NIEUWE LEEDSCHE COURANT 5 ZATERDAG 11 SEPTEMBER 1948 Vrucht van Christelijke barmhartigheid Rekkense inrichtingen voorzien in een dringende behoefte OOK IN LEIDEN PROPAGANDA-ACTIE OP KOMST Groots en heerlik Is de heide met haar natuurlijke schatten. Daar zijn de verten en daar is het koepeldak des hemels. De grote, stille heide is indrukwekkend en onmisbaar. Men vindt haar met al haar rijkdommen in de Gelderse Achterhoek. Maar ook een ander landschap bloeit er in al zijn pracht en weelderigheid. Af en aan wentelen de stille heuvelen, de rijke velden en statige bossen, de frisse boomgaarden en grazige beemden. Hier, in de majestueuze omgeving van het schone dorpje Rekken, niet ver van de Duitse grens, biedt Gelderland een verrukkelijke afwisseling. Welk een heerlijke verscheidenheid! Iets van het werk Van Leiden naar Zutphen gingen we met de trein, dwars door het rijzende land van de Veluwe. In Zutphen stapten we op de fiets. Bestemming: Rekkense inrich tingen. Zullen wij veel schrijven over onze lange tocht over heuvels, door bossen met karakteristieke paadjes, langs slingeren de beken? Neen, er is over deze dingen reeds zo veel ten beste gegeven. Wèl dit: de voor indrukken vatbare mens, die zich op een zonnige dag in de „Achterhoek" (een naam ten onrechte!) bevindt en er op uit gaat om te zien en te genieten, voelt in zeer bijzondere mate de pure werkelijkheid van de woorden uit het verhaal der Schepping: „En God zag, dat het goed was". Eigen, open gemeenschap En in deze omgeving van ongerepte natuur, op een open plek, ergens midden In het bos, hebben de Rekkense inrich tingen zich neergevlijd. Hier werken jongens en meisjes, mannen en vrouwen, wier leeftijden variëren van 10 tot 85 jaar, die een defect hebben in hun ka rakter, die in mindere mate toerekenings vatbaar zijn, criminele psychopathen en zwakzinnigen. Hun aanwezigheid in de gewone maatschappij zou een gevaar be tekenen. Daarom zijn ze hier gebracht en vormen een eigen, open gemeenschap. De vele gebouwen vormen een dorp en daarin leven ze, jong en oud, onbruik baar voor het normale leven. De inrichtingen, die vooral in de na oorlogse tijd in een dringende behoefte voorzien, dateren van 1910, aldus de heer W. Eniklaar, adjunct-directeur, met wie wij in onze vacanitie een onderhoud had den naar aanleiding van de plannen van de leiding der Rekkense inrichtingen om In het Westen van ons land, speciaal in de grote steden, w.o. ook Leiden, binnen afzienbare tijd een actie te gaan voeren, die een tweeledig doel zal hebben: 1. aan het werk in deze prot. chr. gemeenschap meer bekendheid te geven en 2. een fi nanciële basis te vormen voor uitbreiding en doeltreffender onderhoud. Opleiding van onze jonge musici moet vroeger beginnen Tot het onlangs in Scheveningen ge houden Intern. Muziekconcours is geen der Ned. pianisten toegelaten; daarover Is al veel geschreven en veel gesproken Herhaaldelijk is de opmerking gemaakt, dat er aan de instrumentale opleiding aan onze conservatoria iets moet hape ren. En men is geneigd de conclusie te trekken, dat de instrumentale studie in het gedrang komt, doordat te veel tijd aan de theoretische vakken wordt be- ateed. Inderdaad wordt op de Ned. toria een veel grondiger studie gemaakt van solfège, harmonieleer, analyse muziekgeschiedenis dan op de meeste buitenlandse. Wij beschouwen dit ech ter niet als een nadeel, maar als eer groot voordeel. Van de vele leerlingen, die aan onze conservatoria studeren, zijn er slechts enkelen, die zich later een plaats op het podium zullen veroveren. Bijna alle deren moeten door lesgeven in hun derhoud voorzien. De bespelers etrijk- en blaasinstrumenten hebben de mogelijkheid in een orkest te komen; orkestmusici geven echter in bijna alle gevallen ook les. De pianisten zijn, zover zij niet solistisch optreden, geheel aangewezen op een paedagogische werk kring. Een paedagoog, die de muzikaliteit zijn leerlingen tot ontwikkeling wil brengen, moet zelf zeer veelzijdig muzi kaal gevormd zijn. Voor hem zijn uitge breide theoretische en muziekhistorische studiën even noodzakelijk als speeltech- Wanneer de aanstaande solist meer wil worden dan alleen virtuoos, moeten zijn artistieke mogelijkheden in zijn studie jaren even zorgvuldig worden ontwik keld als zijn technische. Ook hij moet over een veelzijdige muzikale ontwik keling beschikken. Hoe moeten in de toekomst de Neder landse solisten dan wedijveren met de buitenlanse? Het antwoord kan kort zijn: Door eerder met de vakstudie te beginnen- De meeste leerlingen, die musicus wil len worden, absolveren eerst een mid delbare school en gaan dan op hun 18e of 19de jaar naar het conservatorium. Het is duidelijk, dat