t x x x x x Gescheiden - toch één X X l X t X X X X X X X X X s X Soldaat op wacht X X X X X X X X X X X X X X X 5 KERSTB fJLAGE 1947 Door Ds. J. H. Sillevis Smitt, Hoofdvlootpredikant |)E teerling was geworpen. Van nu af aan zou beraadslagen en onderhandelen woord tussen Koninkrijk en Repoeblik gesproken worden over de loop van mi trailleur en kanon. Onze kleine flottille voer over de Java- zee. We waren op weg naar straat Bali, naar onze landingsplaats. Het was Zondagmorgen. We waren en kele mijlen uit de kust. Prachtig lag daar voor ons het mooie Javaanse land, gedo mineerd door de machtige contouren van het Idjen-Plateau met zijn torenende top pen van de Raoeng, Merapi, Soeket en andere. Verderop aan de uiterste punt van Ja va, getekend tegen de hemel, de fijne vorm van het Baloeran-gebergte. Aan de andere kant van onze landing- craft in open zee, de slanke silhouet van de „Evertsen", dicht daarbij de „Boeroe" en de „Morotai" en achter ons in kielli- nie, vier andere landing-crafts. Om half elf zou onze kerkdienst be ginnen. Ik had een oude scheepsbel op geduikeld en een van de jongens werd gepromoveerd tot koster. Vijf minuten nationale psalm, die, u-injurr - - was- bewust en met een biddend hart ge- het beslissend zongen werd: „Mijn schild ende betrou- zijt Gy, o God." En als onwillekeu rig keken wij naar het dichtbije Javaan se layd, dat nu reeds zo rampzalig lang vrijheid en verlossing missen moest, toen we toekwamen aan de woorden: „De ty- rannie verdrijven, die mij mijn hert doorwondt." het gevaar nabij dienst bij mochten wonen. Ze hadden namelijk contact met hen gekregen. De aanwezigheid van de Inheemse fenen. De fighters hadden met hun rockets moeten verhinderen, dat de locomotieven door de tentara werden weggevoerd. Men zou zo zeggen, in zulk een kleine plaats moet dat toch zeker de gevoelens ten aanzien van de Hollan ders zwaar beïnvloeden. Ik zag er een overwinning in van de Gemeenschap der Heiligen, dat deze Inheemse Christenen toch onze kerk dienst wilden bijwonen, die natuurlijk ook het karakter droeg van een dank- (Verttolg pag. 7, le kolom) Het een week later, hand was beschermend Gods bewarend over ons allen geweest. De landing was vlot verlopen en uitnemend gelukt. Binnen drie dagen waren die doelen bereikt, die door ons moesten worden bezet. We waren diep in het Javaanse land doorgedrongen en van Genteng uit werd orde en rust gebracht over heel de Zuidoostpunt van Java. Weer was het Zondag en weer werden onze jongens tot de dienst van God ge roepen. Op verschillende posten in het binnenland ben ik de jongens de goede tijding gaan brengen, van de ene post ging ik naar de andere. Vier of vijf diensten vulden de Zondag. In Rogodjampi had een jongen ge vraagd of we ook het H. Avondmaal konden vieren. „Natuurlijk jongen", was mijn antwoord en met moeite kreeg ik brood en wijn. Wij kwamen samen in de Kawedanan van Rogodjampi. Onze kerk was de pendopo. Een jongen had my gevraagd, of ook enkele Inheemse christenen de Bij de radio vieren ze Kerstfeest half elf ging hij het vaartuig rond, met een stuk ijzer slaande op de scheeps bel, en zo klonk wel wat iel en schriel, maar toch nadrukkelijk en nodigend de roep der Kerk: „Kom tot God, kom tot Zijn dienst". Vlak voor de klep, aan de boeg van het schip, kwamen wij bijeen. Ze kwa men van alle kanten, onze jongens, van de 120 kwamen er zeker 100. Het was een bonte mengeling, kerkelijken en on- kerkelijken, hogeren en lageren, rooms katholieken en protestanten, ouderen 'en jongeren. Morgen zou het beginnen en bijna ieder wilde nu vóór de grote slag naar een