GOEDE MOED EN ONTEMBARE WERKLUST IN ARNHEM Rost van Tonnmgen wilde paleizen afbreken Arbeider en Weder opbouw Balans van opbouw N'KUWK LEIDSCHE COURANT S WOENSDAG, 14 MEI 1MT TWEE KERKEN WORDEN HERSTELD (Van een onzer verslaggevers). Arnhem. Welke Nederlander kan deze naam horen zonder even te denken aan de bij zondere plaats, die Gelre's hoofdstad in de oorlog innam? Zondag 17 September 1944 werden belangrijke luchttroepen door de ge allieerden bij Arnhem uitgeworpen. Heel *t land dacht: dat is 't begin van 't einde van de oorlog. Maar het liep anders. Hevig werd. om de stad gevochten, maar de doorbraak poging mislukte: de gehate mof bleek hier nog te sterk te zijn. Toen kwam 't bevel tot evacuatie. Aoht maanden was de stad zo goed als onbewoond en werd ze door de Duitsers letterlijk leeggeplunderd. Toen de Arnhemmers eindelijk mochten terugkeren in wat van hun eertijds zo prachtige stad was overgebleven, vonden zij geen bed, tafel of stoel "meer terug De Arnhemmers houden van hun stad. Hoe goed zij 't in hun evacuatieoord ook hadden nauwelijks hadden zij bericht ontvangen dat zij naar hun oude woonplaats konden terugkeren, of ze zochten hum schamele be zittingen bijeen en begonnen de vaak lange weg terug. Op 26 Mei 1945 waren reeds 14.000 inwoners teruggekeerd, een maand later 42.000, drie maanden na de bevrijding 80.000 mensen en heel spoedig daarna was het normale aantal van 95.000 al weer bereikt. Maar de toestanden waren vreselijk. Men moet er burgemeester Ch. G. Matser maar over horen vertellen. Van de ongeveer 27.000 panden, die de stad rijk was, werd 12 pet geheel verwoest, 4 pet zwaar en 83 pet licht beschadigd. Slechts 1 pet werd onbe schadigd teruggevonden. Men zat voor een groot deel zonder glas, zonder dakpannen, er was geen telefoon, geen bakker en geen slager er was zo goed als niets. Het ziekenhuiswezen, dat in Arnhem zo uitnemend was georganiseerd, moest weer van het eerste bed af beginnen. Alleen was er vuil, veel vuil, dat de Duit sers, na hun roof- en vernielzucht te hebben botgevierd, overal hadden achtergelaten. Aanpakken Maar gemeentebestuur en burgerij waren met goede moed en ontembare werklust be zield. Er werd aanstonds flink aangepakt en men bleef in onverminderd tempo door zetten. Na de bevrijding zijn ongeveer 15.000 panden hersteld en er werden 345 nood woningen o.a. in de Geitenkamp ge bouwd. Bovendien zijn nog 205 arbeiderswo ningen in aanbouw en plannen voor 755 in voorbereiding. Voor de toekomst van Arnhem staan thans grote plannen op het spel. Wij willen trachten, zo zei burgemeester Matser. over de ellende van de dag heen te zien en onze perspectieven goed in 't oog te houden. Arnhem was steeds zetel van het provinciaal bestuur, van een gerechtshof en een arrondissements-rechtbank, het was gar nizoensstad en verschillende Rijksbureaux hadden hier provinciale afdelingen. Dat moet zo blijven, hoe moeilijk het thans ook is, al deze instellingen enigszins behoorlijk onder dak te brengen. Ook moet worden voorkomen, dat grote in- dustriën de zo zwaar getroffen stad zouden gaan mijden. Dat zou voor Arnhem een dub bele ramp betekenen. Het nieuwe Arnhem Het karakter van de stad zal in de toe komst gewijzigd moeten worden. Ir H. Lam mere. hoofd van het Bureau Stadsplan, zette ons dit uitvoerig uiteen. Arnhem zal zich meer als werkstad moeten ontwikkelen. Als de normale bevolkingsaanwas aanhoudt, zal in 1970 het aantal inwoners 130.000 bedragen De uitbouwplannen zijn gereed en zullen zeer binnenkort de gemeenteraad worden aangeboden. In Arnhem-Zuid, (aan de over zijde van de Rijn) zal woonruimte