LICHTSTAD? Maar er zijn ook plekken waar
men geen lichtjes begeert
BERLIJN BIJ NACHT:
3
ZATERDAG 11 SEPTEMBER 1948
Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en nog zoveel andere grote steden in ons land
hebben deze dagen gebaad in een zee van licht en zullen dat in de komende
dagen ten dele nog doen. Maar er is ook een ander Rotterdam, een ander Den
Haag, een ander Amsterdam, waar helemaal geen licht meer schijnt door te dringen,
met „de man harer keuze", maar met
de jongen bij wie ze tegen de lamp liep
(„pech gehad"), en die bij de ouders
komen inwonen, is onze jeugd getuige
van de meest intieme levensverhoudin
gen en alles wat zich daaromheen be
weegt. Een leven zonder geheimen, een
samenklitten dat voor de vrouwelijke
opgroeiende leden van het gezin geen
de heer F. A. Stroethof, directeur der vereniging „Tot heil des volks"' afzondering kent. Het „huisgezin", zon
der beschuttende sfeer, waar ze de echte
lijke ontrouw, tot de geslachtsziekte toe,
als iets normaals hebben meegemaakt.
Gezinnen waar de rioolgassen van mo
rele verwording en bederf een mens
misselijk maken.
Maar als deze jeugd in haar buurt de
straat opgaat, dan blijft ze in deze wal
gelijke dampkring ademen. De bioscopen
dancings in de buurt? Och, laat ons
over zwijgen. Een ieder ziet toch de
uitdagende reclame voor sommige films,
die uitsluitend gemaakt schijnen te zijn
jeugdige hoofden op hol te brengen.
De heer Stroefhof, die speciaal stil
staat bij de toestanden in de hoofdstad,
schrijft:
De rot-rijpe jeugd
Vlag tegenover het gebouw van de ver
eniging „Tot Heil des Volks" in de Wil
lemstraat te Amsterdam bevindt zich 't
gebouw van de Gemeentelijke Genees
kundige Dienst. Het staat op de plaats,
waar vroeger „De Wijde Gang" en „Het
Klooster" stonden en die een grote rol
speelden in Querido's epos „De Jordaan".
Een brede portiek, met een royale op
gang, waar de gaande en komende man
i zijn gang naar de dokter en de zus-
rs zeker geen gevaar loopt tegen de
andere op te botsen. Dat is het voor
deel van grote portieken. Ze hebben ook
nadeel. Die in de Barnsteeg, ons ge
bouw in de. binnenstad, geeft bij don
kere, in de late avond, afdoende gelegen
heid tot de meest ongeoorloofde samen
komsten van jongens en meisjes, zodat
ons verplicht gevoelden, het licht zo
vroegtijdig mogelijk te ontsteken, waar
door het „rendez-vous" van meer dan
„stelletje" minder aantrekkelijk
wordt. -
Praat niet van een „ijzeren hek". Deze
hechte afscheiding sloopte de jeugd van
de omgeving der Nieuwmarkt reeds vóór
de oorlog!
Nog vóór het invallen van de scheme
ring strijkt in de portiek van de Wil
lemstraat een 20-tal jongens en meisjes
neer. Jonge levens, zonder enige bestem
ming. Overdag de gebondenheid van
„het febriek", het atelier, of de loonpak-
kerij, met de grijze monotonie van de
lopende band, om dan, in de geest van
2 doet me wat", de avond en een
stuk van de nacht door te brengen.
Niemand zij zo naïef te kunnen me
nen, dat deze jongelui van beiderlei
kunne, zo boven de 15 jaar, de avond op
de stoep doorbrengen in samenzang met
liedjes uit de bundel van „Kim je nog
Gegalmd wordt er wel, de wysjes uit
de film klinken tegen de wanden van
s gebouw op van de overzijde der por
tiek: „Yoy are allways in my heart".
Deze „psalmen" vormen toch heus niet
de hoofdschotel.
Jongens, die de gichelende nimfen bij
kans een arm uit het lid draaien, ge
volgd door verdere experimenten, die we
zachtzinnig als „stoeipartijtjes" zouden
willen aanduiden. Dan is van scheme
ring nog geen sprake, hebben ze maling
aan iedere critiek, laat staan als de duis
ternis een voldongen feit is, waarin zo
veel beter gelegenheid is voor allerlei
uitspattingen. Want een ieder begrijpt,
dat het daarom en daarom alleen gaat!
