Jhr De Geer vergelijkt zich met Dreyfus*'
Beel begeleid door gesluierde paleisvrouwen
Verantwoording
't Verklaarde
"„:n£=r- )nitzichl
N Hi UWE LEIDSCHt COURANT
3
MAANDAG, 12 MEI 1941
TOEN HIJ VOOR ZICHZELF
PLEITTE
(Vervolg van pag. 2).
Zaterdagavond om zeven uur werd de zit
ting van het A'damse B.G. hervat en de pre
sident nodigde de grijze staatsman, jhr. de
Geer, uit met zijn verdediging te beginnen.
„Mijnheer de President," zo zei deze, ,,het
is mij aangenaam, dat ik voor een Neder
lands rechtscoUege „mijn geval", als ik dat
zo noemen mag, kan uiteenzetten. Ik zal
zulks doen eerlijk en onomwonden, niet op
gesmukt, ook daar niet, waar u voor mij
minder aangename conclusies zoudt kunnen
trekken. Ik wordt verdacht, niet van het
plegen van een openbaar misdrijf maar
van het bezitten van boze gedachten. Ik ben
verdacht van ontrouw aan onze vrije en de
mocratische instellingen, van geestelijke ver
bondenheid met mensen, die ik als landver
raders beschouw. Dit werd nog versterkt
door mijn terugkeer naar mijn familie, als
Officieren en onderofficieren herdachten
Zaterdag j.l. bij het monument aan de
„Haagse Schouw" de militairen, die in de
oorlogsdagen in de omgeving van Den
HaagLeiden zijn gesneuveld. Kol. b.d.
Sieperda en luit.-kolMulder legden
daarbij een krans namens het 2e depot
infanterie.
vrij burger. Zeker heb ik nooit sympathieën
gehad voor het nat.-socialisme. In 1933 hidld
ik in het Parlement een rede, waarvan één
mijner ambtgenoten z»ei, dat het de scherpste
aanval op het nationaal-socialisme was. die
hij ooit had gehoord.
Hierna haalde verdachte talrijke passages
aan, uit vroeger door hem gehouden rede
voeringen, waarin hij zich soherp tegen anti
semitisme en nat.-socialisme kantte. Over
zijn terugkeer, zeide jhr. de Geer, dat dit een
wolk van achterdocht en achterklap, van
laster en bedrog, opwierp, waaraan hij niet
kon ontkomen Men heeft wapens tegen mij
gesmeed en hiervoor het materiaal gevonden
in enkeel onvoldragen uitlatingen mijner
zijds. B.v. de door mij aan Ohurchill voorge
stelde „Vréde van Amiëns", die voor Enge
land niet oneervol was, werd zelfs in dit pro
ces tegen mij aangevoerd' In Sept. 1940, kreeg
ik eervol ontslag als eerste minister. Ik had
mijn taak in Londen vervuld en meende vol
komen gerechtigd te zijn naar de mijnen
terug te keren. Misschien was het verkeerd,
ontactvol, individualistisch, wereldvreemd,
naief, ik was gewoon mijn eigen zienswijze
te volgen en Het mij niet van mijn besluit
afbrengen.
Over de Indische missie zeide verd., dat
de zaak heel anders ligt, dan voor het Hof
is voorgesteld. Minister Welter had jhr. de
Geer gezegd: Als gij naar Indië wilt om uw
kinderen te bezoeken, wil ik u wel een op
dracht geven. Ik stel er eigenlijk geen prijs
op. De Indische opdracht was dus een facili
teit en geen serieuze opdracht. Het bewijs
hiervoor is wel, dat geen ander in mijn plaats
ging. Mijn werkelij ke terugkeer was „de
onpolitieke terugkeer van een ambteloos
burger". Het fantoom van mijn terugkeer
was de wolk van adhterklap en achterdodit.
Het verwijt van terugkeer, kan volgens verd.
aan alle hooggeplaatste ambtenaren, die op
10 Mei 1940 in Ned. bleven en aaan de G.G.
van Ned.-Indië, die bij de inval der Japan
ners bleef, worden gericht. Hij geloofde niet
aan een inzinking van het verzet door zijn
retour. Door de critici in Londen werd de
Duitse propaganda voedsel gegeven. Mussert
had hem een ontrouwe kapitein, die stilletjes
het lekgeslagen schip verliet, genoemd.
Over zijn brochure zeide jhr. de Geer, dat
hij die uit eigen beweging had geschreven
en het manuscript ongewijzigd door de cen
suur, waaronder hij niet vandaan kon voor
publicatie, was gekomen. Velen huldigden
dezelfde opvatting als die der brochure, o.a.
