Indië mag niet voor ons verloren gaan Wij willen geen oorlog brengen, maar orde, veiligheid en rust Hoe moeten we de buitenwereld overtuigen Wie betaalt het pakje van de vice-admiraal Waarom bracht Indië vroeger zoveel geld op NIEUWE LEIDSCHE CO UK ANT MAANDAG. tS AUGUSTUS 1MI Een mooie foto van de Nederlandse bevelhebber in Indië, luitenant-generaal S. H. Spoor. Hij is de man, die het monster van republikeins despotisme moet bedwingen en ondanks alle smaad bljjft hij in de eerste plaats de nobele ver tegenwoordiger van onze jongens overzee. KRACHTIGE PROPAGANDA, GESTEUND DOOR DADEN Onze regering heeft te Lake Success te worstelen met een ontstellend internatio naal wanbegrip. De mening van een we reld, die niet zien wil, die bovendien jneer houdt van leuzen dan van feiten en tenslotte twee jaar lang vergiftigd is zon der dat onze Regering het tegengif gaf, kan men niet plots veranderen. En nog steeds aarzelt de Regering om de volle waarheid bekend te maken. Zo gaf dr Van Mook in zijn radiorede een interes sant verhaal, hoe de republiek na een zondige jeugd van enkele maanden, te kenen van beterschap begon te tonen en hoe er „behoorlijke" republikeinen naar voren kwamen, met wie onze Re gering in onderhandeling kon treden. He laas, later verdween die invloed der „be hoorlijke" lieden en het slechte karakter kwam weer boven. Nog altijd mag de wereld niet de volle waarheid weten, namelijk, dat de repu bliek van het begin tot het einde on deugdelijk was, dat de ware machts hebber is een communist, Alimin, de ex ploitant van een buitengewoon goed re denaar, Soekarno en dat Sjahrir en an deren slechts tot masker hebben gediend. Als enkele weken voor ons politie-optre- den de regeringsvoorlichtingsdienst iets dorst te verklappen over de republiek, werd dit op bevel van de P.v.d.A. ge stopt, want dat was „psychologische oor logsvoorbereiding". Tegelijk met ons po litieoptreden pas mocht er gespuid wor den, wat men reeds jarenlang wist, maar toen was het te laat, toen zeide iedereen „oorlogpropaganda", hetze". Het woord „propaganda" heeft een kwade klank gehad, allang voordat Hit- Ier in „Mein Kampf" het volkomen in discrediet bracht. Toch is propaganda noodzakelijk. Elke Regering, elk volk heeft de plicht, zijn zaak te verdedigen, niet alleen met de wapens, doch ook in woord en geschrift.. Goede propaganda moet ook niet pas beginnen als een con flict uitbreekt. Zij heeft dan reeds haar kracht verloren. Het terrein moet gron dig worden voorbereid. Geen enkele pro paganda is daarin zo bekwaam als de Engelse. De Engelsman houdt zijn mede delingen zo veel mogelijk objectief, laat zo veel mogelijk de mening van beide partijen horen, doch weet met een on merkbare zinswending, met een fijne nuancering in de woordkeus, dat het geheel de reactie bij' de lezer opwekt, die gewenst wordt. De Duitse propaganda verplettert en overstelpt. Zij drukt zwak- OMDAT HET BUITENLAND BETAALDE DE band tussen Nederland en Indië mag alleen bestaan, als wij recht en vrijheid brengen. Er zijn tijden geweest, waarin van In dië geprofiteerd is op ongeoorloofde ma nier. Grote inkomsten zijn vooral in het midden der negentiende eeuw gekomen uit gedwongen arbeid en de ellende der bevolking. We hebben zodoende een schuld aan Indië en op grond van die schuld mogen we het nu niet aan zijn lot overlaten. Maar we Rebben ook veel geld uit Indië ontvangen, dat we als het ware zelf hebben gemaakt. We lezen over kina, thee. rubber, suiker en olie, maar weten we wel, dat de kina vroeger