VOOK MIJ
vreugde
NIEUWE LEIDSCHE COURANT
VRIJDAG 20 DECEMBER 1946
Het zal nu wel een twintig jaar geleden
Zijn. Waar weet ik niet meer, zag ik toen
©en portret, dat Bertha van Hasselt had ge
schilderd van haar vader. Men kende nu
tyijlen Bertha van Hasselt als schildereiS
Van meerendeels kleine stillevens; schilde
rijtjes, van welke de teederheid niet slechts
bekoorlijk en stellig 'geen oppervlakkigheid
iff as. Men kon haar talent als bescheiden,
<5ók in deq zin van bijna-beschroomd, maar
Zeker fijn en zuiver waardeeren. Vaak heeft
men het stilleven de kleinste uiting van de
Schilderkunst genoemd: tegenover het por
tret, dat dan de grootste heette.Het lijkt mij
biet juist. Ieder, die niet elk gevoel ontbeert,
Sfreet dat de dingen, waarmee hij dagelijks
0mgaat, van lieverlee voor hem gaan leven,
dat het is of zij gezichten krijgen, hem aan-
5üen en tot hem spreken. En als hij schilder
15 en ze uitbeeldt, schildert hij niet slechts
het uiterlijk er van, doch dat wat zij voor
hem beteekenen, wat zij hem zeggen en hoe
Vertrouwd of zelfs lief zij hem zijn Intus-
Schen kan men niet loochenen, dat de uit
beelding van een levenden mensch den schil
der zwaardere eischen stelt, dan die van een
filevenloos" ding. Dat ding geeft zich over,
lijdzaam, gelaten; de mensch, die voor een
Schilder ,,zit", heeft daarentegen meestal de
neiging zich anders voor te doen dan hij is,
onwilekeurig neemt hij een houding aan.
Daaraan kan men het toeschrijven, dat er
betrekkelijk veel waardeerbare stilleven
schilders en relatief veinig 'goede portret
schilders zijn.
Toen Bertha van Hasselt was overleden,
heeft iemand geschreven, dat zij in het stil
leven had „uitgeblonken" Minder toepasse
lijke omschrijving van haar eenvoudige, stille
Werkzaamheid kan men zich moeilijk den
ken! Er zijn waardeeringen, van welke men
Zich zoo stellig bewust is. dat men durft
zeggen: daar ben ik zeker van. Met die zeker
heid zeg ik, dat Bertha van Hasselt nooit
ddeper in het wezen van de dingen doorge
drongen is, dan toen zij 't portretje van haar
Vader schilderde, in dat van dezen mensch.
De vraag rijst, wat dit beteekent. welke
Waarde het heeft. Des te meer klemt die
Vraag, doordat men een overeenkomstig ver
schijnsel bij anderen waarneemt. Kent ge
het werk van Lizzy Ansingh? Vermaard door
haar poppentafereelen, heeft zij ook bloem
stukken en portretten geschilderd. De bloe
men met vluchtig gevoel voor de fleur en een
Zin tot sieren. De poppentafereelen en soms
ide portretten met zacht-ironischen geest. Er
bestaan verscheidene geestige, fijntjes spot
tende, niet kwetsend hekelende portretten
door Lizzy Ansingh Hoe goed doorziet zij
aanmatiging, zelfingenomenheid. leegen
trots! Eén portret is er echter, waarin men
niet het geringste spoor van ironie of spot
kan bespeuren. Dat is een be>sltenis van
haar moeder. Men heeft eens geschreven, dat
aan de kunst van Lizzy Ansingh iets ont
breekt, dat alles zijn waarachtig belang geeft,
dat het opheft tot meer dan een aantrekke
lijk kleurenspel, meer ook dan een beminne
lijke, fijn-geestige vertelling: de niet licht
te definiëeren kenteekenen van een bewo
gen gemoed. Wie dit - schreef, neeft stellig
niet geweten, of anders heeft hij op dat
oogenblik vergeten, dat toen toch al een aan
tal jaren het kleine portret' van de moeder
der schilderes bestond. Dat portretje, waarvan
men in de gebruikelijke terminologie kan
zeggen, dat het „met liefde geschilderd" is.
