NIEUWE LEEDSCHE COURANT
5
ZATERDAG 11 SEPTEMBER 1948
Vrucht van Christelijke barmhartigheid
Rekkense inrichtingen voorzien in een
dringende behoefte
OOK IN LEIDEN PROPAGANDA-ACTIE OP KOMST
Groots en heerlik Is de heide met haar natuurlijke schatten. Daar zijn de verten
en daar is het koepeldak des hemels. De grote, stille heide is indrukwekkend en
onmisbaar. Men vindt haar met al haar rijkdommen in de Gelderse Achterhoek.
Maar ook een ander landschap bloeit er in al zijn pracht en weelderigheid.
Af en aan wentelen de stille heuvelen, de rijke velden en statige bossen, de frisse
boomgaarden en grazige beemden. Hier, in de majestueuze omgeving van het
schone dorpje Rekken, niet ver van de Duitse grens, biedt Gelderland een
verrukkelijke afwisseling. Welk een heerlijke verscheidenheid!
Iets van het werk
Van Leiden naar Zutphen gingen we
met de trein, dwars door het rijzende land
van de Veluwe. In Zutphen stapten we
op de fiets. Bestemming: Rekkense inrich
tingen.
Zullen wij veel schrijven over onze
lange tocht over heuvels, door bossen met
karakteristieke paadjes, langs slingeren
de beken? Neen, er is over deze dingen
reeds zo veel ten beste gegeven.
Wèl dit: de voor indrukken vatbare
mens, die zich op een zonnige dag in de
„Achterhoek" (een naam ten onrechte!)
bevindt en er op uit gaat om te zien en
te genieten, voelt in zeer bijzondere mate
de pure werkelijkheid van de woorden
uit het verhaal der Schepping: „En God
zag, dat het goed was".
Eigen, open gemeenschap
En in deze omgeving van ongerepte
natuur, op een open plek, ergens midden
In het bos, hebben de Rekkense inrich
tingen zich neergevlijd. Hier werken
jongens en meisjes, mannen en vrouwen,
wier leeftijden variëren van 10 tot 85
jaar, die een defect hebben in hun ka
rakter, die in mindere mate toerekenings
vatbaar zijn, criminele psychopathen en
zwakzinnigen. Hun aanwezigheid in de
gewone maatschappij zou een gevaar be
tekenen. Daarom zijn ze hier gebracht en
vormen een eigen, open gemeenschap. De
vele gebouwen vormen een dorp en
daarin leven ze, jong en oud, onbruik
baar voor het normale leven.
De inrichtingen, die vooral in de na
oorlogse tijd in een dringende behoefte
voorzien, dateren van 1910, aldus de heer
W. Eniklaar, adjunct-directeur, met wie
wij in onze vacanitie een onderhoud had
den naar aanleiding van de plannen van
de leiding der Rekkense inrichtingen om
In het Westen van ons land, speciaal in
de grote steden, w.o. ook Leiden, binnen
afzienbare tijd een actie te gaan voeren,
die een tweeledig doel zal hebben: 1. aan
het werk in deze prot. chr. gemeenschap
meer bekendheid te geven en 2. een fi
nanciële basis te vormen voor uitbreiding
en doeltreffender onderhoud.
Opleiding van onze jonge
musici moet vroeger
beginnen
Tot het onlangs in Scheveningen ge
houden Intern. Muziekconcours is geen
der Ned. pianisten toegelaten; daarover
Is al veel geschreven en veel gesproken
Herhaaldelijk is de opmerking gemaakt,
dat er aan de instrumentale opleiding
aan onze conservatoria iets moet hape
ren. En men is geneigd de conclusie te
trekken, dat de instrumentale studie in
het gedrang komt, doordat te veel tijd
aan de theoretische vakken wordt be-
ateed.
Inderdaad wordt op de Ned.
toria een veel grondiger studie gemaakt
van solfège, harmonieleer, analyse
muziekgeschiedenis dan op de meeste
buitenlandse. Wij beschouwen dit ech
ter niet als een nadeel, maar als eer
groot voordeel.
Van de vele leerlingen, die aan onze
conservatoria studeren, zijn er slechts
enkelen, die zich later een plaats op het
podium zullen veroveren. Bijna alle
deren moeten door lesgeven in hun
derhoud voorzien. De bespelers
etrijk- en blaasinstrumenten hebben de
mogelijkheid in een orkest te komen;
orkestmusici geven echter in bijna alle
gevallen ook les. De pianisten zijn,
zover zij niet solistisch optreden, geheel
aangewezen op een paedagogische werk
kring.
Een paedagoog, die de muzikaliteit
zijn leerlingen tot ontwikkeling wil
brengen, moet zelf zeer veelzijdig muzi
kaal gevormd zijn. Voor hem zijn uitge
breide theoretische en muziekhistorische
studiën even noodzakelijk als speeltech-
Wanneer de aanstaande solist meer wil
worden dan alleen virtuoos, moeten zijn
artistieke mogelijkheden in zijn studie
jaren even zorgvuldig worden ontwik
keld als zijn technische. Ook hij moet
over een veelzijdige muzikale ontwik
keling beschikken.
Hoe moeten in de toekomst de Neder
landse solisten dan wedijveren met de
buitenlanse? Het antwoord kan kort
zijn: Door eerder met de vakstudie te
beginnen-
De meeste leerlingen, die musicus wil
len worden, absolveren eerst een mid
delbare school en gaan dan op hun 18e
of 19de jaar naar het conservatorium.