niet in ón- dië voorkwam? Kina groeide in Zuid- Amerika in het oerwoud. De plant werd bijna uitgeroeid, omdat Europa kina nodig had tegen de malaria. Op last van de Nederlandse Regering hebben enkele ondernemende mensen, die kina onder groot gevaar naar Indië gesmokkeld. Ja renlang is er gewerkt en gekweekt en ke geesten dood en misvormt die. De En gelse daarentegen leidt de groei van het plantje. Hoe wist de Engelsman niet de wereldopinie te beinvloeden toen twee •jonge soldaten van twintig jaar werden opgehangen in Palestina, zonder dat er veel drukte werd gemaakt over het feit zelf. Maar de hele wereld heeft met die twee jongens meegeleefd en op hun be vrijding gehoopt. Wij moeten propaganda voeren, over eenkomstig onze aard. Nuchter en eer lijk. Feiten en niets dan feiten, zonder een hartstocht, die belachelijk maakt. We moeten beseffen, dat de mentaliteit der wereld zodanig is, dat zij geen gruwel verhalen van ons slikt, maar alles ge looft, wat Sjahrir verzint. We moeten dus bewijzen geven. De wereld met eigen ogen doen zien. We moeten grondig zijn en vasthoudend als een echte Hollander. We hebben eigenlijk de propagandaslag reeds verloren, maar we moeten precies zo doen als die generaal van Napoleon, die na een nederlaag op zijn horloge keek en toen zeide: „Het is drie uur, nog tijd genoeg cön een nieuwe slag te beginnen". Alleen we moeten steeds bedenken, dat onze beste propaganda bestaat uit daden. Nooit kunnen we de wereld overtuigen als we niet hard aan het werk gaan om in Indië te doen wat we beloofd hebben. Beslissing is onherroepelijk „Wat mij in deze ogenblikken het aller meest bezorgd maakt, is wel, dat het over grote deel van het Nederlandse volk, zelfs nu nog niet beseft dat ons gehele land met de vreselijkste ondergang wordt be dreigd. De leiders van de P.v.d.A. blijven ons volk zand in d« ogen strooienWan neer ons volk niet de ogen worden ge opend, voordat het te laat is, zal de ramp, die daarvan het noodzakelijke gevolg is, in alle lagen van ons volk worden ondervon denMijn innigste bede is dat het niet te laat moge geschieden en dat God, die het lot en leven van de gehele wereld in Zijn hand heeft, U met Zijn onmisbare leiding zal steunen tot heil van ons volk." Aldus in het kort een brief van een. onzer lezers, die ons verzoekt, ons volk te waarschuwen, daj er in deze week over het lot van ons volk wordt beslist. Niet in dit jaar, niet in deze maand, maar in de dagen, misschien wel uren, waarin uitstel onduldbaar is. Wordt er te lang gewacht, dan is Indië verloren. Elk besluit, dat nu wordt genomen of verzuimd is onherroe pelijk. Nederlands zijn of niet-zijn wordt nu beslist. eindelijk waren er kinaplantages, die hele berghellingen bedekten en 90 pro cent van de wereldproductie leverden. De wereld werd er door genezen en be taalde goed. Dit geld kwam dus niet uit Indië, maar uit het buitenland. Dat Ne derland daarvan een aandeel genoot, is niet meer dan billijk, waarbij we afzien van de vraag, hoe groot dat aandeel had behoren te zijn. De geschiedenis van rub ber is bijna dezelfde als die van kina. De theecultuur in Indië is grotendeels door Nederland opgezet en door aanvoer van nieuwe soorten van de ondergang gered. Suiker kon Indië ook wel zonder onze hulp voortbrengen, maar toen in Indië de suikercultuur onderging, heet Neder land nieuwe soorten gekweekt. De Ne derlandse landbouwstations hadden een wereldnaam en eenmaaL toen in Loui siana in Amerika de suikercultuur door ziekten dreigde te verdwijnen, brachten de