Heftige eritiek der E. K. achter de schermen Katholieke eritiek op de Kath. filmcritiek Groen en Kuyper NIEUWE LEmSCHE COURANT 7 VRIJDAG U JANUARI 194* In de Talma-straat te R'dam wordt een aantal woningen opgetrokken volgens een systeem dat „welschen" heet. Het geschiedt door meerendeels ongeschoolde arbeiders en met materialen, die alle in Nederland verkrijgbaar zijn. Zoo zijn de binnenmuren geperst uit bewerkte zomerasch van de vuilverbranding. De huizen zijn dan ook onmiddellijk droog. OP HET DRAMA VAN"1 LINGGADJATI (Vervolg van pag. 1) Een bewind, dat dat alles duldt, ten einde zoo man mogelijk aanstoot te geven, stelt zich als ovenheid eenzijdig aan den kant der op standelingen. Ernstig bezwaar hadden deze loden ook tegen het beleid, dat de regeering had gevolgd ten aanzien van de republiek Indonesië, vermits aan deze meer relief i6 gegeven dan noodig en nuttig was. Dat het zg. bestand op een misrekening is uitgeloo- pen, geeft de minister wiel is waar nog niet toe, doch het aantal der aan Nederlandsche zijde gesneuvelde militairen stellen hen in het gelijk, die hebben voorzien, dat het aan de republiek onmogelijk zou zijn de voor waarden van dat bestand na te komen, juist omdat zij geen werkelijk gezag op Java uit oefent. Andere leden vestigden de aandacht op uit latingen van Sjahrir, waaruit blijkt, dat deze ijvert voor de oommunistisohe leer en prac- tijk. Zij vreesden, dat de USSR, als eenmaal Sjahrir en Soekarno de macht zouden heb ben verkregen, zich met al haar invloed1 ach ter de republiek zou gaan stellen, en dat In donesië daarmede een voorpost in Oost-Azië van het rijk der USSR zou gaan worden. Verscheidene leden, tegenstanders van bet regeeringsbeleid inzake Ned.-Indië, betreur den voornamelijk, dat het kabinet er niet in was geslaagd, dat beleid te voeren onafhan kelijk van de partijpolitieke sfeer. De benoeming van prof. Sohermerhorn tot voorzitter der C.-G. is een sterke aanwij zing in die richting, zoo zeiden zij. De on beraden uitlatingen van dezen voorzitter, de commentaren, die de leden der C.-G. op het basisaccoord gaven, vóór de Regeering op de hoogte was en de onvastheid van het Re- geeringsbel'eQd inzake het accoord onder vonden veel bezwaar. Uiteraard waren er ook verdedigers van de C.-G. onder de aan het woord zijnde Kamerleden. Tegen het accoord werden twee onover komelijke bezwaren genoemd Ten eerste is de Regeering er niet in ge slaagdduidelijk te maken, welke de positie van de Kroon zal zijn. De toelichting door de C.-G. te dezer zake gegeven, doet aan als een „toast". De Regeering zelf beaamt, dat er van alles uit kan groeien. Zij weet nochtans, dat de republiek de Kroon be schouwt als een bloot symbool. Ten tweede achtten de leden, hier aan het woord, in het accoord van Linggadjati een gevaar gelegen voor de plannen te Maldno ontworpen. Huns inziens blijft de republiek er naar streven, die plannen te doorkruisen. Voorts werd gevraagd, welke waarde moet worden gehecht aan de afspraak, dat de overeenkomst zoo spoedig mogelijk aan de goedkeuring van de volksvertegenwoordiging zal worden onderworpen. Wat de Staten-Ge- neraal betreft, is wel gebleken, dat de des betreffende clausule ten onrechte in het ac coord was opgenomen. Wat de republiek betreft, is de vraag ge wettigd, of zij inderdaad een vodksvertegen- woorddging kent, die haar onderscheidt van hetgeen andere fascistische landen o(p dit stuk te zien gaven, en of zij derhalve be schikt over een lichaam, waarin in vrijheid gekozen leden zitting hebben, representee- rende alle groepen der bevolkingen verze kerd van de onmisbare parlementaire immu niteit. Hoewel voor wijziging van de structuur van het Koninkrijk Grondwetsherziening noodog is, nam de Regeerdng er genoegen mee, dat een deel der Staten-Generaal, met gewone meerderheid, zich met de grondge dachten dier structuurwijzignng accoord ver klaarde. Dit nu achtten zij volkomen in strijd met ons constitutioneele recht. Wel