Maar zijn er dan geen ouders, die hun
kinderen, desnoods met een eind hout,
it ranselen? Neen, deze ouders zult
deze buurten, een enkele uitgezon
derd, niet aantreffen!
Want vader en moeder zijn in de meeste
gevallen ook niet zuiver op de graad.
Vader leeft met een andere vrouw en
moeder is ook niet afkerig van omgang
net andere mannen.
Wie op enigerlei wijze maatschappe
lijk werk doet in deze centra, weet m
al te goed, wat er in dit opzicht in
overgrote deel der gezinnen te koop
Vraag het aan de leiders van oi
clubs, die u kunnen vertellen dat m
en vader tijdens het clubuur de
sleutels komen afgeven „voor Merietje
en Pietje", omdat de ouders „naar d(
tweede voorstelling gaan".
De rijp-rotte jeugd in het late avond
uur, overgegeven aan de hoede van de
straat. Rijp-rot, want groen is die jeugd
nimmer geweest. Groen, dat zijn wij, die
ons meermalen moeten verbazen
deze onwetendheid en onze onbeholpen
heid, onze onkunde waar het gaat
dingen, die op het terrein liggen
de omgang tussen jongens en meisjes en
deze jongens en meisjes tot in de
finesses in thuis zijn!
Maar om tot de liefde in portieken
terug te keren: een beroep op de ouders
behoort tot de meest belachelijke dingen
die zich denken laten. Dat weet de Broe-
van de Geneeskundige Dienst, die
ter plaatse woonachtig is, ook wel. Hij
dacht zich de oplossing radicaler.
Vriendelijke woorden baten niet, de
opgeschoten jeugd joelde hem in koor
uit. Deze jeugd is als een spreeuwen
troep, die in kolonies telkens weer op-
v een tijdlang dezelfde bomen uit
zoekt, ondanks het feit, dat ze voortdu
rend worden opgejaagd.
De „Broeder" vulde kort en bondig
enige emmers met lysohvater, opende
onverhoeds de brede deuren der Gem.-
Geneeskundige Dienst en smeet met be
hulp van zijn vrouw de inhoud over de
treden van de stoep. Nu, het gros van
deze jeugd heeft de lysol-aroma nog da-
lang aan de kleren gehad. Luid
ruchtige verwensingen van de zijde der
gedupeerden!
e nu denken mocht, dat de stoep
de volgende avond het toonbeeld van
verlatenheid was, heeft het toch mis.
Toen de politie ze er een week
lang elke avond met de gummistok uit
sloeg, was het succes groter.
Onder deze jeugd waren er ook ver
schillenden, die we in de wintermaan
den bij ons op „Clubland" hadden gehad.
Heel ons Koninklijk gezin
zal dankbaar zijn met de kinderhulde,
aangeboden ter gelegenheid van de
Inhuldiging van H.M. Koningin Juliana.
Jongens en meisjes tot 12 jaar kunnen
hieraan deelnemen.
Inlichtingen aan onze bureaux.
Jongens en meisjes, die alleen maar kun-
ademen in een sfeer van ijsbars, dan
cings, speelhuizen en clandestiene inrich
tingen van amusement en in dierlijke on
gebondenheid, die zich niet willen en
kunnen storen aan enige, zelfs simpele
maatregelen van orde! Ze zouden zich
zelf geweld moeten aandoen! Als ze hel
wilden, zouden ze het niet kunnen, om-
:e meegezogen worden in deze draai
kolk. Alles wat met regelmaat, orde en
wet samenhangt, is bewust en opzettelijk
contrabande.
Reddeloos verloren
t is deze jeugd, die we niet i
tegemoet kunnen komen! Lees daar niet
overheen! Het is die jeugd, die reddeloos
verloren is! De vaders en moeders (al)
over vijf, zes of zeven jaren! Laten
de Voogdijraden, de Kinder gestichten er
zich maar vast op inschieten! We glijden
een onheilspellend tempo. Bekijk
de winkels met buitenlandse tijdschriften,
goede zaken maken en zie met hoeveel
raffinement juist datgene voor de ramen
wordt gehangen, wat op de verbeeldings
kracht dezer ontaarde jeugd werkt. Ze
geven er hun geld vooruit en zuigen het
naar al te gretig op. Aan onze lees
tafels in „Clubland" zaten een jongen en
een meisje prikkellectuur te lezen, die
ze stiekem hadden geïmporteerd. De
grootste helft van deze jongelui had het
al uit, terwijl er een lystje was van de
jongens en meisjes, die er nog op aasden!