Lloyd George. Hij memoreerde hoe Chamber
lain in 1938, toen ook al duizenden in con
centratiekampen zaten, met grote bijval van
het Engelse parlement met Duitsland ging
onderhandelen en dat in de tijd van het ver
schijnen der brochure, in Engeland nog
steeds de wil daartoe aanwezig was. Hij voel
de de inhoud van de brochure niet als defai
tisme, zo min als ook Lloyd George een défa-
tist was.
Graag zou verd. met de overige ministers
over de inhoud van de zgn. ambtenaren-rede
hebben gesproken, maar daarvoor had de tijd
ontbroken. Wel zag hij in, dat deze fout was,
doch in alle tijden zijn er door ministers fou
ten gemaakt.
„Ik heb niet opzettelijk de Nederlandse
staat benadeeld en de vijand bevoordeeld",
zeide verd. Aan het slot van zijn pleidooi
haalde verd. een citaat aan over de .Drey
fus-affaire: Dreyfus is schuldig en zijn
onschuld is een verzachtende omstandigheid.
Zo zou het ook met mijn geval zijn, indien
u mij zoudt veroordelen. Want indien bij mij
de opzet aanwezig was geweest, mijn land te
benadelen, dan zou ik de zwaarste straf ver
dienen. Indien u mij deze niet geeft is het,
omdat gij zelf niet aan deze opzet kimt ga-
loven. Ik meen, dat uw Hof dus niet tot een
veroordeling tegen mij zal kunnen komen.
Mocht het oordeel echter anders zijn, dan
verzoek ik u wel rekening te houden met
1897 Willem Roelofs 1947
,,Van uwe Heve Willem, oud 6 Jaaren."
Dit achterschrift staat op het oudste aqua
relletje, dat van Willem Roelofs, de grond
legger der Haagscbe School, bekend is.
Heden, 12 Mei. is
het 50 jaar gele
den, dat deze
grote landschap
schilder, te Ber-
chem bij Ant
werpen gestorven
is. Zijn visie op
het landschap
was echt roman
tisch, maar toch
fris. Zijn werken
getuigen van een
belangstelling
voor de atmosfe
rische gesteld
heid, voor het
schilderen in. één
toon, hetgeen*
van- de 16e eeuw-
se Hollanders via
Constable en
Barbizon weer was teruggekeerd. Roelofs
heeft veel geschilderd, eerst te Utrecht,
daarna te Den Haag en sinds 1848 te Brussel.
Van zijn 17e jaar af begon zijn eigenlijke ar
tistieke productie. In 1896 maakte hij zijn
laatste schilderij. Zqn twee zoons Albert en
Willem E. R. hebben zijn werk voortgezet.
WILLEM ROELOFS
mijn hoge leeftjjd. Misschien heb ik de
I avondvrede niet verdiend. Ik heb vele fouten
gemaakt, maar als in deze klacht het ,.schul-
dig" wordt uitgesproken zal het zijn tegen
iemand, die ten aanzien van uw aanklacnt
een rein geweten heeft."
Na repliek en dupliek van de adv.-fiscaal
j en jhr de Geer sloot de president de zitting.
I De uitspraak is bepaald op 23 Mei om
9.30 uur.
BIJ ONDERTEKENING VAN
STATUUT WEST-BORNEO
Nadat de ministers Beel en Jonkman gis
termorgen, in gezelschap van dr Van Mook
en de leden der Commissie-Generaal te
Pontianak waren aangekomen (zij werden
met saluutschoten begroet en door talrijke
Inheemse vaartuigen met Dajakse roeiers
verwelkomd) kon heden in genoemde plaat
sen het statuut voor West-Borneo onder
tekend worden, waarbij dit gebied als auto
nome staat met zelfbestuur werd erkend.
Ter opluistering van deze kleurrijke
plechtigheid was er een vrouwelijke lijf
wacht van meer dan twintig fraai geklede,
gesluierde schoonheden, die de hoge be
zoekers in de troonzaal begeleidden. In aan
wezigheid van de Indonesische zelfbestuur -
ders en de adviseurs van West-Borneo,
ondertekenden de luit.-G.G. en de Comm.-
Gen. daarop het historisch document dat
volgens Aneta Indonesië weer een
stap nader brengt tot zelfbestuur in het
kader van de Unie met Nederland. Soe-
karno en Sjahrir waren, ondanks de uitno
diging, niet aanwezig.