moeten zijn voor 20 a 25.000 zielen. Tussen de spoor banen ArnhemZutphen en ArnhemZeve naar voor 15.000 mensen. Ook in 't Arn hemse Broek en Alteveer zullen de uitbouw plannen met kracht worden aangepakt. De St. Eusébiuskerk met toren de trots van Arnhem en de St. Walbuxgskerfc zul len worden hersteld. Het grote marktplein keert zoveel mogelijk in zijn oude toestand terug. Een nieuw station zal verrijzen met vier inplaats van twee perrons. De ongewone situatie, dat men het station per trap moet bereiken, keert natuurlijk niet meer terug. Voorts zijn verschillende nieuwe schoolge bouwen nodig 7 kerken en 21 scholen werden door oorlogsgeweld verwoest; de M.T.S. hoopt in September a.s. haar deuren te openen. Het ernstig streven zit voor om bij al deze opbouw de „wijkgedachte" zoveel mogelijk tot uiting te brengen. Voor het pas sagiersvervoer in de stad is na rijp beraad de trolleybus gekozen. Onvergetelijk de moed. Arnhem staat voor enorme moeilijkheden. De opbouw zal vele, vele millioenen kosten. Alleen de huisraadschadevergoeding vraagt reeds f 60 millioen, d.i. f 3.000 per geval. Slechts in 156 gevallen behoefde geen scha- dekaart te worden uitgereikt. Kostte de in richting van een arbeiderswoning in 1940 f 2400.thans bedraagt dit f 6200.en wat voor meubelen heeft men dan nog. Nog 20 22 ha glas is nodig. De huisraadschade-regeling wordt zeer on voldoende geacht, slechts een derde wordt uitbetaald; twee derde wordt als hypotheek verstrekt; men weet nog niet of hiervoor rente zal zijn verschuldigd. Wij wensen het wakkere gemeentebestuur en de kloeke burgerij Gods rijkste zegen op de enorme taak, die in de eerstvolgende ja ren zal moeten worden volbracht. En we besluiten met te herinneren aan het bezielende woord van Koningin Wilhelmina, gewijd aan Gelre's schone hoofdstad: „Onvergetelijk zal steeds blijven de strijd, die in Arnhem woedde en het zware lot, dat stad en bevolking trof. Doch even onvergetelijk zal blijken te zijn de moed, waarmee het werk van de weder opbouw van Arnhem is ter hand genomen". Een potige kerel op een heel hoog dak van een heel groot gebouw en toegerust met behoorlijk gereedschap dat vormt in alle opzichten een groots beeld van Neerland's wederopbouw, waarover men op deze en de volgende bladzijden allerlei wetens waardigs kan vernemen Prof. VAN DAM KANTTE ZICH TEGEN Z'N PLANNEN (Van een onzer verslaggevers). Het kan bouwlust geweest zijn, die wijlen Rost van Tonningen bezielde om, als onder deel van z'n .grootscheepse wijziging van de centrale bouw van de gemeente 's-Graven- hage" het Paleis Noordeinde te slopen, éér der was het haat tegen Oranje. In de navolgers van Hitier ging het één trouwens met het ander samen. Bijzonderheden over Rost's bouwplannen zijn bekend geworden uit een brief, die het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie vond in de correspondentie van prof. Van Dam, indertijd secretaris-generaal van Opvoeding, Wetenschap en Kuituurbescherming. In dat schrijven verzet prof. Van Dam zich tegen de plannen van Rost, die reeds aan de rijkscommissaris waren doorgezonden. Over de mogelijkheid, dat het paleis Noord einde zou verdwijnen, zegt de brief: „Uit een oogpunt van stedebouw en monumenten zorg moet ik hiertegen ernstig bezwaar ma ken. Met de vele wijzigingen, welke de laat ste jaren in het stadsbeeld van Rome zijn aangebracht, waardoor dit een goed deel van zijn eigen charme verloren heeft, is zoveel leergeld betaald, dat men thans voldoende weet, hoezeer in deze de uiterste voorzich tigheid moet worden betracht. Tegen het ver dwijnen van het in de huidige vorm nog