Gedicht.; W. A, P. Smit - Verluchting: Dirk van Gelder - Opdracht van de Nederlandse Regering V andaag verbergt het land zijn wonden En hangt de vlaggen van zijn vreugde uit; Vandaag vindt ieder carillon de Verrukte lichtheid van zijn puurst geluidl Vandaag geurt groen in stadse straten, En dorp aan dorp prijkt met een erepoort; Er is geen huis waaruit men 't praten Of zingen van de radio niet hoort! De slagen van de toren bonzen Als bekkens, en de lucht is vol muziek Tussen de gevels hangt het gonzen Van kinderspelen drentelend publiek. Vandaag werkt niemand op de velden, Verzorgt men snel bij toerbeurt hof en beest - En geen van al die spoed-gekwelden Herkent óók om de boerderij het feest: Hoe sierlijk houdt de wind gebogen De ijle kruinen van de peppellaan, En zelfs de was die hangt te drogen Doet hij, breed-uit, als bolle vlaggen staan! En dahlia's, zwaar als pioenen, Kleuren de bontheid van de bloemenhof Met gloed van tropischer seizoenen: Hun vlammend rood maakt zelfs de rozen dof. Oneindig over alles staat er Een hoge hemel, met de brede vaart Van witte wolken die het water Anndachtig in zijn spiegeling bewaart. V andaag zijn de herinneringen Talloos als meeuwen, die met schel gekrijs Over de Haagse Vijver kringen Eén warreling van wit en zilvergrijs Die langs ons scheren, flitsend zwenken. En in de wir-war weer verloren gaan: Zo flitsen beelden door ons denken Elkaar verdringend rustloos af en aan. Een ranke vogel houdt zich even Optrede wiek in roerloos evenwicht Een beeld is in ons staan gebleven: Een grijze kerk in dof Septemberlicht. Maar dan de zon! De schitteringen Alom op goud van tres en brandebourg. De glans van zijde, het verspringen Van vonkend licht in een juwelen snoer! Doch negens is de zon zo vreugdig Als waar Zij oprijst en met Haar rijst elk En vóór de troon, aandoenlijk jeugdig Is Haar gestalte: een Aaronskelk Een kelk van wit, maar haast verborg,.. Onder de mantel van Haar koningslot, Als Zij het volk Haar trouw en zorgen Belooft: ,.Zo waarlijk helpe mij nu God!" De vogel kantelt weg. een ander Zweeft zwenkend in zijn plaats: wij zien een kind, En, of wij spraken met elkander, Een Moederblik die onze ogen, vindt Een blik zó vol van stille blijheid, Dat het als een geluk ons hart ontroert En ons heel dicht tot de nabijheid Van het Mysterie in Haar armen voert. S$

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1948 | | pagina 4