Wel werk en materiaal, maar... handen tekort Volendam - eeuwen oud en toch altijd jong NIEUWE LE1DSCHE COURANT 6 MAANDAG II AUGUSTUS 194T BOUWVAKARBEIDERS, DE NOODGEBIEDEN ROEPEN U! In het buitenland wordt Nederland ge roemd om de krachtige vorderingen van de Wederopbouw. De Nederlanders weten van aanpakken; er zijn plannen gemaakt en goedgekeurd, er zijn materialen ver overd, er zijn noodbehuizingen voor bur ger en boer uit de grond gestampt. Er is goede huisvesting voor de arbeiders, die in de verwoeste gebieden komen wer ken, er zijn aannemers, die tezamen tal loze opdrachten hebben aanvaard. Er is werk, er is materiaal, maar het bouw volume blijft achter bij de plannen. Want er zijn werkkrachten tekort! Er ontbre ken vele handen, die de materialen moe ten verwerken tot woonruimten, waaraan zo schreeuwend behoefte bestaat Handen tekort! Welk een tegenstelling biedt ons land thans in vergelijking met het gezapige Nederland van vóór de oorlog: toen dui zenden handen gedwongen stillagen en het overschot van werkkrachten het pro bleem van de dag vormde! Nu.... een geschonden land met nau welijks voldoende voedsel en kleding, maar dat roept om werkkrachten voor het hoognodige herstel. Globaal berekend telt Nederland 150.000 bouwvakarbeiders en toch zijn de kampen in de noodgebie- den maar yoor 45 pet. bezet. Slechts 5600 arbeiders werken daar, waar er 12.000 modig zijn. Wat mag hiervan de oorzaak wezen? Wij weten het: werken in de Wederop bouw betekent, dat men de ganse week van huis en gezin gescheiden is, dat men moet wonen in weliswaar goede loge er- kampen, maar dat deze de huiskamer toch niet kunnen vervangen. Goed loon mag voor een deel tegemoet komen aan onge rief en gezinsrverstoring, maar kan toch niet al het gemis vergoeden. Dan.vele arbeiders in de steden vin den werk dicht bij huis en verkiezen dat uiteraard boven een taak in de vreemde. Maar velen ook „duiken onder" in de zwartbouwarbeiden tegen grof geld voor hen, die op clandestiene wijze ma terialen onttrekken aan de vurig verbei de woningen voor hen, die door het oor logsgeweld onschuldig van have en goed werden beroofd. En dit laatste is een on vergeeflijk euvel. Een rechtschapen man, ook al is hij de meest eenvoudige arbei der. moet hier tegenop komen. Neen, wij onderschatten de bezwaren van het werken in de noodgebieden niet. Zulk een maatregel kan ook alleen als noodmaatregel getolereerd en voor gesproken worden. Maar thans i s er nood. Het zijn voornamelijk de eenvou- digen, die bidden om hulp. De „zwarte piet", die stiekum achter een ongerept geveltje een danslokaal laat bouwen, de oorlogswinstmaker, die een garage laat optrekken, de broodjesverkoper, die zijn zaak van binnen eens kranig uit breiden laatdeze mensen slokken op, wat uitkomst kan brengen aan het gezin, dat met zes kinderen op twee zolderkamers huist, aan de vrouw van een in de oorlog gevallene, die nu met haar viertal een achterkamer van het toch al zo overvolle huisje in het ge troffen dorp bewoont.aan de West- kapellenaars, die met gezin en zaak in bunkers huizen, aan de Limburger, die zich nog steeds ergens in het noorden behelpt, omdat met het halve dorp ook zijn groentenhandel is verdwenen en voor zijn gezin nog altijd geen terug keer mogelijk is. Zij allen wachten op de bouw, op het nieuwe huisje, dat hun weer een waarlijk thuis, weer een redelijke broodwinning zal brengen. Deze mensen vragen hulp, welke e$n offer kost aan een zeker deel van Neder lands bevolking: de bouwvakarbeiders. Ja, een offer wordt er gevraagd van de man nen, die hun gezin verlaten om ginds