Een Zondagspakje taboe bij de haringvangst
;l
Hulp aan kinderen der oorlogsslachtoffers
Hier sta ik, ik kan niet anders
Doorgedraaid
NIEUWE LEIDSCHE COTJRANT
8
ZATERDAG, 24 MEI lMt
RAUWE HARING GLIJDT ZO
IN DE ZEEMANSKIEL
(Een speciale N.L.C.-reportage.)
m.
De duizenden haringen, die we in de tweede
nacht dat we aan boord van de logger zijn, ge-
gevangen hebben en die in de kribben (de wit-
geverfde planken vakken op 't voordek) liggen,
fonkelen onder het licht van de schijnwer
pers als één zilveren massa. Er zijn er ech
ter nog genoeg, die niet dóór in terecht ko
men. Vele vliegen uit de zwiepende netten
en slaan met kracht tegen de ruiten van de
kajuit; sommige zwaaien terug in de zee.
Hoe lang zal hun herkregen vrijheid nog
duren?
De haringen, die minder gelukkig dan die
enkelen zijn en dat zijn er in het drukst
van de visserij, als er 110 netten uitgezet wor
den, vele tienduizenden worden vervol
gens gekaakt.
Over het dek wordt een plank bevestigd,
waarop de mannen met enkele halen van
een vlijmscherp mesje de vissen opensnij
den en schoonmaken. Gedurende deze be
werking waag ik mij niet al te dicht in de
buurt. De vissers zijn erop gekleed en hun
oliegoed is gemakkelijk te reinigen van bloed
en ander visvuil.
Welk een groot liefhebber ik ook ben van
een mals harinkje, het vriendelijk aanbod::
„Moet je er ook een?" sla ik af.
„Ja, dat moet je gewend zijn", zegt de
visser begripvol enpeuzelt een rauwe
haring op.
Is de vangst bijzonder groot, dan gaat de
haring ongekaakt in de ton met zout (de z.g.
steurharing) en de schipper vertelt:
„Verleden jaar hebben we veel haring ge
steurd. Het dek lag toen dikwijls van voor
naar achteren vol met haring en we hadden
géén tijd om te kaken".
Als de tonnen vol zijn, treedt de visser als
kuiper op. Tussen het deksel en de ton
wordt een soort vlas getimmerd, zodat deze
waterdicht afgesloten wordt.
Met behulp van de winch worden de 13
tonnen in de ruimen geladen en eerst dan
kunnen de schepelingen in hun kooien krui
pen. Hoogstens duidt wat gesnork aan, dat er
nog mensen in de verblijfplaats voor de be
manning zijn
Tussen de rederij A. de Jong (en niet J
de Jong, zoals we abusievelijk in ons eerste
artikel vermeldden) en die van v/h. J. J
Tuyt bestond de afspraak om de gezamen
lijke vangsten van vier schepen op de „Deli"
(Sch. 225) van de fa. Tuyt te laden, waarna
het schip ten spoedigste naar Scheveningen
zou terugkeren, om de eerste nieuwe haring
aan de markt te brengen. Aldus geschiedt
ook De verstekeling Bennie en ik stappen
ook over op de „jager", waarop schipper W.
Rog het bevel voert. Zo neem ik afscheid
van schipper Korving en zijn mannen, die
mij gedurende twee dagen zo gastvrij be
handeld hebben.
De thuisreis noemt de visser het mooiste
van alles en ik kan niet anders doen dan
dit volmondig beamen. Als landkrab met zo'n
schip op de eenzame zee krijg je een soort
heimwee naar verkeersdrukte en actie, te
meer, daar er nu niets meer aan dek te be
leven valt.
Hoe mooi de dichter de eindeloos voort-
klotsende zee" ook beschrijft, voor mijn ge
voel gaat er niets boven het land iets,
dat natuurlijk zuiver persoonlijk is.
Meteen vertrekken we van de visgronden.
