Uit de ruine groeit het preekgestoelte Duitsche handelsbesprekingen zijn mislukt NIEUWE LEIDSCHE COURANT DINSDAG 28 JANUARI 194T De beeldende kunst en de oorlog £2 Het is niet slechts toeval, dat wij beginnen met over den schouder te zien, om na te gaan welke verliezen we hebben geleden. Na de gruwelijke jaren van meedoogenloozen dWang en ondier is het immers thans weer de tijd, waarin de kunst haar oude vrijheid heeft hervonden. Voor het eerst. Nog geen twee volle jaren schei den ons dus van het oogenblik, waarop wij, beseffend dat we bevrijd waren, wisten dat ook de kunst weder vrij was en dat wij nu niet meer ons behoefden te bekommeren om de verwatenheid, die zooveel sterke, rijke kunst als „ontaard" had uitgebannen of ver nield, nooh om de aanmatiging van den man, die zonder eenige studie van kleur, haar ont staan en haar werking te hebben gemaakt, waarschijnlijk zonder zelfs ooit van het meesterwerk van een van de grootsten der denkers, welke het volk, waarvan hij de Führer heette, heeft voortgebracht: Goethe's „Farbenlehre" te hebben gehoord, had dur ven beweren, dat „schilders, die den hemel groen en het gras geel zien, geen gezonde oogen hebben" en dat men „goed zou doen hen te Verhinderen zich voort te planten". Nog geen twee volle jarenen toch schijnt de vrees, die vijf jaren lang zoo drukkend ons heeft beklemd, dat men onder het voor wendsel van „nationaliseering" onze cultuur Toen Hendrik Chabot zijn „Gewonde" schilderde, wilde hij niet de „misères" van den oorlog uitbeelden, maar zijn eigen deernis, zijn eigen mededoogen. tot een bekrompen Kultur zou verengen en onze kunst tot enkel een uiting van provin cialisme vernederen, reeds van een zóó ver verleden deel uit te maken, dat het ons voor komt als had hij nimmer bestaan. Natuur lijk herinneren wij ons nog wel de drogre denen, die ons moesten doen gelooven, dat onze kunst (die, zooals wij allen weten, zóó veel aan Latijnsche bronnen heeft te dan ken) enkel „Germaansoh" was; natuurlijk weten wij nog wel hoe men toen poogde tot een „Nederlandsch-Duitsohe cultuurgemeen schap" te komen. Maar wij zien dat alles niet anders dan als voor altijd voorbij en hebben geen behoefte meer er aan te denken. Kunst en Letteren TOONKUNSTCONCERT. Bemac en Poulenc. „C'est pour assouvir. Ton moindre désir. Qu'ils viennent du bout du monde." Deze regels uit „L'invitation au voyage", van Duparc, dat gisteravond door Bernac en Poulenc werd uitgevoerd, zou men op de beide concertgevers kun nen toepassen. Want het door hen gege- 'ven copcert liet werkelijk geen wensch open. Om te beginnen was het programma prachtig. Wanneer krijgt men zoo'n echt Fransch programma te hooren, samenge steld uit liederen van Grétry, Duparc, Debussy, Fauré en Poulenc? En de uit voering was in één woord volmaakt. Van den zanger Bernac zou men kun nen zeggen, dat hij een prachtige stem, een prachtige techniek en een prachtige voordracht heeft, zonder daarmede het essentieele van zijn kunstenaarschap te benaderen. Dit essentieele lijkt mij gelegen in het volmaakte evenwicht tusschen de vocale en de artistieke prestatie. Bernac beeldt de teksten prachtig uit, niet alleen met zijn stem doch ook door zijn mimiek. Doch met den aangeboren Franschen zin voor verhoudingen overschrijdt hij daar bij nooit de grens van het toelaatbare. Deze recensie zou veel te lang worden, wanneer wij op de vele prachtige details van zijn vertolkingen zouden ingaan. Want deze vertolkingen waren stuk vooY stuk meesterlijk. Poulenc speelt magni fiek piano; wij zouden niet willen zeggen, dat