Het is duidelijk, dat een aanstaand mu
sicus, die eerste een H.B.S- of gymnasium
bezoekt, later in technisch opzicht nooit
kan wedijveren met een collega, die van
Zijn 13de tot zijn 18de jaar het grootste
deel van zijn tijd aan de muziekstudie
heeft besteed.
Maar er is nog een factor. Het is voor
de aanstaande musicus noodzakelijk om
Juist in de puberteitsjaren in een sfeer
van muziek te leven en te ademen. En
het kan voor zijn verdere ontwikkeling
als musicus funest zijn, wanneer hij deze
jaren in beslag genomen wordt door stu
diën. die met muziek niets te maken
Maar de musicus moet toch algemeen
ontwikkeld zijn? Natuurlijk, kennis van
moderne talen, van literatuur, van cul
tuurgeschiedenis en van de geschiedenis
der beeldende kunsten zijn voor hem on
ontbeerlijk.
Eigenlijk moest een aanstaand musicus
op zijn twaalfde of dertiende jaar naar
een school, waar hij zowel les kreeg in
de muzikale vakken als in moderne
talen, literatuur, enz. Hij zou dan op zijn
achttiende jaar zowel instrumentaal als
algemeen-muzikaal veel verder gevor
derd zijn dan thans meestal het geval
is. En bovendien zou de basis gelegd zijn
voor een solide algemene ontwikkeling
zonder de ballast van voor een musicus
volkomen overbodige vakken.
Hennie Schouten,
Leraar A'dams Conservatorium
Gisteren keerde de IJmuidepse
stoomtreiler „Haarlem" (IJm. 9) van de
V.O.M. terug van de haringvangst met
3700 kisten verse haring aan boord,
waarmede het schip alle bestaande
vangstrecordr heeft gebroken.
De patiënten zijn over verschillende ge
bouwen verdeeld, naar hun aanleg en de
mogelijkheid van reclassering. Zij genie
ten volledige vrijheid. Onhandelbare per-
n. die de goede stemming in hun ge
bouw bederven, krijgen straf, die, wan
neer zij na herhaalde waarschuwing nog
niet gehoorzamen, culmineert in cellu
laire gevangenisstraf.
De mannelijke en vrouwelijke patiën
ten zijn volkomen gescheiden. De man
nen vinden op de dag hun werk in de
ambachtsschool, de kleermakerij, de
schoenmakerij, de smederij of meubel
makerij. de timmerwerkplaats of op de
boerderij, die alle bij de inrichtingen be
horen. Hier leren zij werken. Dat dit
veelal met grote moeilijkheden gepaard
gaat, behoeft geen betoog. Niet allen wil-i
len werken. Verder zijn er een lagere en
een MULO-school. Het onderwijs hier
boekt goede resultaten. Voor de vrouwen
zijn er de nijverheidsschool, de centrale
keuken, die de gehele inrichting van eten
voorziet,-de wasserij en de naaikamer,
terwijl zij ook de gebouwen schoon hou
den. Aan ontspanning wordt veel aan
dacht besteed. Er is een prachtig voet
balveld, benevens een modern zwembad.
Uitbreiding is nodig
Vorig jaar werd het Sophiahuis te
Apeldoorn in gebruik genomen voor die
vrouwen, die uitzicht hadden op de ge
wone maatschappij. De overgang Rek
kense inrichtingen-maatschappij zou te
groot zijn. Voor de mannen moet er ook
zo'n tussenschakel komen.
Het Is te begrijpen, dat deze inrich
tingen, die door geen instantie worden
gesubsidieerd, veel geld nodig hebben.
De situatie is op 't ogenblik zo, dat niet
alle verzoeken om opneming kunnen
worden ingewilligd. Uitbreiding is dus
een belangrijke eis. Mag deze instelling,
die is ontsproten uit het particuliere ini
tiatief en mede wordt gedragen door de
ware Christelijke barmhartigheid, lijden
onder gebrek aan financiën?
Er is een grote film gemaakt door des
kundigen en het ligt in de bedoeling var
het bestuur der inrichtingen, op propa-
ganda-avonden in het\\Vesten van ons
land deze film te draaien. De rolprent
geeft een heel duidelijk en volledig beeld
van wat er in het „dorp bij Rekken" leeft
en hoe men er leeft.
Wanneer men naar Leiden komt, staat
nog niet vast. Uiteraard zal dit tijdig door
ons worden bekend gemaakt. Laten wij,
als de actie daar is, tonen, dat wy de in
stellingen, waar de Christelijke geest do
mineert, weten te onderhouden. de Gr.
^ooPJstroJ ft*<8
Dr L. W. G. Scholten professor
In de Nieuwe Provinciale Gronings
Courant schrijft E. van Ruller, die met
dr Scholten jarenlang heeft samenge
werkt, het volgende over diens be
noeming tot hoogleraar te Leiden:
Het Leidse universiteitsfonds heeft Ko
ninklijke goedkeuring gekregen voor het
instellen van een leerstoel voor parle
mentaire geschiedenis.
Op zichzelf is dit een zeer belangrijke
gebeurtenis. Tot nu toe werd, althans bij
mijn weten, de parlementaire geschiede
nis niet als speciaal vak aan één der uni
versiteiten in den lande gedoceerd. Hier
is dus sprake van iets nieuws.