Voor zover de werkzaamheden het toela
ten, wordt ook aan boord van een vissers
schip op regelmatige tijden gegeten. Het
menu van brood of zeecake, aardappelen en
groente is nu vanzelfsprekend uitgebreid met
vis. Makrelen zijn ook in de haringnetten
gevangen en worden een poosje te drogen
gelegd, om vervolgens in een ton, waarin
een vuurtje gestookt wordt, gedurende drie
kwartier gerookt te worden, voor eigen ge-
BEROEP OP KINDERLOZE
ECHTPAREN
(Van een onzer verslaggevers)
Voor 6000 kinderen van oorlogsslacht
offers wordt een beroep gedaan op kin
derloze echtparen. De stichting „Het vier
de Prinsekind", welke in het leven werd
g,eroepen bij de geboorte vr.n Prinses Ma-
ryke, is een actie begonnen om kinderen
van 914 jaar een week naar buiten te
sturen. De overheid stelde hiervoor een
vijftal grote kampen ter beschikking
waar zij worden ondergebracht. Voor
voeding en versnaperingen zijn circa f25
Lang gewacht
Vijf en dertig jaar geleden heeft
George Napjers vrouw en kinderen te
A'dam verlaten om in Amerika for
tuin te zoeken. George legde in
Amerika zijn spaarcenten zorgvuldig
opzij om spoedig zijn familie te laten
overkomen. Twee wereldoorlogen en
een lange ziekte van George gooiden
roet in het eten en het weerzien van
George met zijn vrouw moest steeds
worden uitgesteld. Morgen, 35 jaar na
het vertrek, wordt de vrouw te Great
Falls verwacht.
v.y
per kind nodig voor deze week, zodat een
sotm van f 150.000 bijeen moet worden
gebracht. Om deze gelden op korte ter
mijn te verzamelen is een actie op touw
gezet onder de naam „Actie Klaver Vier".
Zij richt zich in de eerste plaats tot die
echtparen in Nederland, aan wie de kin
derzegen werd onthouden en die dikwijls
de klacht uiten dat men geen kinderen
heeft om voor te zorgen.
Van zelfsprekend gaat deze actie ook
uit tot allen, wier hart hun dringt deze
grote landelijke actie te steunen. Het
initiatief werd te Dordrecht genomen en
toen men daar een proef nam hoe kin
derloze echtparen hier tegenover zouden
staan bleek, dat in korte tijd tientallen
zich voor deze steunaanvrage met blijd
schap meldden. Men verwacht dan ook
een algemeen succes. Tevens wordt een
beroep gedaan op allen die. zich voor
kampleider zouden willen beschikbaar
stellen.
De stortingen kunnen geschieden op de
rekening van de Stichting „Het vierde
Prinsekind", bij de Rottend. Bankver., bij
kantoor Coolsingel te Rotterdam, onder
motto .Actie Klaver Vier", of giro
Stichting 477800.
Voor de kampleiding kan men zich op
geven bij de seer. P. Hofstede, Wijnstraat
84, Dordrecht, Tel. 5925.
Aan boord gaat het roken van de makre
len wel wat primitiever dan aan de wal:
er wordt eenvoudig een vuurtje gemaakt
in een ton. Het resultaat blijft echter
eender endaar gaat het tenslotte om!
helpe mij". Luther zelf had echter, zoals
wij van Mathesius weten, aan zijn vrienden
herhaaldelijk de gebeurtenissen in Worms
verhaald en zijn vriend Amsdorf, zijn bege
leider naar Worms, leefde nog en zorgde
voor de getrouwheid van dat bericht Bij Lu
thers karakter en aard past heel goed, dat
hij de mannelijke, hartstochtelijke woorden
in de drang van het ogenblik had gesproken
en dat hij ze niet op het papier meende te
moeten vasthouden. Slechts de opeenvolging
der woorden is, zoals wij zien, in de tra
ditie niet dezelfde als in de oudste berich
ten gebleven: in deze sluiten zij nog beter
dan in gene bij de voorafgegane verklaring
aan. Daarbij komt intussen nog de vraag op,
of de woorden door Luther reeds dadelijk
na deze verklaring zijn uitgesproken en niet
wellicht eerst aan het slot der nog volgen
de. in Luthers aantekening niet opgenomen
samenspraken zijn gebezigd".
Beslissen kunnen wij hier niet meer".
Mijn conclusie is derhalve: Er bestaat een
grote waarschijnlijkheid dat Luther de woor-
Iden aan het hoofd van dit artikel, wèl heeft
gesproken, maar, zoals vaak met gezegden
uit de oude tijd het geval is. een volko
men zekerheid daaromtrent kan niet ge
geven worden
Den Haag. Dr F. Dominleus.