een aanstaand mu sicus, die eerste een H.B.S- of gymnasium bezoekt, later in technisch opzicht nooit kan wedijveren met een collega, die van Zijn 13de tot zijn 18de jaar het grootste deel van zijn tijd aan de muziekstudie heeft besteed. Maar er is nog een factor. Het is voor de aanstaande musicus noodzakelijk om Juist in de puberteitsjaren in een sfeer van muziek te leven en te ademen. En het kan voor zijn verdere ontwikkeling als musicus funest zijn, wanneer hij deze jaren in beslag genomen wordt door stu diën. die met muziek niets te maken Maar de musicus moet toch algemeen ontwikkeld zijn? Natuurlijk, kennis van moderne talen, van literatuur, van cul tuurgeschiedenis en van de geschiedenis der beeldende kunsten zijn voor hem on ontbeerlijk. Eigenlijk moest een aanstaand musicus op zijn twaalfde of dertiende jaar naar een school, waar hij zowel les kreeg in de muzikale vakken als in moderne talen, literatuur, enz. Hij zou dan op zijn achttiende jaar zowel instrumentaal als algemeen-muzikaal veel verder gevor derd zijn dan thans meestal het geval is. En bovendien zou de basis gelegd zijn voor een solide algemene ontwikkeling zonder de ballast van voor een musicus volkomen overbodige vakken. Hennie Schouten, Leraar A'dams Conservatorium Gisteren keerde de IJmuidepse stoomtreiler „Haarlem" (IJm. 9) van de V.O.M. terug van de haringvangst met 3700 kisten verse haring aan boord, waarmede het schip alle bestaande vangstrecordr heeft gebroken. De patiënten zijn over verschillende ge bouwen verdeeld, naar hun aanleg en de mogelijkheid van reclassering. Zij genie ten volledige vrijheid. Onhandelbare per- n. die de goede stemming in hun ge bouw bederven, krijgen straf, die, wan neer zij na herhaalde waarschuwing nog niet gehoorzamen, culmineert in cellu laire gevangenisstraf. De mannelijke en vrouwelijke patiën ten zijn volkomen gescheiden. De man nen vinden op de dag hun werk in de ambachtsschool, de kleermakerij, de schoenmakerij, de smederij of meubel makerij. de timmerwerkplaats of op de boerderij, die alle bij de inrichtingen be horen. Hier leren zij werken. Dat dit veelal met grote moeilijkheden gepaard gaat, behoeft geen betoog. Niet allen wil-i len werken. Verder zijn er een lagere en een MULO-school. Het onderwijs hier boekt goede resultaten. Voor de vrouwen zijn er de nijverheidsschool, de centrale keuken, die de gehele inrichting van eten voorziet,-de wasserij en de naaikamer, terwijl zij ook de gebouwen schoon hou den. Aan ontspanning wordt veel aan dacht besteed. Er is een prachtig voet balveld, benevens een modern zwembad. Uitbreiding is nodig Vorig jaar werd het Sophiahuis te Apeldoorn in gebruik genomen voor die vrouwen, die uitzicht hadden op de ge wone maatschappij. De overgang Rek kense inrichtingen-maatschappij zou te groot zijn. Voor de mannen moet er ook zo'n tussenschakel komen. Het Is te begrijpen, dat deze inrich tingen, die door geen instantie worden gesubsidieerd, veel geld nodig hebben. De situatie is op 't ogenblik zo, dat niet alle verzoeken om opneming kunnen worden ingewilligd. Uitbreiding is dus een belangrijke eis. Mag deze instelling, die is ontsproten uit het particuliere ini tiatief en mede wordt gedragen door de ware Christelijke barmhartigheid, lijden onder gebrek aan financiën? Er is een grote film gemaakt door des kundigen en het ligt in de bedoeling var het bestuur der inrichtingen, op propa- ganda-avonden in het\\Vesten van ons land deze film te draaien. De rolprent geeft een heel duidelijk en volledig beeld van wat er in het „dorp bij Rekken" leeft en hoe men er leeft. Wanneer men naar Leiden komt, staat nog niet vast. Uiteraard zal dit tijdig door ons worden bekend gemaakt. Laten wij, als de actie daar is, tonen, dat wy de in stellingen, waar de Christelijke geest do mineert, weten te onderhouden. de Gr. ^ooPJstroJ ft*<8 Dr L. W. G. Scholten professor In de Nieuwe Provinciale Gronings Courant schrijft E. van Ruller, die met dr Scholten jarenlang heeft samenge werkt, het volgende over diens be noeming tot hoogleraar te Leiden: Het Leidse universiteitsfonds heeft Ko ninklijke goedkeuring gekregen voor het instellen van een leerstoel voor parle mentaire geschiedenis. Op zichzelf is dit een zeer belangrijke gebeurtenis. Tot nu toe werd, althans bij mijn weten, de parlementaire geschiede nis niet als speciaal vak aan één der uni versiteiten in den lande gedoceerd. Hier is dus sprake van iets nieuws. Hoe belangrijk dit is, bleek onlangs wel bij de debatten, die in de Tweede Ka mer rondom de formatie van het kabinet- Drees hebben plaats gehad. De heren ud, Tilanus en Schouten hebben w gedebatteerd over de totstandkoming verschillende