doch dat ons nog iets anders doet beseffen
Namelijk, dat het vervuld is van eerbied
Men kan nu wel opmerken, dat Bertha
van Hasselt een vrouw is geweest, dat Lizzy
Ansingh een vrouw is en dat vrouwen bij
intuïtie of door ervaring nader dan mannen
tot de verklaring der wonderen van ge
boorte en afstamming, en hun beteekenis
staan Maar hoe verklaart men dan. dat men
hetzelfde kan zien bij talrijke schilders, man
nen, in het verleden of van het heden in
Nederland of daar buiten?
Een voorbeeld, dat U wellicht zal ver
wonderen: Kees van Dongen Reeds vele
jaren te Parijs en tot Franschman genatura
liseerd. maar van afkomst Nederlander
Schilder van het wereldsche leven van
ij dele nietsnutters en wufte lichtzinnige
vrouwen. Luchthartig verklaart hij, dat hij
,,ze wel mag' maar hij schildert ze met
hautainen spot, ook wel scherp ironisch,
soms zelfs wreed sarcastisch altijd zonder
mededoogen
Eens, echter, heeft hij een portret van zijn
vader geschilderd, den eenvoudigen Delft-
havenschen moutersbaas, die voor den ge-
vierden schilder toch wel tot een ver ver
leden, een afgesloten tijdperk van zijn leven
moest behooren. Evenwel en het is merk
waardig: in dezelfde techniek, waarin hij ook
toen al zoo vaak ij delheid en wuftheid had
gehekeld heeft hij zijn eerbiedige gene
genheid geuit ..Mijn vader was een weinig
ontwikkeld man, maar met goede ideeën, van
wien ik heel veel hield," leest -men in Van
Don gen 's mémoires Het bevreemdt als men
bedenkt, dat dit zoo simpel-weg werd uit
gesproken door den kunstenaar die de vrou
wen eens de mooiste, kieurigsteland
schappen noemde.
Een ander voorbeeld. Jan Sluyters Een
schilder, wiens begaafdheid zeker niet min
der groot is dan zijn aan het virtuose gren
zende vaardigheid. Een fel colorist, die ech
ter zijn uitbundigheid zelfs in de onstuimig-
ste oogenblikken beheerscht. Een even rijk
als gul expressionist, vol sterke impulsen,
die overweldigt wanneer hij niet overtuigt
Maar een kunstenaar, tot wien de schoon
heidsontroering meestal enkel zinnelijk komt.
Een schilder, die jaren lang totdat hij
met het rijp A van den leeftijd bezadigder
werd vrouwen slechts zelden anders heeft
uitgebeeld dan alsof zij tot het gilde der
hetaeren behoorden. En die dan toch eens
een tweetal portretten van zijn bejaarde
ouders heeft geschilderd (dat van zijn vader,
hierbij afgebeeld, behoort tot de verzameling
in het Museum Boymans te Rotterdam), met
een zoo innige toewijding, dat de schroom
zij.ier liefde zijn trots heeft verteederd als
tot een door eerbied bevangen gebaar
Wat is het. eigenlijk, een portret? Een
beeltenis van een mensch waar deze „het
meest mensch is," dus van het gelaat, neemt
men gewoonlijk aan Maar het is toch nog
wel iets meer Beeltenis van het onzichtbare,
onstoffelijke, dat enkel de oogen te kennen
geven, .of dat zich verraadt in een trillen
der neusvleugels, of in een vluchtigen. trek
om den mond.... tenminste wanneer niet de
mensch. wien het gelaat, die oogen enz toe-
behooren. het zorgvuldig verbergt Leest men
het wezenlijke karakter van iemand niet ge
makkelijker in zijn handen? Velen gelooven
het De psyche der handen, heeft Jan Toorop
eens gezegd ts de eigenlijke psyche van
de menschen: het gezicht, met de oogen en
al het andere kunnen liegen, de handen niet
Dat had ook Leonardo da Vinei reeds ge
weten. toen hij in de handen van zijn be
roemde Morva Lisa zeker niet minder uit-
drukkig legde dan in haar oogen en in haar
vermaarden wonderlijk teederen glimlach
Michel Angelo heeft -iet geweten-, toen hij
in de Sixtijnsche kapel ..De scheiding van
water en aarde" schilderde Ook Dürer.