Wij moeten er aanstonds aan toevoe
gen, dat de wereld rondom hen er eeg
is van verstikkende boosheid. De lucht,
waarin deze jeugd ademt, is die van een
verpestende stank van ontbinding.
In de één-kamer-met-keuken woning,
met een steeds groeiend gezin, waar de
oudste dochter, van een formaat tussen
tafellaken en servet, trouwen moet, niet
'k Zou sterrefe...
In deze levenssfeer, deze wereld van
verleiding, deze doolhof van verwilde
ring en immoraliteit, van bars, bioscopen,
cabarets, dancings (en dan alleen maai
de hele avond en een stuk van de nacht
„swingen"), voelt deze jeugd zich
derwei thuis. Zoals een 16-jarige Jor
daanse het ons openhartig toevertrouw
de: ,,'k Zou sterrefe as 't anders was!"
Van alle kanten azen hier de roofgie
ren bewust op winstbejag en specu
lerend op de vroegrijpheid van deze
straatjeugd.
Wee de bioscoop, waarvan de reclame
iet in overeenstemming is met de film
i die in deze buurt de sensatie ei
prikkeling mist! Ze kan de matjes
oprollen!
We vechten en we vechten om deze
jeugd? Die jeugd, die maling en afkeer
heeft aan alles wa-t met God, Godsdienst
en Kerk samenhangt. Laten we eerlijk
zijn! Practisch zien we in deze nacht-
donkerte geen resultaten. God beware
ons ervoor, dat we ons opschroeven
zeggen, dat het werk onder de rijpere
jeugd in de achterbuurten zo op rolletjes
gaat. Het is mogelijk onder hen die
een Christelijke sfeer via catechisatie of
jeugdvereniging de bescherming en
warende invloed van de Christelijke
.geving ondergaan. Ofschoon we ma:
te goed weten, dat ook hier de moeilijk
heden vele zijn!
Als straks, half September, de deuren
van „Clubland" in de Willemstraat
opengaan, zullen we een vernieuwe
val doen naar deze sluwe jeugd,
knocht aan de geneugten van de straat,
deze bandeloze, ontredderde, losgeslagen
jeugd der onmaatschappelijke gezinnen,
deze steen des aanstoots voor de politie
en al wat naar rust en orde streeft.
Of we hier resultaten hebben gezien
van ons één-jaar „Clubland"? Ja toch!
We kunnen wijzen op enkelen, die zich
met moeite hebben losgemaakt uit dit
milieu en hun eigen gedragslijn hebben
getoetst aan het leven van hen die
ding en stuur geven!
We weten wel, dat een „bekering tot
de deugd" in veler Christelijke ogen niet
voldoende is. Ook wij zijn er zelf
al te zeer van doordrongen! Maar laat
niemand de zegen van een zodanig „tot
ziöhzelven komen" onderschatten. De
verdwaalde zoon uit de gelijkenis moest
er mee beginnen vóór hij zelf de sche
mering zag van het vaderhuis!
trieste ontmoetingen in een bunker
Und das schlimmste ist, man hat immer Hunger'
(Van onze verslaggever Henk Greven)
Berlijn is gangsterstad geworden. Vrienden Hebben mij verzekerd, dat ze bang zijn,
als ze des avonds de tien minuten van hun station in de buitenwijk naar hun huis
wandelen. Het is stikdonker onder de bomen. Straatverlichting is er nergens. Het
ritselt en leeft in de struiken aan de wegkant en je hoort schieten verder weg
dichterbij, drie, vier keer op een avond.