is waar heeft de regeening zich bereid ge toond, grondwetsherziening in overweging te nemen, doch dit zal pas geschieden, wan neer de vorenbedoelde wijziging in feite reeds haar beslag zal hebben gekregen. Vele leden konden zich met de geoefende eri tiek niet vereenigen. Met groote instemming hadden zij van den inhoud der basis-overeen komst kennis genomen. Zij waren er van overtuigd, dat een grondslag was gelegd voor vruchtbaar en duurzaam contact tusschen Ne derland en Indonesië, met volledige erkenning van de onderscheidene verantwoordelijkheden. Sommige leden betreurden, dat de regeering niet terstond de Commissie-Generaal had.ge machtigd, het basis-accoord namens haar te onderteekenen. Zulks had huns inziens veel misverstand voorkomen en de samenwerking tusschen Nederland en Indonesië aanmerkelijk vergemakkelijkt. Eenige leden zouden gaarne vernemen, in In de Christ. Hist. „Nederlander" troffen we van de 'hand van den knappen publicist mr dr J. J. R. Schimal een interessante pole miek aan met het anti-rev. dagblad .Trouw" De heer Schmal schrijft: „Terecht betoogde „T r o u w" dezer dagen in een lezenswaardig artikel, dat de anti- revolutionnaire partij nog wel iets anders en meer is dan een gelegenheidspartij, die als gevolg van den schoolstrijd ontstaan met de beëindiging daarvan haar bestaansrecht zou hebben verloren. Precies hetzelfde kan worden gezegd van de Christelijk-Historische Unie, immers een kind van hetzelfde huis als de Anti-Revolu- tionnaire Partij. Dit voorop stellende, moeten wij niettemin tegen de beschouwingen van „Trouw" een gravamen te berde brengen en wel ter zake van het in 'het bedoelde artikel geteekende beeld van de verhouding tusscheir^Jroen en Kuyper. Ziehier wat „Trouw" daarover opmerkt: „Kuyper heeft door zijn theologisch schep pend vernuft de stellingen en tegenstellingen, die door Groen met zijn religieuze intuïtie en zijn historisch onderzoek waren ontdekt, verduidelijkt. Kuyper heeft de anti-revolutionnaire poli tiek belijnd gemaakt, ook daar waar zij bij Groen ten gevolge van theologische en wijs- geerige zwakte vaag of met aan haar wezens vreemde opvattingen vermengd bleef. Deze nuance is zoowel door Groen als Kuyper zelf niet onopgemerkt gebleven. Maar deze nuance heeft voor de hoofdlijn van de èa door Groen èn door Kuyper ge- hoeverre Engeland en Amerika invloed hebben geoefend op de totstandkoming van het ba sis-accoord. Zij vroegen inlichtingap over de verklaringen van den heer de Boer dienaangaande, a.b. van de „Kortenaer". Andere leden laakten de wijze waarop prof Schermerhorn zich over de gebeurtenissen in Indo-China uitliet. Tegenover de eritiek op buitenlandsche in terventie merkten andere leden op, dat de na-oorlogsche verhoudingen, volkenrechtelijk, anders liggen dan voor 1940. Wenscht Engeland, aan welke mogendheid ten gevolge van het verloop der krijgsver richtingen in het Verre Oosten een zoo ver antwoordelijke taak in ons Nederlandsch-Indië werd toegewezen, daar een bepaalde politiek te volgen, dan is het bijna onmogelijk, althans in dit stadium, ons daartegen te verzetten. Dan moeten wij die althans in groote lijnen vol gen, ook al vervult zij ons met zekeren weer zin. Met het oog op de geïnterneerden, die meei en meer de rol van gijzelaars vervullen gaan, werd erop aangedrongen, dat aan de C.-G. op dracht zou worden gegeven om gegn enkele overeenkomst met de republiek te ondertee kenen, voordat alle geïnterneerden onder de bescherming van de Nederlandsche strijdkrach ten zouden zijn gébracht. Het verslag gaat vergezeld van een afzonder lijke nota van het lid der Kamer, prof. Mole naar (P.v.d.V.), waarin deze dieper ingaat op Nederlands taak in Indië. Prof. Molenaar acht overneming van deze taak, thans reeds, voor de Indonesiërs, te zwaar. Voorts acht hij de mogelijkheid aanwezig om een herziening der staatsorde binnen het raam van het Koninkrijk der Nederlanden alsnog in overweging te ne men, opdat