te gaan werken, maar ook van de vrouwen, die achterblijven en vijf dagen van de week alleen staan voor de zorg voor het gezin. Tochin het kader van deze tijd mag dit offer worden gevraagd. Immers bren gen ook zij. die snakken naar een woning, nog dagelijks een offer, nadat zij van alles zijn beroofd. Ereplicht. Minister Neher zeide verleden week in zijn rede ovar dit onderwerp, dat het besef va<n de noodzakelijkheid van dit werk nog niet ten volle is doorgedrongen tot de bouwvakarbeiders. Men moet het voelen als een ereplicht, mede te werken aan de wederopbouw, want als men het zuiver materialistisch beziet, brengt het werken in de vreemde niet zulk een voor deel, dat het boven alles verkozen moet worden. Dit zou nooit bereikt kunnen worden, ook al bood men de bouwvak arbeiders ginds een villa om iri te wonen en dagelijks een koningsmaal. Bij dit al mogen wij echter de arbei ders, die in de noodgebieden werken, niet tekort doen. Wij waren in de ge legenheid om met verscheidenen van hen te spreken en hun ijver voor de goede zaak, voor het werk, valt niet te be twijfelen. Hiervan spreken trouwens de feiten: hoeveel is er veranderd sinds wij verleden jaar deze dorpen bezochten! Naast talloze noodwoningen verrijzen overal permanente woningen en boerde rijen, waarvan vele reeds bewoond zijn. En men behoeft de burgemeester van Aardenburg, de heer Sjef van Dongen slechts met vuur en dankbaarheid over „onze arbeiders in het kamp" te horen spreken, om overtuigd te zijn, dat de goede indruk welke men krijgt werke lijk goed is. v Klachten. In het besef, dat deze mensen door hun arbeid-ver-van-huis een offer brengen, doet Wederopbouw ook zoveel mogelijk om het hun naar de zin te maken. Wij hebben hierover» in ons eerste artikel reeds een en ander verteld. Toch en hoe kan het anders in een gemeenschap blijven er nog wensen en daardoor klachten. Niet altijd ten onrechte! Zo zijn bijv. de arbeiders het erover eens, dat het niet in orde is dat zij elke Vrij dagavond op een middagmaal van pap, de dikwijls zeer lange reis naar huis moeten maken. Er zijn arbeiders, die vijf tot zeven uren moeten reizen en de Am sterdammers, die in Zeeuws-Vlaanderen werken, zijn veelal niet voor twee of drie uur 's nachts thuis. Op Maandag ochtend is het te half vijf reveille ge blazen voor de reis naar het werk en dan komt er 's avonds, na nog een halve dag werken, eerst om half acht een avondmaal van aardappels en erwten op tafel. Deze feiten brengen enige ontevre denheid teweeg. Voor het overige is, naar de arbeiders (daarvoor niet verantwoord) millioen zou kosten en ten tweede een precedent zou scheppen tegenover landarbeiders, mijnwerkers e.a. Het wil ons voorkomen, dat de re gering in deze niet de uiterste soepel heid heeft betracht, zoals zij dit (zon der precedent te scheppen) in de af gelopen winter toch wel deed voor de mijnwerkers. Men vergete niet, dat ook de wederopbouw van zeer groot belang is voor het Nederlandse volk en dat ook de buiten-werkende bouwvakarbeider zijn offer moet brengen. Klaarblijkelijk heeft men dit van regeringswege toch wel gevoeld, want reeds is aan de bouwvakarbei ders bekend gemaakt, dat voor het volgend jaar een veel betere vacan- tieregeling zal worden getroffen, waarbij de arbeider niet alleen zes snipperdagen extra krijgt, maar waarbij tevens een geldelijk tekort in de vacantieweek niet meer kan voor komen, ook niet door uitvriezen. Dat de troost voor het volgend jaar de teleurstelling van nu niet verzacht, is begrijpelijk. Zij werken. Er mag dan over dit onaangename voorval ontevredenheid zijn