hij ook prachtig begeleidt, want be geleiden doet hij niet. Hij maakt zich niet ondergeschikt aan Bernac. Hij en Bernac zijn een eenheid; het schijnt, alsof dezelf de geest de stem en de vingers bestuurt, zoo homogeen zijn de vertolkingen. Bij beide kunstenaars een volkomen evenwicht tusschen techniek en voor dracht, tusschen intelligentie en intuïtie, tusschen spontaneïteit en vormgevoel. Maar zij zijn dan ook zonen van het land, dat Couperin en Debussy, Molière, Cor- neille en Pascal voortbracht. Een avond om niet te vergeten. Een avond, die ons weer eens vervuld heeft met diepe bewondering voor „le génie francais" en voor Bernac en Poulenc in 't bijzonder. HENNIE SCHOUTEN. IIS ENKELE REGELS Gisteren begon voor het Zuiveringspro ces te Neurenbeurg het proces tegen den radio-propagandist Hans Fritzsche. Het B. G. te Amsterdam veroordeelde gisteren wegens dienstneming brj het Legioen Nederland den 35-j. P. Heims uit A'dam tot 12 jaar gev.straf en den 39-j. K. L. Land heer uit A'dam tot 2 jaar R.W.I. De commies bij den P.T.T. S. Hoogtei- ling te Leiden is benoemd tot hoofdcommies. hen, die wij hebben verloren. Hen mogen en willen wij niet vergeten. Zij zijn betrek kelijk talrijk, die het wreede geweld heeft weggevoerd, of die door een vuur-peloton zijn geveld. Wij denkan aan J. J. Isaacson, schilder van Bijbelsche voorstellingen en den fijnzinnig-wijsgeerigen graphicus S. Jes- surun de Mesquita, in weerwil van hun hoo- gen leeftijd weggesleept, een duisteren dood tegemoet. Eenzelfde lot trof Else Berg, Ma rianne Franken, S. L. Schwarz, Hendrika van Gelder, M. J. van Raalte, S. Garf, Max van Dam, Jos Seckei, Felix Hess, Frans Hymans, A. Fresco en anderen. De lijst is lang en hoe veel namen staan er op, die nog geen klank van bekendheid hadden verkregen? In andere dan Joodsche kampen stierven J. F. van Royen, onvermoeibaar yveraar voor den maatschappelijken welstand, maar tevens voor de geestelijke vrijheid van den kunste naar; Chris Lebeau, sierkunstenaar, graphi cus, schilder, de veelzijdig ontwikkelde, die ook een nimmer versagende was en velen tot steun is geweest, zelfs nog in het kamp Dachau, toen hij daar zelf den dood in het aangezicht zag; en Bas van Pelt, de begaaf de binnenhuisbouwer, wiens onverschrok kenheid meermalen scheen te zullen over winnen, totdat zij hem ten laatste toch nood lottig werd. Gedenken wij ook Frits van Hall, Henk Henriet en Johan lampers, ta lentrijke beeldhouwers, van wie nog zooveel te verwachten was en niet het laatst hun kunstgenoot van der Veen Is het niet tragisch, dat Gerrit van der Veen, eer tijds employé der B.P.M., totdat men hem als belooning voor een dapper optreden bij een brand van een petroleum-tank de gele genheid opende zijn wensch te volgen en voor beeldhouwer te gaan studeeren, zich door de gezindheid zich op te offeren voor anderen en andere manhaftigheid ;s gevallen, juist toen zijn begaafdheid er kenning ging vinden? Reeds door een vorige verwonding machteloos gemaakt, heeft de man, wiens moed niet te fnuiken was, maar wiens kracht was gebroken, geen weerstand meer kunnen bieden, toen men hem zinne loos wreed van het bed sleurde, om hem, weerloos als hij nederlag, lafhartig te ver moorden. Wij noemden enkel de namen, die ons het eerst in de gedachten kwamen en zijn er zeker van, dat wij er nog vergaten. Lang is de lijst en stellig talrijk waren ook zij, die nog in stilte streefden en werkten, totdat hun voor altijd de mogelijkheid werd ont nomen hun arbeid openbaar te maken. Veel hebben wij verloren Wat staat er tegenover? Heeft