Hoe belangrijk dit is, bleek onlangs
wel bij de debatten, die in de Tweede Ka
mer rondom de formatie van het kabinet-
Drees hebben plaats gehad. De heren
ud, Tilanus en Schouten hebben w
gedebatteerd over de totstandkoming
verschillende kabinetten en daarbij ging
het om de vraag, in hoeverre een kabi
netsformateur de partijen in fracties
tegenwoordigd, bij zijn werk moet inscha-
Een merkwaardige figuur uit
de schoolstrijd
Welke minder nobele eigenschappen
men Groen van Prinsterer ook in de
schoenen heeft trachten te schuiven, het
gaat'stellig niet aan, hem er van te be
schuldigen, dat hij in domme en hoog
moedige wetenschapswaan neerzag op de
niet-academisch gevormde medemens. Hij
wist. teneinde medewerkers te vinden
tot verwerkelijking van zijn hoog ideaal,
zich ook te wenden tot mannen, gespeend
van alle universitaire vorming.
Zo'n persoon was J. A. Wormser, de
Amsterdamse deurwaarder, in de kring
van het Réveil een eenvoudige, maar ko
ninklijke gestalte. Groen noemde hem
zijn „geheimraad".
Zo iemand was ook M. D. van Otterlo,
de openbare schoolmeester van Valburg
in de Betuwe.
Merkwaardige figuur, deze Michiel
Derk van Otterloo. Merkwaardig, omdat
hij in de worsteling voor de vrije school
jarenlang een zeer werkzaam aandeel had
en nochtans zijn leven lang onderwijzer
aan een openbare school is gebleven.
Betrekkelijk is hij, ondanks zijn tal
rijke publicaties, steeds een gestalte-in
de-schaduw gebleven. Tot nogtoe weten
we van hem als „levend mens" heel wei
nig. Want een figuur als Van Otterloo
leren we uiteraard het best kennen uit
zjjn brieven en juist wat deze brieven
betreft staan we voor een blinde muur
Wel worden een aantal epistels- in het
Réveil- en Rijksarchief bewaard, maar
een zeer groot getal men spreekfr- van
ongeveer 300 werden nimmer vrijge
geven. Het is wel bijzonder spijtig, dat
deze, voor de geschiedenis van de School
strijd ongetwijfeld hoogst belangrijke
verzameling, niet kon worden opgeno
men in de uitgave van de nagelaten ge
schriften van Groen van Prinsterer, wel
ke uitgave door de zorgen van de profs.
Goslinga en Gerretson en van dr H. J.
Smit binnen afzienbare tijd van de per
sen zaj komen.
Toch leren we M. D. van Otterloo wel
enigszins kennen uit de brieven, die el
ders van hem bewaard worden. We
ten dan hoe hij door Groen „ontdekt" is
en dat sinds 1854 een onafgebroken cor
respondentie tussen beide mannen ge
voerd is, terwijl Van Otterloo op de no
minatie geplaatst werd voor lid van de
Tweede Kamer. Groen getuigde toen
't was in 1871 in zijn lijfblad Neder-
landsche Gedachten: „Een man is er, die
in de, zo we hopen gezuiverde en ver
sterkte Tweede Kamer niet mag ontbre
ken aan wie wellicht (ons land is een
zonderling land) niemand denkt, en die
desniettemin allereerst in aanmerking
had moeten komen bij elk, die doeltref
fende behandeling van de onderwijs
kwestie in de volksvertegenwoordiging
begeert." Nu, hiermee kon het Be-
tuws schoolhoofd 't voorlopig doen!
Van Otterloo had de aandacht van
Groen op zich gevestigd door zijn publi
caties aangaande de schoolkwestie. En na
het bovengenoemde jarenlange contact
Groen noemde hem zyn vriend en raads
man verschenen in 1874 zijn Bijdra
gen ter toelichting van de schoolkwestie,
die twee jaar later gevolgd werden door
zijn Nieuwe Bijdragen. Allebei verken,
die bij de bestudering der historie van de
schoolstrijd niet gemist kunnen worden.
Ook in andere geschriften heeft hij ge
streden voor het Christelijk onderwijs,
o. m. in zijn „Waarom voor ons de Chris
telijke school noodzakelijk is".
Hier nu ligt de tragiek in het leven van
Michiel Derk van Otterloo: in theorie
ten volle er van overtuigd, dat bijzondere
scholen gesticht moeten worden, bleef hij
zelf nalatig het openbaar onderwijs te
verwisselen met het bijzonder.
We kunnen ons niet goed voorstellen
hoe dit mogelijk is. Want wel schrijft mr
De Vries in zijn „Mr G. Groen van Prin
sterer in zijn omgeving", dat het in de tijd
van Groen anders was, in zoverre er
meer fusie bestond op kerkelijk, op staat
kundig gebied en op dat van de school;
dat het persoonlijk Christelijk leven prin-
cipiëel niet zo scherp belynd was als
wel door de oprechte liefde voor de zaak
des Heren vaak hoog gestemd de juist
heid van deze stelling in 't midden la
tend, menen we toch, dat het niet aan
gaat aan de hand hiervan de houding
van Van Otterloo te rechtvaardigen. In
een brief aan Groen schreef hij immers:
Het bijzonder onderwijs 't is waar,
daartoe stond mij de weg open en was
ik alleen in de wereld geweest, ik zou
geen ogenblik geaarzeld hebben mij daar
aan te wijden; maar zodra men voor
vrouw en kinderen te zorgen heeft, is
het m. i. te roekeloos om een vaste be
trekking met de daaraan verbonden in
komsten te laten varen voor de wissel
vallige kansen der
Het was dus angst; angst
zekere toekomst, die Van Otterloo ge
bonden hield aan het openbaar onder-
Hoezeer deze min of meer tweeslach
tige houding zijn positie niet vergemak
kelijkte zal duidelijk zijn. Ter illustratie
slechts een enkel voorbeeld: de mannen
van het Réveil, de „Christelijke
den", wilden een schoolfonds stichten.