onder de bouwvakarbeiders in de kampen, maar Een kijkje in een cantine, zoals elk kamp er een bezit. De arbeidsvoorwaarden bij de Wederopbouw zijn goed, er is materiaal, maar.er zijn handen tekort! zelf ons ook verzekerden, het eten goed en er komt viermaal in de week vlees op tafel. Meer ingrijpend is echter de overal gehoorde klacht over het tekort aan va- cantiebonnen. De dertien weken vorst verlet hebben behalve de 80 pet reserve- loon het inhouden van dertien vaeantie- bqpnen betekend. Dit heeft tot gevolg, dat de arbeider thans, in zijn vacantie week, op geen stukken na toekomt aan zijn weekloon. Van regeringswege is wel iets gedaan, en is overbruggingsgeld toe gekend tot de basis van het reserveloon. Niettemin houdt dit in, dat de arbeider, die gewoonlijk met f 50 weekloon thuis komt, in zijn vacantieweek (de meest kostbare week van 't jaar) niet meer dan hoogstens f31 heeft. Uiteraard is hier over heel wat stof opgewaaid, doch de minister van Economische Zaken stelt zich op het standpunt dat vorstverlet risico van het bouwvak is en dat, wan neer uit 's-Rijks kas he£ tekort zou wor den aangezuiverd, dit ten eerste een de eerlijkheid gebiedt ons te zeggen, dat de mannen zich hierop toch niet blind staren en dat zij er huil plicht niet om in de steek laten. Deze mannen, die het wederopbouwwerk van nabij kennen, zijn zich van hun plicht tegenover hun landgenoten bewust en zij komen er ge moedelijk, zonder pralerij voor uit. Zij waarderen het ^uitbundig, wanneer de bevolking van de plaats, waarin zij bouwen, met hen meeleeft. Ook de bevolking heeft in' deze een taak: de mannen vriendelijk tegemoet te komen, zoals gelukkig veelal het ge val is. De arbeider doet zijn werk, maar, zoals hij het zelf uitdrukt: hij wil ook zo'n beetje gewaardeerd worden. Bouwvakarbeiders, de noodgebieden roepen u! Wordt u bewust van uw plicht, toon u bereid een offer te brengen voor de wederopbouw van het onschuldig getrof fen Nederland.en het Nederlandse volk zal u er tot in de verre toekomst dank baar voor zijn! (Van een onzer medewerkers) Verder en wijder spreidde zich de hemel, tot hij versmolt met zee en dam, waar 't volk in toverachtig bont gewemel, het sprookje leven liet van 't oude Volendam. Meer dan dertig jaar geleden schreef een buitenlandse dichter in het gasten boek van Hotel Spaander een vers, waar aan bovenstaande strofe is ontleend. Zo was het ééns, zo is het wéér, want in de oorlogsjaren was het ook in Volendam alle bezoek van Duitse militairen en stedelingen met minder fraaie bedoelin gen ten spijt stil en doods, terwijl in de zomer van 1946 door de geringe reisgele genheid de door velen verwachte stroom van vreemdelingen verre bleef. Het dorp wachtte op de grote trek, die toch ééns weer komen moest en die er nu volop is: duizenden Amerikanen, Engelsen en ook veel Scandinaviërs, Fransen, Belgen en Zwitsers maken, evenals de touristen uit het eigen land, een vacantietrip naar het schilderachtige vissersdorp, welks kleder dracht ons land overal ter wereld sym boliseert. Het nationale kijkspel trekt weer volop belangstelling Hoe oud Volendam precies is, weet nie mand, maar tegen het einde varn de vijf tiende eeuw bestond het reeds, en het feit, dat de bewoners een goede tachtig jaar geleden nog in vrijwel volkomen isolement leefden, maakte, dat Volendam is gebleven zoals het altijd is geweest: eenvoudig en stoer. Een dorp met karak ter er gewoonten die sterk verschillen bij de overige dorpen en steden in Nederland. Bewoond door vissers en venters, die het hart op de tong dragen, waar weinig kwaad bij zit" en die in sommige opzich ten kinderlijk naïef zijn. Zo naïef, dat men op DoUe Dinsdag ondier invloed der ge ruchten een per motorfiets arriverende S.S.