goeddeels uit 1640 daterende paleis uit een stad als Den Haag. die toch reeds betrek kelijk arm aan monumenten van geschiede nis en kunst is, zou ik zeer ernstig bezwaar moeten maken." De brief voert verder in gelijke zin plei dooien voor behoud van het paleis Het Loo .waarvan het middenstuk in ieder geval slot- museum moet blijven" en voor het in onge repte staat handhaven van de linkervleugel van het Paleis Soestdijk, die Rost wilde laten moderniseren. „De bijzondere charme, welke Buitenlanders, die ons land hebben gezien vlak na de bevrijding en het nu weer be zoeken, zijn niet ontevreden over de vorde ringen, die de wederopbouw van ons land in deze twee jaren heeft gemaakt. Hebben ze dan nog een goed diner gebruikt in één onzer hotels, waar alle distributie-misère ontbreekt, dan staan ze zelfs min of meer verbaasd.'In het buitenland is dit zo geheel anders. Met de werkelijke toestand har monieert deze uiterlijke schijn echter aller minst. Zeker, we kunnen dankbaar zijn vooi het begin van wederopbouw, dat met be trekking 1ft ons sociaal-economische leven zichtbaar wordt. Maar, meer dan een be gin is het toch ook niet. Er is nog steeds een schrijnend tekort aan koopkracht bij duizenden, een tekort aan woningruimte, textielgoederen en meubelen, om van de rest maar te zwijgen. In tal van gezinnen is het nog zeer droevig gesteld. Het gebrek aan deviezen, het gebrek aan geld speelt hier een voorname rol. Wij kunnen onvoldoende grondstoffen en mate rialen kopen. Onze productie blijft nog steeds te gering om naast de noodzakelijke exportartikelen ook voor de voorziening van eigen volk op te kunnen treden. Vandaar, dat het woord „verhoging der arbeidsproduc tiviteit" in allerlei toonaarden weerklinkt. Velen denken dan onmiddellijk aan de ar beiders. Zij moeten harder werken, zij moe ten een hogere productie halen. Wij willen niet ontkennen dat er bedrijven zijn, waar dit moet geschieden. Bedrijven, waar de pro ductiviteit per arbeider achterblijft bij dit van vóór de oorlog. Het zou echter wel hoogst onbillijk zijn, ook in zulke gevallen de schuld direct geheel en alleen aan de arbeiders te wijten. Die kunnen daar schuld aan heb ben en dan moet dit gelaakt worden. Maar het kan ook een gevolg zijn van een complex van oorzaken, waar de arbeiders geheel bui ten staan. En zó is het in zeer vele gevallen. Als zodanig denken we aan tekort aan grondstoffen, kwaliteit der grondstoffen, te kort aan machines, verouderde machines, on voldoende personeelsbezetting, gebrek aan vakbekwame en geschoolde arbeiders, enz enz. Men begrijpe ons goed, wij willen aller minst beweren, dat de arbeiders zich geheel vrij hebben weten te houden van de oorlogs mentaliteit, die funest is voor het hard aan pakken en krachtig optreden. Ook de arbei ders zijn kinderen van hun tijd. Maar dit mag toch wel met grote dankbaarheid ge constateerd worden, dat de Nederlandse ar beiders in het algemeen een groot gevoel van verantwoordelijkheid hebben getoond. Terwijl in het buitenland conflicten en sta kingen na de oorlog aan de orde van de dag zijn, heeft het bedrijfsleven zich hier rustig kunnen ontwikkelen. De E.V.C. heeft getracht, ook in ons land de vonk in het kruitvat te werpen en sta kingen in het leven te roepen. Dank zij het optreden der ,,oude vakbeweging" is haar dat vrijwel niet gelukt. In de eerste maanden na de bevrijding is er in Rotterdam. Amster dam en enkele andere plaatsen een poging door haar gedaan om massale conflicten uit te lokken, maar het ging niet. De grote massa der arbeiders volgde niet de EVC, maai de „oude vakbeweging". Wij zijn overtuigd, dat