kabinetten en daarbij ging het om de vraag, in hoeverre een kabi netsformateur de partijen in fracties tegenwoordigd, bij zijn werk moet inscha- Een merkwaardige figuur uit de schoolstrijd Welke minder nobele eigenschappen men Groen van Prinsterer ook in de schoenen heeft trachten te schuiven, het gaat'stellig niet aan, hem er van te be schuldigen, dat hij in domme en hoog moedige wetenschapswaan neerzag op de niet-academisch gevormde medemens. Hij wist. teneinde medewerkers te vinden tot verwerkelijking van zijn hoog ideaal, zich ook te wenden tot mannen, gespeend van alle universitaire vorming. Zo'n persoon was J. A. Wormser, de Amsterdamse deurwaarder, in de kring van het Réveil een eenvoudige, maar ko ninklijke gestalte. Groen noemde hem zijn „geheimraad". Zo iemand was ook M. D. van Otterlo, de openbare schoolmeester van Valburg in de Betuwe. Merkwaardige figuur, deze Michiel Derk van Otterloo. Merkwaardig, omdat hij in de worsteling voor de vrije school jarenlang een zeer werkzaam aandeel had en nochtans zijn leven lang onderwijzer aan een openbare school is gebleven. Betrekkelijk is hij, ondanks zijn tal rijke publicaties, steeds een gestalte-in de-schaduw gebleven. Tot nogtoe weten we van hem als „levend mens" heel wei nig. Want een figuur als Van Otterloo leren we uiteraard het best kennen uit zjjn brieven en juist wat deze brieven betreft staan we voor een blinde muur Wel worden een aantal epistels- in het Réveil- en Rijksarchief bewaard, maar een zeer groot getal men spreekfr- van ongeveer 300 werden nimmer vrijge geven. Het is wel bijzonder spijtig, dat deze, voor de geschiedenis van de School strijd ongetwijfeld hoogst belangrijke verzameling, niet kon worden opgeno men in de uitgave van de nagelaten ge schriften van Groen van Prinsterer, wel ke uitgave door de zorgen van de profs. Goslinga en Gerretson en van dr H. J. Smit binnen afzienbare tijd van de per sen zaj komen. Toch leren we M. D. van Otterloo wel enigszins kennen uit de brieven, die el ders van hem bewaard worden. We ten dan hoe hij door Groen „ontdekt" is en dat sinds 1854 een onafgebroken cor respondentie tussen beide mannen ge voerd is, terwijl Van Otterloo op de no minatie geplaatst werd voor lid van de Tweede Kamer. Groen getuigde toen 't was in 1871 in zijn lijfblad Neder- landsche Gedachten: „Een man is er, die in de, zo we hopen gezuiverde en ver sterkte Tweede Kamer niet mag ontbre ken aan wie wellicht (ons land is een zonderling land) niemand denkt, en die desniettemin allereerst in aanmerking had moeten komen bij elk, die doeltref fende behandeling van de onderwijs kwestie in de volksvertegenwoordiging begeert." Nu, hiermee kon het Be- tuws schoolhoofd 't voorlopig doen! Van Otterloo had de aandacht van Groen op zich gevestigd door zijn publi caties aangaande de schoolkwestie. En na het bovengenoemde jarenlange contact Groen noemde hem zyn vriend en raads man verschenen in 1874 zijn Bijdra gen ter toelichting van de schoolkwestie, die twee jaar later gevolgd werden door zijn Nieuwe Bijdragen. Allebei verken, die bij de bestudering der historie van de schoolstrijd niet gemist kunnen worden. Ook in andere geschriften heeft hij ge streden voor het Christelijk onderwijs, o. m. in zijn „Waarom voor ons de Chris telijke school noodzakelijk is". Hier nu ligt de tragiek in het leven van Michiel Derk van Otterloo: in theorie ten volle er van overtuigd, dat bijzondere scholen gesticht moeten worden, bleef hij zelf nalatig het openbaar onderwijs te verwisselen met het bijzonder. We kunnen ons niet goed voorstellen hoe dit mogelijk is. Want wel schrijft mr De Vries in zijn „Mr G. Groen van Prin sterer in zijn omgeving", dat het in de tijd van Groen anders was, in zoverre er meer fusie bestond op kerkelijk, op staat kundig gebied en op dat van de school; dat het persoonlijk Christelijk leven prin- cipiëel niet zo scherp belynd was als wel door de oprechte liefde voor de zaak des Heren vaak hoog gestemd de juist heid van deze stelling in 't midden la tend, menen we toch, dat het niet aan gaat aan de hand hiervan de houding van Van Otterloo te rechtvaardigen. In een brief aan Groen schreef hij immers: Het bijzonder onderwijs 't is waar, daartoe stond mij de weg open en was ik alleen in de wereld geweest, ik zou geen ogenblik geaarzeld hebben mij daar aan te wijden; maar zodra men voor vrouw en kinderen te zorgen heeft, is het m. i. te roekeloos om een vaste be trekking met de daaraan verbonden in komsten te laten varen voor de wissel vallige kansen der Het was dus angst; angst zekere toekomst, die Van Otterloo ge bonden hield aan het openbaar onder- Hoezeer deze min of meer tweeslach tige houding