-man voor een Tommy hield en hem dan ook dienovereenkomstig hartelijk in het Engels verwelkomde. Een forse vis serman hief de S-S.-er resoluut op zijn schouders, luide toegejuicht door de om standers, doch even spontaan plantte hij zijn vrachtje hardhandig op de grond, toen de vergissing werd ingezien. Maar hoe naïef de Volendammers ook mogen zijn, zij geloofden noch gehoor zaamden één Duits woord. Bij razzia's wisten de ouderen hun woordje te doen en de jonge kerels enige honderden waren en bleven zoek tot de kust vrij was. Dan liepen ze weer over de dijk, de handen in de zakken van hun wijde broe ken en ze staarden over de zee, zoals hun vaders en grootvaders dat eeuwen lang hebben gedaan. Want de zee en Volendam zijn één! Dit feit is het, dat het typische vissers dorp heeft gemaakt tot wat het is en dank zij de als vanzelf ontstane merkwaardig heden is Volendam evenals Marken, maar in sterker mate, hèt nationale kijkspel bij uitnemendheid, waar vooral de Amerika nen maar niet genoeg van schijnen te krijgen. Mevrouw Alida Spaander, die al decennia lang de scepter voert in haar ver over de grenzen bekende hotel, heeft het weer als vroeger druk met vertellen en vertalen, want als de „vreemdelingen moeder" van Volendam spreekt zij met Polen, Denen en Schotten even gemak kelijk in hun moedertaal als met de an dere vreemdelingen. Er wordt haar dan ook heel wat gevraagd en zelden blijft zij het antwoord schuldig; zelfs haar stille glimlach is welsprekend en bekend tot zelfs in Australië en Rusland. Wie er aan twijfelt, behoeft slechts een blik te wer pen in de dikke gastenboeken om beter te weten. Want behalve de namen en handtekeningen van vrijwel alle groten der aarde, is daarin menig lofzang op de eminente gastvrouw te vin-den en zij heeft „Nijmegen" in recordvlucht van Indië Gezagvoerder Van Ulsen heeft op zijn vlucht van Batavia naar Amsterdam de route BangkokColombo aan èèn stuk gevlogen. Hij bouwde hiertoe in Bangkok een extra-tank in zijn machine, de „PH- TAF", aldus meldt de persdienst der KLM. De Constellation „Nijmegen" met gezagvoerder Groeneveld seinde na Don derdagavond 11.20 uit Batavia te zijn vertrokken, Zaterdagochtend: Aaankomst Amsterdam 10.45. Aan boord bevonden zich 20 passagiers en drie en een halve ton post. Deze vlucht is een recordvlucht, in 42 uren volbracht. Geland werd in Co lombo. Negombo, Sjarja en Cairo. Uit Nederland zijn twee toestellen op weg naar Indië. VISSERIJBERICHTEN IJMUIDEN, 11 Aug. Twee stoom- treilers f52.000; motorloggers Kw 77 f2220; 28 f3570; 52 f1285; 70 f4735; 155 f3900; 162 f4130; 169 f2900; 166 f1630; 188 f2590; 50 11360; 138 f4400. Aanvoer 50 k. tarbot en tong, 225 schol, 900 schelvis, 30 kabeljauw, 225 wijting, 50 koolvis, 3500 verse haring, 25 diverse. Prijzen: bot f30—f26; schar I f25. II f 12, III f 15—12. HARINGVISSERIJ. Gistermorgen binnengelopen Kw 59 385 k. met haring en 210 k. volle haring. Vanmorgen is binnengelopen Kw 140 272 k*. met haring, 183 k. volle haring, 118 k. steurharing en 10 k. makreel; Kw 50 met 315 k. haring, 183 k. volle haring, 19 k. steurharing en 125 k. ijle haring. VISSERIJBERICHTEN. SCHEVENTNGEN, 8 Aug Binnen van de haringvisserij de logger Sch 195 29 1. haring. Notering steurharing van gisteren f2124. De vangstberiohten van hedenmor gen uit zee luiden: Sch. 180 50 k uit de halve vleet; Sch. 50 15 k.; Sch. 140 geen vangst; Sch 66 30 k.; Soh. 160 50 k. uit do halve vleet; Sch. 80 45 