Tijdens een persconferente verklaarde de
sultan van Pontianak, Hamid II, dat het
Amerikaanse kapitaal zich gewillig toonde
en zich interesseerde voor het vestigen van
grote industriële ondernemingen op West-
Borneo. Het aantal aanhangers van de In
donesische republiek schatte Hamid op
West-Borneo op ongeveer een half procent
van de bevolking.
„MAG IK MIJ OFFICIEEL VOOR
STELLEN"
Zaterdagavond hebben de ministers
Beel en Jonkman te Batavia een offi
ciële ontmoeting gehad met de leden der
Indonesische delegatie.
CIRCA 400 HA HEIDE BIJ HOLTEN
VERBRAND.
Tussen Holten en Markelo brak Zater
dagmorgen ca. elf uur een felle bos- en
heidelbrand uit, die circa 400 ha in de as
legde. Na vijf uren gelukte het brand
weer, een detachement militairen uit
Wierden en burgers uit de beide plaats
jes de felle brand, aangewakkerd door
een felle Oostenwind, meester te worden.
In aanwezigheid van leden der Sowjet-legatie werd gisteren ui de Russische Orthodoxe kerk
te Den Haag een dankdienst gehouden, in verband met „Victory-Day". Van links naar
rechts: A. S. Malisjew, 3e secr. Russische legatie; Ph. I. Tsikirisoff, 2e secr. Russische
legatie; Prior Abraham; Ph. Kajanoff; P. J. Loujetsky; Archimandriet Dionissios en mr.
J. J. Boasson, Gem. Secr. van Den Haag, die de dienst evneeens bijwoonde.
Het proces-De Geer is gevoerd. De oud-
minister-president had reeds verklaard, te
verlangen naar de dag, waarop hij van zijn
gedragingen rekenschap zou kunnen afleggen.
Die gelegenheid is hem nu zij het in een
openbaar rechtsgeding geboden. Naar goed
gebruik zullen wij niet in den brede over de
zaak zelve gaan schrijven, nu de publieke
behandeling is afgesloten, de verdachte" naar
de eis van het recht het laatste woord heeft
gehad en de zaak ter afdoening is terugge
bracht in de besloten ruimte van de rechter
lijke Raadkamer,
Niettemin willen wij ons een enkele opmer
king veroorloven, niet in de eerste plaats van
juridische, maar van algemeen menselijke,
wil men: van psychologische aard. Wat wij
willen schrijven, had ook voor het proces
geschreven kunnen zijn. Het is tijdens de pro
cedure slechts bevestigd.
Toen nu zeven jaar geleden de oorlog
ons land overviel, stond aan het hoofd van
het Kabinet de heer De Geer, een verdienste
lijk en bekwaam magistraat met een eerbied
wekkende staat van dienst, een man, tegen
wiens handelen men soms bedenkingen van
politieke aard mocht koesteren, doch van
wiens betekenis voor land en volk men over
tuigd mocht zijn. Ware hij in 1939 of in het
prille voorjaar van 1940 gestorven, zo zou zijn
gedachtenis onder ons zijn blijven leven zoals
aan een verdienstelijk en bekwaam magi
straat toekwam.
Nu heeft het zó moeten zijn. dat onder het
minister-presidentschap van deze man ons
land en volk zijn getrokken voor het forum
der wereldgeschiedenis, dat ons land en voik
uit hun isolement en neutraliteit werden ge
worpen in de maalstroom van de oorlog; wer
den geplaatst voor de dwingende noodzaak van
het kiezen van standpunt en partij. Er was in
■iet leven van ons land en voik een 10de Mei
gekomen.
En op dat ogenblik werd aan ons land
en volk een maatstaf aangelegd, de maatstaf
van een historisch tijdsgewricht.. Wee hem, die
aan die maatstaf niet voldeed, ook al was hij
voordien niet zonder verdiensten. Wee hem.
die, gewogen in de weegschaal van het grote
tijdsmoment, te licht werd bevonden. En dit
is het, dunkt ons, wat aan de heer De Geer
als grief moet worden aangerekend, maar dat
ons tegelijk tot een zekere mildheid in ons
oordeel stemmen moet.