In het huis van de Nederlandse chirurg dr Veder is drie keer ingebroken. Er staat
r het r
de familie te waarschuwen als i
Het verderf, dat in de
duisternis wandelt
Jantjezo aardig voor de baby,
zoekt de straat
Paedagogische
ovenvegingen
Vader en Moeder komen mij consulteren over hun
negen jarig zoontje Jantje. Hij is de laatste tijd
thuis erg lastig, jveigert te gehoorzamen, plaagt zijn
oudste zusje, doet weinig of niets aan zijn huiswerk,
geeft in het geheel of maar half antwoord op de
vragen die zijn ouders hem stellen. En Jantje heeft achterbuurt jongens,
van het onguurste type, tot speelmakkers, is in zijn vrije tijd slechts op
straat te vinden, en zakt zienderogen af tot het niveau van een schooiertje
Slechts op één punt valt Jantje te
loven, hij is erg lief voor de baby, met
wie hij zo aardig kan spelen. Jantje
sdhijnt nerveus, van het spel met zijn
straatmakkers, veel ouder dan hij, komt
hij huilende thuis, verslagen en toch
keert hij telkens weer tot hen terug met
dezelfde gevolgen. Van school zijn er
totaal geen klachten.
Ik neem contact met Jantje. Hij treedt
me met veel bravour tegemoet en schijnt
met zijn schalkse blik te willen zeg
gen: „Hier ben ik en wat wil je van i
Het kost niet de minste moeite om
ling met hem te krijgen, het gesprek
loopt op rolletjes. Jantje heeft belang
stelling voor alles wat leeft, wat echt is
en waaraan hij zijn krachten kan meten.
Hij sprankelt van vitaliteit en van geest
en blijkt na onderzoek zelfs een begaafd
kind te zijn.
Een jongen, die zich heftig verzet tegen
alle dressuur omdat hij hierin, zonder
zioh hiervan bewust te zijn, een bedrei
ging ondervindt van het plezier dat hij
in het leven heeft en in de vele ontdek
kingsmogelijkheden die het biedt. Ik be
hoef me niet af te tobben met de vraag,
van welke kant de verstarrende invloed
afkomstig is als ik vader en moeder ten
tweede male bij mij krijg om het geval
„Jantje" met hen te bespreken. Ik vind
hem geenszins nerveus, maar van
geen ik bij de eerste confrontatie met de
ouders een sterk vermoeden had, blijkt
nu op onweerlegbare wijze.
Vader doet zijn levensverhaal in grove
trekken. Hier spreekt een man, produkt
van aanleg, opvoeding en milieu-invloe
den.
Niet zoontjelief maar hij zelf is di
patiënt, een totaal verstarde natuur,
uiterst vormelijk, geremd in vele opzich
ten, en gegroeid tot een caricatuur van
een levend menselijk wezen.
Hij heeft het geschopt tot procuratie
houder aan een bank, heeft geen vrien
den, geen ambities; zijn leven beweegt
lich tussen louter vormelijkheden en
plichtplegingen enerzijds, en zelf-opslui-
ting anderzijds. Als opvoeder heeft hij
nooit tijd voor zijn kinderen.
De moeder geeft een natuur te zien, die
i vaktermen uitgedrukt „gespleten" is.
Zij heeft vijf kinderen waarvan Jantje
de tweede van boven af is. Alleen
Jantje begrijpt zij niet veel, hetgeen vol
komen duidelijk wordt, omdat zij
Jantje niets gemeen heeft. Moeder meent
het uitstekend met hem, maar is als een
dorre levenloze boom onmachtig de we-
ligtierende jonge plant leven te geven,
noch hiervan te ontvangen. Wat Jantje
aardig en leuk vindt, waar hij schik
heeft, vindt moeder naar en zinloos.
Daarom zoekt Jantje het maar
straat, en vertoont hij thuis een starre
oppositie tegen alles wat met „gedril" te
maken heeft.
Ik schilder de ouders Jantje's nood
zakelijk verweer en geef hun de c
weging het kind uit huis te doen. Bezwa
ren, ook van geldelijke aard, worden hier
tegen niet ingebracht. Ik bied mijn
medewerking aan, stel een advertentie
op, beloof bij de keuze te zullen helpen,
en wacht af. De advertentie verschijnt,
vader gaat op de duurste aanbieding af
en komt mij hiervan mededeling doen.
Bij deze gelegenheid breng ik hem
onder het oog hoe belangrijk juist de
keuze van het nieuwe milieu voo
opvoeding van Jantje is. Ik wijs op de
noodzaak van ingrijpen, en heb daarbij
steeds het beeld van Jantje voor ogen,
die zowel moreel als geestelijk gevaar
loopt te ontaarden.