woord van God luisteren en een gebed meebidden. Mooiere kerkdiensten dan deze ken ik -rr.n niet. Het gehoor bestaat uit mannen in 's "e de kracht van hun leven. Het naderend 6gheM™"lnTanahêteg°w^er no^ale Mi'ch, landschap Ginds, verbergen ach- warden heb ik je dat aj geschreven?: leventje. De harten staan open. De Heer ter het dikke struikgewas, staat een man ,A/~A babaad Ér* i g J klopt aan de harten en het woord op wacht: scherp tuurt hij naar de o ver- Gods heeft en krijgt zijn kans. zijde van de klotsende rivier. Ik had deze morgen tot tekst de droom Beweegt daar iets? Is er gevaar? Jacob in de woestijn: De ladder Gods Ach neen, het zal wel zijn, zoals het Soms denk je, dat je thuis bent niet opgegaan. Loom op. Vader is even op bezoek, maar Hanny hangt de wazig-blauwe nevel over het en Wout zijn binnen. Je zusje is groot ge- 'orden, heb ik je dat al geschreven Wat bekend, dat huis. Hier is de gang met de kapstok. Even dat zware geweer ophangen. En die helm afdoen. dat hij zwaar drukt op mijn hoofd. Hè, nederdalende tot zwakke en schuldige meestal is: een moddervette waterrat, die hè, zo is het fijn. Mijn modderschoenen, !sTeleg'd.dG^nheeftSztin m™nsen%nawe- 'i.ch ,s9"ed heelt gedaan aan het jonge moeder, vind je het niet erg. dat ik de reld lief.' En meer speciaal heb ik deze rijstveld, en die nu op weg is naar zijn boel daarbinnen vuil maak. Het is ook zo morgen gesproken over de woorden uit hol. Ja, naar zijn hol; ,,naar huis", zouden modderig in Indië, maar je moet er door die geschiedenis: „En Ik zal met U zijn, mensen zeggen. Ik zal U behoeden, overal heen gaat." Ik had die tekst niet geko- ik had ze gevonden. Huis. Hoe ziet dat er ook weer uit? Een drukke straat, daarin staat het. Even de Toen ik Zaterdagmorgen vroeg, bij het stoep op. Dan aanbellen. Moeder zelf ben, is dat goed, moeder? Heb je een kopje thee voor mij? Hoor, het water pruttelt al op de kachel. Is die ketel blij, dat ik terug ben moeder? En ben jij ook blij? Toe, zeg ja, dan ben ik gelukkig. Wat ben je altijd ver van mij vandaan geweest, moeder. Dat heb ik feitelijk nooit zo gevoeld. Ik heb gelukkig veel vrienden gehad, en wij zijn altijd samen geweest. Wij hebben lief en leed met elkaar gedeeld. „Die heb ik zo lang opgehad, moeder, Heet dat niet zo moeder? Neen, Rob is er niet meer. Ik heb hem helpen begraven. En ik heb alles op zijn graf gelegd. Hij was een goed kameraad. Straks zal ik naar zijn ouders gaan om het hun te vertellen. Als ik 't maar durf" Daar is Hanny met de thee. °Pen' „Kom eens hier, Hanny, kom eens op mijn schoot zitten. Dan gaan wij weer heen". Nu de deur van de huiskam* maken. krieken van de dag, mijn bijbel las en ik lees altijd vervolg kreeg ik de ze prachtige geschiedenis van Jacob te lezen. „En de Heer stond voor hem en zeide: „Ik ben de Here, de God van Uw vader Abraham en van Izaak. De /,^p jy/: hebben gedi grond waarop gij ligt, zal Ik U geven en Uw nakomelingenen gij zult weder keren in dit land en Ik zal met u zijn, ei i behoeden, overal waar gy heen gaat. o pent de deur. „Ben je daar eindelijk weer jongen „Ja, moeder, het heeft lang geduurd, geen tijd meer om er nog langer dan wij dachten. Maar het moest, i, wat wij konden. Ik ben wel een beetje moe, Oudje, maar en dat gaat ook wel weer over. Wij hebben op wacht gestaan, dag in, dag uit. Wij Toen ik dat las, wist ik meteen welke hebbe" P<»rouille gelopen. Wij hebben „Dag Hanny. dag Wout. wat fijn. dat paardje rijden. Lach je. Hanny? Ach. ik ik jullie weer lie. Neen, Hanny, ik heb was het vergeten, dot je 10'n grote meid geen aapje voor je meegebracht. Ik had