het koninkrijk in staat worde ge steld, eerst de taak te vervullen, waarvoor zijn Westersche roeping hem stelt, nl. in al zijn gebiedsdeelen orde en rust to verzekeren. „Geef ons Nederland terug vragen de Inheenische militairen Ruim 500 Amboneesche, Menadoneesche en Timoreesche militairen en oud-militairen hebben zich uitgesproken tegen de nieuwe creatie van den staat Oost-Indonesië. Zij wenschen de Nederlandsche driekleur en den band met Nederland voor de Groote Oost te handhaven. Hierbij maken zij gebriuk van art. 3 der ontwerp-overeenkomst, waarin be paald wordt, dat de bevolking van elk ge biedsdeel van Ned.-Indië te kermen kan ge ven niet tot de Ver. Staten van Indonesië te willen toetreden. VLAARDINGEN KREECf EEN NIEUW DOK Onder groote officieele belangstelling is gisteren op de werf I. S. Figge te Vlaardin- gen een nieuw dok in gebruik genomen, dat de vorige maand uit Engeland in ons land arriveerde. Een der drie op het IJssebneer verloren gegane scheepjes was „De Hoop". Men ziet het vaartuig, dat op weg was van Enkhuizen naar A'dam, tusschen ijsblokken bekneld. voerde politiek geen wezenlijke beteekenis. Het werk van Kuyper is ook daar waar hij met Groen verschilde handhaving, voortzetting, breedere en diepere fundeering van het werk van Groen." Met deze voorstelling van zaken, laten wij het maar aanstonds zeggen, zijn wij het gladweg oneens. Moeten wij „Trouw" gelooven, dan zou er tusschen Groen en Kuyper slechts één ver schil in sohakeering hebben bestaan en zou aan laatstgenoemde de eer toekomen Groen gelouterd en verdiept te hebben. Men 'kan van ons bezwaarlijk verwachten, dat wij dat zullen toestemmen. Bestond nu in dit opzicht tusschen „Trouw" en ons niets anders dan een verschil in waardeering van historische feiten, wij zouden er zonder be zwaar het zwijgen toe kunnen doen. Zóó is het evenwel allerminst. De leer van „Trouw" heeft hare consequenties voor het levende heden; juist daarom achten wij haar geens zins onbedenkelijk. Wij hebben steeds ge meend, dat men in anti-revolutionnairen kring na Kuyper's verscheiden tot een zorg vuldige verificatie van zijn theologisCh-etaat- kundige nalatenschap was overgegaan en daarbij ontdekt had, dat zelfs deze gehar naste strijder tenslotte geen aanspraak op onfeilbaarheid kon maken. Wat „Trouw" thans schrijft is van dien aard, dat wij ons in dit opzicht minder gerust gevoelen dan na kennisneming van hetgeen ter zake laat stelijk om. uit de kringen van het weekblad „De Reformatie" tot ons kwam. In ieder geval moeten wij er tegen op ko men, als thans het verschil tusschen Groen en Kuyper tot een minimum wordt geredu ceerd en daarenboven de anti-revolutionnaire broederen, die toenadering tot ons begeeren, worden gerustgesteld met de verzekering, dat OOK DAAR HEEFT MEN Z'N MOEILIJKHEDEN Ofschoon het Prot. Chr. volksdeel zich vóór den oorlog vrij ver van de fzlm verwij derd hield en we hebben hier dan speciaal het oog op de amusementsfilm staan we tegenwoordig voor het feit, dat op dit punt een groote kentering valt waar te nemen, met name onder de jongere generatie. Het laat zich dan ook verstaan, dat het bioscoop- probleem zoo langzamerhand een brandende kwestie is geworden, die, hoe netelig de ma terie moge zijn, om een oplossing schreeuwt. Dat men ook in R.K. kringen z'n moeilijk heden heeft, blijkt uirt een zeer uitvoerige beschouwing in het R.K. weekblad „De Li nie" van 17 Januari j.l., waarin door „een groep beoordeelaars" bijkans de heele R.K. dagbladpers in gebreke wordt gesteld t.a.v. de beoordeeling der film „La Symphonie Pastorale". De bekende R.K. filmcriticus A. van Dom burg neemt daar in „De Tijd" aldus stelling tegen: Gewapend met het waardevol en nadruk kelijk gegeven vertrouwen van de hoofdre dactie van „De Linie" rukken de beoordee laars in gesloten gelederen op naareen heele film, die zij daarmede op tactvolle wijze in de volle aandacht plaatsen. Eén heele film van, laten we zeggen, de driedui