Republiek streeft naar de absolute macht Op vaste grond Prinses Juliana opende Rode Kruis-landdag Wat moet met 't geblokkeerde geld gebeuren? NIEUWE LEIDSCHE COURANT ZATERDAG, tl JUNI 1MT PANDELINGEN IN STRIJD MET LINGGADJATI (Vervolg van Pag. 1) Over vertegenwoordiging in Nederland heeft de republikeinse nota zich nage noeg niet uitgelaten, terwijl in wezen het voorstel van de vorming van een in terim-regering werd verworpen. De re publikeinse voorstellen tot hervorming en aanpassing van de Indische Regering bomen neer op een uitschakeling daarvan. De vertegenwoordiger van de Kroon moet volgens het republikeinse voorstel slechts een vaag omschreven be voegdheid bezitten om zijn instemming te onthouden aan beslissingen, die hij in Strijd acht met zuiver Nederlandse be langen. Dit is niet meer verenigbaar met art. 2 van Linggadjati. Bovendien komt de zetelverdeling, door de republiek voor de interim-regering voorgesteld, neer op de macht, iedere beslissing, die niet ge heel met de wensen van de republiek Strookt, te verhinderen, en op een mis kenning van het feit, dat een federatieve gedachte onverenigbaar is met die van juridische ongelijkheid der gefedereerde delen. Ook wordt de Nederlandse mede werking aan de opbouw van de Ver enigde Staten van Indonesië terzijde ge schoven en iedere werkelijke invloed aan Nederland, dat gedurende de over gangstijd de jure verantwoordelijkheid blijft dragen, ontnomen, ondanks het feit, dat millioenen Indonesiërs en de over grote meerderheid der minderheden de verzekering van hun rechten en vrij heden van de Nederlandse Regering ver wachten. De posities van de Luitenant- Gouverneur-Generaal en van de Neder landse Regering worden door de clausule van de eindbeslissing bij de interim- regering, door de repulbliek tot vrijwel niets gereduceerd. Dit leidt tot een ge heel andere beoordeling van de economi sche voorstellen der republikeinse dele gatie. 2. De verhouding tot de andere staten. De C.G. is van oordeel, dat de repu bliek op dit punt bevoegdheden opeist, welke geen rechtvaardiging vinden in de overeenkomst van Linggadjati en dat zij (streeft naar een overheersende plaats, ook ten opzichte van niet onder haar fei telijk gezag staande gebieden. De C.G. verwerpt het btoog, dat de totstandko ming van de staat Oost-Indonesie met ;n de geest van Linggadjati is geschied en dat de republiek medezeggingschap toe komt omtrent de status van Borneo. Z.ij acht de staatkundige organisatie van deze gebieden een zaak van de bevolking daarvan. In dit verband is, aldus de C.G. de stelling volstrekt onbegrijpelijk, dat na de ondertekening van Linggadjati de handhaving van republikeinse gou verneurs voor deze gebieden voor de re publiek noodzakelijk zou zijn. Volslagen in strijd met de overeen komst is voorts de handhaving van or ganisaties aldaar, welke nog zijn voort gegaan met het steunen van geweld dadige acties ten behoeve van de repu bliek, alsmede het zitting hebben van afgevaardigden van die gebieden in het K.N.I.P. Geheel onbegrijpelijk is, dat de repu bliek de afschaffing van deze functies en organisaties afhankelijk stelt van de ui trekking aan Nederlandse zijde van het de facto gezag der republiek in strijd eijnde instanties, welke de C.G. onbekend gijn, en van de uitwisseling van verte genwoordigers met de andere staten. Het republikeinse voorstel om in alle centrale colleges aan de republiek ten minste de helft van het ledental toe te kennen, duidt opnieuw op gemis aan besef van wederkerigheid en is in strijd met fede rale structuur. Het uitschakelen van de