zijn positie niet vergemak kelijkte zal duidelijk zijn. Ter illustratie slechts een enkel voorbeeld: de mannen van het Réveil, de „Christelijke den", wilden een schoolfonds stichten. Van Otterloo, die gevraagd gadering daartoe bij te wonen, weigerde dit, omdat, zo luidde zyn argumentatie, het schooltoezicht zulk een daad minder vriendelijk zou beoordelen en hy wilde in de eerste plaats zorgen, dat er i gebeurde, waaruit men aanleiding kunnen vinden hem te bemoeilijken of als openbaar onderwijzer te ontslaan. Dit antwoord typeert tenvolle de hou ding van deze „voortrekker" van het Christelijk onderwijs. Het was gebrek aanL;tpin»n moed, dat hem er voor deed terugdein-1 ,„or Dit is van grote betekenis voor d< geerkracht van een kabinet, doch schien van nog meer betekenis voo vraag of de regering gezagsdrager is Gods wil of uitvoerster van de wil het volk. Beslissen de fracties of en een regering zal worden gevormd e personen uit de partijen daaraan zullen deelnemen, zoals dat bij de P. v. d. A. tel. kens geschiedt, ja dan neen? Indien deze vraag met ja wordt beant woord, dat is de beslissingskracht var kroon en kabinet verlegd van de rege ring naar de partij en het beginsel de volkssouvereiniteit triumfeert in de staat. Dit is van directe betekenis de vrijheid. De revolutie voltrekt zich over ons volksleven. Het belang van een leerstoel in parle mentaire geschiedenis is hiermede bewe zen. Hoe de ontwikkeling was, is in vele gevallen beslissend. Er is een ander ding dat deze leerstoel belangrijk maakt, nl. de persoon, die de leerstoel bezetten gaat. Uit welk beginsel zal de nieuwe professor leven, uit de ge- dachte van de reformatie of uit die der revolutie, uit de souvereiniteit Gods of uit de souvereine mens? Ziedaar het punt, dat mij bij deze Leid se instelling het meest interesseerde dat 'n oplossing verkreeg die ik bijzonder toejuich. Op deze leerstoel werd benoemd dr L. W. G. Scholten, te Utrecht, de di recteur van de Rehoboth-kweekschool. Hier is een benoeming gedaan die heel Christelijk Nederland wel in hoge moet verheugen. Dat schryf ik niet, omdat velen met intens genoegen en tot hun grote lering, iedere Donderdagavond de door de nieuwe hoogleraar verzorgde „Vaart der volkeren" voor de NCRV volgden. Hij doet dat op een wijze die boven alle lof is. Zijn historische zin, zijn brede ken nis van personen, feiten en volken, zijn klare visie en combinatievermogen ei heldere betoogtrant, maken het volgen van deze wekelijkse lezingen tot een not. Ongetwijfeld is dat iets moois, i wat geniaal mag worden genoemd. Het belang voor mij is evenwel, dat te Leiden een hoogleraar gaat doceren, die de volkssouvereiniteit in hart er ren verwerpt en die zich in al zijn ge schriften en redevoeringen een 'zoor reformatie heeft getoond. Professor Scholten gaat nu aan de roemrijkste versiteit van ons land een geslacht op kweken, dat straks in het politieke leven vooraan zal staan en dat voor de studie van de parlementaire geschiedenis de ge- dachtenstroom van deze calvinist, par cellence, zal hebben ingedronken. Zou de betekenis daarvan in onze staatkunde niet blijken? Het wil mij voorkomen, dat de beteke nis van deze benoeming op één lyn worden gezien met de instelling va bijzondere leerstoelen aan de Rijksuniver- te gaan naar de bijzondere school. Hy bezat niet het geloofsvertrou wen om een verzekerd bestaan te ver- wiselen voor een onzekere toekomst. Nu willen we de laatste zijn hem dit ook maar één moment euvel te duiden. Er was zeer zeker heldenmoed voor no dig die stap te doen. En wie nooit voor een dergelijke, uiterst moeilijke beslis sing kwam te staan past het niet een oor deel te vellen. Maar tegen de houding van M. D. van Otterloo komt wel in zeen fel licht te staan het gedrag van de mannen en vrouwen, die, zoals prof. Dijk in zijn brillante artikelenreeks aanwees, wèl, en dan uit het geloof alleen de moed putten om te kiezen voor een ongewisse toekomst voor 'n leven van ontbering, voor 'n school waar men zich tot en met behelpen moest. En mag Van Otterloo door zijn boeken en vele artikelen stimulerend werk hebben verricht, deze geloofshel den want dat waren het! hebben het toch maar aangedurfd daadwerke lijk in 't krijt te treden om te strijden voor hun beginsel en voor wat ze zagen als hun onvervreemdbaar recht. Uity Het Correspondentenblad. De C.M. C.: bijna enige boerencoöperatie in het Westen Vraagstuk der melk voorziening vraagt voort durend de aandacht Zonderen wij het Noordelijk deel van Noord-Holland, waar zich een coöpera- zuivelindoistrie naar Fries model ontwikkelde, uit, dan kan geconstateerd worden, dat in het Westen van ons land geen boerencoöperatie van betekenis