zend, die de meest ervaren Katholieke film critici in den loop der jaren hebben aan schouwd, zonder aan de verstandsverbijste ring toe te zijn. „De Lrnie" constateert dan, dat de film critici „La Symphonie Pastorale" radicaal hadden moeten verwerpen. Dit is een mee ning, die men heeft te respecteeren, maar dit is geen meening, die het respect voor een andere, eenigszins afwijkende meening overbodig maakt. Indien de Katholieke film critiek vrijwel unaniem oordeelt, dat zij be zwaren heeft tegen bedoelde film, en zij deze film „alleen voor volwassenen aanvaardbaar" acht, dan kan men een strenger oordeel daar tegenover stellen, ponder daaraan het recht te ontleenen die andere beoordeelingen in gebreke te stellen. Men is niet plotseling in gebreke wanneer men het niet met „De Li nie" eens is. Het vertrouwen van de hoofd redactie van dit weekblad (in zoo'n groep beoordeelaars) is nog altijd geen argument. Het is niet onze taak al de gewraakte re censies van „La Symphonie" onder de loupe te nemen, maar wat ons eigen oordeel be treft, willen wij „De Linie" wel de verzeke ring geven, dat wij dit oordeel handhaven, zij het met een huivering van eerbied voor de meeping van dat weekblad zelf. Wie zich jarenlang met filmcritiek onle dig houdt en duizend maal gefulmineerd heeft over den rommel, door de droomfa- brieken op de markt gesmeten, zoekt gaan de weg zijn eigen tactiek en komt tot de ervaring, dat het heel dankbaar en een beetje goedkoop maar vrijwel nutteloos is, één bepaalde film aan een vernietigend oordeel te onderwerpen en over alle andere geen mond open te doen. Hij leert, dat men bij de keuze van zulk een film zéér voorzioh- Kuyper Groen dan toah maar zoo uitnemend heeft gerectificeerd. Inzonderheid van deze laatste bewering ontkennen wij de juistheid. Wij veroorloven ons in dit verband aan „Trouw" herlezing van Lobman's „Calvijm en Rome", alsook van diens „Bijdragen tot de geschiedenis der CJhrist.-fHistorisdhe Unie" dringend aan te bevelen. De langdurige pennestrijd, na Groen's heengaan trouwens niet alleen door Lobman, maar ook door mannen als Hoedenmaker en P. J. Kromsigt met diverse schrijvers uit het neo-calvinisti6che kamp gevoerd, heeft het, dunkt ons, op zijn minst twijfelachtig ge maakt, dat het oeuvre van Kuyper om zoo te zeggen slechts een vermeerderde en ver beterde editie van dat van Groen zou zijn. Pour épater le bourgeois, of om welke an dere reden dan ook, kan men dit wel bewe ren, maar beweren en bewijzen zijn, zeker hier, toch nog altijd twee heel verschillende dingen. Zooveel is intusschen zeker, dat de christe- lijk-historischen, die tot de zonep en niet tot de bastaarden van Groen weten te be hoor en, hier, en nu van een andere mentali teit dan uit gemelde bijdrage van „Trouw" tot ons spreekt. Men kan van Groen afstammen, ook zon der een geesteskind van Kuyper te zijn. Af stammen van Groen wel te verstaan, die tegenover de Revolutie niet het Calvinisme, maar het Evangelie stelde, van Groen, die, als er al van isolement sprake was, geen ander isolement dan „op den Evangelisch en rotssteen" begeerde, wat nu eenmaal iets anders is dan het isolement van principieel separatisme. Laten wij elkander goed verstaan: wij zeg gen niet, dat onze anti-revolutionnaire tig te werk moet gaan en dat het beter en vooral effectiever is, op een bepaalden toon te schrijven over een film, die men buiten de welwillende aandacht wil houden. Door een film uit de hoogte te behandelen., be reikt men soms meer dan door een nauw keurige analyse, welke voor een paar dui zend films toch niet vol te houden zou zijn. De methode lijkt ons, in den loop der jaren een tactiek aan te kweeken, die den lezer vertrouwen geeft. Sprekend uit ervaring, kunnen wij de verzekering geven, dat filims, die wij met eenige hooghartigheid bespre ken, door goedwillenden worden vermeden* en dat amoreele films meer schade onder vonden door een vernietigende aesthetische eritiek dan door