beslissingsbevoegdheid van de vertegen woordiger der Kroon ontneemt aan de andere staten iedere waarborg voor eer biediging en handhaving van hun rech ten. De stelling, dat de grote vraagstuk ken van uitvoering van Linggadjati aan de beide delegaties blijft voorbehouden, versterkt de C.G. in haar oordeel, dat de republiek de deelneming en het medezeg genschap in die besluiten van vertegen woordigers van Oost-Indonesië en Borneo verwerpt. Deze opvatting is in strijd met art. 4 en 5 van Linggadjati. De republi keinse nota geeft voorts een eenzijdige en onjuiste interpretatie van de art. 3 en 4 van Linggadjati, doordat zij enerzijds iedere wijziging in de de facto positie van de republiek gedurende de overgangstijd afwijst, maar anderzijds vordert, dat in de andere delen van Indonesië zal wor den nagegaan, welke gebiedsdelen zich wensen aan te sluiten bij de republiek. Ook bij de militaire voorstellen verlangt de republiek bemoeienis met de organi satie in de andere staten, terwijl zij iede re bemoeienis bij haarzelf afwijst. 3. Buitenlandse betrekkingen. Het blijkt, dat de republikeinse delgatie de voorstellen van de C.-G. over de buiten landse betrekkingen vrijwel geheel ver werpt. Zij streeft naar onmiddellijke eigen vertegenwoordiging van Indonesië in de overgangstijd, waarvoor geen grondslag te vinden is in art. 2 en 13 van Linggadjati. Ook de briefwisseling tussen de delegaties van 20 en 25 November 1946 sluit zulk een afzonderlijke vertegenwoordiging in deze periode uit. De wens van de republiek om daarnaast ook nog een afzonderlijke ver tegenwoordiging op economisch gebied h handhaven, gaat rechtstreeks in tegen de erkende noodzaak van de economische eenheid van Indonesië en in dit verband kan de aanvaarding door de republiek van mogelijke benoeming van Indonesiërs in de buitenlandse dienst van Nederland nauwe lijks ernstig bedoeld zijn. „Voor de behar tiging van de Nederlandse belangen, waar toe in de gedachtengang van de republiek deze dienst zich zou moeten beperken, zijn waarlijk wel voldoende Ned'erlandse krachten beschikbaar". Voorts is uit een mededeling van de Egyptische regering gebleken, dat de republiek na de ondertekening van Ling gadjati is voortgegaan met pogingen om rechtstreeks buitenlandse betrekkingen aan te knopen. 4. Militaire samenwerking en binnen landse veiligheid. In het republikeinse antwoord op de punten van militaire samenwerking komt, aldus de C.-G., het streven naar „nieuwe vormen van vijwilligc samenwerking", waarvan de préambule van Linggadjati spreekt, wel zeer weinig tot zijn recht. Het is duidelijk dat van bijzondere samenwer king nauwelijks meer sprake is in het re publikeinse ontwerp. Het voorstel tot vor ming van een gemengde gendarmerie wordt van de hand gewezen met voorbijgaan van de in Linggadjati verankerde gezamenlijke verantwoordelijkheid gedurende de over gangsperiode voor de veiligheid van alle ingezetenen en bevolkingsgroepen. De C.-G. kan hiertegenover alleen feiten stellen: De.aanvallen op Modjokerto du ren voort. De suikercommissie kon ver scheidene streken niet bezoeken, omdat de republikeinse regering haar veiligheid daar niet waarborgen kon. Nog dagelijks zjjn mensen, die met de Nederlanders samenwerken, aan allerlei gevaren bloot gesteld, terwijl de rehabilitatie en de hervatting van de productie der niet- Indonesische bedrijven op republikeins gebied in hoge mate afhankelijk zijn van de waarborgen van veiligheid. 