geworden was". tog eentje voor je Q ja ^ie bloemen, te vangen. Ben je niet boos, Hanny? Ik „Waar lijn die bloemen voor, moeder? erlangde ook al 10 naar huis Voor mij? Wist je don, dat ik vanaaag Daar lijn bloemen. Va,en val. ,hu;s lou komen7 [Jat heb je geveeld, hé „Moeder, kom hier. Kom dicht bij mij Oudie? Vertel eens, hoe heb hen jullie het itten en leg je arm om mij heen. Zo, ja gehad in die tijd. dat ik er niet was. Je i jongens, de actie boodschap ik ging beginnen, namens God mocht bren- bevolking gen. En wonderbaarlijk is in de loop van die eerste tien dagen dit woord aan ons vervuld geworden. Wij hebben de Zuid- Oosthoek van Java mogen schoon vegen, rust, recht en orde mogen herstellen, zonder verlies ook maar van één man. Letterlijk werd aan ons vervuld: „En Ik zal met u zyn en u behoeden, overal waar gij heen gaat." Het werd een mooie kerkdienst. Je kunt als dominee zo het sterkende gevoel hebben dat je gedragen wordt en gedre ven door Zijn Geest en je krijgt als do minee telkens weer die ervaring, dat de gemeente wordt aangeraakt door Gods Geest. Zo was het ook toen en dan is er op aarde geen mooier werk dan voor zulk een groep jonge kerels te staan in een critiek moment van hun leven en ze zonder enig voorbehoud de boodschap van Gods liefde te brengen en ze op het hart te binden overeenkomstig die liefde te wandelen, te leven en te strijden. Aan het einde van de dienst heb ik de jongens opgewekt en bezworen bij de geestelijke inhoud van ons Wilhelmus, bij het geloof van hun ouders en bij de hoge en heilige traditie van een Christe lijk Nederland, dat zy strijden zouden „in gerechtigheid", d.w.z. zonder vrees ot lafheid, maar ook zonder geweldpleging, roverij, haat en moordlust. Ik wist maar al te goed, hoe een mens in oorlogstijd in een moment van angst en benauwdheid zich verlagen kan tot een beest en hoe in een enkele seconde rechtmatig doden verworden kan tot goddeloos moorden. Ik kan u verzekeren, deze jongens hebben gestreden „in de ge rechtigheid." Een beter legertje van hoger gehalte heb ik nimmer van enige nationaliteit al de jaren van de wereldoorlog onder de wapenen gezien. We eindigden met samen te zingen de gevochten tegen opstandige benden, dankbaar voor. Zij weten nu, dat wij geen rovers en misdadi gers zijn. Ik heb geen haat tegen hen, en zij ook niet tegen mij, moeder". zo deed je het vroeger ook, weet je nog wel? Toen ik nog op school was en niet in dienst was. Herinner je je die dag nog, dat ik werd opgeroepen? Wat een schrik was dat, hè, maar nu is gelukkig alles voorbij. Ik ben sterker geworden, moeder; „Ja, jongen, het is goed. Ik begrijp het meer man, geloof ik. Maar nu mag ik wel. Kom nu eerst binnen, en knap je wat weer net doen, of ik nog een jongetje „Volgend jaar Kerstmis thuis bent gelukkig niet ziek geweest, dat heb je mij tenminste nooit geschreven. En va der heeft zich er ook prach*ig doorgesla gen. Daar is hij, hoor maar, de voordeur gaat open" „Dag vader wat een dikke jas heb je aan; is het zo koud buiten?" Dag Jelle, kerel; hoe gaat het?" Waarom kijk je mij zo vreemd aan, vader? Is er iets met mij? Rimpels, ach neen, dat denk je maar, vader: dat is modder en stof, van het op wacht staan. Hoor jij die voetstappen ook. vader? Daar komt- nog iemand, Hat zijn zware stappen, dichter, steeds dichter komen die. Nu zijn ze vlak bij ons" „Aflossing, Jelle". „Gert, ben jijO neen, ach ja, wat was- het vreemd zo pas. Ik dacht, Gert, neen wérkelijk, ik was er. Ik was thuis, bij moeder, bij vader, bij mijn broertje en mijn zusje. Lach je, Gert? Geloof je mij niet?" „Het is goed, kerel