de gruwelijkste oorlog, die de zooge naamd beschaafde menschheid, in haar ver dwazing, ooit heeft gevoerd, misschien toch ook winst opgeleverd? Vreemd lijkt de vraag. Doch ze is niet zoo zonderling als zij kan schijnen. Reeds vaak is er over geredetwist, of en op welke wijze en in welke mate een oorlog invloed kan hebben niet enkel op de maatschappelijke, maar ook op de geestelijke cultuur en dan wel in het bijzonder op dien voornamen fac tor: de kunst. De bekende Engelsche schrij ver John Ruskin heeft eens gezegd, dat groote kunst niet mogelijk is zonder oorlog! Hjj beschouwde oorlog als een kunstverwek- kend element en oorlogsdaden als het hoog ste en edelste onderwerp voor de beeldende kunst. Al dadelijk zou men de vraag kunnen stellen of hier niet een te groote waarde aan het onderwerp is toegekend, of een èndere waarde dan die het werkelijk heeft, d.i. die van aanleiding of motief. Intusschen deed men verkeerd als men ontkende, dat er veel belangrijke kunstwerken, zoowel schilde rijen als beeldhouw- en graphisdhe werken bestaan, die oorlogstafereelen tot onder werp hebben. Al in zeer oude tijden waren er zulken. De geschiedenis der oudheid is voor een zeer groot deel historie van oorlog en strijd en het laat zich dus begrijpen, dat uitbeeldingen van oorlog, opstand of onlus ten net zoo oud zijn als de geschiedenis zelf, zij het dan wel, dat zij aanvankelijk zeer pri mitief waren. Het groote tijdperk der uit beelding van den oorlog is pas veel later begonnen, eerst met de Renaissance, denkt maar aan het groote fresco „De slag bij An- ghiani" van Leonardo da Vinei, dat wij ove rigens slechts bij overlevering kennen, of door een teeker.ing van Rubens naar het evenals dat fresco zelf vernietigde carton er voor. Men kan ook „De belegering Van Pisa" door Michel Angelo of „De strijd tus schen Constantijn en Maxentius" van Ra- phaël noemen: maar wij zullen niet alle oor logstafereelen vermelden, de reeks werd te lang Laat het voldoende zijn als wij enkel de namen van de voornaamste schilders en graphici opsommen, die zulke tafereelen heb ben gemaakt; behalve die van de alreeds ge noemden en andere ouderen, de z.g. Fluwee- len Brueghel, Rubens, Salvator Rosa, Char les Lebrun, Fragonard, Charles en Horace Vernet, Delacroix, Meissonnier, Peter von Cornelius, Alfred Rethel, Franz Adam, Hans Makart, Gustave Doré, De Neuville, Detaille en de prentkunstenaars Altdorfer en Burgk- Niet de ruïne van een stad wilde Charley Toorop weergeven, maar de vastberaden heid, den onverwoestbaren levenswil van deze arbeidersvrouw. Het was Charles Roelofsz, die met zijn „Het leven herneemt zijn rechten" een sterke suggestie gaf van de ineengestorte barricade, welke zich ontwikkelt tot het in he? middel- pun^^an het leven staande preekgestoelte. maier. Zij allen en zoovelen meer hebben slagvelden, ruiterij gevechten e.d. geschilderd en Ruskin heeft tevreden kunnen zijn: de meesten van hen hebben „oorlogsdaden" im mers inderdaad als hooge en edele onder werpen voor de beeldende kunst opgevat. Doch er waren er toch wel, ook* vroeger reeds, die een andere opvatting hadden, wat al blijkt uit de titels, welke in de 17de eeuw een Jacques Callot en in de 18de een Fran cisco José de Goya aan hun bekende, den oorlog gewijde prenten hebben gegeven. De eerste noemde zijn serie etsen „Les misères de la guerre", de ender de zijne „Los Desastros de la Guerra", de rampen of on heilen van den oorlog. Van later kunnen wij nog de gruwzame litho's van Kathe Koll- witz, haar serie „Der Krieg" en die van Henry de Groux