Toen de oorlog de vensters, welke uit ons
land uitzagen op de wereld rondom ons, eerst
recht opengooide en toch tegelijkertijd die
vensters weer sloot, toen aan onze neutraliteit
overigens niet alleen onder het Kabinet-De
Geer beleden hardhandig een einde werd
gemaakt, wij in de meest volstrekte zin van
het woord partij werden en bijna op hetzelfde
moment voor ons land als bezet gebied de
grenzen dicht gingen, op dat ogenblik maakte
De Geer in wezen niet de sprong mede, welke
ons volk maken moest en, God zij dank, in
grote meerderheid maakte óók. Voor deze man
't moet juist, op de dag af, zeven jaar later
in een rechtsgeding blijken was er in de
diepste betekenis van het woord geen 10de
Mei 1940 geweest. En het is alsof juist dóarom
een andere 10de Mei in 1947 komen
moest. Zeker, de heer De Geer zal zijn smart
hebben gehad over wat in de Meimaand van
1940 gebeurde. Hij zal zijn verdriet hebben ge
had over de bezetting van ons land, over de
omstandigheid, dat hij zich los moest scheuren
van volk en gezin, maar de caesuur, de crisis,
de scheiding, welke ons op 10 Mei 1940 los
maakte van het neutrale verleden, heeft hem
niet tot het diepst bewogen. Ons volk was pro
vinciaal, om internationaal te worden op het
ogenblik, waarop zijn grenzen dicht gingen. De
Geer is op het ogenblik provinciaal gebleven
Ons volk was neutraal en bereidde zich onbe
wust ten offer aan de rechtsverkrachtende
vijand om op dat moment zichzelf in het vol-
kerenleven te hervinden. De Geer bleef in feite
neutraal en werd daardoor een lijder aan het
geen tijdens de procedure door een getuige
scherp werd betiteld als neutralisme".
Nu ware er nog veel over te schrijven. Er
ware te herinneren aan de karaktertrek van
De Geer van een tamelijke eigengereidheid.
Tal van juridische vragen rijzen, onder meer
de vraag, waar hier de grens ligt tussen opzet
en enkele schuld. (Wij stellen ons voor, dat
tijdens de procedure de heer De Geer zich zal
hebben herinnerd, hoe hij destijds als jonge
man juist is gepromoveerd op een proef
schrift over de onderscheiding tussen schuld
en opzet). En juridisch zal de vraag van be
lang zijn, of de eigengereidheid in zijn karak
ter het terrein van de opzet niet naderbij heeft
getrokken. Wij laten die vragen rusten: haar
Men kent het verhaal van de vorst, die
ziek was en allerhande aesculapen aan zijn
ziekbed ontving om hem beter te maken.
Slaagden zij er niet in. dan liet hij ze op
hangen. Dan krijgt hij het advies één nacht
te slapen in het hemd van een „gelukkig
mens', want dan zal hij weer gezond wor
den. De uitgezonden dienaren op zoek zo'n
gelukkig mens te vinden, slagen er niet in,
tot zij een vrolijke, fluitende bedelaar aan
treffen, die inderdaad gelukkig is. maar
die draagt geen hemd aan het lijf! Dezer da
gen nu, hebben betogers in Nevers, een
plaatsje in Centraal Frankrijk, de prefect
Longust, een man, die daar rustig en geluk
kig zijn ambt uitoefende, zó tevreden met
zijn bestaan, dat hij zelfs politiehulp wei
gerde, het hemd van het lijf gescheurd:
Ramadier heeft er een nacht in geslapen en
sindsdien, heet het, is Frankrijk, dat verziekt
was, weer een beetje op weg naar herstel.
Zulks althans zou men opmaken uit de meer
optimistische toon der Franse bladen,
waar er nu, voor het eerst na de oorlog, zon
der communisten wordt geregeerd. Het „ta-
feltje-dek-u" van Ramadier heeft een nieuw
vemisje en het ,.knuppeltje-uit-de-zak" van
het >rrassemblement-de Gaulle", moet men
daarbij in de gaten houden. De communisti
sche ministers zijn nu wel uit de regering
verwijderd, maar aangezien begin Juli, dus
over twee maanden, door Ramadier na rug
gespraak met de vakbondleiders over het
vraagstuk der lonen en prijzen een beslis
sing moet worden genomen, zijn er nog vele
mogelijkheden. Het is best mogelijk, dat de
vijf communisten nog wel weer eens een
6prong naar het onbestuurbaar geworden re
geringsbootje doen. Het ene oog van Rama
dier ziet uit naar de 250 millioen dollar van
de wereldbank voor aankoop van grondstof
fen. het andere heeft hallucinaties van on
metelijke hoeveelheden Amerikaans graan.