Van Otterloo, die gevraagd
gadering daartoe bij te wonen, weigerde
dit, omdat, zo luidde zyn argumentatie,
het schooltoezicht zulk een daad minder
vriendelijk zou beoordelen en hy wilde
in de eerste plaats zorgen, dat er i
gebeurde, waaruit men aanleiding
kunnen vinden hem te bemoeilijken of
als openbaar onderwijzer te ontslaan.
Dit antwoord typeert tenvolle de hou
ding van deze „voortrekker" van het
Christelijk onderwijs. Het was gebrek aanL;tpin»n
moed, dat hem er voor deed terugdein-1 ,„or
Dit is van grote betekenis voor d<
geerkracht van een kabinet, doch
schien van nog meer betekenis voo
vraag of de regering gezagsdrager is
Gods wil of uitvoerster van de wil
het volk. Beslissen de fracties of en
een regering zal worden gevormd e
personen uit de partijen daaraan zullen
deelnemen, zoals dat bij de P. v. d. A. tel.
kens geschiedt, ja dan neen?
Indien deze vraag met ja wordt beant
woord, dat is de beslissingskracht var
kroon en kabinet verlegd van de rege
ring naar de partij en het beginsel
de volkssouvereiniteit triumfeert in de
staat. Dit is van directe betekenis
de vrijheid. De revolutie voltrekt zich
over ons volksleven.
Het belang van een leerstoel in parle
mentaire geschiedenis is hiermede bewe
zen. Hoe de ontwikkeling was, is in vele
gevallen beslissend.
Er is een ander ding dat deze leerstoel
belangrijk maakt, nl. de persoon, die de
leerstoel bezetten gaat. Uit welk beginsel
zal de nieuwe professor leven, uit de ge-
dachte van de reformatie of uit die der
revolutie, uit de souvereiniteit Gods of
uit de souvereine mens?
Ziedaar het punt, dat mij bij deze Leid
se instelling het meest interesseerde
dat 'n oplossing verkreeg die ik bijzonder
toejuich. Op deze leerstoel werd benoemd
dr L. W. G. Scholten, te Utrecht, de di
recteur van de Rehoboth-kweekschool.
Hier is een benoeming gedaan die heel
Christelijk Nederland wel in hoge
moet verheugen.
Dat schryf ik niet, omdat velen
met intens genoegen en tot hun grote
lering, iedere Donderdagavond de door
de nieuwe hoogleraar verzorgde „Vaart
der volkeren" voor de NCRV volgden.
Hij doet dat op een wijze die boven alle
lof is. Zijn historische zin, zijn brede ken
nis van personen, feiten en volken, zijn
klare visie en combinatievermogen ei
heldere betoogtrant, maken het volgen
van deze wekelijkse lezingen tot een
not. Ongetwijfeld is dat iets moois, i
wat geniaal mag worden genoemd.
Het belang voor mij is evenwel, dat
te Leiden een hoogleraar gaat doceren,
die de volkssouvereiniteit in hart er
ren verwerpt en die zich in al zijn ge
schriften en redevoeringen een 'zoor
reformatie heeft getoond. Professor
Scholten gaat nu aan de roemrijkste
versiteit van ons land een geslacht op
kweken, dat straks in het politieke leven
vooraan zal staan en dat voor de studie
van de parlementaire geschiedenis de ge-
dachtenstroom van deze calvinist, par
cellence, zal hebben ingedronken. Zou de
betekenis daarvan in onze staatkunde niet
blijken?
Het wil mij voorkomen, dat de beteke
nis van deze benoeming op één lyn
worden gezien met de instelling va
bijzondere leerstoelen aan de Rijksuniver-
te gaan naar de bijzondere
school. Hy bezat niet het geloofsvertrou
wen om een verzekerd bestaan te ver-
wiselen voor een onzekere toekomst.
Nu willen we de laatste zijn hem dit
ook maar één moment euvel te duiden.
Er was zeer zeker heldenmoed voor no
dig die stap te doen. En wie nooit voor
een dergelijke, uiterst moeilijke beslis
sing kwam te staan past het niet een oor
deel te vellen.
Maar tegen de houding van M. D. van
Otterloo komt wel in zeen fel licht te
staan het gedrag van de mannen en
vrouwen, die, zoals prof. Dijk in zijn
brillante artikelenreeks aanwees, wèl, en
dan uit het geloof alleen de moed putten
om te kiezen voor een ongewisse toekomst
voor 'n leven van ontbering, voor 'n school
waar men zich tot en met behelpen
moest. En mag Van Otterloo door zijn
boeken en vele artikelen stimulerend
werk hebben verricht, deze geloofshel
den want dat waren het! hebben
het toch maar aangedurfd daadwerke
lijk in 't krijt te treden om te strijden
voor hun beginsel en voor wat ze zagen
als hun onvervreemdbaar recht.
Uity Het Correspondentenblad.
De C.M. C.: bijna enige boerencoöperatie
in het Westen
Vraagstuk der melk voorziening vraagt voort
durend de aandacht
Zonderen wij het Noordelijk deel van
Noord-Holland, waar zich een coöpera-
zuivelindoistrie naar Fries model
ontwikkelde, uit, dan kan geconstateerd
worden, dat in het Westen van ons land
geen boerencoöperatie van betekenis
ontstond. Hierin is na de oorlog ver
andering gekomen. Ook in Zuid-Hol
land en het Zuidelijk deel van Noord-
Holland, welke gebieden gewoonlijk het
consumptie-melkgebied worden ge
noemd, ontwikkelt zich thans gaande
weg een boerencoöperatie.