een moreele beoordeeling. Er zijn natuurlijk gevallen, waarin men da verplichting voelt den^nadruk te leggen op de moreele aspecten, maar wie dit bij al dia. honderden films voortdurend doet, loo^ ge vaar vervelend en ongeloofwaardig te wor den. Dit is een kwestie van prudentia, dia men pas in de practijk leert. De filmliefhebbers herinneren zich nog wel het rumoer om „Het Teeken des Kruzses" en „Moederweelde". Twee films, door moralis ten aanbevolen voor Katholieken, door de filmcritiek met verachting verworpen. Zij zijn gevallen. Eerstgenoemde film is met rotte appelen bejegend door een menigte Katholieke en niet-Katholieke studenten; de politieknuppel kwam er aan te pas; het was ét a helsch lawaai; het grng bijna te ver, maar het demonstreerde, dat het publiek meer vertrouwen had in een filmcritiek, die het accent der eerlijkheid bezat, dan in het oordeel der moralisten, die zich over één ge val in het openbaar uitspraken. En, let wel: het betrof hier een g un s t i g oordeel der moralisten en een afkeurend oordeel der eritiek. Dit vertrouwen kon de eritiek slechts ge wonnen hebben door een hardnekkig hand haven van juist gebleken normen: de mo reele-èn de aesthetische norm. „De Linie" verwijt de Katholieke filmcri tiek, te zeer den nadruk te leggen op do aesthetische beoordeeling. Dirt verwijt is on gegrond. Het is de taak der eritiek beide normen te eeren en aan de eritiek moet het overgelaten worden, wanneer de eene, wan neer de andere norm naar voren treedt. Dit is wederom een kwestie van tactiek. De eri tiek kan zich vergissen en deed dat menig maal, maar, wat erger is, „De Linie" vergist zich juist die eene maal, dat zij zich over de eritiek uitlaat en verwacht dan, dat de critic? deze vergissing tot in lengte van da gen zullen prolongeeren. Wat nu „La Symphonie" betreft, het wes niet onze bedoelirfg deze film meer aandacht te geven dan zij verdiende, maar nu „De Lin- nie" deze bedoeling doorbreekt, willen wij nogmaals herhalen, dat wij deze film „aan vaardbaar" achten (méér niet) voor volwas senen. Suggereeren wij daarbij, dat de film aesthetisch geen waarde heeft, dan hebben we precies genoeg gezegd om dezen volwas senen mede te deelen, dat ze niets missen, wanneer ze het geval ongezien laten. Onze lezers zijn hiermede voldoende en ook niet te veel ingelicht".. Aldus besluit van Dom burg. Minister Huysmans is, blijkens een antwoord op een hem gestelde vraag van meening, dat de opheffing van de prijsbeheersching in de V.S. tot gevolg zal hebben voor ons land, dat de straffere prijspolitiek die thans hier gevolgd wordt, niet in die mate tot prijsverlaging zal leiden, als anders het geval zou zijn. broederen geen geesteskinderen van Groen zijn. En wij zeggen evenmin, dat er tusschen hen en ons geen nauwe gemeenschap moge lijk is. Wat de eerste helft betreft, onderscheidde eenmaal dr P. J. Kromsigt, wiskundig on juist, maar todh volkomen begrijpelijk, bij Groen een breede lijn en een smalle. Welnu, men wete, dat, indien de AH. zich welbewust langs de smalle lijn bewegen, wij CU. niet minder bewust aan de breede lijn de voorkeur geven. Men kan het ook aldus zeggen: wij weten ons Groeniaansch, maar tevens niet Kuyperiaansdh, welke aanduiding overigens geenszins met anti-Kuyperiaansch mag wor den vereenzelvigd en wel omdat wij aan het synthetische element boven het antithetische de voorkeur geven. In dezen gedachten gang wenschen wij hier en nu met alle heilzame correcties door de dialectische theologie in het politisohe den ken noodig geworden, terdege ons voordeel te doen; dat nu ligt wel op de breede lijn, maar niet o,p de smalle. En het is nochtans stellig rasecht Groeniaansch: Groen's eclec tische methode geeft ten dezen minstens evenveel steun aan onze zienswijze als aan heil, die zich meer in het bijzonder op de huns inziens nooit volprezen leerlingen van dr. Kuyper terugtrekken."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1947 | | pagina 7