COMMENTAAR OP 'N LIEDJE
Tekenend voor de spanningen, die er
bestaan tussen de Partij van de Arbeid
en de Kath. Volkspartij is het volgende
stukje, dat we deze week uit een hoofd
artikel van „Het Vrije Volle" knippen:
„Het Katholiek Thuisfront Nijmegen
is niet voor de poes. Ter gelegenheid
van het vertrek van twee batterijen
stoottroepen naar Indonesië (op het pro
gram staat: „Naar Indië"), heeft het
liefst drie feestavonden belegd.
Nu, wij zijn geen zuurpruimen. Al wa-
ren er dertig in plaats van drie feest- j
avonden geweest, wij zouden er geen
onvriendelijk woord over te zeggen
hebben.
Maar op deze avonden is een liedje
uitgedeeld en gemeenschappelijk gezon
gen, waaruit wij pas goed kunnen zien,
hoe erg flink ze daar aan het „Thuis
front" wel zijn:
,X>e 2de divisie verschiet haar munitie
tot Indië Hollands zal zijn!"
Wij weten niet precies, hoeveel muni
tie de 2e divisie tot haar beschikking
heeft, maar als het „Thuisfront" deze
jongens de gedachte bijbrengt, dat zij
naar Indonesië gaan om er fris en vro
lijk op los te schieten, dan is dat „Thuis
front" een instelling, die zich maar niet
met soldaten moet bemoeien. Daar mag
wel eens op gelet worden."
(Door wie? Door de heer Weiter?
Red.)
VOOR REIZIGERS NAAR BELGIË
Voortaan zullen reizigers naar België,
die daar over willen stappen op een trein
naar het buitenland in de meeste gevallen
bespreekgeld moeten betalen en wel: f 1
voor de le klasse en f 0.70 voor 2e en 3e
klasse. Betaling kan geschieden bij aan
koop van het plaatsbewijs.
bruik. Vóór een nog jonge visser de kom
buis ingaat om haring te gaan bakken,
krijgt hij van schipper Rog de vermaning
mee: „Denk er om, eerst laten uitlekken en
dón pas op de schaal leggen. We moeten
zuinig zijn met de olie". „Een lieve broer" is
de benaming voor een logger, die met de
vangst naar de thuishaven terugkeert en als
we Vrijdagavond meer schepen en enkele
boeien te zien krijgen, weten we, dat die
haven niet meer ver af is.
I en H in de No's van 19 en 20 dezer.
Nog niet zo lang geleden kwam in „De
Maasbode" en in „De Tijd" de aan Luther
toegeschreven spreuk voor, naar tijdsom
standigheden gewijzigd en twee onzer tegen
woordige ministers in de mond gelegd
„Hier staan wij, we kunnen niet anders"
„Trouw" noemde deze uitlating opmerke
lijk en voegde er aan toe: „Want dit is een
uitlating van Luther" (op de Rijksdag te
Worms). En het blad zegt verder: „Rome
heeft dit standpunt der Reformatie altijd
menen te moeten qualificeren als het stand
punt der revolutie. Ten onrechte. Maar het
is wel treffend, dat Rome, nu het in haar
kraam te pas komt, de gang van zaken met
een woord van Luther, dat in die kringen
altijd als revolutionnair gegolden heeft,
goed praat."
„De Maasbode" antwoordde daarop. „Het
spijt ons voor het a.r. orgaan, maar er is
hier in het geheel geen sprake van een
Lutherwoord, al wordt dit ook, buiten strikt
historische kring, vrij algemeen aangeno
men. Het staat historisch vast, dat Luther
wel heeft gezegd „God helpe mij, Amen",
maar niet: „Ik kan niet anders, hier sta ik".
Ziedaar de achtergrond van dit artikel.
Men wenst thans te weten welke mening
juist is. Ik zal trachten de naakte feiten te
geven en dan de conclusie aan de lezers
overlaten, al zal ik niét verzuimen ook de
mijne te geven.
Allereerst haal ik aan „Handbuch fiir den
Geschichts-Unterricht" van Fr. Friedrich
Deel n. Daarin staat: „Over de slotwoorden
van Luthers rede heerst onzekerheid. Naar
zijn eigen (korte) aantekeningen besloot hij
met: „God helpe mij! Amen".