Rembrandt, Hals. Rodin en vele anderen
hebben het verstaan Dürer toont het in
de handen van den Jongen Christus en de
schriftgeleerden (de schilderij bevindt zich te
Rome):. Rembrandt in de handen van zijn
„Mozes met de steenen tafelen" en in die
der vrouw van Potiphar; Hals in de handen
zijner rommelpotspelers en die van den nar
met de buit; Rodin in zijn „Gods hand"
en de hand van den Denker. Zoo weet ook
Aart van Dobbenburgh, den voortreffelijken
lithograaf, die onze tijd- en landgenoot is.
hoe het karakter ln de hand verschijnt
En zoo heeft hij de handen zijner moeder op
zijn steen geteekend
Men zal misschien zeggen, dat de noudmg
van deze handen eenigszins ongewoon is. Zóó
legt een oude vrouw de harden gewoonlijk
niet in den schoot. Men heeft wellicht gelijk.
Maar men bedenke, dat van Dobbenburgh
niet slechts de handen, stoffelijk, wilde weer
geven, doch er naar heeft gestreefd, haar ge
willige overgave, ja, ik durf het tr zeggen:
haar vroomheid uit te beelden
Verlangt men nog verklaring van dit alles?
De kunstenaar van heden is geen kluizenaar
meer. Een strijdbaar man, staat hij midden in
het leven. Toen hij een kind was, sprak hij
als een kind. dacht hij als een kind. oor
deelde hij als een kind; doch een man ge
worden, heeft hij te niet gedaan hetgeen des
kinds is (1 Cor XII 2). Wapens heeft hij
zich gesmeed tegen de wereld, die hem vijan
dig leek; misschien ook wel tegen zijn eigen
teleurstelling, die hem anders zou hebben
verbitterd. Weerzin, niet zoozeer afkeer als
zin, d.i drang.„zich te weren, heeft hem
soms gedreven de ijdelheid en de gewichtig
heid, de zelfvoldaanheid en de lichtzinnig
heid te hekelen; de lage instincten, die hij
bespeurde achter een schijn van beschaving,
heeft hij zonder erbarmen onthuld. Maar
eens. was net toeval, een onwillekeurige
ingeving, of een bewuste poging terug te
vinden wat hij had verloren? besluit hij
het portret van zijn vader, of dat van zijn
moeder te schilderen Hij zet zich en ziet
wat hij lang heeft veronachtzaamd: de oogen,
die zoovele jaren den glans der droomen heb
ben weerspiegeld, hem en zijn toekomst ge-
Heerwaarom kwaamt Gij op aardel
't Was in de hemel zo schoon,
Hier op de zondige wereld,
Bracht men U smaad en hoon.
Heer waarom werd Gij geboren
In zulk een need'rige stal,
Gij, als de Zoon van den Vader,
Gij als de Vorst van 't heelal?
Heer, waarom hebt Gij gedragen
Zoveel verachting en leed?
Men heeft slechts kwaad U vergolden
Voor al het goeddat Gij deedt.
Spot, smaad, beschimping, ver-
achting
Eindlijk een smaad'lijke dood,
Hebt Gij voor mij willen lijden
Wat is Uw liefde toch groot!