k (thuisstomend); Sch. 97 50 k.; Sch 103 25 w.; Sch. 64 10 k.; Sch. 46 30 k.; Sch. 47 66 k.; Sch. 125 25 k,; Sch. 118 35 k.; Sch. 110 80 k„ nog 40 netten halen, vist voor Longstone; Sch 106 28 L aan boord, vist voor Longstone; Sch 284 20 k.; Sch 186 60 k.; Sch. 159 34 k.; Soh 341 met één kantje; Soh. 246 50 k.; Sch 333 50 k.; Soh. 325 100 k.; Sch. 402, thuisstomend. gis teren 18 last; Sch. 104 17 k.; Sch 53 50 k.; Soh. 23 70 k.; Sch 332 34 k.; Sch. 40 40 k.; Sch. 32 12 k, (thuisstomend); Sch. 262 70 k.j Sch. 169 45 k (thuisstomend); Sch. 133 17 k.; Sch. 51 50 k. (25 last aan boord); Sch 233 gisteren 15 1 (25 1. aan boord); Sch. 285 gisteren naar huis gegaan (totale vangst 34 last): Sch 225 met 25 k., gisteren 10 last; Sch. 20 gisteren 11 L; Sch 223 17 k.; Sch. 361 80 k., nog 20 netten halen; Sch. 275 50 k.; Sch. 20 17 k.; Soh. 87 20 k.; Soh 200 12 k.; Soh. 201 geen vangst. Besomming kustvisser Uk 125 met f260. dan ook al heel wat „bedakt". Dit werk woord, dat het best is te vertalen met „be leven", is schering en inslag in het dorp, want waar ongeveer het gehele volkeren- staletnboek door de Volendammer straatjes wandelt, is men er wel iets uitzonderlijks gewend. Volendam vist en glimlacht Ondanks de dagelijkse toevloed van kijkers, gaat het Volendammerleven zijn gewone gang: men is er aan gewer.d te worden aangegaapt, maar toch bejegenen de dorpelingen de vaak hinderlijke nieuwsgierigheid nooit onaangenaam, want de touristen brengen niet alleen geld in het nationale laatje, doch ook het dorp vaart er wel bij. Nog steeds zeilt 's Zondagsnachts om twaalf uur de bottervloat uit; een schil derachtig gezicht, waarvan door de logeergasten telkens weer volop wordt genoten sinds het visseizoen weer is be gonnen. Maar de Volendammer ziet het met andere ogen. Voor hem betekent de visserij het volksinkomen en de omstan digheden hebben dit niet bepaald bevor derd: met angst ziet men in de vissers- en ventersgezinnen de dag tegemoet, waarop de Zuiderzeewerken weer met kracht zullen worden voortgezet en zelfs de optimisten onder hen kunnen niet ge loven, dat de oorlog voorgoed een streep door de plannen zal hebben gehaald: daar voor staat hen de dreiging van de halver wege voltooide dijk, die Marken met het vasteland zal verbinden, elke dag te scherp voor ogen en de jongeren begin nen schoorvoetend om te zien naar mo gelijkheden om elders emplooi voor hun werkkracht te vinden. De Volendammer gaat niet dan on gaarne weg uit zijn dorp, waar hij sterk mee is vergroeid en de enige arbeid, die in zijn ogen de moeite waard is, heeft be trekking op de visserij. Daarom is het gevaarlijk voor het nationale monument, wat Volendam toch is, als met een gewij zigd leven ook de sfeer van het dorp verandert, want het is de vraag of een kunstmatig in stand gehouden gemeen schap haar aantrekkelijkheid voor het tourisme zal behouden. Toen we hierover spraken met een oude visser, wiens werkelijke naam als bij de meeste dorpelingen tot een schim mig begrip is geworden, doch die als de anderen onder een bijnaam populair is, kregen we slechts vaag bescheid. „Alle- goar maltes" zei Freerik en driftig schoof hij zijn karpoets, die hij ook in de zomer blijft dragen, wat o-p zij. „Volendam is zoe oud as de wureld en 't zal zo blé ven. Freerik neemt genoegen met wat h-ij thans weer dagelijks ziet: mas sa's buitenlanders die de dijk bevolken en niet genoeg krijgen van het betove rend kijkspel der kleine huisjes en het druk gedoe van de altijd bezige, kleurig geklede vrouwen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1947 | | pagina 6