Maar reeds vroege drukken van werken
die over de gebeurtenissen te Worms op 18
April 1521 handelen, o.a. een in hetzelfde
jaar te Wittenberg onder Luthers ogen ge
maakt, schuiven daarvoor nog in: „Ik kan
niet anders, hier sta ik", zodat die woorden
inderdaad gesproken en slechts in Luthers
Kortere aantekening weggelaten schijnen te
zijn. De omzetting: „Hier sta ik; ik kan
niet anders" zal wel later gevolgd zijn.
Dit is toch wel iets anders dan wat „De
Maasbode" schrijft, dat er in 't geheel geen
sprake van een Lutherwoord is. Maar ik zal
nog andere getuigen laten verschijnen.
In de levensbeschrijving van Maarten
Luther door D. Theodor Kolde, Deel I,
wordt verhaald hoe de hervormer tegenover
de keizer betoogde dat de Schrift hem
drong te verklaren dat het Concilie te Kost-
nitz gedwaald had.
Eek, de ondervrager, ontkende dit en
Luther bood aan het te bewijzen.
Kolde zegt dan vervolgens: „Men stond
juist op het punt tot een werkelijk twist
gesprek te komen, toen de Keizer, boos
over deze ongehoorde uitingen, opstond en
zo een snel einde aan de besprekingen
maakte. In het algemene tumult, dat daar
na ontstónd, nam Luther toen afscheid van
de Keizer en de vorsten en riep ten laatste
uit: „Ik kan niet anders, hier sta ik. God
helpe mij! Amen."
„Wij weten niet meer in welke samen
hang deze woorden gesproken zijn, ook
kunnen zij wellicht enigszins anders geluid
hebben; bij het heersende lawaai heeft de
ene berichtgever de uitspraak zó, de andere
anders verstaan; zeker drukken zij tege
lijkertijd zijn rotsvaste overtuiging in de
waarheid van zijn vast en zeker geloof uit,
evenals het bewustzijn dat slechts God hier
helpen kon."
Dr Julius Köstlin zegt in zijn standaard
werk: Martin Luther, sein Leben und seine
Schriften Deel I blz. 452, dat de hervormer
op de eis om zonder omwegen de hem
voorgelegde artikelen te herroepen, het
volgende antwoordde:
„Daar dan Uwe Keizerlijke Majesteit en
Uwe Genaden een eenvoudig antwoord be
geren. wil ik een antwoord zonder om
wegen geven: tenzij dat ik door getuigenis
sen uit de Schrift of door duidelijke be
wijzen overwonnen word want ik geloof
noch de Paus, noch de concilies alleen,
daar duidelijk is, dat zij dikwijls gedwaald
en zichzelf weersproken hebben dan ben
ik overwonnen door de door mij aangevoer
de heilige Schriften en mijn geweten is ge
vangen in Gods woord; herroepen kan ik
niets en wil ik niets, daar tegen het geweten
te handelen onzeker en gevaarlijk is."
„Ook dit antwoord zal hij wel in het La
tijn en in het Duits gegeven hebben Aan
het slot riep hij in het Duits uit: „Ik kan
niet anders, hier sta ik. God helpe mij
Amen".
Onze nauwkeurige kennis van die grote
rede en dat beslissende antwoord van Lu
ther, berust zoals we reeds opgemerkt heb
ben, op aantekeningen, die hij zelf on
getwijfeld in Worms in het Latijn heeft
opgesteld; hun inhoud is toentertijd dadelijk
door nieuwsblaadjes of vliegende blaadjes
en grotere vlugschriften verspreid. Niet op
genomen heeft Luther de op dat antwoord
nog volgende, voor ons elders aangegeven
woorden. Van zijn slotuitroep had hij slechts
de woorden: „God helpe mij" opgenomen
en slechts zij zijn zo ook in de meeste van
die gedrukte berichten overgegaan. Maar
wij mogen met de uitroep, die zo bijzonder
diep bij het nageslacht is doorgedrongen,
ook deze beslist vasthouden, hoe weinig fei
telijk daaraan gelegen is. Zij staan name-
I lijk toch reeds in een in 't Latijns geschreven
vliegend blaadje dat juist slechts deze woor
den met Ecks tegenspraak verspreidde en
dus zeker tot de eerste nieuwstijdingen uit
Worms behoorde en evenzo in een der oud
ste in het Duits geschreven berichten over
de gebeurtenissen in Worms.