Al wat Gij leedt hier op aarde,
Telkens opnieuw, keer op keer,
t Was om mij zalig te maken,
Leer mU daarvoor danken, o
Heer
A. Wapenaar
wijd; de handen, die roor hem hebben ge
werkt en gezorgd, en nu in hun talrijke fijne
rimpels de herinnering aan zooveel hoop en
misschien ook veel ontgoocheling zooveel
liefde en gelouterd leed bewaren. En alles
keert weder, wat hij toch meende te hebben
te niet gedaan en al het andere, waar hij
zoo zeker van waande te zijn, wankelt en
laat van hem af. Niets blijft er over der aan
doeningen en bewustheden, die hem vaak
schamper, hoonend tegenover de menschen
hebben doen staan; nauwelijks weet hij nog,
dat het zoo was.en waarom. Hij onder
gaat slechts een diepe gewaarwording van
„wat des kinds is" en met den ootmoed van
lang geleden geeft hij zich aan de eerbiedige
uitbeelding van het onschendbare dat hem
door alle levenservaringen heen een on-
verdelgbaar bezit is gebleven
Het is nu Kerstmis. Juist in den Kersttijd,
tijd van inkeer en stille overpeinzing; feest
tijd ook, van huiselijk bijeen-zijn in het war
mende besef van bij-elkaar-behooren, samen
een te zijn. is het zoo goed aan deze dingen
te denken
's-Gravenhage Pteter Koomen.
vader en er dan telkens weer naar te
mogen kijken we aarzelen niet het
een voorrecht te noemen.
t,Houdt Gij mijn handen beide met kracht omvat," zoo heet het in eën der bekende ge
zangen. Waren het deze woorden, die den schilder tot zijn arbeid inspireerden?
ZIETIK VERKONDIG I/) gTOOte
- De Groote Vreugde!
"We hebben 't gevoel, dat we daar bij moe
ten zijn. Neen, 't wordt geen daverend num
mer, geen blijspel-première, maar als er
Sprake is van Groote Vreugde, dan willen we
toch present zijn, dan vinden we, dat we dat
best kunnen gebruiken in dezen weinig op-
•Wekkenden tijd.
We zullen maar vast plaatsen bestellen.
Misschien kan dat nu wel per telefoon. De
bioscoop doet dat nog niet. Wel voor de mid
dagvoorstelling; maar hier is het heelemaal
een echte nachtvoorstelling.
Loopt U toch maar niet naar de telefoon U
bebt niet eens plaatsbewijzen noodig. U hebt
alleen een Bijbel noodig, en die hebt U toch
wel. En dan moet U Lucas 2 opzoeken, U
Weet wel, dat oude Kerstverhaal, dat Uw
Moeder las op Kerstavond bij de verlichte
Kerstboom Ziet. Ik verkondig U Groote
Vreugde
En als we dan een beetje gereserveerd na
derbij gekomen zijn, dan vinden we een stuk
of wat eenvoudige herders, die de nacht-
Wacht houden bij hunne kudde. We kunnen
bijna niet zien van het Licht, Dat verblin
dend straalt van den Hemel. Als onze oogen
wat aan het Licht zijn gewend geraakt, zien
We een Hemelsche gestalte, hooren we de
boodschap van Groote Vreugde voor de ge-
heele wereld
*t Ziet er een beetje anders uit, dan we ge
wend zijn. 't Lijkt niets op wat wij voor
vreugde verslijten. Zelfs de „jazz" ontbreekt.
Wat hier te zien en te hooren is: een stra
lende Hemel en engelenkoren en een He
melsche boodschap, gaat heelemaal buiten de
gewone orde om. 't Is eigenlijk een beetje
huiveringwekkend. Schapen en herders en
een heeleboel licht en engelen, die een bood
schap brengen yan God. die zingen tot eer
Van den Euwige.