5. Economische samenwerking Ook t. a. v. het centrale deviezenifonds en het toezicht op de in- en uitvoer be houdt zich de republiek een overwegen de plaats voor. Het door de republiek voorgestelde systeem van stemming ont neemt aan de andere Staten en ook aan de vertegenwoordiger van de Kroon iedere werkelijke zeggingschap. Het voorstel om de overheidsinkomsten uit en uitvoerrechten en accijnzen aan de deelstaten te dioen toekomen, hoewel deze inkomsten een typisch federaal ka rakter dragen, ontneemt aan de centrale overheid haar belangrijkste bron van in komsten. De passages over de erkenning der schuldverplichtingen van Nederl.- Indië jegens Nederland en het buiten land, later door de Verenigde Staten van Indonesië over te nemen, zijn in strijd met wat de republikeinse delegatie bij de besprekingen met de C.-G. uitdruk kelijk als juist heeft aanvaard. Een voor tijdige afschaffing van de bestaande in- en uitvoerregeling en van de controle daarop zou leiden tot hervatting van een ongebreidelde smokkelhandel. De rege ling tot verkoop van ondernemingspro ducten. welke de tegennota voorstelt, brengt de vertegenwoordiging van de di rect belanghebbenden terug tot een klei ne minderheid. De eisen tot vooafgaande inventarisatie en tot het in dienst hou den van alle op de ondernemingen werk zame arbeiders, welke eisen in verband met de teruggave van de eigendommen van niet-Indonesiërs op republikeins ge bied worden gesteld, legt ernstige hin derpalen in de weg aan de hervatting van de economische productie. Zowel rechtsherstel als economische noodzaak dringen tot spoed, terwgl voortdurend berichten bleven binnenkomen van ver dergaande vernieling van deze bedrij ven in het republikeinse binnenland, het geen tot de overtuiging leidt, dat de op lossing van dit vraagstuk geen verder uitstel gedoogt. Art. 14 van Linggadjati verlangt ook, dat die bedrijven aan de eigenaren worden teruggegeven, welke naar republikeins standpunt voor natio nalisatie in aanmerking komen. Uitvoe ring van het systeem, in de republikein se nota vervat, zou de wederopbouw van de niet-Indonesische bedrijven en de in vestering van nieuw Nederlands of bui tenlands kapitaal vrijwel onmogelijk maken. 6. Andere vraagstukken. De C.-G. wenst nog naar voren te bren gen: 1) De republikeinse regering acht bij het herstel van haar bestuur in de bezette gebieden van Java en Sumatra klaarblijkelijk de verzekerde toepassing van de gemeenschappelijke proclamatie van 29 Maart 1947 onbelangrijk en wil geen waarborgen bieden, dat niemand nadelige gevolgen zal ondervinden van zijn politieke partijkeuze. De Nederland se Regering kan er niet aan denken de onder haar bescherming staande delen van de bevolking bloot te stellen aan re presailles als gevolg van politieke partij keuze. 2) De C.-G. verwerpt de ver schuiving van de regeling der positie van overheidsambtenaren in Nederlands- Indische dienst naar een onbepaalde toe komst. Zij moet vasthouden aan de eis, dat de rechtspositie van deze tienduizen den werknemers behoorlijk dient te zijn geregeld, alvorens tot volledige invoe ging van d'e bezette gebieden in het ge- zagsgebied der republiek kan worden overgegaan. In een slotparagraaf spreekt de C.