d<2 New-^for»kersdie de radios uit de taxib lieten slopenomeüt het ether.verkeer,'twegverkeer meer en meer in de wieier) reed I (V w^de I S-Ji A iN^aVTOCHT'U, C.-J/J MT En dat Londense theater, dat z'n bezoekers aanraadt revol vers af te geven aan de kassa (vanwege de hartstochten). Ear) bcetjz meer veiligheids-raad zou geen kwaad gekund hebben in Phcstwick, waar ze kinderen met vliegtuigen laten spelen. Dan doet meneer Edwar»d Tbscoe In Plymouth het heel wat onschul- met z'n verzameling zandkor rels -Hy heeft ze af van 50 ver schillende stranden. De lang-gezochte klaas Vaak, het zandmannetje Minister ManshofG laat zich intussen geen zand in de O- gen strooien. Hy heeft ons vermaand minder te drinken (water uitgezonderd) cn te snoepen. Maar z'n boeren in UÜJ Ubachsbeng hebben op Driekoningen de bloemen toch buiten gezet. wjy Er waren gouden boeren, zilve ren jonge boeren een 40-jarige boerenleenbankeen 2D- jarige fokvereniging an een 15 jarige boerinnenbond. Er was eigenlek maar één plaats* v%oar ze echt aan het bekvechten waren: in Amerika. Twee papegaaien ,dle\>\ elkaar het succes op de spraa<v.eostruo betwist ten. '1 Leek Succes—- TEKSTi Mfvoeix. ecevcv* ILL: «AAM.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1949 | | pagina 5