dit grote betekenis heeft voor de we deropbouw van ons land. Wanneer het ge lukt, bij afkondiging van de loonstop, op een moment, dat de levensstandaard nog steeds stijgt, de rust in het bedrijfsleven te hand haven, dan getuigt dit van grote verantwoor delijkheid bij de leiding en leden ener se rieuze vakbeweging. Wij vinden dit een be moedigend verschijnsel. Er is ongetwijfeld veel, wat tot zorg stemt. Maar vergeleken met andere landen, ver keren wij op dit punt in een bevoorrechte positie. Dat de Regering de boog nu niet te sterk spanne. Met name ten aanzien van de distributie, de handhaving resp. de ver laging van prijzen der noodzakelijkste levensmiddelen, wachten de arbeiders altijd nog op inlossing der door haar bij monde van minister Beel gedane belofte. Alleen bij samenwerking van Overheid en volk, alleen door samenwerking en onder ling vertrouwen, kan onder Gods zegen de opbouw van ons land gelukken. Welnu, ik meen te mogen zeggen dat de achter ons liggende periode heeft getoond, dat de arbeiders daaraan hun medewerking willen verlenen. Uitzonderingen zullen er ook hier blijven, maar deze uitzonderingen be vestigen de regel. Dat geeft hope voor de toekomst. Hope, dat Nederland eenmaal weer in zijn oude glorie zal herrijzen! A. STAPELKAMP, (Voorz. Christ. Nationaal Vakverbond) Het is de wens der Regering, dat ons volk zich op één der dagen van dez«e week bij zonder bezint op de wederopbouw van ons land. Dit is als het ware bedoeld als een bala.ns van hetgeen in het afgelopen jaar tot stand is gekomen, een balans, die daardoor uiteraard een tamelijk tussentijds karakter draagt, een min of meer toevallige moment opname uit een ononderbroken reeks van ogen/blikken. Vandaar dat men op deze dag en wellicht ook in enkele volgende nummers van ons blad en van heel de Nederlandse pers beschouwingen zal aantreffen over de stand van de wederopbouw, zo in het ge hele land, als in het bijzonder in enkele ge troffen streken en steden. Wij willen deze artikelen van enige opmer kingen onzerzijds vergezeld doen gaan. Dit moet des te eer geschieden, aangezien de wederopbouw maar niet tot het domein be hoort van het al of niet grote leger van ambtenaren en de wederopbouw maar niet tot de uitsluitende geneugten of verdriete lijkheden van de Regering behoort, maar omdat hierbij de zaak van heel ons land en heel ons volk op het spel staat. Is het niet juist een grief van heel velen, dat de wederopbouw vooral een taak van de ambtenaren schijnt en van hen alleen? Het heeft er alles van, alsof een machtig leger op dit terrein is neergestreken, en niets schijnt moeilijker, dan om staatsbemoeiingen, welke zich eenmaal sterk hebben uitgebreid., weer binnen redelijke proporties te brengen. Voorshands is het nog zo, dat men op het gebied van de wederopbouw bij tal van in stanties te rade moet gaan om dan vaak nog nul op het request te krijgen Veel van dat alles zal wel nodig zijn, maar tal van be trokkenen vragen zich af, of de grens van het nodige niet vaak wordt overschreden en daardoor het terrein van de onwenselijke overheidsbemoeiing wordt betreden. Het zal een wijze Regering zijn, die ook in dit opzicht haar taak kent. Moge het onze Regering aan die wijsheid niet al te zeer ontbreken. Het vergunningenstelsel blijft een noodzakelijk kwaad, noodzakelijk misschien, maar zeer zeker een kwaad. Moge enerzijds de Regeringsbemoeiing af nemen. Moge echter anderzijds de voorraad aan mo+~-Jalen toenemen. Er zijn o<p ddt terrein verscheidene leemten te vullen. Wij denken aan de positie van het hout, en aan de mogelijkheden, welke er hier lig gen