En nu het onbegrijpelijke
De vader laat plotseling niets meer
zich horen, zodat Jantje gevaar loopt
echte „schooier" te worden, terwijl
een prachtkerel in het ventje steekt.
Dit beeld uit het volle leven toont, hoe
weinig te bereiken valt, wannee:
ouders onbekwaam zijn of onwillig mede
te werken aan een verbetering, die vooi
de opvoeding van hun kind van het aller
grootste belang is. De ouders zijn vaak
zelf de schuldigen
's-Gravenhage. Dr Th. Schreurs.
SCHILDERIJEN KIJKEN
In een van ouds bekend gebouw,
Dat 'k dezer dagen weer bezocht,
Zag 'k schilderijen, die destijds
Door Hollands meesters zijn gewrocht.
Het werk van Rembrandt en Vermeer,
Van Ruysdael, Potter en Jan Steen;
De laatste is mijn favoriet,
Zo vol van humor was er geen.
In zoet gemijmer ging ik heen.
Stond voor ik 't wist weer op de straat,
Gelijk een mens die wakend droomt
En plots een oog op 't heden slaat.
Ik zag een fleurig stads-tafreel,
Beschenen door de najaarszon;
Geen doek, van wat ik had gezien,
Dat zó intens mij boeien kon.
En in gedachten heb ik 't beeld
Omvat met een vergulde lijst,
Zoals een waarlijk schilderij
Een goede encadrering eist.
Hoeveel het daag'lijks leven biedt
Aan schoons, dat ongemerkt passeert.
Gré Kempen-Sterkenburg.
Na de statie-foto's, die wij gisteren publiceerden, ditmaal nog een geheel ander
beeld van onze nieuwe Koningin. Deze foto werd genomen, toen Koningin
Juliana nog een prinsesje was van luttele maanden, en wel door Haar Moeder
zelf. Van bevriende zijde werd ze ons ter beschikking gesteld.
je ontdekken hoe die man. die je ge
regeld op straat zag, verdween". Gekid
napt. Weggehaald. Als de schoonvader
een chauffeur, die op een morgen,
en jaar geleden van huis gehaald
werd om in Mecklenburg te gaan
ken. Sindsdien hoorde niemand
van hem. Onzekerheid en armoede.
Uitplundering en erger misdaad.
Velen leven in de wachtlokalen der
Berlijnse stations, waar zij, die geen
.derdak hebben in deze stad, de nacht
plegen door te brengen. Ik heb
deel van een nacht doorgebracht. Er zijn
pnder het „Bahnhof am Zoo" twee grote
ruimten: in de eerste verblijven de rei
zigers die met een avondtrein aankomen.
•gens onderdak kregen en ook geen
aansluiting hadden. Doodmoede vrouwen
met dochtertjes van een jaar of tien, die
die moeder helpen bij het verslepen van
loodzware, met aardappelen gevulde
koffers en die met het hoofd
op tafel, ingeslapen zijn. Tegen hun
hoofden aan rust dat van een mai
ir uit als een zwerver. In zyn
klemt hij de riemen van een op de grond
rustende plunjezak. Hij is waarschijnlijk
hardwerkend huisvader. Een ver
pleegster is, onder haar zwarte sluier,
daarnaast neergezonken. Jongetjes sla
pen rondom, jonge kerels, ook jonge
wen. Zittende v slapen. Zij zullen
morgen stijf zijn en dikke voeten heb-
en over. hoofdpijn klagen in deze
bedompte sfeer, waar nog de slaaplucht
nachten her hangt. Een zaalwachter
waakt over hen. Het is een beeld van
trieste armoede. Doch het is er ordelijk
Maar daarachter: daar ligt de slaap
plaats van straatmadelieven en zwarte
slampampers, van immer daklozen
verpauperden. Dat gebied noemt
hier „Mexico" Wat er zich nl. afspeelt
kan de Berlijnse politie niet achter
halen, terwijl de eerlijk-levende bewo
ners van de voormalige Duitse hoofd
stad het zich niet goed kunnen voor
stellen.
„Verpauperde meiden".