Vóór de oorlog bestonden hier en daar
rganisaties van consumptie-melkers,
melkveehoudersbonden, die geen invloed
an betekenis hebben uitgeoefend.
In de vele conflicten, in het einde van
de vorige eeuw en het begin van deze
tussen de melkverwerkende in
dustrie en de melkleverende 'boeren ont
staan, moesten de boeren steeds de vlag
strijken.
de crisisjaren rond 1930 kreeg
de boerenorganisatie -wat meer de wind
in de zeilen en dat haars ondanks. De
zuivelindustrie in het overige deel van
land trachtte in die crisisjaren in
het Westen een afzetgebied tet vinden,
waardoor grote moeilijkheden in het ty
pische consumptie-melikgebded dreigden
te ontstaan. De regering greep in en door
dit ingrijpen werd het consumptie-melk
gebied gesloten vodr de bui-ten dit ge
bied gewonnen melk.
De uitvoering der maatregelen werd
opgedragen aan twee organisaties, die
publiekrechtelijke bevoegdheid kregen,
de Consumptiemelkcentrale als boeren
organisatie en de Algemene Vereniging
voor Melkvoorzienimg als organisatie
van melkindustrie en melkhandel.
Een lang leven was deze organisaties
niet beschoren. Al in de eerste bezettings
jaren verdween de A.V.M.: haar taak
werd overgenomen door het Bedrijfschap
voor Zuivel.
Tal van maatregelen werden tijdens
de bezettingsjaren genomen, waa
het standaarddsatiegebod wel de .groot
ste invloed beeft gehad. Hierdoor tooh
kregen de staradaarddsatiebedrijven grote
betekenis en invloed. Te groter werd
die invloed, toen de Consumptiemelk
centrale als leverancier steeds meer in
betekenis afnam en enorme hoeveelhe
den aanvullimgsrnelk uit het overig deel
van ons land naar het Westen moesten
worden gebracht. Al deze aanvullings-
melk werd via de consumptiemelkbe-
drijven in consumptie gebracht. De situa
tie is thans zó. dat alle consumptiemelk
via deze melkinrichtingen wordt gele
verd.
De consumptiemelkcentrale, die het
wat langer uithield dan de A.V.M.,
dween tenslotte ook van het toneel
er bestond dus geen boerenorganisatie
Nieuwe organisaties
In het laatste oorlogsjaar ontstond toen
een nieuwe boerenorganisatie, de Coöpe
ratieve Melkafzet-Centrale. die vooral na
de bevrijding haar propaganda onder de
boeren begon en die er thans in is ge-
Van betekenis bleek by deze conflic
ten, 4at de C.M.C. over het vervoers-
apparaat beschikt, waardoor de afhanke
lijkheid van de melkindustnie in het
winningsgebied kleiner is geworden. In
1946 slaagde zij- ex in, de melk af te zet
ten deels buiten het winningsgebied,
deels by de buiten IJ.V.-verbar.d wer
kende industrie, binnen het winnings
gebied.
Een van de belangrijkste voorwaarden,
waaronder thans de melk door de C.M.C.
geleverd wordt, moet dan ook geacht
worden d bepaling, dat de C.M.C. levert
franco-fabriek.
Het zwakke punt in de boernorgani-
satie die thans een 12000 leden omvat
(binnen het district Leiden een 1200)
en daarmee het grootste percentage van
de consumptie-melkers is, dat zij niet
over een eigen verwerkingsapparaat be-
slaagd, vrijwel alle consumptiemelkers
te organiseren. Ook de melkverwerkende
industrie verenigde zich in een nieuwe
organisatie, de Industrie-Melk-Inkoop-
Vereniging en de situatie is dus thans
zó, dat evenals vóór de oorlog er twee
verenigingen bestaan, de coöperatieve
boeren vereniging, de C.M.C., en de I.I.V.,
als organisatie van de industrie.
Anders dan de oude CM.C. en A.V.M.
hebben zij geen verordenende bevoegd-
heul. Het doel van de C.M.C. kan. aan
gezien zij niet over een eigen verwer
kende -industrie van betekenis beschikt,
slechts zyn: het verkopen van de door
haar leden gewonnen melk. Als kopers
kunnen slechts fungeren de melkin-
dustrieën en -inrichtingen binnen het
door de C.M.C. bestreken gebied.
De C.M.C. en de I.I.V. zijn dus op el
kaar aangewezen en, waar beide tegen
overgestelde -belangen hebben, is hier een
rijke bron voor conflicten aanwezig. De
I.LV. toch beschikt over het industriële
apparaat, de C.M.C. over de grondstof,
een product evenwel, dat zeer bederflijk
is en onmiddellijk na de winning ver
werkt moet worden. Beide keren dat
I.I.V. en CM.C. in contact zyn geweest,
hebben de onderhandelingen niet tot eeo
resultaat geleid. Beide keren heeft het
Bedrijfschap voor Zuivel moeten ingrij
pen, waarbij geconstateerd kam worden,
dat de C.M.C. als overwinnaar uit de
strijd te voorschijn is gekomen,
schikt. Zij heeft dit zelf blijkbaar inge
zien en getracht een eigen industrie te
stichten. De enkele coöperatieve fabrie
ken zijn in het geheel echter nog van
geringe betekenis. In een conflict van
enige omvang zou zij voor oe afzet van
haar melk (in voorjaar en zomer al een
twee msllioen hier per dag) zijn aange
wezen op de zuivelindustrie buiten het
winningsgebied. Daarom is ook de be
schikking over een vervoersapparaat
van zo grote betekenis.