ontstond. Hierin is na de oorlog ver andering gekomen. Ook in Zuid-Hol land en het Zuidelijk deel van Noord- Holland, welke gebieden gewoonlijk het consumptie-melkgebied worden ge noemd, ontwikkelt zich thans gaande weg een boerencoöperatie. Vóór de oorlog bestonden hier en daar rganisaties van consumptie-melkers, melkveehoudersbonden, die geen invloed an betekenis hebben uitgeoefend. In de vele conflicten, in het einde van de vorige eeuw en het begin van deze tussen de melkverwerkende in dustrie en de melkleverende 'boeren ont staan, moesten de boeren steeds de vlag strijken. de crisisjaren rond 1930 kreeg de boerenorganisatie -wat meer de wind in de zeilen en dat haars ondanks. De zuivelindustrie in het overige deel van land trachtte in die crisisjaren in het Westen een afzetgebied tet vinden, waardoor grote moeilijkheden in het ty pische consumptie-melikgebded dreigden te ontstaan. De regering greep in en door dit ingrijpen werd het consumptie-melk gebied gesloten vodr de bui-ten dit ge bied gewonnen melk. De uitvoering der maatregelen werd opgedragen aan twee organisaties, die publiekrechtelijke bevoegdheid kregen, de Consumptiemelkcentrale als boeren organisatie en de Algemene Vereniging voor Melkvoorzienimg als organisatie van melkindustrie en melkhandel. Een lang leven was deze organisaties niet beschoren. Al in de eerste bezettings jaren verdween de A.V.M.: haar taak werd overgenomen door het Bedrijfschap voor Zuivel. Tal van maatregelen werden tijdens de bezettingsjaren genomen, waa het standaarddsatiegebod wel de .groot ste invloed beeft gehad. Hierdoor tooh kregen de staradaarddsatiebedrijven grote betekenis en invloed. Te groter werd die invloed, toen de Consumptiemelk centrale als leverancier steeds meer in betekenis afnam en enorme hoeveelhe den aanvullimgsrnelk uit het overig deel van ons land naar het Westen moesten worden gebracht. Al deze aanvullings- melk werd via de consumptiemelkbe- drijven in consumptie gebracht. De situa tie is thans zó. dat alle consumptiemelk via deze melkinrichtingen wordt gele verd. De consumptiemelkcentrale, die het wat langer uithield dan de A.V.M., dween tenslotte ook van het toneel er bestond dus geen boerenorganisatie Nieuwe organisaties In het laatste oorlogsjaar ontstond toen een nieuwe boerenorganisatie, de Coöpe ratieve Melkafzet-Centrale. die vooral na de bevrijding haar propaganda onder de boeren begon en die er thans in is ge- Van betekenis bleek by deze conflic ten, 4at de C.M.C. over het vervoers- apparaat beschikt, waardoor de afhanke lijkheid van de melkindustnie in het winningsgebied kleiner is geworden. In 1946 slaagde zij- ex in, de melk af te zet ten deels buiten het winningsgebied, deels by de buiten IJ.V.-verbar.d wer kende industrie, binnen het winnings gebied. Een van de belangrijkste voorwaarden, waaronder thans de melk door de C.M.C. geleverd wordt, moet dan ook geacht worden d bepaling, dat de C.M.C. levert franco-fabriek. Het zwakke punt in de boernorgani- satie die thans een 12000 leden omvat (binnen het district Leiden een 1200) en daarmee het grootste percentage van de consumptie-melkers is, dat zij niet over een eigen verwerkingsapparaat be- slaagd, vrijwel alle consumptiemelkers te organiseren. Ook de melkverwerkende industrie verenigde zich in een nieuwe organisatie, de Industrie-Melk-Inkoop- Vereniging en de situatie is dus thans zó, dat evenals vóór de oorlog er twee verenigingen bestaan, de coöperatieve boeren vereniging, de C.M.C., en de I.I.V., als organisatie van de industrie. Anders dan de oude CM.C. en A.V.M. hebben zij geen verordenende bevoegd- heul. Het doel van de C.M.C. kan. aan gezien zij niet over een eigen verwer kende -industrie van betekenis beschikt, slechts zyn: het verkopen van de door haar leden gewonnen melk. Als kopers kunnen slechts fungeren de melkin- dustrieën en -inrichtingen binnen het door de C.M.C. bestreken gebied. De C.M.C. en de I.I.V. zijn dus op el kaar aangewezen en, waar beide tegen overgestelde -belangen hebben, is hier een rijke bron voor conflicten aanwezig. De I.LV. toch beschikt over het industriële apparaat, de C.M.C. over de grondstof, een product evenwel, dat zeer bederflijk is en onmiddellijk na de winning ver werkt moet worden. Beide keren dat I.I.V. en CM.C. in contact zyn geweest, hebben de onderhandelingen niet tot eeo resultaat geleid. Beide keren heeft het Bedrijfschap voor Zuivel moeten ingrij pen, waarbij geconstateerd kam worden, dat de C.M.C. als overwinnaar uit de strijd te voorschijn is gekomen, schikt. Zij heeft dit zelf blijkbaar inge zien en getracht een eigen industrie te stichten. De enkele coöperatieve fabrie ken zijn in het