't Was schemerig donker. Een asthma-
tische Duitser, die bij de bombardemen
ten familie en bezit verloor en blijkbaar
de moed miste opnieuw te beginnen,
diende me tot gids. Uit een hoek van het
lage. bedompte, met allerlei geluiden
gevulde vertrek, sloegen we het nacht
leven gade. Vuile, haveloze kerels; ver
pauperde meiden. Hier en daar een stel.
men, omdat het langer dan
week bij elkaar is. aanneemt, dat het bij
elkaar hoort. Ze handelen samen zwart,
kopen samen zwart brood en eten
slapen samen. De gids is vol hoop, dat
die twee er nog wel eens uit zullen ko
en. Als zij maar samen blijven.
Die verhoudingen tussen „jongens en
meiden" hier interesseren hem overigens
weinig. Over het algemeen zijn het de
i, die geld verdienen; de vror
komen 's avonds om te zien, of er geen
brok eten te krijgen valt, in ruil
wat bereidwilligheid van haar kant. „Ach
wat", zegt m'n gids, „die meiden komen
gemakkelijk aan de kost; maar voor
mannen is dat een toer".
Als hij verder wil vertellen, is er
^ens een hels kabaal in het centrum
de donkere ruimte. Een oude, zwarte
vale hoed over een ongeschoren
gezicht, is vloekend overeind gespron
gen; hij doet pogingen om een jonge
meid na te zetten, die in de don
wegvlucht. J
De vent schreeuwt, dat ze zijn brood,
„at ie nota bene in z'n vuisten geklemd
hield, omdat alles wat je niet grijpvast
je vingers houdt, zo verdwijnt, toch
weggeritst heeft toen hij sliep. Hij
schreeuwt moord en brand. De jonge
kerels rondom stompen hem tegen de
borst. ..Hou je mond, stommeling, moet
de politie komen?"
Om hem tot bedaren te brengen slin
gert een ander hem een homp grauw
brood toe. „Hier ouwe. eet en slaap. Die
meid gapt ook niet voor de lol". En ze
sleuren hem terug naar z'n stoel.
„Dat is een ongekend goede daad van
die vent, dié dat brood gaf," zegt de gids
bewonderend. „Een homp brood. Dat is
zeker voor vier of vijf mark. (f 1.50). Vast
buitenkansje gehad", denkt hij af
gunstig.
Ondertussen is het nog een wonder, dat
;t zo afloopt. Want gapperij wordt ook
.el eens met een eind mes afgestraft.
..Maar", hervat hij de draad van het straks
afgebroken gesprek „dat alles is niet erg.
Dat van die meiden niet en dat van die
dieven niet. Ze hebben elkaar hier niets
verwijten de mensen".
tl ficbl
deze
week
UIT, cfe khQtnfc
KÓNNÊH lieZ&NS
In wat, voor c<zn gzz&yznd laird-
j0 wij wonen met onze, nicuvye,
koningin,.
fcesteli^ iroehaald met, optoch
ten verlichtingfeester en—
redevoeringenp j
In Goor vergaderde cte ge
meenteraad zelfs officieer in
de muziektent te midden von
de feestende Gorenaren,
Het gebeurt by een geboortefelicita
tie-bezoek ter gelegenheid van de
komst van het zoveelste kleinkind. Na-,
tuurlijk wonen de ouders daarvan bij
Opoe in. Alle jongere gezinnen komen
nu eenmaal de oudere ten laste of
omgekeerd, al naar men het zeggen wil,
Slechts de zeer geivieksten hebben een
uitweg ontdekt. Die wagen zich
Ter
nagedachtenis
ren geleid heeft 1845-1895". Daarnevens
staan-nog twee namen en ik herinner
me dat opoe van d'r eiges die eerste
naam draagt. Dus behoef ik alweer
geen detective te wezen om nochtans
te kunnen concluderen dat dit jubi
leumstuk eens ter ere van haar ouders
vervaardigd werd.