vermelden. Ook Nederland- sche kunstenaars hebben aandacht aan de verschrikkingen van den oorlog geschonken. Doch om nu maar niet opnieuw in ver ver leden terug te gaan, noemen wij enkel Jan Toorop en Leo Gestel met hun uitbeeldingen van vluchtelingen, of symboliseeringen van „de vlucht", tijdens den vorigen oorlog ge maakt En nu? Onze hedendaagsche „bescha ving" kent den oorlog en zijn gruwelijk heden helaas nog even goed als men die vroeger heeft gekend, ifcoh de verheerlijking van den krijg, waaraan tenminste velen van de vermelden, vóór Jacques Callot, Goya, Kollwitz, de Groux, Toorop en Gestel zich schuldig hebben gemaakt, die komt thans toch niet meer voor. En er is nog iets anders veranderd f4<?n beeldt nu niet meer den oorlog zelf of zijn ontreddering uit. Als „onderwerp" in de kunst heeft het oorlogstafereel geen tetee- kenis meer. Het is eigenlijk al ongewoon, dat Charlie Toorop. de talentrijke dochter van den bovengenoemden, vermaarden symbolist, de ruïne van een stad op haar doek De ar beidersvrouw" heeft weergegeven Doch daarom is het haar dan ook in wezer niet te doen geweest Evenmin alsdat zij een ar beidersvrouw, berooid en verlaten, heeft willen uitbeelden, had zij ten doel zichtbaar gevolg van verwoesting te toonen Zij schil derde noch een vernielde stad. noch een van alles beroofde mensch, maar beeldde de vastberadenheid uit, den onverwoestbaren wil te leven. Zoo heeft ook Hendrik Chabot, toen hij zijn „Gewonde" en dergelijke werken, als „De vlucht", „De vervolgden" en nog eenige anderen schilderde, niet er aan gedacht, als Jacques Callot of Goya de „misères" of „desastros" van den oorlog uit te beelden. hem dan ook geen troosteloosheid evenmin als bij Charlie Toorop maar: deernis. Niet enkel de ongelukkigen, die zijn getroffen, beeldde hij uit, doch, eerder dan dezen zijn mededoogen. Het erbarmen, dat het besef tot leven brengt, dat in de nood druft allen één zijn èn dat ten slotte niets verloren gaat, zoolang zich, altijd weer, uit de ineengestorte barricade de katheder van nieuwe, diepere menschelijfcheid ontwikkelt. Pieter Koomen. SLECHTS ACCOORD OP ONDERGESCHIKTE PUNJEN Zooals we reeds in een kort bestek hebben gemeld werden vorige week in Den Haag besprekingen ggvoerd tusschen een Ned. en een gecombineerde Engelsch-Amerikaan- sche handelsdelegatie, inzake den handel tusschen Nederland en Duitschland. Een stemmig was men van oordeel, dat deze handel voor beide partijen en voorts van fundamenteele beteekenis voor den weder opbouw van Europa was. Er-werd een beta lingsovereenkomst afgesloten, welke voor ziet in de verrekening van wederzij dsche goederenleveranties door middel van een guldenrekening. Het saldo van deze reke ning zal per kwartaal naar keuze van den crediteur in dollars of in fondsen worden betaald. Met betrekking tot de goederen, welke Nederland uit Duitschland zal impor teeren, werden contracten afgesloten voor een bedrag van 875.000 dollar. Ned. en Duit sche zakenlieden zullen direct contact met elkaar mogen onderhouden, teneinde alle vooroorlogsche kwesties te bespreken. in verband met het lage peil van de Duitsche economie, een drastisch verlaagde levens standaard. zal import in Duitschland van goederen als koffie, thee, chocolade en tabak welhaast niet plaats vinden. Bestu deerd wordt nog een grooter gebruik van den Rijn en de daarmede samenhangende havenfaciliteiten. Ten aanzien van verschei dene vitale aangelegenheden werd een defi nitieve beslissing verdaagd, hangende een nader onderzoek door de autoriteiten te Berlijn. Teruggekeerd