geheel echter nog van geringe betekenis. In een conflict van enige omvang zou zij voor oe afzet van haar melk (in voorjaar en zomer al een twee msllioen hier per dag) zijn aange wezen op de zuivelindustrie buiten het winningsgebied. Daarom is ook de be schikking over een vervoersapparaat van zo grote betekenis. Een conflict van belang zou evenwel de melk voorziening in het Westen ern stig i-n gevaar brengen en uiteraard houdt dus de overheid een oog in het zeiL Overigens is te verwachten, dat het vraagstuk van de meikvoorziening nog maals in zijn geheel zal worden bekeken. De op 23 Juni j.l. door de Stichting voor de Landbouw in overleg met de Alg. Ned. Zuivelband geïnstalleerde commis sie, die als taak heeft de meest verant woorde bestemming van de in Nederland geproduceerde melk na te gaan, zal on getwijfeld haar aandacht besteden aan de hier en daar vaak chaotische toestan den op het terrein der consumptie-melk- voorzjenóng. In zijn installatderede herinnerde de heer Louwes aan zekere „grimmige aspecten", die dit bestemmingsvraagstulc biedt. Verder merkte hij op, dat in Ne derland niet gauw een regering zal wor den gevonden, die de Nederlandse boer in beginsel een redelijke prijs voor de melk zal onthouden, maar hieraan te vens de voorwaarde zal verbinden: doel matige productie, doelmatige verwer king. doelmatige afzet. Ook de niet-ingewijde weet, dat op elk der aangewezen terreinen en zeer zeker niet in het minst in hert Westen van ons land, wel het een en ander ont breekt. Het vraagstuk van de melk zal nog vele malen de aandacht vragen. SCHOONHEID IN OOSTENRIJK, GRAUWHEID IN DUITSLAND Bezet gebied en toch een opgewekt volk Dit grote verschil tussen Duitsland en Oostenrijk is reeds merkbaar tijdens de treinreis. In Duitsland de ellende van de honger, de tragiek van de kapot-geslagen steden, verpauperisering van het volk, op de stations gedemonstreerd in de scha mele kleding van het spoorwegpersoneel en de hunkerende blikken bij het zien Tijdens mijn maaltijd in het kelder café te Salzburg denk ik nog even terug aan dat zonloze beeld in Keulen, waar de machtige, 700-jarige Domkerk zich als een trots symbool van de onvergankelijk heid der Kerk verheft boven de afgrijse lijke ruïnes. Een jongeman zit bij een der gewezen gebouwen en zijn hand zoekt in de stenen de harde en wrede symbolen van zijn stukgeslagen idealen. De Domklok luidt, somber en toch ver heffend, dreigend en toch verlossend. Eigenlijk is het een feestzang over een dode stad. Huiveringwekkend voor wie de zin hiervan niet verstaat. Twee Rotterdammers vervaardigen in eigen atelier poppenfilms Op een zolderverdieping ergens aan de Rechter Rottekade te Rotterdam werken twee Rotterdamse jongemannen, Piet Maas en Joop Stolk, aan de vervaardiging van een poppenfilm. U kent ze wel, die aardige filmpjes voor de je*gd, waarin poppen mensen zUn, die leven en werken en lieven en loven en trouwen, alles aangepast aan de rUke fantasie der kleintjes, voor wie het kijken naar zo n filmpje een ge beurtenis is, waarover ze de eerstvolgende dagen niet uitgepraat raken. Wij namen voor onze lezers een kijkje in de geïmproviseerde film-studio. De heren Maas en Stolk zijn in hun onderduikperiode met dit bijzondere artistieke werk begonnen. Niet minder dan anderhalf jaar werkten zij aan een filmpje „J^ntje's droom", een simpel ver haaltje een kereltje, dat een reiz naar de m^an onderneemt. De vertoning neemt niet meer dan een kwartier in be slag. Anderhalf jaar hard werken voor een filmpje van vijftien minuten! Geduldwerk Doch de Rotterdammers beschouwden dit filmpje als het begin van hun succes. De „Nederlandse Onderwys Film" had het rolprentje onder de ogen gekregen en het geschikt geacht om het voor de jong ste leerlingen van de lagere scholen te vertonen. De heren Maas en Stolk werden financieel in de gelegenheid gesteld „Jantjes droom" op een 16 mm band over te brehgen en zij kregen zelfs een opdracht voor een nieuwe film, „Maan licht-fantasie". die zij prompt uitvoer den. Gaarne had het tweetal nog meer filmpjes voor de „Nederlandse Onder wijs Film" vervaardigd, doch dit insti tuut bleek helaas niet kapitaalkrachtig genoeg, zodat onze Rotterdammers op eigen risico met een normaalfilm gingen werken. Van Januari 1947 tot Maart 1948 werkten zij aan een poppenfilmpje met de - actuele titel „Woningprobleem". Het resultaat voldoet werkelijk aan artistieke eisen. En dit is verheugend voor het tweetal, want zij hebben bij de opnamen ontzettend veel geduld moeten oefenen. Een voorbeeld: Een popje moet gefilmd worden, terwijl het loopt: Het staat stil, een opname linker been een halve millimeter vooruit opname weer een halve millimeter