-G. dan nog haar grote teleurstelling erover uit, dat zij heeft moeten ervaren, dait haar streven naar volledige en ruime toepassing van de beginselen van Ling gadjati, als blijvende grondslag van het Nederlandse beleid ten opzichte van In donesië door het Nederlandse volk aan vaard, ondanks maanden van overleg en volharding bij de republikeinse regering onvoldoende weerklank heeft kunnen vinden. IRAK EN DE ERKENNING VAN INDONESIË Nadat het Irakse Lagerhuis een motie van protest tegen het Franse imperia lisme had aangenomen, deelde de waar nemende minister van Buitenlandse Za ken, dr Abdoel Ilah Hafich. méde, dat het vraagstuk van de erkenning van In donesië en Pakistan in studie is. (Het is in het buitenland zelden duidelijk of men de republiek of de Indonesische federatie bedoelt. Red.) God is ons een toevlucht. Ps. 462. We moeten in de bewogenheid van onze tijd op onze benen blijven staan. We moe ten vaste grond ondeT onze voeten hebben. God is die vaste grond. God is ons een toevlucht. Wij weten dat boven menselijke ge dachten uit Gods gedachten over deze wereld gaan. En dat Hij Zijn gedachten uitvoert dwars door de verdwazing onzer gedachten heen. Dat geeft ons rust en ver trouwen. Wij kunnen ondanks alles toch geloof houden in deze wereld omdat het uiteindelijk Gods wereld is. Hoe erg wij de zaak ook verknoeien we weten: door alles heen komt toch Gods plan tot uit voering. EnHij zal het alles maken dat ge u verwonderen moet. Daarom weet ik ook dat mijn leven en als God dat van mij vraagt mijn sterven niet zinloos is. En daaruit put ik kracht om op de plaats van het karwei, waar Hij mij gesteld heeft, rustig te blijven staan en er eenvoudig en toegewijd mijn plicht te doen. Dit geeft een sterk en rustig en moedig hart. Dan zien de mensen aan ons, dat God een realiteit is, waarop een mens overeind kan blijven staan, ook als alles verglijdt en wegzakt en ondergaat. Dan zijn we voor onze omgeving een reservoir en bron van kracht en rust. Blijf met uw gedachten niet in de be roering en onrust dezer wereld noch in uw eigen zorgen en tobberijen vastzitten. Er is nog iets meer in deze wereld dan oorlog en geruchten van oorlog en God is er ook nog. Laten we het daar dan op houden. Alles kan wegzinken maar het Kruis van Christus 6taat. Daór is God ook voor ons een toevlucht geworden. In Z ij n handen stellen we met groot vertrouwen ons en onzer kinderen levenslot. Wassenaar. Ds. G. v. DUINEN. „WERELDBROEDERSCHAP VAN GROTE KRACHT" Boven de Goudsberg bij Lunteren wap perde gisteren de witte vredesvlag met het rode kruis over de hoofden van dui zenden samengestroomde belangstellenden voor de Landdag van het Nederl. Rode werd. Nadat de wedstrijden, op het voor terrein beëindigd waren, sprak H.K.H. als voorzitster van het Rode Kruis, de offi ciële openingsrede uit, waarin Zij o.m. zeide, dat de verbreiding van het Rode Kruis-ideaal alleen mogelijk is, als dit door ieder onzer met overtuiging wordt uitgedragen. Het Rode Kruis maakt deel In verband met het 80-jarig bestaan van het Nederlandse Rode Kruis werden gisteren en heden te Lunteren op „De Goudsberg" samenkomsten gehouden. H.K.H. Prinses Juliana woonde, als Ere-presidente, verschillenle demonstraties btf. By 't betreden van het terrein: v.Ln.r. gen.-maj. dr. F. Daubanton, tweede- onder-voorz.; Prinses Juliana; jhr. dr. C. G. C. Quarles van Ufford, commissaris der Koningin in Gelderland en de heer Boot, burgemeester van Ede. uit van ee<n wereldbroederschap en daar- Kruis, welke in het teken stond van het 80-jarig jubileum van deze organisatie. Dit verklaarde ook de aanwezigheid van talrijke hage autoriteiten en buitenlandse gasten, o.w. de Belgische ambassadeur, Z.Exc. en mevr. Nemry en de Zwitserse gezant, Z.Exc. en mevr. Kohli, vertegen woordigers van het Belgische Rode Kruis en de Liga uit Genève. Het hoofdbestuur werd vertegenwoordigd door de heren H. P. J. Ketwich Verschuur, baron van Tuyll van Serooskerken van Zuylen, gen.