Nederlandse proefstations op Java uit redding. Tabak werd in Indië gekweekt zonder onze hulp, doch de wereldberoemde Deli- tabak is het werk van Europeanen en voor een groot deel van Nederlanders. NIET DE KLEINE MAN, MAAR INDIE „Ik heb geen rubberplantages op Java", hoort men wel zeggen in de trein. De spreker kijkt dan triomferend rond. Nu heeft hij iets goeds gezegd meent hij. Die klap is een daalder waard. Hij heeft niets met Indië te maken. H ij heeft geen offer te brengen voor Indië. Intussen spoort hij verder en weet niet, dat die spoorbaan gebouwd is met Indisch geld. Zondags gaat hij fijn fietsen. Hij weet niet, dat die straatwegen gebouwd zijn met geld uit Indië. Hij drinkt melk en eet zijn brood. Hij weet niet, dat dit eten te danken is aan Indië. Honderd jaar ge leden, of misschien veel langer nog, zijn er grote meren droog gemaakt, en er zijn onafzienbare heidevelden ontgonnen. Hierop groeit zijn brood, hierop is de boer aan het melken, omdat lang geleden het geld uit Indië kwam. Hij heeft wat hout op de kop getikt. De bossen zijn geplant met Indisch geld. Het huis, waarin hij woont, is gebouwd van echte Hollandse bakstenen. Het kapitaal van de steenovens kwam uit Indië. 's Winters stookt hij steenkool. Die heeft de Rege ring betaald met dollars. Die dollars zijn gekocht met Amerikaanse effecten en het geld voor die effecten werd in Indië verdiend. Zo zouden we kunnen voort gaan, de voorbeelden zouden in de hon derden lopen. Zijn zoon verdient een goed stuk geld op een scheepswerf. De schepen, die hij helpt bouwen, varen naar Indië, en het geld, dat die schepen doet bouwen, komt ook al uit Indië. Louis Davids zong enige jaren voor de oorlog: „Maar wie betaalt het pakje van de vice-admiraal?" en de gewone man, zong het vol trots na: „Dat is de kleine man". Neen, toch niet. Indië betaalde het pakje van de vice-admiraal. En het was wel .niet een vice-admiraal, maar een moedig schout-bij-nacht, die sneu velde voor Indië! „Mijn band is op en 'n nieuwe krijg ik maar niet", luidt algemeen de klacht. Die banden zullen er ook niet zo gauw komen, want Indië levert te weinig rub- We kunnen voorts nog vragen: Hoe komt het, dat er wouden op de berghel lingen zijn, zodat geen wilde overstro mingen de rijstvelden van de bevolking wegspoelen? Hoe komt het, dat er olie vloeit uit vroeger onbruikbaar oerwoud? Wie bouwde de spoorwegen, wie ontwierp de wegen (waarvan de Grote Postweg helaas door onduldbare dwangarbeid tot stand kwam), wie regelde de bevloeiing van de sawah's? Wie zorgde voor de volksgezondheid? Het was daarom niet verkeerd, dat er dividenden, ruime betalingen, salarissen en pensioenen naar Nederland gingen en dat weer verrijkten. Nederland had recht op zijn eigen geld. En de mensen, die hun beste jaren en hun talenten aan Java hebben geschon ken, en zij, die uit Nederland stammen, maar op Java zijn geboren, hebben recht dat land als het hunne te beschouwen, zonder te worden vervolgd en verjaagd. Wat hadden zij niet een trots op die prachtige theetuinen, die grootste brug gen enz., alles hun werk, alles op schan delijke wijze thans verwoest. Er is dus niets verkeerds in, dat zij en onze geldelijke belangen worden be schermd, als we niet vergeten, dat ons optreden een hoger en uitgebreider doel heeft, namelijk een strijd voor 70 millioen mensen, die we niet mogen overlaten aan Soekarno en aa" een belust buitenland. ber. Op de rubberplantages zijn de bo men omgehakt door kwaadwilligen. Of ze zijn geringd, zodat ze dood gaan of in