In de Tweede Kamen Nederland op z'n smalst
De gezamenlijke I
gendarmerie
ELASTIEK
DE TROPEN
't Verklaarde
uitzicht
NIEUWE LEIDSCHE COUEANÏ
WOENSDAG. 9 JULI 1947
LOVEN EN BIEDEN OVER
VERZETSPEN SIOEN
(Van onze Parlementsredacteur)
Na een waarlijk sensationeel debat is gis
teravond de Tweede Kamer nog niet klaar
gekomen met de behandeling van de wet
tot invoering van een buitengewoon pen
sioen voor verzetsslachtoffers en hun nage
laten betrekkingen. Herhaalde malen
klonk het „onaanvaardbaar" uit de mond
van dr Beel bij de behandeling van ver
schillende amendementen. Een standpunt,
dat blijkbaar de consequentie inhield, dat
bij aanvaarding der amendementen het ge
hele wetsontwerp zou worden terugge
nomen.
De verdediging van dr Beel voor zijn
houding was, dat wijzigingen in de wet
die consequenties zouden meebrengen voor
andere pensioenregelingen, niet in het
Systeem der wet pasten en de nauwkeurig
gemaakte financiële beschermingen in de
war zouden sturen.
Het consequentie-argument werd o.a.
door de heer Roosjen (a.r.) bestreden. Het
gaat hier om pensioen voor een categorie,
die niet met een ander te vergelijken is.
Inderdaad, hier raken wij de kern van de
kwestie, die, naar onze mening, in het
ganse debat eigenlijk niet scherp genoeg is
gesteld. Er komen wetten voor militaire
Blachtoffers en voor gevallen zeelieden; voor
deze wetten zullen, naar de mening van
dr Beel, wijzigingen in de pensioenwet voor
verzetslieden, soortgelijke consequenties
hebben. Deze stelling gaat niet op. De ver
zetslieden, die zonder aan de consequentie
te denken, hun goed en bloed waagden en
veel. gaven, vrijwillig, voor het vader
land en de vrijheid, vormen een groep, ge
heel afzonderlijk van alle andere groepen.
De zeelieden en de militairen zijn, hoe groot
hun verdienste ook is, hier niet mee op één
lijn te stellen. Bij hen was het risico be
roepshalve van te voren bekend, bij de
verzetslieden niet. Hier is het subtiele ver
schil tussen beroep en roeping, een ver
schil, dat toch groot genoeg is, om vqor de
slachtoffers uit de illegaliteit en hun nage
laten betrekkingen een regeling im het
leven te roepen, die volkomen los staat van
iedere andere regeling, voor welke groep
ook.
Helaas dacht dr Beel er niet zo over.
Daarom moest, node, door de commissie
van rapporteurs het amendement, waarbij
de maximum-pensioengrondslag van f 4500
werd gebracht op f 5000, op straffe van
terugneming van het gehele wetsontwerp
worden ingetrokken. Het door de heer Koe
nen (comm.) ingediende amendement om
dit maximum te brengen op f 6000 werd
gehandhaafd. Vandaag wordt hierover ge
stemd, do ah dat het verworpen wordt is
zeker. Evenzeer had de bewindsman be
zwaren tegen het amendement van de com
missie van rapporteurs, waarbij het per
centage van de pensioengrondslag, dat als
weduwenpensioen wordt genoten, volgens
het wetsontwerp steeds 65% van de eerste
f 2000 en 55% van de rest, voor weduwen
zonder kinderen zo zou worden gelaten, doch
voor weduwen met kinderen zou worden
gebracht op 70% voor de eerste f 2000, 60%
van de volgende 1000 en 55% van de rest.
De voorstellers achten deze verhoging ge
wenst om te komen tot een uitkeringsni
veau als door de Stichting 19401945 als
norm is aanvaard. Hoewel dr Beel ook dit
amendement onaanvaardbaar noemde, werd
het vooralsnog gehandhaafd. Vandaag zal
er nader over worden beslist. Het zwaarte
punt lag echter in de tegenstand tegen art.