Zo is het dan ook. „Ja", zegt opoetje
trots, als ik over het document begin:
„Ja, dat heb ik zelf gemaakt. Ik
drie weken. Het gesprek kabbelt wel
willend en vriendelijk en vertrouwelijk
bepaalde kansberekening; kijken verder. Het is zo'n gesprek dat je cp
de straat eens af of daar soms een heel den duur wel leert: over het nieuwe
oud baasje of wijfje woont, waarvan fcieinkindje; over d'r gewicht en het jongste thuis, en toen ze hun gouden
men hoop mag koesteren dat ze het parmantige donkere haartoetje op haur bruiloft vierden heb ik een gedicht
niet lang meer zullen maken. Daar rose {,0Hefje; over ditjes en datjes en voorgedragen en dat schilderij gege-
gaan ze dan mee kennis maken, zo dit dan tók over de doop. En de moeder ven". Ze klautert op
althans nog nodig mocht zijn, want ge- wü dopen. Niet dat zij of haar
meenlijk kent ieder iedereen. Na de kerklopers zijn,
nakke stoel
i de wand te nemen en de-
r ze hebben al hun monstreert alle zinrijke symbolen van
In de Volkswijk
XXXVIII
het doek: daar een hart, en daar een
anker en daar een kruis. En ze vertelt
verder wat een beste ouders ze gehad
heeft, zo oppassend en ook zo echt ker
kelijk. „Christenmensen", zegt ze nog
eens. „Christenmensen, zoals je ze nu
niet meer vindt". Zo spreekt een ge
leerde over de brontosaurus: 'n uitge
storven soort. Opoe zucht eens even: ze
staat nu zelf misschien zo dicht voor de
dood en ze wou wel dat ze ook die ze
kerheid had. Maar er mankeert zo veel
Ze mag dan als jong meisje
trouwlustig zonder woninguitzicht
zal formeel bij ouwe opoe gaan in
wonen; gelijk Sjaak of Jan of Piet des
gelijks zullen doen bij ouwe opa. Dat
zal allemaal verschrikkelijk officieel
gaan met kennisgeving aan de burger
lijke stand en wat dies meer zij, maar
de voorouders zullen er last noch voor- laatste peutertje het geval zal wezen,
deel van hebben, want in werkelijk- Als het zo eens uitkomt zullen ze er
heid blijven Sjaan en Sjaak daar waar vast toe overgaan. Frons over deze be-
ze sinds hun eerste levenslicht woon- handeling ener gewichtige zaak nu niet
den: bij de eigen ouders. Ze wachten bedenkelijk uw voorhoofd, gij leer- nog belijdenis gedaan hebben, verder
nu maar blijmoedig tot het zover is; vaste broeder, want slechts drie op de is er niet veel van gekomen. Ze heeft
tot de zwarte lijkwagen voor-rijdt en honderd kindertjes in de volkswijk haar opvoeding geen eer aan gedaan,
het huisje vrij komt. Soms is het een worden gedoopt en dat is nog een won- Al heeft ze de kerk nooit weggegooid,
race tegen de tijd: of de baby er niet der Gods. Ik zie het althans zo en ik daar niet van.
zal wezen eer opoetje weg is. Maar vraag me steeds eer met verbazing af Het gesprek gaat verder. Het wordt
meestal komt dat wel goed en wie mag hoe deze doopwens nog mogelijk is. vertrouwelijker, persoonlijker. Over
dit gedoe kwalijk nemen in een tijd- Maar dan merk it. plotseling iets, dat schuld en vergeving wordt er gespro-
perk waarin voor mensenlevens van dit geheimenis omsluiert. Het is me ken. Uit een verre jeugd heeft opoe
zeer weinig dagen of van zeer veel ja- eerst niet opgevallen, want het hangt toch nog meer onthouden dan je den-
ren geen levensruimte meer bestaat? wat hoog en de kleur ervan is wat ver- ken zou: woorden, uitdrukkingen als
Maar het gezinnetje, waar ik vandaag schoten. Maar nu ik er nauwlettend verschoten roosjes en vergeetmijniet-
te gast ben, heeft het niet zo aangelegd, naar kijk, kan ik toch onderscheiden jes. Maar haar dochter staat er onwen-
Het is zonder meer bij opoe ingetrok- wat het is. Het is 'n soort handwerk nig bij, 'n tikje geïnteresseerd, 'n tikje
ken of opoe bij hen; daar mag ik af achter glas met veel bloemetjes erop verveeld, en tegelijk er buiten. Maar
wezen. geborduurd, die lang-geleden vergeet- ze zullen toch vast dopen, hoor
Daar zitten we dus: grootmoeder van mijnietjes en roosjes voorstelden. En ,,'t Verbond met Abraham zijn vrind,
in de tachtig; haar dochter van om- die omkransen de woorden „Gedenkt bevestigt God van kind tot kind",
trent de veertig en de baby van goed den weg waarin de Heere U vijftig ja- WIJKPREDIKANT.