geen jaren meer zullen opbrengen. We kunnen geen rubber meer produceren eh dus zullen we die moeten kopen. Daarvoor zijn deviezen nodig. n Wat zijn deviezen. Deviezen we wezen er reeds vroeger op zijn geld. Een werkloze huisvader kan met zijn kinderen winkeltje spelen en hun mooie papieren overhandigen, waarop hij schrijft „Een gulden", of „Een dub beltje", enz. Maar gaat die zelfde vader met een dergelijk stukje papier naar de bakker, dan zegt de bakker, „dat moet ik niet, ik wil geld". Gaat het zoontje naar de ijscoman met een dergelijk pa piertje, dan zegt de ijscoman, dat hij daarvoor niets verkoopt. Zo kan onze Regering bankpapier laten drukken en iedereen in Nederland kan daarmee zijn belasting betalen en inkopen doen, als hij maar in Nederland blijft. Maar wil de Regering in het buitenland aankopen doen, dan weigert men het papier te aanvaarden. Dat was vroeger anders, want toen hadden we voldoende goud en iedereen kon het door de Regering en de Nederlandse Bank uitgegeven papier inwisselen tegen goud. Nu moeten we al blij zijn als het buitenland zegt: „Stuur ons maar vlees, boter en eieren". Als men in België komt, ziet men in de winkels grote voorraden wollen dekens. Die dekens komen uit Nederland, maar in Nederland zelf kan men moeilijk aan dekens komen. Dit komt omdat we spoorrails nodig hebben, of spoorwagens. En die moeten we kopen met dingen, die we zelf zo dringend nodig hebben, omdat spoorwagens en rails nog be langrijker zijn. Zo gaan vlees, boter en eieren naar het buitenland en we mogen nog dankbaar zijn, als het buitenland die hebben wiL Hebben we te weinig van bepaalde voedingsmiddelen, missen we ons roker tje, hebben we het koud, omdat er geen brand is dit alles komt, omdat we niet beter betalen kunnen. En dat we niet beter betalen kunnen, komt niet al leen doordat we in de oorlog zo veel hebben verloren, maar ook omdat er in Indië geen geld verdiend wordt, zoals vroeger voor de oorlog. Worden de belastingen zwaar, de oor zaak is dezelfde. Als we in Indië geen geld verdienen, dan is het de kleine man, die er onder lijdt, en dat doet hij nu al. Hij wil thee, koffie, banden, andere sigaretten dan uit Zuid-Amerika, hij wil een huis. hij wil niet doodgedrukt worden in trams en treinen. Hij wil at beter voedsel voor zijn kinderen, die wel erg bleek en mager zijn. Hij wil geen olie-aandeeltjes, geen rubberplantages in de Oost. Hij wil enkel redelijke dingen. Minder tobben, minder gebrek. Hij begrijpt wel. dat nu de hele wereld kapot is, maar hij zou toch graag willen, dat er een toekomst kwam, waarin het minder somber wordt. Maar wie dit alles wenst, moet niet zeggen, dat hij met Indië niets te maken heeft, omdat hij er geen plantages heeft. Neen, Indië is juist van het grootste be lang voor de kleine man, die verlangt naar een eerlijk bestaan, die met God en met ere zijn kinderen wil groot brengen en nu en dan ook een centje moet afzonderen voor een arme drom mel. Voor de rijken is het niet zo be langrijk, als ze wat luxe moeten mis sen, of als ze hi}n kapitaal moeten be leggen in Indië of in Argentinië. Ze heb-i ben zware klappen gehad, maar ze kun nen nog kopen wat ze nodig hebben De kleine man is het die de ellende krijgt, als we Indië verliezen. In de verte het doffe pompen van mortiervuur.kogels van sluipschutters fluiten over de rivier... Maar Hollandse jongens dringen voort om in Indië recht en veiligheid te brengen voor terreur en onderdrukking.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1947 | | pagina 3