in Berlijn verklaarden de heeren Seal (Engeland) en Humphrey (Ameri ka) dat er vele punten waren, waarop de Ne derlanders niet tevreden gesteld konden worden en waarop geen overeenstemming kon worden bereikt. De besprekingen had den niet het vaststellen van een handels quotum ten doel. doch slechts het verge makkelijken van de voorwaarden voor de ontwikkeling van den handel. Over de hoofd- TREINONTSPORING BIJ BLAUWKAPEL Tusschen Blauwkapel-West en Blauwkapel- Noord is in den nacht van Zaterdag op Zon dag een as van een met vee geladen spoor wagen gebroken. Door de ontsporing, die hierop volgde, werden drie palen van de electrische leiding beschadigd, zoodat een deel van de bovenleiding naar beneden kwam. De treinverbinding tusschen Utrecht-Amers foort zijn enkele uren gestremd geweest. NED. PARLEMENTAIRE COMMISSIE THANS TE CURACAO. Zaterdagavond ls de Nederlandsche par lementaire commissie per vliegtuig uit Su riname te Curagao aangekomen. De leden werden verwelkomd door meer dan 2000 personen. De commissie ls heden met haar taak be gonnen. punten der discussie bereikte men geen overeenstemming. Inzonderheid kon niet toe gezegd worden, dat cle groente-import wordt hervat. Gebrek aan deviezen noodzaakt Britten en Amerikanen voorts uitsluitend Duitsche ha vens te blijven gebruiken. Rotterdam heett alleen kans bij een herleving van de Duit sche industrie. Zij voegden er aan toe, dat de besprekin gen den indruk te hebben gekregen, dat Nederland niet bereid is, zich- bij dezen stand van zaken neer te leggen en tot het uiter ste zal gaan om de rechten van R'dam te verdedigen. TENTOONSTELLING LISSE Hedenmiddag werden de poorten van H.B.G. ten derden male in dit koude win terseizoen geopend om de vakmenschen en verdere belangstellenden te laten zien, welke mogelijkheden er zijn op het ge bied van het trekken van bolbloemen. De tentoonstelling is wederom grooter dan de tweede en dwingt aller bewonde ring af. Bij de officieele opening voerde als eer ste spreker het woord de heer A. H. Nieu- wenhuis, tweede voorzitter van de Stich ting „Bloemlust" die zeide dat de stich ting .Bloemlust" een groote eer te beurt valt, doordat de slechts enkele dagen ge leden geinstalleerde burgemeester, mr W. J. H. M. Lambooy, bereid werd gevonden deze tentoonstelling te willen openen. Spr. uitte den wensch, dat mr Lambooy een lange reeks van jaren tot welzijn van ons vak in het algemeen en de stichting ..Bloemlust" in het bijzonder met ambitie en genoegen in Lisse werkzaam zou mo gen zijn. Aangezien de stichting „Bloem lust" niét wil zijn een instelling voor en van vakbeoefenaren in Lisse in het bij zonder, maar in het leven werd geroepen met medewerking en ten bate van de geheele streek, hopen wij, aklus spr. dat de samenwerking met de ons omrin gende gemeenten prettig moge zijn. Nadat spr. aan mevr. Lambooy een prachtige bloemenmand had aangeboden, nam de burgemeester, met applaus der vergadering begroet, het woord om de openingsrede uit te spreken- PARTIJ VAN DEN ARBEID NOODIGT SJAHRIR C.S. TE ZÜRICH UIT. De Nederlandsche afgevaardigden van de P.v.d.A. hehben bij de voorbesprekingen te Londen m.b.t. de internationale socialisti sche conferentie, welke op 7 Juni te Zürich zal plaats vinden, voorgesteld de Indonesi sche socialistische partij (voorzitter Sjahrir) uit te noodtgen. Ook de Duitsche sociaal-democraten zul len worden uitgenoodigd. Voor het B G. te A'dam werd tegen J Allaeri uit A'dam 12 jaar geëischt (Le gioen Nederland).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1947 | | pagina 7