Een ander vlugschrift uit die tijd zet
naast het beroep op God weliswaar niet
ta ik", wel echter „daar ben ik" Het
boekdeel met Luthers werken ten slotte, dat
door zijn naaste vrienden dadelijk na zijn
dood werd uitgegeven, reeds vóór zijn dood
voor de druk gereedgemaakt er gedeelteliik
gedrukt was, bericht de volle, sedert dien
in de algemene traditie opgenomen woor
den: „Hier sta ik. ik kan niet anders, God
Beginnen wij vandaag met een aanhaling,
die tegelijk een bekentenis is: .Evenals in
vroegere jaren beleven we weer het betreu
renswaardige verschijnsel, dat onverkoopbare
groente vernietigd wordt". Dit is een ci
taat uit „Het Vrije Vohk" in één van zijn
laatste nummers.
Deze aanhaling is een bekentenis, de be
kentenis namelijk, dat critiek op het
„groentébeleid" uit vroeger dagen wel wat
oppervlakkig en voorbarig is geweest. Want
naar het uiterlijk moge er een en ander
zijn gewijzigd, en mede op grond van hun
vroegere critiek mogen de heren nu in
de stoelen der Regering zitten als het
op daden aankomt, blijven dezelfde gebeur
tenissen treffen: „Evenals in vroeger jaren
beleven we weer het betreurenswaardige ver
schijnsel" Betreurenswaardig is het ver
schijnsel in volle mate. Uit weinig blijkt de
onvolkomenheid van het menselijk kunnen
zozeer, als uit het feit, dat in het ene land
de groente naar de vuilnisbelt gaat en in
het andere land vrouwen en kinderen naar
voedsel snakken. Dit werd ook vroeger als
een onvolkomenheid in al haar scherpte be
seft en aangevoeld. Maar toen" wist men wel,
waar de schuldige zat. Het kapitalisme, zei
men, weet er meer van, eerst een ander re
geringsbeleid kan aan zulke toestanden een
einde maken, liet men er op volgen.
Er zijn andere regeringspersonen gekomen,
in ons land. in Engeland, in België, in Frank
rijk, in Duitsland ook. Bovendien schijnt
de vraag naar voedsel groter dan ooit. De
regel .liever kanonnen dan boter" wordt
niet meer géhoord. En toch, nauwelijks
wordt de prille groente aangevoerd of het
is weer een kwestie van doordraaien ge
worden.
Het is wel een wat bittere rehabilitatie
achteraf van hen, die voorheen op dit punt
scherpe critiek hébben moeten ondergaan.
Maar iets van een rehabilitatie heeft het
toch wel. Weer zijn het de internationale
verhoudingen, welke een belangrijke rol spe
len. Zo heeft Engeland de Labourregering
ten spijt de invoer van groenten uit ons
land vroeger stopgezet dan anders het ge
val was. Zo hébben de landen, welke Duits
land bezetten (waaronder weer Engeland
met zijn Labourregering) de groenterege
ling voor Duitsland niet verlengd.
Nu weten we wel, dat men in die landen
daar, van eigen standpunt af bezien
alleszins billijke argumenten voor heeft,
maar was het juist niet een grief tegen het
kapitalistische stelsel, dat het alles ,,van
eigen standpunt" bezag?
En binnenslands? Daar gelden de moei
lijkheden als in vroeger tijd. Het verbruik
is aan bepaalde grenzen gebonden. Mini
mum-prijzen zouden het overschot niet kun
nen wegwerken. En ook de Overheid kan.
geen kunstmatige afzet kweken.
Het is merkwaardig, dat dit alles gebeu
ren moet, juist in deze dagen, nu in ons land
de grote internationale organisatie bijeen
komt, welke de wereldvraagstukken op het
gebied van de landbouw bespreekt. Men hoort
op die conferentie niet veel critiek op het
verleden. De heren zijn voorzichtig en daar
toe is wél aanleiding.
Wij veiheugen ons niet over de rehabili
tatie achteraf. De mensheid heeft eerder re
den om zich in deze heerlijke lentedagen te
verootmoedigen voor de Schepper, nu zij
wel in staat bleek tot het leveren van cri
tiek, maar niet tot een harmonieuse beheer
sing van de Schepping en een juiste verde
ling van hetgeen haar werd geschonken.
De zee was zó rustig, dat de Sch. 225 zonder moeite langs onze „Johanna Catherina" kon
komen, om de tonnen met haring over te nemen. Toen was het ogenblik aangebroken,
dat onze thuisreis zou beginnen!