Een conflict van belang zou evenwel
de melk voorziening in het Westen ern
stig i-n gevaar brengen en uiteraard
houdt dus de overheid een oog in het
zeiL
Overigens is te verwachten, dat het
vraagstuk van de meikvoorziening nog
maals in zijn geheel zal worden bekeken.
De op 23 Juni j.l. door de Stichting voor
de Landbouw in overleg met de Alg.
Ned. Zuivelband geïnstalleerde commis
sie, die als taak heeft de meest verant
woorde bestemming van de in Nederland
geproduceerde melk na te gaan, zal on
getwijfeld haar aandacht besteden aan
de hier en daar vaak chaotische toestan
den op het terrein der consumptie-melk-
voorzjenóng.
In zijn installatderede herinnerde de
heer Louwes aan zekere „grimmige
aspecten", die dit bestemmingsvraagstulc
biedt. Verder merkte hij op, dat in Ne
derland niet gauw een regering zal wor
den gevonden, die de Nederlandse boer
in beginsel een redelijke prijs voor de
melk zal onthouden, maar hieraan te
vens de voorwaarde zal verbinden: doel
matige productie, doelmatige verwer
king. doelmatige afzet.
Ook de niet-ingewijde weet, dat op
elk der aangewezen terreinen en zeer
zeker niet in het minst in hert Westen
van ons land, wel het een en ander ont
breekt. Het vraagstuk van de melk zal
nog vele malen de aandacht vragen.
SCHOONHEID IN OOSTENRIJK,
GRAUWHEID IN DUITSLAND
Bezet gebied en toch een opgewekt volk
Dit grote verschil tussen Duitsland en
Oostenrijk is reeds merkbaar tijdens de
treinreis. In Duitsland de ellende van de
honger, de tragiek van de kapot-geslagen
steden, verpauperisering van het volk, op
de stations gedemonstreerd in de scha
mele kleding van het spoorwegpersoneel
en de hunkerende blikken bij het zien
Tijdens mijn maaltijd in het kelder
café te Salzburg denk ik nog even terug
aan dat zonloze beeld in Keulen, waar
de machtige, 700-jarige Domkerk zich als
een trots symbool van de onvergankelijk
heid der Kerk verheft boven de afgrijse
lijke ruïnes. Een jongeman zit bij een
der gewezen gebouwen en zijn hand
zoekt in de stenen de harde en wrede
symbolen van zijn stukgeslagen idealen.
De Domklok luidt, somber en toch ver
heffend, dreigend en toch verlossend.
Eigenlijk is het een feestzang over een
dode stad. Huiveringwekkend voor wie
de zin hiervan niet verstaat.
Twee Rotterdammers vervaardigen in
eigen atelier poppenfilms
Op een zolderverdieping ergens aan de Rechter Rottekade te Rotterdam werken
twee Rotterdamse jongemannen, Piet Maas en Joop Stolk, aan de vervaardiging van
een poppenfilm. U kent ze wel, die aardige filmpjes voor de je*gd, waarin poppen
mensen zUn, die leven en werken en lieven en loven en trouwen, alles aangepast
aan de rUke fantasie der kleintjes, voor wie het kijken naar zo n filmpje een ge
beurtenis is, waarover ze de eerstvolgende dagen niet uitgepraat raken. Wij namen
voor onze lezers een kijkje in de geïmproviseerde film-studio.
De heren Maas en Stolk zijn in hun
onderduikperiode met dit bijzondere
artistieke werk begonnen. Niet minder
dan anderhalf jaar werkten zij aan een
filmpje „J^ntje's droom", een simpel ver
haaltje een kereltje, dat een reiz
naar de m^an onderneemt. De vertoning
neemt niet meer dan een kwartier in be
slag. Anderhalf jaar hard werken voor
een filmpje van vijftien minuten!
Geduldwerk
Doch de Rotterdammers beschouwden
dit filmpje als het begin van hun succes.
De „Nederlandse Onderwys Film" had
het rolprentje onder de ogen gekregen en
het geschikt geacht om het voor de jong
ste leerlingen van de lagere scholen te
vertonen. De heren Maas en Stolk werden
financieel in de gelegenheid gesteld
„Jantjes droom" op een 16 mm band
over te brehgen en zij kregen zelfs een
opdracht voor een nieuwe film, „Maan
licht-fantasie". die zij prompt uitvoer
den. Gaarne had het tweetal nog meer
filmpjes voor de „Nederlandse Onder
wijs Film" vervaardigd, doch dit insti
tuut bleek helaas niet kapitaalkrachtig
genoeg, zodat onze Rotterdammers op
eigen risico met een normaalfilm gingen
werken. Van Januari 1947 tot Maart 1948
werkten zij aan een poppenfilmpje met
de - actuele titel „Woningprobleem". Het
resultaat voldoet werkelijk aan artistieke
eisen. En dit is verheugend voor het
tweetal, want zij hebben bij de opnamen
ontzettend veel geduld moeten oefenen.