het is goed. Ik begrijp het. Niet meer aan denken, nu. Ga maar rusten. Ik neem je wacht over, en dan gaan wij straks samen naar het kamp. Het is Kerstmis vandaag, Jelle. Vanavond is er feest. Dan is er een Kerst boom, en dan hebben wij elkaar nodig. Laten wij elkaar gezelschap houden. La ten wij altijd bij elkaar blijven, Jelle. Geef mij een hand; beloof het". „Volgend jaar zijn wij misschien thuis". „Volgend jaar Kerstfeest". Wat een vooruitzicht, hè?" „Lach jij nu, Jelle?" WIM T AU SENT, M KbKb 1 B IJLAbb I VH Rond de Kerstfeesiviering voor de niet-oppervlakkig-levende betekent dit vrede voor de naar verlos sing hunkerende ziel. Wat al poëzie is de eeuwen door om de kerstkribbe geweven! En de „kerst- stof": schamele herders, dragend de blijde,boodschap der geboorte, de reine Engelenzang, de aanbidding der wijze Magiërs, de lichtende ster, gaf gerede aanleiding tot overdreven fantastische beschouwingen. Doch het Kerstgebeuren moeten wij sober vieren, zoals sober ook was de nederige geboorte van de Heiland. De Kerstdatum en kerkelijke Kerstviering. Paus Julius I (337352) bepaalde, dat het Kerstfeest op 25 December zou wor den gevierd, dat was de datum, waarop de Germanen het Joelfeest hielden, ter ere van het terugkerende zonlicht. Zo gaat de viering van het Kerstfeest tot diep in het grijs verleden terug en het nieuwe jaar begon eertijds wel op 25 December. Bracht Christus' komst niet een radicale ommekeer in het leven der mensen? In Scandinavië is Kerstmis nog zo sterk verbonden met het oude, Ger maanse Joelfeest, dat het woord „jule" in het Noors „Kerstmis" betekent. In de Middeleeuwen werd omstreeks Kerstmis in of bij de kerk een mysterie spel opgevoerd van Christus' geboorte. Later doen dit de leden der rederijkers kamers. Hieraan herinnert waarschijnlijk nog het gebruik om bij de Nachtmis kerstliederen te zingen. De zangers be- „Een kindeke zoo lovelik, is ons geboren heude. gaven zich, in herderskleren gestoken, naar de kerk. Was een couplet gezongen, dan speelde het orgel een herdersdeuntje. Het langst is deze gewoonte gehand haafd gebleven in de Kempen en wel tot het einde der achttiende eeuw. Een kerstfeestviering in de kerk te Delft (1498) wordt aldus beschreven: de priesters „quamen rijden tot verscheyden doeren der kereken te pairde, elx met sijn gheselscap vergaderende in 't mid den der kereken: ende upten groeten orgel waren Engelen, singende Gloria in excelsis, ende beneden lagen die harders ende speelden; ende daer kwam een sterre scietende van after uut die kerke nae thoeck outair toe, ende bleef dair staen, wijsende de drie coninghen den nieuw gheboren coninck twelck ghe- maect was mit levendighe personen upten hoghe outair." Franciscus van Assisi was de eerste, die een kerstkribbe oprichtte (1223) en hierin vond hij vele navolgers. Later schenkt Bisschop David van Bourgondië aan de Utrechtse Domkerk zelfs een gouden - kribbe. In Frankrijk werd in deze tijd ook het Ezelsfeest gevierd. Geestelijken stel den daarbij de profeten voor, die de komst van Christus op aarde hadden voorspeld. Onder dezen was ook „Bileam", GESCHEIDEN TOCH ÉÉN dienst en dat alles nog wel in het hoofd kwartier van de daar gelegerde mari niers. Nu moet ik zeggen, de ongekun stelde, door en door menselijke wijze, waarop onze jongens met de Indone siërs omgaan, helpt uitermate om kwade gevoelens weg te nemen. Na afloop van de preek zouden we het Heilig Avondmaal vieren. Ik stapte op mijn Inheemse broeders af en vroeg, of ze ook deel wilden nemen aan de Medja Soeti, aan de Heilige Tafel. Dat wilden ze graag, want er was in zo