20, 2e lid, dat bepaalt, dat het weduwen-
pensioen wordt verminderd met de helft
van de op andere wijze verkregen inkom-
IN haar nota van 27 Mei betoogde de
Commissie-Generaal, dat een goede
uitvoering van artikel 16 noodzake
lijke voorwaarde was voor de verdere
toepassing van de overeenkomst van
Linggadjati.
Daarom moesten de vijandelijkheden
onverwijld worden gestaakt en de vei
ligheid van persoon en goed ook in
Republikeins gebied worden verze
kerd, Daarna zou begonnen kunnen wor
den aan de opbouw van de defensie van
Indië en de vermindering van troepen
sterkte. Om dit alles te bereiken was
naar het oordeel van de Commissie-Gene
raal en van de Nederlandse Regering de
vorming van een gendarmerie, waarin
Nederlanders en Indonesiërs zouden sa
menwerken, beslist noodzakelijk.
Pas wanneer deze gezamenlijke gen
darmerie zou werken, zou tot terugtrek
ken van de troepen in de garnizoenen
kunnen worden overgegaan. Het is deze
gendarmerie, die door de republiek j
steeds van de hand is gewezen. Want 1
ook 't laatste tegenvoorstel van de repu
bliek om de binnenlandse politie een re
publikeins staatsapparaat te doen zijn
met de mogelijkheid voor de centrale
regering om in gevallen van onmacht (of
onwil) de politiecontrole over te nemen,
is in wezen een afwijzen van het Neder
landse voorstel.
De Commissie-Generaal achtte, en met
het oog op haar internationale verant
woordelijkheid, en met het oog op de
toekomst van Indië, een gezamenlijke
gendarmerie een onafwijsbare eis. Alleen
op die wijze kon Nederland de veilig
heid van personen en goederen op Java
en op Sumatra waarborgen.
In haar brief van 20 Juni wees zij er
dan ook terecht op, dat de mededeling,
sten. In het oorspronkelijke ontwerp was
dit 70%, doch op aandrang in het Voorlopig
Verslag, was dr Beel iets tegemoetgekomen.
Mr Roosjen (a.r.), gesteund o.a. door mevr.
Fortanierde Wit (vrijh.) en mevr. v. d.
MuijsenbergWillemse (comm.) wilden een
volkomen onaantastbaar pensioen, zonder
enige aftrek, doch tevens, dat bij een in
komen van meer dan f 6000 geen pensioen
zou worden genoten. Ook hier was dr Beel
onvermurwbaar. Bij de berekening van de
pensioengrondslag wordt rekening gehouden
met allerlei inkomsten en toelagen, aldus
redeneerde hij, en dat brengt mee, dat bij
de berekening van het pensioen-naar-ver
zorgingsidee, ook met de bijverdiensten
rekening wordt gehouden. De heea- Scheps
(aiib.) had een andere oplossing: hij wilde
de eerste f 1000 bijverdiensten vrijlaten.
(Voor vervolg zie Pag. 7)
als zou de handhaving van orde en vei
ligheid binnen het gebied van de repu
bliek een taak zijn van de republikeinse
politie en niet van het Nederlandse leger,
een miskenning was van de in het ac-
coord van Linggadjati verankerde geza
menlijke verantwoordelijkheid geduren
de de overgangsperiode.
Bovendien was de republiek regel
matig in gebreke gebleven, getuige het
niet demilitariseren van het gebied Mod-
j oker to. Getuige voorts het feit, dat de
internationale suikercommissie verschei
dene streken in het binnenland niet had
kunnen bezoeken, omdat de republiek
haar veiligheid daar niet waarborgen
kon.
Ook de regelmatige infiltratie van re
publikeinse strijdkrachten naar de zgn.
Malinogebieden toonde aan ,dat de repu
bliek onmachtig, dan wel onwillig was,
orde en veiligheid te handhaven.