om met betrekkelijk geringe herstel lingen nog veel te bereiken. Critiek blijft gemakkelijk en wie aan de weg timmert heeft veel bekijks. Maar critiek behoeft nog niet opzij gelegd te worden, alleen omdat ze gemakkelijk is. Bij de getimmerten langs de weg moet het ook opvallen, dat tot nu toe aan wat gebouwd werd veel is het nog niet niet weinig is bestemd voor banken en soortgelijke instel lingen. Wij weten, dat dit op goede gronden is gebeurd en dat daarmede tevens allerlei werkgelegenheid wordt gewonnen. Niette min hopen wij, dat de zo nodige bevrediging van de behoeften aan woonruimte nu een sterke prioriteit gaat genieten. Minister Neher heeft trouwens reeds verklaard, dat ook naar het oordeel der Regering de woningbouw thans voorrang moet hebben en dat de be schikbaar komende materialen in de eerste plaats voor uitbreiding van onze huisvesting moeten worden gebruikt Tenslotte: Wij herhalen het, de wederop bouw is een taak van heel ons volk, ook van de arbeiders, die er zo nauw bij zijn betrok ken. Van hen wordt veel gevergd. Aan hen worden hoge eisen gesteld, zoals aan zovele onder ons. Wij sluiten in deze dagen het tweede jaar van onze bevrijding af, een jaar van mense lijk zwoegen en van menselijke zwakheid, een jaar van teleurstellingen, maan ook een jaar vol Goddelijke zegen. Moge eens de dag komen hij schijnt nog verre waarop de wederopbouw in de uit bouw kan overgaan. Om dat te bereiken is het wenselijk, dat heel ons volk de handen ineenslaat en door eendrachtelijk handelen de vrede wint, nada-t het onder Hoger Leiding uit de oorlog werd verlost. de inrichting van die vleugel als voortreft» telijk staal van woninginrichting van de eerste rang uit het begin van de 19de eeuw heeft, zou daardoor voorgoed verdwijnen." En prof. Van Dam vervolgt: „In dit verband merk ik nog op, dat, naar mij is meegedeeld, de generaal-intendant te Berlijn zodanig onder de indruk van het geheel was, dat hij heeft verklaard, dat de Wehrmacht er geen prijs op stelt deze vleugel te betrekken." Ook ge bruik door de Wehrmacht, hetzij als Erho- lungsheim van het historisch belangrijke middengedeelte achtte prof. Van Dam fnui kend. De waardering voor het cultureel belang rijke liep overigens onderling nogal uiteen bij de heren. Tegenover een blijkbare andere opvatting van °Rost van Tonningen stelde prof. Van Dam woordelijk: „Hoewel ik er hoge prijs op stel, dat het Pageshuis niet uit het beeld van het Voorhout verdwijnt, kan ik niet onderschrijven, dat het ongerept behoud van dit monument ee* cultureel belang van de eerste orde moet worden genoemd." Prof. Van Dam noemt dat overdrijving, daar de herstelling van 1912 weinig ouds aan het ge bouw overliet. Ook het slot van het schrijven is belang wekkend. Prof. Van Dam zegt daarin te be treuren. dat Rost van Tonningen in zijn brief aan de Rijkscommissaris niet de volgende door hem (Prof. Van Dam) opgestelde pas sage opnam: „Tevens zouden wij gaarne zien, dat geen goederen uit de paleizen verwijderd wor den, zonder dat de reeds herhaaldelijk ge noemde commissie van deskundigen in de gelegenheid is gesteld, over de historische en artistieke betekenis daarvan haar oordeel uit te spreken." De rijkscommissaris heeft het advies van. Rost (zonder de aanvulling, die prof. Van Dam wenste) maar al te gretig aangegrepen! BONDSDAG GEREF. VROUWEN (ART. 31) TE GRONINGEN. De jaarvergadering van de Bond van Ver enigingen van Geref. Vrouwen (art. 31). wordt op 4 Juni in de Geref. Noorderkerfc te Groningen van 1012 uur en van 1 455 uur gehouden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1947 | | pagina 5