vooruit opname rechter been voo- uit opname, enzo- Bij de eerste opnamen veranderde de heer Stolk iets aan het decor, zonder dat hij het merkte. Een serie opnamen was mislukt, maar men had tegelijkertijd ge leerd elk te filmen onderdeeltje vast te lijmen. Zo leerden de jongelui al doende, Financieel staan ze er niet te best voor, de winsten zijn niet bijster groot. De Rotterdammers hebben nu het plan op gevat om in de toekomst reclamefilms te vervaardigen. Die leveren wellicht meer op. hoewel hun liefde de poppen- film blijft. Ze maken zelf de attributen U weet, dat een tekenfilm, van Walt Disney bijvoorbeeld, inderdaad getekend wordt, beeldje na beeldje, een geduld werkje, dat een zee van tijd vergt. Maar deze beroemde Amerikaanse artist heeft dan ook de meest moderne hulpmidde len alsmede een uitgebreide staf var medewerkers tot zijn beschikking. Alzo niet onze Rotterdamse film enthousiasten. Zij zijn zowel scenario schrijver, regisseur als cameraman, ter wijl zij alle attributen, zoals poppen, huisjes, bomen, parken zelf vervaardigen, soms met de meest privitieve middelen, doch en dit is het voornaamste het resultaat is werkelijk héél aardig, hoe wel een vergelijking met de kleuren films van Disney op het ogenblik nog in het voordeel van de Amerikaan uitvalt. IV. het „Bitte Herr Ober, Rahmrostbraten mit gemlachten Salat" en even later eet ik gezellige kelder-café bU het St. Peters Friedhof te Salzburg net als alle andere gasten een stukje gebraden vlees met heel weinig aardappelen en wat schijfjes komkommer en tomaat. Voor onze Ned- begrippen een veel te kleine portie, ondanks de S 6 zonder bonnen of de S 3.50 met bonnen. De Oostenrijker doet het er mee. HU eet per keer minder dan de Nederlander, maar het aantal maaltUden is vaak meer s' Avonds laat, na het concert of de opera, vindt U hem terug in de „Wintergarten" met voor zich zo'n heerlUke Wiener Schnitzel en een halve liter Ziersdorfer-wUn. Het eten in Salzburg is weinig, maar goed en mUn collega uit BerlUn noemde het leven hier een paradU». „De dag bedriegt, hier sterft een bur- Utrecht, dr Mekkes te Rotterdam straks dr K. J. Popma te Groningen doen, zal er toe moeten leiden, dat de invloed van het Calvinisme doordringt in de krin gen van de ongelovige wetenschap Het Calvinisme heeft, omdat het leeft uit de Gods-openbaring, de oplossing van alle vragen. We vergeten dat in deze tijd van nood wel eens te veel, als we ons als iemand naast zoveel werk, dat de volle man vraagt, tijd vindt voor weten schappelijk werk, dat hem naar de do centenkamer van een grote, beroemde universiteit voert. Zulk een man voor de studenten is van groot belang. Hij kent niet alleen de engte van het studeervertrek, doch ook de ruimte van hét leven. Als ik het geheel overzie, is er maar één element dat teleurstelling by mij wekt en daarom wil ik het ook niet ver zwijgen. Het is de vraag: Waarom ge schiedde deze benoeming al niet veel eerder en dan aan de Vrije Universiteit? Ik verraad geen geheim als ik zeg, dat daarop reeds lange tijd velen in den lande wachtten. Om de belangrijkheid van de benoe ming en de betekenis van de te bezet ten post, vergeet ik echter graag deze teleurstelling. Professor Scholten. deze plaats is U van harte gegund. Godes zegen in een lange reeds van jaren! vermeien in onderlinge twist of als we elkander jagen in consequenties van men selijke oorsprong. We mogen niet uit de negatie leven en we moeten leven uit het positieve. De oplossing is aan ons. Dat geldt als We de oorsprongen van het denken naspeuren, doch dat geldt ook als we het leven van de staat onder zoeken. Daarom moeten we de ogen open houden voor het werk, dat de hoogleraren aan de openbare universiteiten gaan ver- Nu heb ik nog niet eens hetrlicht laten vallen op de singuliere gaven vau de nieuw-benoemd^ hoogleraar. Neen, hij wordt geen prof. op art. 8, want zijn kwaliteiten zijn van hoog wetenschappe lijke aard. Wat singulier bij hem is, dat is, dat hij via een gewone onderwijzers opleiding tot de wetenschappelijke graad en nu binnenkort tot de professoren-ka theder opklom. Hij deed dat niet met verwaarlozing van zijn staatkundige of maatschappe lijke roeping. Hij stond midden in het leven en hij toonde daadwerkelijk mede leven in allerlei acties. Deze vijftigjarige aanvaardde, bijkans twintig jaar geleden b.v. reeds 't secretariaat van de ARJA, een veelomvattende taak in een juist op gerichte, groeiende organisatie. Later was hij bestuurslid van een kiesvereniging, sprak op talloze vergaderingen, was een gezien referent op belangrijke congressen. Daarnaast een voortreffelijk onderwijzer, vervolgens kweekschool-leraar en -direc teur. Er is