Bij dergelijke toestanden kan van een
herstel en hervatting van de productie
der buitenlandse bedrijven in het gebied
der republiek geen sprake zijn.
Indien het de leiders van de republiek
ernst is met de wederopbouw van het
republikeins gebied, ook in economisch
opzicht, is er dus alle reden de gezamen
lijke gendarmerie te aanvaarden, waar
kennelijk gebleken is, dat ze zelf daartoe
niet in staat is.
Indien de republiek dan ook de geza
menlijke gendarmerie zou blijven afwij
zen, zou dat zijn op politieke gronden.
Het afwijzen van de gezamenlijke gen
darmerie is niet in het belang van de
bevolking. Ook het laatste tegenvoorstel
is in wezen niets anders dan het weren
van Nederlandse troepen uit haar gebied.
Nederland kan niet aflaten van de eis
tot een gezamenlijke gendarmerie. Ook
volgens Linggadjati is Nederland mee
verantwoordelijk voor de orde en veilig
heid. Hoe ter wereld kan Nederland aan
het buitenland de terugkeer naar de on
dernemingen in het gebied van de repu
bliek waarborgen, indien het zelf op die
veiligheid niet de minste invloed heeft?
Het is voor het internationaal prestige
Nieuwe leden van het Concert
gebouworkest
Wegens het bereiken van de pensioen-
gerechtigde leeftijd hebben de violist H.'
F. Beek, de trompettist A. J. Radius en
de comtnabassisten C. v. d. Griend en C.
de Rook afscheid genomen als leden van
het Concertgebouworkest. Als nieuw-
aangestelden worden in het laatste con
certprogramma welkom geheten de he
ren G. Ernste (contrabas), P. A. M. v.
d. Klauw (contrabas), C. Koper (viool),
H. Koper (altviool), J. G. v. Koten (ho
bo) en K. de Rook (klarinet), die op 1
Sept. in dienst zullen treden.
MINISTER VAN BOETZELAER NAAR
PARIJS
Thans wordt gemeld dat minister Van
Boetzelaer van Oosterhout voornemens
is de aanstaande Parijse conferentie in
zake het plan-Marshall bij te wonen.
van Nederland onmogelijk, de waarbor
gen van die veiligheid over te laten aan
de troepen van de republiek, die tot op
dit ogenblik alles gedaan hebben be
halve juist het verzekeren van orde en
rust.
Een gezamenlijke gendarmerie is voor
Nederland voorts eis, omdat dit alleen
troepenvermindering mogelijk maakt.
Zolang er op Java en Sumatra troepen
van de republiek staan die dag aan dag
de gesloten overeenkomst schenden, die
regelmatig voortbouwen aan versterkin
gen, die voortdurend vijandelijkheden
plegen en terreur oefenen, zolang is het
voor Nederland zelfmoord, zijn troepen
te verminderen. Waar bovendien de geza
menlijke gendarmerie kan worden uit
gebouwd tot een federaal gezagsappa-
raat, waarbij dus de republiek en de an
dere staten mee zullen kunnen beslissen
over het gebruik van het Nederlandse
contingent in dit apparaat, daar moet
Nederland zijn eis van zulk een geza
menlijke gendarmerie (waarin de ver
houding NederlanderIndonesiër hoog
stens 1 op 1 zal zijn) handhaven.
De gezamenlijke gendarmerie is feite
lijk niet een van de vijf punten, maar is
het punt. Zonder deze gezamenlijke
macht wordt de uitvoering van de an
dere desiderata op staatkundig en econo
misch gebied volkomen illusoir.
Zou de republiek de volledige aan
vaarding van dit punt weigeren, dan
heeft ze zelf het tafellaken doorgesneden
en dan is Nederland (mee krachtens
Linggadjati), verplicht zelf de orde en
rust te handhaven, zelf de veiligheid te
waarborgen.