lang geen pandita (dominee) geweest. En zo hebben we toen het Avondmaal gevierd in een klein kamertje van de Kawedanan. Daar zaten we dan rondom de tafel en daar ging het Heilige brood van hand tot hand en de Heilige drank van mond tot mond. Er waren 6 mariniers een hoog aantal, gezien de kleine bezetting van Rogadjampi en een Madoerees Christen, een Ambonees Christen, een Menadonees Christen en twee Javaanse Christenen. In heilige overdenking van Jezus' offerliefde bleven we een tijdlang stil en rustig zitten. Maar toen ik het blanke brood zag gaan van een witte naar een bruine hand en van een bruine naar een witte hand -en we allen daar onder Jezus' zegenende tegenwoordigheid by- een waren, drong met een golf van diepe dankbaarheid tot my door: Hier is het ware bindmiddel. Dit is de waarachtige eenheid, dwars door alle gescheidenheid heen, die Oost en West, Aziaat en Europeaan verbinden kan en verbinden moet. Als het nu Kerstfeest is, dan zullen duizenden en duizenden in Indië met hun gedachten en verlangens naar Holland uitgaan en even zovelen zullen in Holland met hun gedachten en ver langens zoeken hen, die in Indië zijn. Zij zyn gescheiden, die naar de aard en het verlangen der liefde bijeen moesten zijn. Het zal voor veel jongens en mannen en die worden maar al te vaak ver geten meisjes en vrouwen in de Oost niet gemakkelijk zijn als de Kerstdag aanbreekt. En ook in menig Hollands huis zullen heimwee en schrijnend gemis zich die dag laten gelden. Ik vertelde U iets van het geestelijk samenleven van onze jongens in Indië en ik deed dit opzettelijk. Hierom: Zij die geloven en de Heer der wereld lief hebben, hebben een liefde en daarom een gemeenschap, die door geen schei ding in tijd of ruimte kan worden weggenomen. Zij, die een eenzaam Kerstfeest in onze Archipel moeten vieren, zullen zich niet in hun eenzaamheid laten verstrikken, maar met hun gedachten uitgaan naar Efratha's velden. En zij. die hier verlaten achterbleven, maar in Christus hun Heer en Heiland gevonden hebben, zullen hun Kerstfeest niet bederven door zelfmede lijden en door meer met eigen leed bezig te zyn, dan met de liefde Gods. Ook hun gedachten zullen uitgaan naar Bethlehems kribbe. Zo zullen zij elkander ontmoeten bij het Kind in de kribbe, Die alle geschei denheid doorbreekt en alle verwijdering opheft en alle standen overbrugt. Gescheiden en nochtans één. Èn daar om toch op dit Kerstfeest vervuld van grote blijdschap. Kerstboodschap van Generaal Spoor Ouders, Vrouwen en Verlooiden van de militairen in Indië Er is geen ander feest, dat zo zeer een warme intieme sfeer kent, als het Kerstfeest. Er is ook geen ander feestwaarbij de afwezigheid van een bloedverwant zo scherp gevoeld wordt en waarbij in de tropen zo hevig het verlangen wordt gewekt naar de gezellige Hollandse huis kamer. Waar wij, militairen in Indië, ons ook bevinden, in de grote stad of op de eenzame buitenpost, bij l X X X X X X X X X X l X X t X X X X X X X t allen is tijdens het Kerst feest de gedachte levendig aan de plechtige en toch blijde stemming, die over iedere stad of ieder dorp in het Vaderland hangt. Een half jaar geleden koes terden wij allen de hoop, dat de mannen van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger en de Oorlogsvrijwilligers van de Ko ninklijke Landmacht nu afgelost zouden zijn en Kerstmis 1947 weer in de familiekring zouden kunnen vieren. Het heeft niet zo mogen zijn. Het is begrijpelijk, dat dit allerwegen teleurstelling heeft gewekt, teleurstelling bij de militair, die verlangt naar allen, GENERAAL SPOOR, die, exclusief die hem lief