Of de D.D.T. cam.
pagme- in Frieslandwaan 1600
huizen behandeld "werden^,
op het feestprogramma stond
vermeldden d® berichten niet,
maar hzt gebeurde l
6o dat
terwijl "in Serlyn
communisten het raadhuis be
stormden en de wettige raao uit
dreven
Vervuiling
Het ergst is de vervulling en wel de
luizen. Stel je voor: Uit de kleren kom
je nooit. Je schoenen, of wat daarvoor
doorgaat, trek je nooit uit, want dan ben
je ze kwijt ook. De heel erg helderen in
dit gezelschap gaan twee- of driemaal per
week naar de badinrichting. Daar kun je
niks wassen, je „eens lekker laten
ontluizen" en reinigen bovendien. Dan
moest je eigenlijk niet meer terug be
hoeven in de wachtkamer. Je voelt je dan
schoon. Maar waar moet je heen?"
Ze zijn allemaal benauwd voor onge
dierte in de kelder, want als er zich al
staat te krabben en anderen zier
dat, dan wordt je met een ..d'r uit zwijn'
verwijderd. En hij moet het bewljsje var
ontluizingsinrichting kunnen, tonen
ir hij weer in de kring der nachtdoor
brengers wordt toegelaten.
„En weet je wat ook zo erg is," ver
volgt de gids. „Dat je geen slaap krijgt.
Je dommelt es wat in. maar dan wordt
je wakker gemaakt door een ruzie, latex-
door de politie, die een paar kerels zoekt
alle persoonsbewijzen wil zien. Dan ir
weer even stil, maar daar gilt eer
meid en een andere keer hebben ze er-
hoek een fles „snaps" weten
die wordt leeggemaakt".
Vroeger waren er in dit oord van ver
wording ook kinderen. Maar die heeft de
politie er langzamerhand uitgevist en
aar opvoedingsgestichten gezonden.
Mijn „gids" wandelt tegen zes uur met
ie de grauwe morgen in. „Und immer
at man Hunger" zegt hij. „En als je het
niet hebt. dan wordt je wel „lungen-
krank". Hij hijgt in de buitenlucht.
niemand, die iets tegen deze en
soortgelijke toestanden overal in de be
legerde stad kan doen. Het Leger des
Heils verloor al zijn tehuizen.
Contrast.
Als je dan je goed verzorgd en smake
lijk uitgebreid ontbijt gebruikt na zo'n
bunkernacht en neerzinkend achter
(naar Engelse trant) porridge en ham and
eggs je betrapt op de overweging, dat
je „wel iets verdiend hebt", dan schreeuw
er een plotselinge schrik in je omhoog.
Wat verdiend? Waaraan in vredesnaam?
Omdat jij als Nederlander beter bent dan
die amechtige, kortademige Duitser met
z'n schor: „Und das schlimmste ist,
hat immer Hunger??"
Frankrijk een eendagsvlindcn.
regering genaamd Schumann
had,
I Stond in o
s blad
i 4 Sept.).
De dichter, schryver, criticus en dra
maturg Nico van Suchtelen, zal op zijn
80ste verjaardag 25 October a s.
gedenkboek onder de titel: Nico
Suchtelen „Het werk en de mens" v
den aangeboden. In dit boek wordt Van
Suchtelen door verschillende voo
staande figuren in het culturele leven,
zoals dr P. H. Ritter. dr O Noordenbos,
H. C. G. J. v. d. Mandere, M. v. Loggem,
Annie Salomons, e.a., naar zijn betekenisl
geschetst. Bijdragen hiervoor kunnen)
vóór 15 Sept gezonden worden as
Wereldbibliotheek te A'dam.
Nog afgezien van de 32..500
mensen die in Amerika jaar
lijks sterven bij gebrek sen dok-
tens.
Nee wij kunnen die Fransman
begrijpen, die met de feesten-
naar Amsterdam trok.
Alleen jammer dat by er kwam
om de zakken der feestenden
te rollen want nu komt zun^
naam binnenkort op de rcr(van
cte rechtbank).
Nu we toch aan de rol zyn
Binnenkort zullen we naar harte
lust kunnen genieten van alle le
vensmiddelen omdat ze bonvry 1
zijnWanneer
1 Jadat moet U
niet vragen aan