geen einde aan de lange lyst zijner prestatie*. Ik noem het sinjulier gerij een nieuwe dood in stenen blokken." Zo zingt de verlaten en vertwijfelde dichter en hij treurt bij de puinhopen. Hij hoort in de klokkeklanken niet de stem van de Hemel, van de Engelen, die zingen als er uit de grijze muren van de bouwvallen een gebed opklinkt uit de mond van de vereenzaamde, die de resten van zijn verwoest geluk niet meer vinden kan. De klok luidt nog als de trein het station reeds verlaten heeft en op weg is naar de volgende stad met even ver hongerde mensen en even angstaanjagen de ruïnes. „Herr Ober, zahlen bitte". De werke lijkheid roept me terug in het land, waar de zon weer schijnt, waar de mensen weer kunnen lachen, waar leven en schoonheid is en waar de kunst haar hoogste triom fen viert. Kunst dat is belangrijk vooi de Oostenrijker. Een gewoon monteurtje met een schamel inkomen van 300 Shillin- gen in de maand, maakt prachtige schil derijen in zyn vrije tijd. Een kleine straat jongen zingt zuiver en spontaan „Ach wie hab' ich Sie verloren" uit Gluck' pheus" en een dagblad, waarin de ernst van de tijd op elke pagina tot uiting komt. voert in de kop het motto „Morgen wird's wieder besser". Dat is typerend voor de Oostenrijker en ook voor de Salzburgse vrouw, die bij mij aan het tafeltje zit en ook Rahmrostbraten eet. Zij heeft de zon in haar ogen zoals alle Oostenrijkse vrouWen en haar stem klinkt melodieus. „Ach Herr Doktor" (ir Salzburg heten we allemaal Herr Dok tor) „als we Godsvertrouwen hebben blijven we niet treuren, maar kunnen ook vrolijk zijn". Samen gaan we naar Gaisbergspitze, bijna 3000 m. hoog. w een groot ijzeren kruis zonder corpus staat opgesteld met de inscriptie „Also hatt Gott die Welt geliebt". Als scheid nemen, weet ik. dat haar Overheidsambtenaar is met een salaris van S. 700 (ong. f 170) per maand. Het leven in Salzburg is ongecompli ceerd en wars van alle koude zakelijk heid. Een voorbeeld. Op een avond sta ik op de Mönchsberg en bewonder het feeërieke schouwspel beneden mij. Het is 12 uur en de talrijke kerkklokken gaan spelen, neen, niet alle tegelijk, doch na elkaar. Eerst om kwart over twaalf be gint de laatste klok met de 12-uurslag. „Waarom," zegt de Salzburger, „moeten alle klokken gelijk gaan? Nu hebben we tenminste een kwartier lang de schoon heid van de zingende torens." Ongecompliceerd is het leven, omdat men zich alleen maar instelt op de dag van heden. Wat de dag van morgen zal brengen is van later orde. Noem het fa talisme. goed, maar beschouw dit fatalis me dan als een volkomen overgave aan de leiding niet in de steek laten,"' sprak een Salz burger boer, toen ik hem wees op het uitzichtloze van Oostenrijk. En in deze sfeer is het goed leven, in deze sfeer ook is er de zuiverheid, de puurheid van de mensen, die niet wantrouwend of jaloers zijn en in alles de schoonheid zoeken. In Salzburg, dat in de Amerik. zone ligt, wordt over de Russen niet gedacht en in Wenen gaat u zonder bezwaar de Russische zone in en uit. Met alle uiter lijke rust echter in dit land, ligt er toch 'n zekere tragiek. Er zyn twee nationali teiten. die in Oostenrijk de toon aange ven: de Amerikaanse en de Russische en de Oostenrijkse is eigenlijk maar een fic tief begrip. „Bezet gebied".... en dien in het hart van de Salzburger leeft toch, on danks alle correctheid van de Amerika nen. het „unheimliche" gevoel der afhan kelijkheid, dat schrijnende weten, dat de Amerik. soldaat driemaal zoveel ver dient als de Oostenrijkse burger. De lonen zijn laag in dit land. het levens onderhoud en de belastingen hoog. De rantsoenen beperken zich tot 60 sigaret ten per maand, 40 gram boter per week. 2300 gram bruin en 700 gram wit brood per week, benevens 68 liter magere melk. Voorwaar geen vetpot, maar de Oostenrijker neemt het als hem rijn kunst, zijn cultuur en zyn kerken worden gelaten. „Mahlzeit, lieber Freund" en de Sali- burgse vrouw uit het keldercafé treedt me opgewekt tegemoet als ik bij de Ho- hensalzburg bezig ben mijn Ungarische Gulaschsuppe naar binnen te werken. Samen lachen we weer en praten over.. Mozart. Corn. Basoski. Onvindbare Pimpernel toch geknipt De recherches te Apeldoorn en Am sterdam hebben enkele dieven gearres teerd. die een jaar lang voornamelijk op de Veluwe opereerden. Zij hebben ruim 100 diefstallen op hun kerfstok. Hun buit verstopten zij veelal in het Amers- foortse bos en van het geld maakten zU goede sier in de hoofdstad. Drie hoofd daders hebben bekend, onder wie ook de -;n ..onvindbare Pimpernel". vWr balais hoger hand. „God aal ons zullen morgen te Zutphen terecht staea.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1948 | | pagina 5