Het zal dan hebben te doen zonder de
republiek. Vermoedelijk zelfs tegen de
republiek. Maar ze zal dan haar roeping
verstaan en Indië redden. En zo de we
reld dienen!
CVervolg van de vierde kolom)
de bescheiden deelname van Tsjecho-Slo-
wakije aan deze conferentie meer als een
tactische zet der Russische economische stra
tegie!
Molotof heeft in opdracht van zijn direc
teur, Stalin, aan de Tsjechische ambassa
deur te Parijs, Nosek, een vriendschappelijk
briefje geschreven, waarvan de tekst onge
veer als volgt hiddt: .Amice, uiteindelijk
is er niet zoveel bezwaar tegen, dat Tsj echo-
Slow akije ran de nieuwe conferentie te Pa
rijs deelneemt. Ik zelf accepteerde de uit
nodiging voor de eerste conferentie; ik
keek de kat eens uit de boom en je ziet
het maar.... wie doet je wat! Ga er dus
gerust heen, geef je ogen goed de kost, blaf,
zoals het een goede waakhond past en je
hebt toch altijd je hok, om bijtijds weer
in terug te kruipen. Misschien is er indirect
ook voor ons. Russen iets te verdienen aan
het plan-Marshlall, maar dat kunnen wij
zelf natuurlijk niet als argument laten gel
den. Je moogt zoveel zittingen bijwonen,
als je wilt, maar pas op de punaise van
het Brits-Franse standpunt. Na het banket,
kun je altijd nog weglopen, dat heb ik óók
gedaan en dan praten we nog eens samen
onder een glaasje wodka. Steeds gaarne, je
Molotof."
Het feit, dat Tsjecho-Slowakaje aan
de nieuwe conferentie over het plan-
Marshall deelneemt, veronderstelt rugge
spraak met Moskou. Aan het Russische
standpunt, ten aanzien van de geïnterpre
teerde Amerikaanse bedoelingen, is niets
veranderd. Dat zonder meer een Tsj echo-
Si o waaks .Joawefcings-proees" zou hebben
plaats gevonden, ligt, evenmin, voor de hand.
Zo juist heeft m de „economische commis
sie voor Europa", die te Genève vergadert
en welk lichaam Rusland als technisch eco
nomisch apparaat wiLde uitschakelen, het
geen noch de instemming van Bevin, noch
die van Bidault hod, een scherp debat plaats
gevonden, waaruit de onveranderlijkheid
van het Russische standpunt blijkt. Zowel
de Engelse als de Franse vertegenwoordiger
in voornoemde commissie hebben verklaard,
dat het nutteloos is zich met polemieken te
gaan bezig houden. Deze commissie is een
zaken-commissie, waardin de samenwerking
van alle Europese staten, de grote en kleine
landen vereist is. Zorin, de Russische ge
delegeerde. wierp echter de schuld der mis
lukking van de eerste Parijse conferentie,
geheel op de politieke gebroeders Bevin en
Bidault. Engeland en Frankrijk poogden te
Parijs een economisch apparaat in hiet leven
te roepen, waardoor die landen de macht
zouden hebben, om de- economie der klei
nere staten ondergeschikt te maken aan hun
eigen, grotere belangen. Hier trad dus de
Russische vertegenwoordiger, Zorin, op, als
kampioen voor de economische onafhanke
lijkheid der .kleintjes", terwijl Rusland niet
anders doet, dan er onderhorige satellieten
van te vormen. Deze Russische insinuatie
voorspelt dus niet, dat het de .kleintjes",
w.o. wij óók Tsjecho-Slowakij e rekenen, vrij
spel zou geven. Men kan hiet trouwens niet
genoeg herhalen, dat politiek van economie
niet te scheiden valt, al heeft de opzet van
de nieuwe Parijse conferentie de bedoeling,
de sfeer „van vreemde smetten vrij te hou
den". Men kan toegeven, dat een flauwe