zijn en bij U, die voor ons blad, deze Kerstbood- hem met ongeduld verbeidt. Te- schap aan het „Thuisfront" schreef, leurstelling ook, omdat de toe stand in Indië zich nog niet in die zin ontwikkeld heeft, dat deze mannen reeds de laatste maanden van dit afgelopen jaar hier gemist konden worden. Maar U en wij, militairen, hebben de laatste jaren door vele zure appels heen moeten bijten en ook deze keer zullen wij de moed niet laten zakken. Kerstmis houdt de belofte in van een nieuwe, mooiere toekomst. Laat ons hopen, dat de toekomst, die de mannen wacht in Nederland, hun alles brengen zal, wat zij ervan verwachten. Zij hebben het dubbel en dwars verdiend. Voor vele andere militairen hier zal het de eerste maal zijn, dat zij het Kerstfeest vieren in de tropen. Voor velen zelfs zal het de eerste maal zijn, dat zij bij dit feest niet in de huiselijke kring vertoeven. Voor hem en voor U zullen de Kerstdagen moeilijke ogenblikken kennen. In Uw gedachten zal de vraag leven: Hoe zal hij deze dagen doorbrengen?" Uw vurigste Kerstwensen zullen naar hem ui'gaan. De militair hier zal zoeken naar de stemming, die Kerstmis in Nederland kenmerkt; hij zal in gedachten bij U zijn. Zo zal een onzichtbare, maar hechte bqnd ontstaan, de U en hem zal steunen. Kerstmis 1947. Ook deze maal zijn er plaatsen in onze grote soldaten- familie onbezet, die voorgoed leeggevallen zijn. Wij missen onze ge vallen vrienden bij gelegenheden als deze dubbel, maar wij beseffen ook, dot door hun verwanten in Nederland de leegte veel scherper gevoeld wordt. Wij hopen, dat het heilige Kerstfeest hun troost zal kunnen schenken. Onze verwachting, dat Kerstmis 1947 gevierd zou worden in een Indië, waarin algehele rust en vrede zouden zijn teruggekeerd, is niet bewaar heid. De taak, die op ons, mannen van de strijdkrachten, rust, is nog niet beëindigd. Nog altijd hebben talloze millioenen van dit land onze steun nodig om hun rechten en hun vrijheid te beschermen. Deze taak was en is niet licht, maar zij zal zeker tot een goed einde gebracht worden. De dag zal komen, waarop de, voor het herstel van vrede en veiligheid, naar Indië uitgezonden, militair zal afvaren, aan de kade uit geleide gedaan door de Indonesiër, de Indischman en de Nederlander, die achter blijft om eendrachtig en in goede kameraadschap dit land te maken tot een welvarend en gelukkig oord. Dat de verwezenlijking hiervan de Kerstboodschap van 1948 moge zijn. Tot slot wens ik U allen in Nederland, namens alle militairen' in Indië, van ganser harte een rijk gezegend Kerstfeest. 5 Jj.S xfaÜMÏÏ 'lil die in de processie, op een ezelin gezeten, medereed. Midden in de kerk gekomen, hield de stoet tussen twee rijen van personen halt. Deze rijen stelden Joden en heidenen voor. De profeten spraken dan een voorspelling uit de H. Schrift en hieven daarna in koor een lofzang aan. De nachtwacht ingeschakeld. In de nachten van Kerstmis tot Drie koningen liet de nachtwacht zijn een tonige roep door de stille straten klinken: „Twaalf heit de klok! De klok heit twaalf!" En gedurende deze „heilige nachten" (bij de Oude Germanen) zong hij ook zijn nachtwachtslied, dat nog in de vorige eeuw in Amsterdam werd gehoord. In Den Haag had men in 1868 een „nieuw Kerstvermaak" uitgedacht, geen nachtwachtslied, maar bazuingeschal. De burgers der residentie zouden in de eerste Kerstnacht een lieflijk geschal uit de hoogte horen neerdalen, want de muzikanten, die de inwoners hierop zouden onthalen, bevonden zich boven op de toren. En geblazen dat ze heb ben.... Helaas vernamen de Hagenaars er niets van! De duivel kan zijn