In die boodschap zit een vreugde: „U ts
heden de Heiland geboren".
't Is vreemd en ongewoon. We voelen ona
KERSTMEDITATIE
niet erg op ons gemak. Welk mensch voelt
zich op zijn gemak in de nabijheid van den
geopenden Hemel? Maar toch groote vreug
de. En 't wordt er niet feestelijker op als we
verder lezen, als we onze nieuwsgierigheid
niet kunnen bedwingen en de herders volgen
op zoek naar den Heiland, den Christus. Hee-
le maal niet feestelijker 't Is maar een arm
zalig gedoe. Veel licht is er niet. Dat was in
Efratha's velden tenminste in orde. Hier moe
ten onze oogen wennen aan 't flauwe licht
schijnsel van een fakkel.
En eindelijk daar vinden we de Groote
Vreugde in een armelijke stal én in een voe
derbak. Niet méér dan een bundeltje doeken,
waarin een Kindje zit. Geen lichte, vroolijke
kleuren, geen vreugdevolle aanblik Een stal,
een beestenstal, waar de lucht niet zuiver is
en de omgeving allesbehalve vroolijk stemt
Behoorlijke kleertjes ontbreken Doeken,
dat is alles, wat inderhaast voor het Kind bij
eengebracht werd. Een wiegje zoekt men te
vergeefs.. Een voederbak is alles, wat er voor
de Groote Vreugde te vinden was op Gods
grooten en rijken aardbodem.
Dit is nu de Heiland, de Christus, de Groote
Vreugde. We kijken elkaar een beetje vreemd
aan. We zijn eigenlijk verlegen met het ge
val De Hemel heeft ons een leelijke poets ge
bakken. Foei! De Groote Vreugde en dan in
een armelijke stal, en een klein hulpeloos
Kind. in een bundeltje doeken, in een voeder
bak. Zoo biedt God Zijn geschenken aan? Zoo
geeft God de Groote Vreugde? We begrijpen
er niets van
Zouden we den Bijbel maar niet dicht doen?
Groote Vreugde en dat in een beestenstal.
God, hoe is 't mogelijk. Wat maakt Ge 't ons
moeilijk. Waarom ziet het er niet wat fees
telijker en aantrekkelijker uit? Zoo vroolijk
en aantrekkelijk als wij onze feesten kleu
ren. Als wij menschen het kunnen, waarom
kunt Gij het dan niet, God? Waarom slin
gert Gij ons van uit die stralende hemelsche
Glorie in de narigheid en triestheid en de
beestachtigheid van deze stal? We zullen
toch den Bijbel maar dicht doen
Doet U 't niet, laten we nog even wach
ten. Nog niet wegloopen, nog even verder
luisteren
Tóch Groote Vreugde, zegt de stal en de
Baby en de voederbak; een Vreugde, die
ge nergens elders en bij niemand anders
vindt, dan in de stal en bij het Kindeke
van Bethlehem. Een Vreugde, die groot is.
De aarde en 't leven biedt ons slechts klei
ne vreugde, voor een uur. voor een dag. Dit
is de Groote Vreugde voor alle dagen, voor
alle tijden De Groote Vreugde, die alle din
gen licht maakt' 't leven en den dood, voor-
en tegenspoed, dag en nacht, verleden en
heden, de toekomst gisteren, vandaag en
tot in eeuwigheid
Dit is de Groote Vreugde.
Want het gaat in dit Kindje om óns. Om
óns leven, óns geluk, ónze vrede, 't Gaat in
dit Kindje om het eenige, dat niet voor zich
zelf geboren werd, maar voor óns. U is he
den de Heiland geboren 't Gaat om ónze
levensvreugde, om de vreugde voor het ge-
heele leven en voor alle omstandigheden.