Een voorbeeld: Een popje moet gefilmd
worden, terwijl het loopt: Het staat stil,
een opname linker been een halve
millimeter vooruit opname weer
een halve millimeter vooruit opname
rechter been voo- uit opname, enzo-
Bij de eerste opnamen veranderde de
heer Stolk iets aan het decor, zonder dat
hij het merkte. Een serie opnamen was
mislukt, maar men had tegelijkertijd ge
leerd elk te filmen onderdeeltje vast te
lijmen. Zo leerden de jongelui al doende,
Financieel staan ze er niet te best voor,
de winsten zijn niet bijster groot. De
Rotterdammers hebben nu het plan op
gevat om in de toekomst reclamefilms
te vervaardigen. Die leveren wellicht
meer op. hoewel hun liefde de poppen-
film blijft.
Ze maken zelf de attributen
U weet, dat een tekenfilm, van Walt
Disney bijvoorbeeld, inderdaad getekend
wordt, beeldje na beeldje, een geduld
werkje, dat een zee van tijd vergt. Maar
deze beroemde Amerikaanse artist heeft
dan ook de meest moderne hulpmidde
len alsmede een uitgebreide staf var
medewerkers tot zijn beschikking.
Alzo niet onze Rotterdamse film
enthousiasten. Zij zijn zowel scenario
schrijver, regisseur als cameraman, ter
wijl zij alle attributen, zoals poppen,
huisjes, bomen, parken zelf vervaardigen,
soms met de meest privitieve middelen,
doch en dit is het voornaamste het
resultaat is werkelijk héél aardig, hoe
wel een vergelijking met de kleuren
films van Disney op het ogenblik nog in
het voordeel van de Amerikaan uitvalt.
IV.
het
„Bitte Herr Ober, Rahmrostbraten mit gemlachten Salat" en even later eet ik
gezellige kelder-café bU het St. Peters Friedhof te Salzburg net als alle andere
gasten een stukje gebraden vlees met heel weinig aardappelen en wat schijfjes
komkommer en tomaat. Voor onze Ned- begrippen een veel te kleine portie, ondanks
de S 6 zonder bonnen of de S 3.50 met bonnen. De Oostenrijker doet het er mee. HU
eet per keer minder dan de Nederlander, maar het aantal maaltUden is vaak meer
s' Avonds laat, na het concert of de opera, vindt U hem terug in de „Wintergarten"
met voor zich zo'n heerlUke Wiener Schnitzel en een halve liter Ziersdorfer-wUn.
Het eten in Salzburg is weinig, maar goed en mUn collega uit BerlUn noemde het
leven hier een paradU».
„De dag bedriegt, hier sterft een bur-
Utrecht, dr Mekkes te Rotterdam
straks dr K. J. Popma te Groningen doen,
zal er toe moeten leiden, dat de invloed
van het Calvinisme doordringt in de krin
gen van de ongelovige wetenschap
Het Calvinisme heeft, omdat het leeft
uit de Gods-openbaring, de oplossing van
alle vragen. We vergeten dat in deze tijd
van nood wel eens te veel, als we ons
als iemand naast zoveel werk, dat de
volle man vraagt, tijd vindt voor weten
schappelijk werk, dat hem naar de do
centenkamer van een grote, beroemde
universiteit voert.
Zulk een man voor de studenten is
van groot belang. Hij kent niet alleen de
engte van het studeervertrek, doch ook
de ruimte van hét leven.
Als ik het geheel overzie, is er maar
één element dat teleurstelling by mij
wekt en daarom wil ik het ook niet ver
zwijgen. Het is de vraag: Waarom ge
schiedde deze benoeming al niet veel
eerder en dan aan de Vrije Universiteit?
Ik verraad geen geheim als ik zeg, dat
daarop reeds lange tijd velen in den lande
wachtten.
Om de belangrijkheid van de benoe
ming en de betekenis van de te bezet
ten post, vergeet ik echter graag deze
teleurstelling. Professor Scholten. deze
plaats is U van harte gegund. Godes
zegen in een lange reeds van jaren!
vermeien in onderlinge twist of als we
elkander jagen in consequenties van men
selijke oorsprong. We mogen niet uit de
negatie leven en we moeten leven uit het
positieve. De oplossing is aan ons.
Dat geldt als We de oorsprongen van
het denken naspeuren, doch dat geldt
ook als we het leven van de staat onder
zoeken. Daarom moeten we de ogen open
houden voor het werk, dat de hoogleraren
aan de openbare universiteiten gaan ver-
Nu heb ik nog niet eens hetrlicht laten
vallen op de singuliere gaven vau de
nieuw-benoemd^ hoogleraar. Neen, hij
wordt geen prof. op art. 8, want zijn
kwaliteiten zijn van hoog wetenschappe
lijke aard. Wat singulier bij hem is, dat
is, dat hij via een gewone onderwijzers
opleiding tot de wetenschappelijke graad
en nu binnenkort tot de professoren-ka
theder opklom.
Hij deed dat niet met verwaarlozing
van zijn staatkundige of maatschappe
lijke roeping. Hij stond midden in het
leven en hij toonde daadwerkelijk mede
leven in allerlei acties. Deze vijftigjarige
aanvaardde, bijkans twintig jaar geleden
b.v. reeds 't secretariaat van de ARJA,
een veelomvattende taak in een juist op
gerichte, groeiende organisatie. Later was
hij bestuurslid van een kiesvereniging,
sprak op talloze vergaderingen, was een
gezien referent op belangrijke congressen.
Daarnaast een voortreffelijk onderwijzer,
vervolgens kweekschool-leraar en -direc
teur. Er is geen einde aan de lange lyst
zijner prestatie*. Ik noem het sinjulier
gerij een nieuwe dood in stenen blokken."