Het kabinet Ramadier is nu aangevuld met
drie socialistische ministers, (die ongeveer op
het standpunt van Blum en de huidige pre
mier staan), en met een katholiek, een
MRP-man dus, zodat er totaal in zitting
hebben: 12 socialisten, zes MRP-ers, vijf
leden van het „Rassemblement des Gauches"
en twee ..onafh ankelij ken". Tegenover dit
democratisch coalitie-blok, met invallers,
staat nu een oppositie van uiterst rechts en
uiterst links. Wil het „herstel" mogelijk zijn,
dan moet. allereerst aan' de stakingen een
einde gemaakt, hetgeen men hoopt te berei
ken, door in plaats van loonsverhoging een
„productie-premie" toe te kennen, zodra het
rendement der fabrieken hoger wordt; zulks
zou dan ook een prikkel kunnen zijn tot in
tensievere arbeid. De maatregelen van Blum
ter bestrijding van de .zwarte markt" moe
ten worden toegepast en uitgebreid. Komt er
geen compromis tot stand inzake het ,,loon-
en-prijzen"-vraagstuk, dan zullen zeker de
communisten, die nu vrijer in hun handelen
zijn, want buiten de regering staande,
het stakingsvuurtje telkens weer aanwakke
ren. Het is een rechter, maar even zo goed,
een steil pad, dat het gereconstrueerde kabi
net Ramadier moet volgen, slechts te pre
fereren, omdat het nu niet meer c*> plotse
ling zich voordoende, communistische moe
rassen stuit. Maar de moeilijkheden blijven,
economisch, financieel en op koloniaal ter
rein, al ziet Ramadier een waterig zonnetje
in het Amerikaanse Westen, niet in het Rus
sische Oosten opgaan. Het beroep op de
Franse burger, zich een eenheid te gevoelen,
tot samenwerking te komen, is niet van dé
lucht. De communisten beogen de vereniging
aller Fransen, de Gaulle tracht tol deze bim-
deling te komen en de president der Franse
republiek, Auriol heeft te Orleans, bij de
herdenking van Jeanne d'Arc in gelijke geest
gesproken, een soort van concurrentie dus.
De Gaulle bestrijdt een politiek, die op Mos
kou gericht was en het gereconstrueerde
kabinet Ramadier zal zich, zonder de com
munistische zetbazen, zeker meer op Ame
rika oriënteren, en trachten inzake de kolo
niale moeilijkheden tot een redelijk vergelijk
te komen. Voorwat de interne huishoudelijke
politiek betreft, moet het drastischer bezui
nigen en het levenspeil dragelijk maken.
Aldus hoopt men in de toekomst een bur
geroorlog te voorkomen, geen eindstrijd tus
sen de Gaullinisten en de communisten. Men
houde er rekening mede, dat de Gaulle reeds
bijna een millioen aanhangers heeft. Het zijn
de slechtste vruchten niet, waaraan de wes
pen knagen en de door de Londense .Pic
ture Post", gepubliceerde foto, waarop De
Gaulle en Hitier tezamen voorkwamen, lokte
dan ook terecht protest uit van de Franse
ambassadeur te Londen en v?o net Parijse
blad .J'Aube", waarin de secretaris-generaal
van de MRP, Maurice Schumann, sprak van
een „uitdaging aan de gevoelens der Fran
sen" De actie der communisten zal door
tegen-actie der Gaullinisten worden gevolgd,
waarbij laatst genoemden óók het leger ach
ter zich hebben, hetgeen tot matiging kan
nopen. De Gaulle strijdt tegen verwording
tegen een „schijn-democratie"', op welke
bodem juist de dictatuur een kans krijgt. Wij
zullen spoedig genoeg ervaren, welke weg de
communisten in Frankrijk inslaan. Zal het
rationalisme, het gezond verstand zegevieren?
te beantwoorden behoort tot de taak der
rechterlijke raadsheren.
Wat wij wel willen zeggen is dit: het pro
ces tegen De Geer is tenslotte een proces, niet
alleen tegen deze man, maar tegen de overge
bleven rest of is het meer dan een rest?
van wat er is aan vasthouden van de neutrali
teit; aan miskenning van de diepte der levens
beschouwingen, hier in het geding; aan het
zoeken van een compromis, waar onverzette
lijkheid geboden was.
Het proces tegen De Geer bewijst, dat het
totalitair karakter van deze oorlog zich niet
straffeloos liet ontkennen en dat 't eigen par
ticuliere leventje voor elke burger, laat staan
voor elke staatsman al dan niet in ruste
zeer sterk aan mogelijkheden had ingeboet.
De terugkeer van de heer De Geer naar be
zet Nederland en de publicatie van zijn bro
chure zijn aanwijzingen, dat hij dit alles niet
genoegzaam inzag of wilde inzien. In hoeverre
zijn gedragingen bovendien volgens de straf
wet strafbaar ziin rnl v«*t moeten aan
tonen.
Er is bij deze procesmatig a^oor ons als
volk enige aanleiding tot onszelf in te keren.
En laat ons dan slechts hopen, dat dit rechts
geding niet al te historisch zal blijken te «#n.