mogelijkheid geboden wordt, de Russische
interesse opnieuw te prikkelen, als de on
der Sowjet-visie staande landen, actief zou
den gaan meewerken aan het plan van
Marshall. Wij wezen reeds op het merk
waardige feit, dat de Tsjaho-Slo(waakse)
premier. Gottwald, met nog twee collega'^
naar Moskou gaat ter behartiging van we
derzijdse handelsbelangen en Nosek, de am
bassadeur te Parijs, dus ter conferentie niet
veel bederven kan. Tsj ech'o-Slowakije heeft
twee deuren, een Westelijke en een Oos
telijke. De economie der republiek ken
merkt zich door nationalisatie der grote
bedrijven, die in staatsbezit overgingen en
het zg. tweejarenplan". Zeer grote onder
nemingen, zoals Skoda, de Bata, rijn echter
vrijwel zelfstandig gebleven, zij worden niet
vanuit de centrale regerimgs-instantie be
stuurd. Het tweejarenplan" tracht de pro
ductie te stimuleren en via een centraal
bureau worden de hoeveelheden grondstof
fen vastgesteld, waarop iedere onderneming
recht heeft. Vanzelfsprekend dat ook in
Tsjecho-Slowakije een strijd gaande is tus
sen de aanhangers van de .geleide" en die
der „vrije economie". Direct na de oorlog,
was de leiding van staatswege onvermijde
lijk, omdat dit land noch over deviezen noch
over buitenlandse grondstoffen beschikte.
Een handicap, die voor vele landen geldt,
is het gebrek aan arbeidskrachten, vooral
in het bouwvak en in de mijnen. De „re-
construction" is echter evenals bij ons met
energie aangepakt, want vele verkeerswegen
zijn weer hersteld., evenals het spoorwegnet
en de bruggen; fabrieken draaien weer en
de inflatie heeft men kurmen tegengaan.
Tsjedho-Slowakije heeft dus één deur open
voor de grondstoffen uit het Westen en
onderhoudt daarmede een belangrijk han
delsverkeer, zodat in dit feit ook reeds een
aanwijzing ligt voor de deelname aan de
Parijse conferentie over het plan-Marshall,
die van grote invloed zal zijn op de eco
nomische wedergeboorte van verscheidene
landen. Volgens „Die Pre9se' gaat het met
*t „tweejarenplan" van Tsjecho-Slow akije
nog niet helemaal naar wens en het blad
wijst er op, dat de verwachtingen in de
bouwvakken, de technische industrie (mo
torfietsen) en de textielindustrie beneden
de raming zijn gebleven. Winterstoffen wor
den eerst in het voorjaar en zomerstoffen
eerst in de winter op de markt geworpen,
tengevolge van groot gebrek aan grondstof
fen. De capaciteit bedraagt nog slechts 50
procent van die der fabrieken vóór de oor
log. De beschikbare deviezen zijn in de
eerste plaats nodig voor de aankoop van
graan, vet en andere eerste levensbehoeften.
WeMswaar is men er in geslaagd, uit de
Sowjet-Urrie grondstoffen in te voeren en
via een lening van 20 millioen dollar „Baum-
wolle" in de Ver. Staten aan te kopen, maar
daarmede komt men er niet. Als wij in de
.Neue Zürcher Zei tun g" lezen, dat het met
de revolutionnaire phase in de ontwikkeling
van Tsjedho-Slowakije thans afgelopen moet
zijn, een streep door het verleden gezet
moet worden en het oog op de toekomst
gericht, hopen wij, dat dit oog naar het
Westen zal uitzien. De tweede conferentie
te Parijs biedt daartoe een kans, maar er
varingen hebben totnogtoe geleerd, dat alle
optimisme voorbarig is. Voorlopig zien wij
Sjahrir: „Ik dacht, dat ik er aardig mee over weg kon, maar hij doet
het minstens zo handig
Tsj echo- S lo wak ij e
als „waakhond"
te Parijs