streken nooit vergeten: nu had hij met de wind gespeeld en de klanken weggewaaid. En de goede Delftenaars, die niets wisten van dat nachtelijk concert op „den Haagschen peperbus", maar duidelijk een hoorngeschal hadden vernomen, zeiden in hun eenvoudigheid, dat ze zeer ver wonderd waren geweest, dat de Tram way-omnibus nog zoo laat reed, aldus het Handelsblad van 1869. Schone legenden. In verDand met het kerstgebeuren be staan er schone legenden. Ze tekenen ons de natuur als zich bewust te zijn van het feest van Kerstmis. De Heiland deelde, zo luidt een Franse legende, „met de dieren rondom Hem het hooi om er op te liggen. Geen zachte peluw ot warme wollen deken was by de hand om de doeken, waarin Hij was gewonden, aan te vullen. Maar tussen de sprieten van het hooi bevond zich enig vpracht onkruid, dat opgegroeid was tussen het gras in de weide en met het hooi in de schuur was verzameld. De stengels van het onkruid luisterden naar het gezang der Engelen. Ze werden bekoord door de blijde lofzang der herders. En beseffende de heerlijkheid van het tere Kindeke in de kribbe, trachtten onaanzienlijke onkruidstengels Hem hulde te brengen. Ze strekten hun stengels uit, de rose bloesems gingen open en langzamerhand weefde het onkruid een kroon rondom het hoofd van het Heilig Kind. Later zou Jezus met de doornen gekroond worden, maar nu, in dit stadium, bedekte een krans van bloemen zijn hoofd. Later zouden de mensen Hem de wrede kroon van de haat op het hoofd drukken, maar nu in de kribbe bracht het nederig onkruid Hem hulde "door Hem met een kroon der ere te versieren. Het is „heilig hooi", zeiden de omstan ders, toen ze het opmerkten en sedert dien bleven de aardige bloempjes die naam behouden." Oudtijds werden op Tweede Kerstdag de z.g. Stefanus-ritten gehouden, ter ere van de H. Stefanus, aan wie 26 Decem ber is gewijd. En deze gewoonte is tot op de huidige dag gehandhaafd gebleven. Hij wordt beschouwd als de bescherm heilige van de paarden en daarom wer den deze dieren od Tweede Kerstdag bereden. Niet allen zyn het echter met deze opvatting eens. Sommigen zien in deze paardenritten een magische handeling, die dient om de zon in haar omloop te steunen. Brachten niet de oude Baby- loniërs en Romeinen de paardenrennen in verband met de zonneloop? Naar Dr. Grolman mededeelt, rijden de ruiters uit op de middag en bij de processie sluiten zich telkens meerderen aan. Bij de herbergen wordt halt ge houden en de waard schenkt elke ruiter een glaasje. Wanneer het middernachtelijk uur ls aangebroken en de laatste klokslag is weggestorven, knielt uit stille eerbied voor het wonderlijk gebeuren, dat dan de harten en hoofden bezighoudt, het vee van Vlaanderen neer. Ook kan het dan een ogenblik spreken. Doch tracht niet deze ceremonie gade te slaan: het zou U verblinden, ofmen zou sterven. Sloet verhaalt ergens van een boer op IJsland, die uit nieuwsgierigheid toch dat knielen van zijn vee eens wilde gadeslaan. Hij zocht daarom van tevoren een verdekt plekje op, waar hy zich opstelde en vol spanning wachtte op wat geschieden zou! Maar hij had geen kans! Een koe zei bij klokslag van twaalven: Het is tijd om te spreken. Doch een andere koe antwoordde: Ja, maar er is een man in de stal, terwijl een derde er aan toevoegde: Die zullen wij gek maken, wat inderdaad geschiedde! Een Zwitserse boer was er nog erger aan toe, want die stierf van sc'-.rik, toen hij twee ossen hoorde zeggen, dat hun eerste arbeid in het komende jaar zou zyn, de eigenaar grafwaarts te dragen!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1947 | | pagina 12