Een vrede, die duurzamer, rijker en voller
is dan alle vre~ugde van deze wereld en dit
leven bij elkaar. Want het gaat in de geboor
te van dit Kindeke om de Liefde Gods. voor
ons. De Liefde, die zich aanbiedt, geeft, over
geeft. offert, dié zegt: „Ik ben voor U. En
gij moogt van Mij zijn, hoe ge ook zijt, wie
ge ook zijt, wat ge ook geweest zijt" Ge
hebt maar zoo'n beetje voortgeleefd en er
zijn dingen, waarover ge U diep schaamt op
het oogenblik Ge hebt Uw vuisten gebald
en gevloekt over die rotte wereld en ge
hebt in Uw hart God de schuld gegeven van
alle misère. Ge zijt verbitterd geweest over
het lot, dat gij Juist dragen moest en de
vale sluier van de zorg hangt over Uw leven
Ge hebt Uw vrouw bedrogen en Uw kinde
ren verwaarloosd Ge parasiteert misschien
op de ellendige verwarde toestanden van
dezen tijd Ge hebt misschien Uw deel ge
grepen van corruptie en zwendel: ge hebt
ook wel eens iets goeds gedaan en daar
pronkt ge nu mee. daarom hebt ge Uw loon
weg.
Maar hoe ge ook zijt en wie ge ook zijt
en wat ge ook geweëSt zijt, 't Kindje zegt;
„Ik ben voor U de Groote Vreugde", Ik wil
U blij, gelukkig en rijk maken. Daarom
werd ik zoo arm, zoo nameloos arm. Ik ken
Uw nood en Uw nacht, Uw leed en verdriet.
Uw zonde en dood. Ik ben er in neergedoken
als in een donkeren stroom, maar Ik ben
er niet in omgekomen Ik ben voor U: Uw
Heiland. Uv( Redder en daarom de Groote
Vreugde in alles en voor allen, voor de ge-
heele wereld en voor alle volkeren, 't Arme
lijke Kindeke van Bethlehem, geboren in
een stal. gewonden in doeken, zegt tot óns:
„Ik ben Immanuel. God met ons, God voor
ons". Hij is de vader, niet een verre, vreem
de God. niet een ongenaakbare despoot,
geen willekeurige tyran, maar de Vader in
den Hemel, op aarde, voor ons. Onze Vader,
Die in het Kindeke tot ons komt en in deze
armzalige wereld laat geboren worden de
Groote Vreugde van zijn Goddelijke Liefde,
die ónze zonde draagt en ónze schuld ver
zoent, óns tot zijn kinderen maakt
Is dat Vreugde, Groote Vreugde, of niet?
Moeten we daarbij zijn of niet?
Hebben we dat noodig of niet?
Ziet. Ik verkondig U Groote Vreugde.
't Ziet er wel een oeetje anders uit dan
anders. We moeten wel wat overwinnen. Ja.
We moeten ons zelf overwinnen 1 Onze
eigenwijsheid, onze eigengerechtigheid, onze
eigenwilligheid. Maar wie komen wil tot dit
Kindeke en binnen gaan wil in de armelijke
stal, wie ootmoedig wil worden en klein en
knielen aan de voeten van dit Kind en het
aanbidden, zal de Groote Vreugde ontvan
gen
Die Groote Vreugde laat God nog ver
kondigen. ook nog vandaag, ook nog in de-
zei tijd, want de tijd doet er niet toe en
de omstandigheden doen er niet toe We
hoeven de wereld niet fatsoenlijk te maken
en ons leven niet braaf, voordat God ons zijn
verlossende Liefde in Christus schenken
wil. De Groote Vreugde is niet afhankelijk
van de omstandigheden, wordt bepaald noch
door het leven, noch door den dood Zij
straalt als een licht in den duisteren nacht
en trotseert de stormen en weerstaat de
golven. Zij is het wonderbare geschenk der
Goddelijke genade voor een armzalig ver
loren menschen kind, voor U en voor mij.
's-Gravenhage. Ds. A. W. C. de Wit.