Zo zingt de verlaten en vertwijfelde
dichter en hij treurt bij de puinhopen.
Hij hoort in de klokkeklanken niet de
stem van de Hemel, van de Engelen, die
zingen als er uit de grijze muren van
de bouwvallen een gebed opklinkt uit de
mond van de vereenzaamde, die de resten
van zijn verwoest geluk niet meer vinden
kan. De klok luidt nog als de trein het
station reeds verlaten heeft en op weg
is naar de volgende stad met even ver
hongerde mensen en even angstaanjagen
de ruïnes.
„Herr Ober, zahlen bitte". De werke
lijkheid roept me terug in het land, waar
de zon weer schijnt, waar de mensen weer
kunnen lachen, waar leven en schoonheid
is en waar de kunst haar hoogste triom
fen viert. Kunst dat is belangrijk vooi
de Oostenrijker. Een gewoon monteurtje
met een schamel inkomen van 300 Shillin-
gen in de maand, maakt prachtige schil
derijen in zyn vrije tijd. Een kleine straat
jongen zingt zuiver en spontaan „Ach wie
hab' ich Sie verloren" uit Gluck'
pheus" en een dagblad, waarin de ernst
van de tijd op elke pagina tot uiting
komt. voert in de kop het motto „Morgen
wird's wieder besser". Dat is typerend
voor de Oostenrijker en ook voor de
Salzburgse vrouw, die bij mij aan het
tafeltje zit en ook Rahmrostbraten eet.
Zij heeft de zon in haar ogen zoals alle
Oostenrijkse vrouWen en haar stem
klinkt melodieus. „Ach Herr Doktor" (ir
Salzburg heten we allemaal Herr Dok
tor) „als we Godsvertrouwen hebben
blijven we niet treuren, maar kunnen
ook vrolijk zijn". Samen gaan we naar
Gaisbergspitze, bijna 3000 m. hoog. w
een groot ijzeren kruis zonder corpus
staat opgesteld met de inscriptie „Also
hatt Gott die Welt geliebt". Als
scheid nemen, weet ik. dat haar
Overheidsambtenaar is met een salaris
van S. 700 (ong. f 170) per maand.
Het leven in Salzburg is ongecompli
ceerd en wars van alle koude zakelijk
heid. Een voorbeeld. Op een avond sta
ik op de Mönchsberg en bewonder het
feeërieke schouwspel beneden mij. Het
is 12 uur en de talrijke kerkklokken gaan
spelen, neen, niet alle tegelijk, doch na
elkaar. Eerst om kwart over twaalf be
gint de laatste klok met de 12-uurslag.
„Waarom," zegt de Salzburger, „moeten
alle klokken gelijk gaan? Nu hebben we
tenminste een kwartier lang de schoon
heid van de zingende torens."
Ongecompliceerd is het leven, omdat
men zich alleen maar instelt op de dag
van heden. Wat de dag van morgen zal
brengen is van later orde. Noem het fa
talisme. goed, maar beschouw dit fatalis
me dan als een volkomen overgave aan
de leiding
niet in de steek laten,"' sprak een Salz
burger boer, toen ik hem wees op het
uitzichtloze van Oostenrijk. En in deze
sfeer is het goed leven, in deze sfeer ook
is er de zuiverheid, de puurheid van de
mensen, die niet wantrouwend of jaloers
zijn en in alles de schoonheid zoeken.
In Salzburg, dat in de Amerik. zone
ligt, wordt over de Russen niet gedacht
en in Wenen gaat u zonder bezwaar de
Russische zone in en uit. Met alle uiter
lijke rust echter in dit land, ligt er toch
'n zekere tragiek. Er zyn twee nationali
teiten. die in Oostenrijk de toon aange
ven: de Amerikaanse en de Russische en
de Oostenrijkse is eigenlijk maar een fic
tief begrip. „Bezet gebied".... en dien in
het hart van de Salzburger leeft toch, on
danks alle correctheid van de Amerika
nen. het „unheimliche" gevoel der afhan
kelijkheid, dat schrijnende weten, dat de
Amerik. soldaat driemaal zoveel ver
dient als de Oostenrijkse burger. De
lonen zijn laag in dit land. het levens
onderhoud en de belastingen hoog. De
rantsoenen beperken zich tot 60 sigaret
ten per maand, 40 gram boter per week.
2300 gram bruin en 700 gram wit brood
per week, benevens 68 liter magere
melk. Voorwaar geen vetpot, maar de
Oostenrijker neemt het als hem rijn
kunst, zijn cultuur en zyn kerken worden
gelaten.
„Mahlzeit, lieber Freund" en de Sali-
burgse vrouw uit het keldercafé treedt
me opgewekt tegemoet als ik bij de Ho-
hensalzburg bezig ben mijn Ungarische
Gulaschsuppe naar binnen te werken.
Samen lachen we weer en praten over..
Mozart. Corn. Basoski.
Onvindbare Pimpernel toch
geknipt
De recherches te Apeldoorn en Am
sterdam hebben enkele dieven gearres
teerd. die een jaar lang voornamelijk op
de Veluwe opereerden. Zij hebben ruim
100 diefstallen op hun kerfstok. Hun
buit verstopten zij veelal in het Amers-
foortse bos en van het geld maakten zU
goede sier in de hoofdstad. Drie hoofd
daders hebben bekend, onder wie ook de
-;n ..onvindbare Pimpernel". vWr balais
hoger hand. „God aal ons zullen morgen te Zutphen terecht staea.