-maj. F. Daubenton, terwijl ook de commissa ris van Gelderland, jhr Quarles van Uf ford en de secretarissen-generaal van vele ministers aanwezig waren, toen H.K.H. Prinses Juliana per auto uit Soestdijk arriveerde en door de onder-voorz. gen.- maj. Daubenton en de burgemeester van Ede, de heer J. J. G. Boot verwelkomd MIN. LIEFTINCK ONTVOUWT ZIJN PROGRAM Bij de Tweede Kamer is aanhangig ge maakt het wetsontwerp tot verlenging van machtiging aa.i de minister van Fi nanciën om bepalingen vast te stellen voor de afwikkeling van de geldzuivering, die, naar prof. Lieftinck hoopt, binnen een jaar haar beslag zal krijgen. In de Memorie van Toelichting geeft de bewindsman een overzicht van de afwik keling. zoals hij die zich denkt. Het geblokkeerde geld zal in de eerste plaats gebruikt worden voor de betaling van belastingen, met name de Vermogens- aanwasbel'asting en de Heffing ineens. Onder bepaalde voorwaarden zullen reste rende geblokkeerde vermogenswaarden kunnen worden overgedragen aan der den, die deze dan op hun beurt voor be taling van belastingen kunnen aanwenden. De dan nog overblijvende overschotten kunnen: tot een bedrag van f500 per aanhouden. persoon (speciaal ten behoeve van kleine spaarders) worden omgezet in een depo sitorekening, die in 5 jaarlijkse termijnen wordt vrijgegeven; (speciaal ten behoeve van ondernemers) overgeboekt worden naar een investeringsrekening, die binnen 5 jaar geleidelijk in verhandelbare certi ficaten kan worden omgezet; onder zekere voorwaarden aangewend worden ter be taling van koopsommen voor levensver zekeringen. Hetgeen uiteindelijk aan geblokkeerd geld overblijft zal tenslotte worden om gezet in obligaties ener langlopende staatslening; zijn deze restanten in totaal zeer gering, dan kunnen ze eenvoudig worden vrijgegeven. AARDAPPELGEBREK TE LONDEN. Te Londen heerst blijkbaar nog een groter gebrek aan aardappelen dan hier. Een file van huisvrouwen staat voor de winkels, zoals bij ons in oorlogstijd. Waar- sohijnlijk zal de schaarste nog een week aan ontleent het zijn grote kracht. Ten slotte bracht spr. de prestaties van heis, die onder de Rode Kruis-vlag in Indië hun zware taak vervullen, in herinneirng. De eerste dag werd besloten met een demonstratie van de militaire geneeskun dige dienst, die van de behandeling van gewonden op het slagveld een aanschou welijk beeld gaf. Uitgeleide gedaan door een enthousiaste menigte vertrok do Prinsse na afloop van deze interessanto demonstratie. Kon. Ver. „Oost en West" bekent geen politieke kleur Voorzitter Wetter vertrouwt echter op Nederlands gezond verstand De Kon. Ver. „Oost en West" hield gis teren te Rotterdam aan boord van de schepen „Hollandia" en „Rotterdam" haar alg. vergadering, waaraan ruim 2400 per sonen deelnamen. Op een voorstel der afd. Zeist om met het oog op de toestand in Indië politiek kleur te bekennen, zeide do voorz., oud-minister Ch. J. I. M. Weiter, dat het hem in dit voor Indië critieke sta dium gewenst voorkomt een scheuring in de vereniging te voorkomen. Wel ver trouwde hij, dat tenslotte het gezonde ver stand van het Nederl. volk het zal winnen van het on-Nederlandse streven om leuzen boven de werkelijkheid te stellen. Het be stuur werd samengesteld uit de heren Wei ter (voorz.) W. L. Menkman, ir M. H. C. Vreede, mr G. H. Eskes, J. C. de Vos en F. v. Peski, mr L. van Zon (secr.) en mej. L. H. Kruger (penningm.). MEER GELD GEHAALD DAN GEBRACHT De Rijkspostspaarbank boekte aan in lagen in de maand Mei f 19.806.000 (v. m. f23.831.000) en aan terugbetalingen f28.853.000 (v. m. f 29.337.000). Het te- I goed liep dus terug met ruim I Mil*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1947 | | pagina 3